Besluit van 9 september 2020, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 20 mei 2020 tot wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen) (Stb. 2020, 160)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 4 september 2020, nr. WJZ/25367378(6741), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel VII van de Wet van 20 mei 2020 tot wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen) (Stb. 2020, 160);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Algemeen

De Wet van 20 mei 2020 tot wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen) (Stb. 2020, 160) treedt in werking met ingang van 1 november 2020, behoudens het bepaalde in de artikelen 2 en 3.

Artikel 2. WPO, WPO BES en WOT

Met ingang van 1 februari 2021 treden in werking:

  • a. artikel I;

  • b. artikel III;

  • c. artikel V.

Artikel 3. Uitzondering

Van artikel II treden niet in werking:

  • a. onderdeel G met betrekking tot artikel 64a, eerste lid, onderdeel a, onder 6°;

  • b. onderdeel Q, tweede tot en met zesde lid.

Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 9 september 2020

Willem-Alexander

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Uitgegeven de zestiende september 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel 1

De Wet meer ruimte voor nieuwe scholen treedt voor het voortgezet onderwijs, het voortgezet onderwijs in Caribisch Nederland en de Experimentenwet onderwijs in werking op 1 november 2020. Dit wijkt af van de regel dat onderwijswetten in werking treden met ingang van 1 augustus of 1 januari (vaste verandermomenten). De reden daarvoor is de volgende. Zowel in de oude als de nieuwe situatie kunnen ieder jaar aanvragen worden ingediend voor het in aanmerkingen brengen voor bekostiging. Bij de oude procedure dienen aanvragen voor het voor bekostiging in aanmerking brengen van een nieuwe school of nevenvestiging uiterlijk 31 oktober gedaan te worden. Daarom is gekozen voor inwerkingtreding onmiddellijk na het laatste moment waarop onder de oude procedure een aanvraag gedaan kan worden. Dit betekent dat nog eenmaal aanvragen volgens de oude procedure mogelijk zijn. Hiermee is er voor de belanghebbenden een duidelijk en logisch breekpunt tussen de oude en de nieuwe procedure. Voor het voortgezet onderwijs is dit moment 1 november. Indien vastgehouden wordt aan het vaste verandermoment van 1 januari, zou dat er in het voortgezet onderwijs toe leiden dat er tussen 1 november 2020 en 1 januari 2021 nog aanvragen onder de oude procedure ingediend kunnen worden, waar de minister voor 1 mei 2022 op zou moeten beslissen. Dit betekent dat zowel de nieuwe als de oude procedure voor beoordeling van de aanvraag gelijktijdig worden uitgevoerd, wat onwenselijk is.

Artikel 2

De wet treedt voor het primair onderwijs en het primair onderwijs in Caribisch Nederland in werking op 1 februari 2021. Dit wijkt af van de bovengenoemde vaste verandermomenten. Zowel in de oude als de nieuwe situatie kunnen ieder jaar aanvragen worden ingediend voor het in aanmerkingen brengen voor bekostiging. Onder de oude procedure kunnen tot 31 januari aanvragen tot opneming in het plan van scholen bij de gemeenteraad worden ingediend. Daarom is gekozen voor inwerkingtreding onmiddellijk na het laatste moment waarop onder de oude procedure een aanvraag gedaan kan worden. Dit betekent dat nog eenmaal aanvragen volgens de oude procedure mogelijk zijn. Hiermee is er voor de belanghebbenden een duidelijk en logisch breekpunt tussen de oude en de nieuwe procedure. Voor het basisonderwijs is dit moment 1 februari. Indien vastgehouden wordt aan het vaste verandermoment van 1 januari, zou dat in het basisonderwijs toe leiden dat het gedurende een jaar niet mogelijk is om een besluit over een nieuwe school te ontvangen. Er kan immers in die situatie geen aanvraag meer worden ingediend onder de oude procedure, en besluit over een aanvraag onder de nieuwe procedure wordt pas in 2022 genomen. Dit is onwenselijk.

Tevens treden op 1 februari 2021 de bepalingen met betrekking tot het onderwijstoezicht in werking. Aangezien de eerste melding van voorgenomen aanvraag pas op 1 juni 2021 gedaan kan worden, is het niet noodzakelijk dat de wijzigingen in het onderwijstoezicht eerder dan 1 februari in werking treden.

Artikel 3

Met dit artikel worden voorlopig twee onderdelen uitgezonderd van inwerkingtreding.

  • a. Uit artikel II, onderdeel G met betrekking tot artikel 64a, eerste lid, onderdeel a, onder 6° volgt dat een nevenvestiging voor praktijkonderwijs voor bekostiging in aanmerking gebracht kan worden. De systematiek van de wet is dat een nieuwe nevenvestiging slechts de onderbouw van een schoolsoort bevat; dit is geregeld in artikel 73b Wvo. Om die reden zijn in artikel 64a voor nevenvestigingen lagere stichtingsnormen opgenomen dan voor nieuwe scholen. Echter het praktijkonderwijs kent geen onderbouw en is daarom ook niet opgenomen in artikel 73b. Dit zou betekenen dat in de vorm van een nevenvestiging een school voor praktijkonderwijs zou kunnen worden gesticht, echter met lagere stichtingsnormen dan bij een reguliere schoolstichting. Dat is onwenselijk. In afwachting van redressering van de verlaagde stichtingsnormen treedt genoemd onderdeel van artikel 64a Wvo voorlopig niet in werking.

  • b. In de huidige situatie is de cursusduur de volgroeiingsperiode; na deze periode wordt bezien of de school genoeg leerlingen heeft om voor bekostiging in aanmerking te blijven komen. De Wet meer ruimte voor nieuwe scholen introduceert in artikel 108 WVO een «halverwegetoets»: een toets op de volgroeiing in het derde jaar van bekostiging. Deze extra drempel kan nadelig uitpakken voor vo-scholen die (net) voor de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen zijn gestart. Zij mochten erop vertrouwen dat zij na een bepaalde datum (de cursusduur, dus maximaal zes jaar) boven de opheffingsnorm moeten zitten. Deze net gestarte scholen nu met de extra opheffingstoets (de «halverwegetoets») te confronteren is strijdig met de rechtszekerheid. Ook voor dit punt zal aanvullende wetgeving tot stand worden gebracht, waarna de bepaling alsnog in werking kan treden.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven