Besluit van 14 juli 2021, houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden en het Paspoortbesluit in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2019/1157 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de versterking van de beveiliging van identiteitskaarten van burgers van de Unie en van verblijfsdocumenten afgegeven aan burgers van de Unie en hun familieleden die hun recht van vrij verkeer uitoefenen (PbEU 2019, L 188)

Wij, Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 9 maart 2021, nr. 2021-0000119718;

Gelet op Verordening (EU) 2019/1157 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de versterking van de beveiliging van identiteitskaarten van burgers van de Unie en van verblijfsdocumenten afgegeven aan burgers van de Unie en hun familieleden die hun recht van vrij verkeer uitoefenen (PbEU 2019, L 188) en de artikelen 2, derde lid, en 7, eerste en derde lid, van de Paspoortwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 7 april 2021, nr. W04.21.0062/I/K);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 juli 2021, nr. 2021-0000197717;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit paspoortgelden wordt als volgt gewijzigd:

A

In de in de kolommen B tot en met E van onderstaande tabel aangeduide bepaling wordt de in kolom F opgenomen tekst telkens vervangen door de in kolom G opgenomen tekst.

A

B

C

D

E

 

F

   

G

 

Nr.

artikel

lid

onderdeel

onder

 

huidige tekst

   

nieuwe tekst

 

1.

6

2

c

1

 

64,03

 

67,58

           

USD

101,04

 

USD

104,97

2.

6

2

c

2

 

32,91

 

36,46

           

USD

66,56

 

USD

70,49

3.

6

3

c

1

 

105,18

 

108,73

           

USD

116,53

 

USD

120,46

           

ANG

208,59

 

ANG

215,63

           

AWG

208,59

 

AWG

215,63

4.

6

3

c

2

 

74,06

 

77,61

           

USD

82,05

 

USD

85,98

           

ANG

146,87

 

ANG

153,91

           

AWG

146,87

 

AWG

153,91

5.

12

2

c

1

 

135,85

 

141,50

6.

12

2

c

2

 

103,00

 

108,65

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «artikel 6, eerste lid, onderdelen a tot en met d» vervangen door «artikel 6, eerste lid, onderdelen a tot en met d».

2. In het vierde lid wordt «artikel 6, eerste lid, onderdeel d» vervangen door «artikel 6, eerste lid, onderdeel e».

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt onder verlettering van de onderdelen d en e tot e en f een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. voor een vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen met een uitreisverbod, ongeacht de leeftijd van de betrokken persoon:

    7,52;

2. In het tweede lid wordt onder verlettering van de onderdelen d en e tot e en f, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. voor een vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen met een uitreisverbod, ongeacht de leeftijd van de betrokken persoon:

    32,91;

3. In het derde lid wordt onder verlettering van onderdeel d naar e een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. voor een vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen met een uitreisverbod, ongeacht de leeftijd van de betrokken persoon:

    74,06;

4. Het zesde lid vervalt.

D

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onder verlettering van de onderdelen d tot en met g tot e tot en met h wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. voor een vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen met een uitreisverbod, ongeacht de leeftijd van de betrokken persoon:

    103,00;

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h (nieuw) door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • i. voor het aanvragen van een document als bedoeld in de onderdelen a en c buiten het Koninkrijk op een andere locatie dan die van de door de Minister van Buitenlandse Zaken ter uitvoering van de artikelen 26, eerste lid, onder d, derde en vierde lid, en 42, eerste lid, van de Paspoortwet aangewezen posten, zijnde een toeslag op de in de onderdelen a en c genoemde bedragen: € 22,70.

2. Het vijfde lid vervalt.

ARTIKEL II

Aan artikel 2.17 van het Paspoortbesluit wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien als gevolg van een tijdelijke verhindering bij de aanvrager geen vingerafdrukken op de nationale identiteitskaart worden opgenomen, bedraagt de geldigheidsduur van de nationale identiteitskaart één jaar.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 14 juli 2021

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Uitgegeven de zestiende juli 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Dit besluit wijzigt zowel het Besluit paspoortgelden als het Paspoortbesluit.

De wijziging van het Besluit paspoortgelden betreft een aanpassing van de op basis van artikel 7 van de Paspoortwet vast te stellen tarieven voor reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaarten. Het gaat daarbij om:

  • a. de maximumtarieven die een gemeente of openbaar lichaam ingevolge artikel 7, derde lid, van de Paspoortwet ten hoogste aan een aanvrager van een document in rekening mag brengen. (artikel 6, tweede en derde lid, van het Besluit paspoortgelden);

  • b. de in artikel 7, eerste lid, onder b, van die wet genoemde rechten die een aanvrager aan het Rijk moet voldoen als de aanvraag voor het document wordt gedaan bij een andere dan de onder a genoemde instantie (bijvoorbeeld Koninklijke marechaussee of buitenlandse post) (artikel 12, eerste en tweede lid, van het Besluit paspoortgelden).

De wijziging van het Paspoortbesluit betreft het ook voor de Nederlandse identiteitskaart invoeren van een kortere geldigheid van één jaar, indien tijdelijk geen vingerafdrukken van de aanvrager kunnen worden opgenomen.

2. Toelichting op tariefswijzigingen

Op grond van dit besluit worden de in het Besluit paspoortgelden opgenomen tarieven gewijzigd.

De tarieven voor de Nederlandse identiteitskaarten worden gewijzigd vanwege de introductie van de vingerafdruk op de Nederlandse identiteitskaart. Deze toevoeging volgt uit artikel 3, vijfde lid, van Verordening (EU) 2019/1157 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de versterking van de beveiliging van identiteitskaarten van burgers van de Unie en van verblijfsdocumenten afgegeven aan burgers van de Unie en hun familieleden die hun recht van vrij verkeer uitoefenen (PbEU 2019, L 188, hierna: de verordening). In de rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2019/1157 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de versterking van de beveiliging van identiteitskaarten van burgers van de Unie en van verblijfsdocumenten afgegeven aan burgers van de Unie en hun familieleden die hun recht van vrij verkeer uitoefenen (PbEU 2019, L 188) (uitvoering verordening identiteitskaarten) (hierna: de rijkswet) wordt voor Nederland aan deze verordening uitvoering gegeven door wijziging van artikel 3, tweede lid, en artikel 28, derde lid, van de Paspoortwet.1

a. Opbouw tarieven

Het bedrag van de (maximum) tarieven die bij een aanvrager in rekening mogen worden gebracht op grond van artikel 7, eerste lid, onder a, Paspoortwet bestaat uit twee delen. Het eerste deel bestaat uit de aan het Rijk verschuldigde kosten voor reisdocumenten. Deze kosten staan in het Besluit paspoortgelden weergeven in artikel 6, eerste lid. De aan het Rijk verschuldigde kosten zijn samengesteld uit de kosten die gemaakt worden voor de productie, personalisatie en distributie van de reisdocumenten, de apparaatskosten van het onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat met de zorg voor de reisdocumentenketen is belast, en een jaarlijkse opslag om grote schommelingen in de tarieven te voorkomen. Deze bedragen zijn als gevolg van de verordening niet gewijzigd, omdat de wijzigingen noodzakelijk voor de uitvoering van de verordening slechts leiden tot eenmalige kosten. De belangrijkste reden hiervoor is dat de chip in de identiteitskaart reeds geschikt is voor het verwerken van de vingerafdrukken in het document. Omdat er geen structurele verhoging van de kosten is voor de productie van het document kan het rijksdeel van de leges gelijk blijven. De Tweede Kamer is hierover bericht op 17 juni 2020.2

Het tweede deel van de tarieven bestaat uit de leges die uitgevende instanties mogen heffen om de uitgifte van het paspoort en bijbehorende dienstverlening te bekostigen. De tarieven worden op basis van kosten en baten berekend, dusdanig dat deze in evenwicht zijn met elkaar. Deze tarieven zijn wat betreft de Nederlandse identiteitskaart opgenomen in artikel 6, tweede en derde lid, en in artikel 12, tweede lid, van het Besluit paspoortgelden.

Voor de uitgevende instanties die identiteitskaarten uitgeven worden als gevolg van de verordening extra handelingen voorzien, namelijk het afnemen van vingerafdrukken. Tot 2014 werd de vingerafdruk reeds afgenomen voor de identiteitskaart. Bij de wijziging van de Paspoortwet3 die de identiteitskaart uitzonderde van de opname van vingerafdrukken is het dienstverleningsdeel van de leges voor identiteitskaarten verlaagd met 14% voor gemeenten en 6% voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Vanwege de introductie van de vingerafdrukken op de identiteitskaarten worden de leges voor de identiteitskaarten verhoogd. Deze verhoging is gelijk aan de verlaging van destijds. De tarieven voor de vervangende Nederlandse identiteitskaart zijn ongewijzigd, omdat op die identiteitskaarten geen vingerafdrukken worden opgenomen.4

b. Afronding tarieven

Bij het vaststellen van nieuwe tarieven worden deze in bepaalde gevallen afgerond. Zo heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken in 2019 een verzoek ingediend om de tarieven voor aanvragen buiten het Koninkrijk (artikel 12, tweede lid, van het Besluit paspoortgelden) op 5 eurocent naar beneden af te ronden. Bij dit besluit is dit verzoek wederom verwerkt in de tarieven.

Tarieven voor gemeenten en openbare lichamen (artikel 6, tweede en derde lid, van het Besluit paspoortgelden) worden niet afgerond. Gemeenten en openbare lichamen hebben een eigen beleidsvrijheid om het tarief voor een paspoort of identiteitskaart in hun eigen legesverordening naar beneden af te ronden naar de hoogte die zij zelf willen. Uitgangspunt is dat de tarieven niet hoger zijn dan het maximumbedrag dat in dit besluit wordt vastgesteld. Daarom worden de maximumtarieven voor alle gemeenten in de artikelen 6, tweede en derde lid, niet afgerond.

c. Gehanteerde wisselkoersen

Voor de tarieven die ook in buitenlandse valuta moeten worden vastgesteld, is de gehanteerde wisselkoers relevant. Om de tarieven tussen de Caribische landen niet van elkaar te laten afwijken is in overleg met de landen er in 2017 voor gekozen om de tarieven tot stand te laten komen via de dollarkoers. Het hanteren van rechtstreekse wisselkoersen zou leiden tot kleine verschillen in de tarieven voor de Caribische landen. Alle bedragen in euro’s zijn, waar van toepassing, omgerekend naar de Amerikaanse dollar (USD) gebaseerd op de wisselkoers van 29 mei 2020. Deze datum is gehanteerd omdat op die dag de tarieven werden omgerekend en betreffende koersen werden geraadpleegd. Van daaruit zijn de bedragen omgerekend naar Antilliaanse gulden (ANG) en Arubaanse florin (AWG) volgens de verhouding 1 USD = 1,79 AWG/ANG. ANG en AWG zijn gekoppeld aan de USD waarbij een koers van 1,79 wordt gehanteerd. De gehanteerde wisselkoersen bedroegen:

 

1 EUR =

1 USD =

USD

1,1079

1,00

AWG

1,983

1,79

ANG

1,983

1,79

d. kosten bij aanvraag in het buitenland op alternatieve locatie

De verordening verplicht om gedurende het aanvraagproces van een identiteitskaart minimaal eenmaal fysiek te verschijnen per aanvraag. Die verschijningsplicht dient voor identificatie en om biometrische kenmerken af te nemen. De verordening biedt geen ruimte om vanwege zwaarwegende redenen af te wijken van de verschijningsplicht. Zodoende is de mogelijkheid om daar een uitzondering op te maken geschrapt wat betreft de identiteitskaarten.5 Een alternatief voor personen die wegens ziekte of andere zwaarwegende omstandigheden niet in persoon op de aanvraaglocatie kunnen verschijnen is een huisbezoek. Met het aanbieden van mogelijkheden om op een andere locatie dan de door de Minister van Buitenlandse Zaken aangewezen posten (bijvoorbeeld bij een huisbezoek in geval van zwaarwegende redenen, maar ook tijdens een consulair spreekuur) een aanvraag voor een paspoort of een identiteitskaart in te dienen, zijn kosten gemoeid. Door het introduceren van een toeslag kan het Ministerie van Buitenlandse Zaken de consulaire spreekuren beter, doelgerichter en breder organiseren en huisbezoek in geval van zwaarwegende redenen mogelijk maken. Daarom wordt de basis gecreëerd voor de Minister van Buitenlandse Zaken om een toeslag te heffen voor deze dienstverlening.

Deze toeslag is van toepassing indien de aanvraag wordt gedaan op een andere locatie dan de door de Minister van Buitenlandse Zaken aangewezen posten. De op dit moment aangewezen posten zijn te vinden in het Besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken van 4 oktober 2019 over de aanwijzing posten bevoegd in ontvangst nemen aanvragen reisdocumenten en identiteitskaarten van 4 oktober 2019 (Stcrt. 2019, 56199, rectificatie Stcrt. 2019, 62909).

De toeslag wordt nu vastgesteld op € 22,70. De toeslag is gestoeld op een inschatting van de kosten die gemoeid zijn met het innemen van een aanvraag op een andere dan de daartoe aangewezen locaties van de posten. De inschatting is gebaseerd op beperkte historische gegevens en ervaringen die het Ministerie van Buitenlandse Zaken tot nu toe heeft opgedaan met consulaire spreekuren en de alternatieve verschijningsplicht. Na invoering van de toeslag zal de ervaring die daarmee wordt opgedaan worden geëvalueerd, wat kan leiden tot een aanpassing van de toeslag. De toeslag wordt enkel gebruikt om het innemen van aanvragen voor paspoorten en identiteitskaarten op een andere dan de daartoe aangewezen locaties van de posten te financieren. Indien tijdens een consulair spreekuur nog andere consulaire diensten worden verleend, zal voor berekening van die dienstverlening ter plaatse waar nodig de Wet op de consulaire tarieven worden toegepast. Die eventuele andere consulaire activiteiten worden dus bekostigd uit andere gelden dan de paspoortgelden.

Bij de toeslag is het principe van kruissubsidiering van toepassing tussen aanvragen die via het consulair spreekuur en bij een huisbezoek worden ingenomen. Aanvragen via een huisbezoek zullen een hogere kostprijs kennen, dit zal echter alleen een optie zijn als iemand aantoonbaar niet in staat is fysiek te verschijnen op een aangewezen post of consulair spreekuur. Hierbij is het uitgangspunt om alle Nederlanders in het buitenland op een klantvriendelijke en betaalbare manier van een geldig reis- of identiteitsdocument te kunnen blijven voorzien.

Deze toeslag geldt naast de identiteitskaart ook voor het paspoort, ondanks het feit dat de verordening niet leidt tot wijzigingen in het proces van de aanvraag van paspoorten. Het ligt namelijk in de verwachting dat meer mensen een paspoort zullen aanvragen in plaats van een Nederlandse identiteitskaart, zodra de verschijningsplicht voor de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart gaat gelden. De reden daarvoor is dat aanvragers die tot nu toe nog op basis van zwaarwegende redenen via de alternatieve verschijningsplicht alleen een identiteitskaart konden krijgen, nu mogelijk kiezen voor een paspoort, omdat ze voor beide aanvragen hoe dan ook in persoon moeten verschijnen en een paspoort, anders dan een identiteitskaart, ook een reisdocument is. Zodoende is ervoor gekozen om de toeslag ook in te stellen voor paspoortaanvragen die worden gedaan op een andere locatie dan de aangewezen posten om de kosten te financieren. Het is ook redelijk om voor die vergelijkbare aanvraagprocedures dezelfde toeslag te heffen.

3. Toelichting op wijziging Paspoortbesluit

Als gevolg van de verordening worden uiterlijk met ingang van 2 augustus 2021 op de Nederlandse identiteitskaart ook vingerafdrukken opgenomen. Ter uitvoering van artikel 10, tweede lid, van die verordening is in artikel 28a van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 een regeling getroffen voor de situaties waarin het als gevolg van een tijdelijke verhindering onmogelijk is om van de aanvrager op het moment van indienen van de aanvraag twee vingerafdrukken op te nemen. In samenhang daarmee wordt nu in het Paspoortbesluit, net zoals dat is gebeurd voor bijvoorbeeld het nationale paspoort in artikel 2.2, tweede lid, van het Paspoortbesluit, bepaald dat indien als gevolg van een tijdelijke verhindering bij de aanvrager geen vingerafdrukken op de nationale identiteitskaart worden opgenomen, de geldigheidsduur van de nationale identiteitskaart één jaar bedraagt. Een dergelijke verkorte geldigheid in deze situaties is toegestaan op grond van artikel 4, derde lid, van de verordening.

4. Administratieve lasten en financiële gevolgen

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en voor burgers.

Voor burgers zal de aanschafprijs van een identiteitskaart toenemen. Het uitgangspunt bij de doorberekening van kosten voor reis- en identiteitsdocumenten is dat er sprake is van kostendekkende financiering. Het afnemen van vingerafdrukken kost meer tijd in het aanvraagproces van de Nederlandse identiteitskaart. Dit leidt tot een stijging van de tarieven bij de uitgevende instanties ten behoeve van de dienstverlening die zij bieden.

Voor burgers in het buitenland wordt een mogelijkheid geboden om op een andere dan de daartoe aangewezen locaties een identiteitskaart aan te vragen. Hier zal een toeslag tegenover staan, ook voor het aanvragen van paspoorten op dergelijke locaties. Dit pas binnen het uitgangspunt dat de aanschafprijs van een paspoort en identiteitskaart kostendekkend gefinancierd worden.

De financiële gevolgen, alsmede de administratieve- en uitvoeringslasten zijn uitgebreid aan de orde gekomen in hoofdstuk 6 van de memorie van toelichting bij de rijkswet. Het onderhavige besluit brengt geen wijzigingen aan in de uitvoeringslasten, financiële aspecten en regeldrukgevolgen zoals die eerder in de hiervoor aangehaalde Kamerstukken in beeld zijn gebracht.

5. Consultatie

Het ontwerpbesluit is voorgelegd aan vertegenwoordigers van de uitgevende instanties: VNG, NVVB, aan de openbare lichamen, de uitgevende instanties en de huizen van Aruba, Sint Maarten en Curaçao, het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Koninklijke Marechaussee. Hierop zijn vooral instemmende reacties ontvangen van de VNG, NVVB, het openbare lichaam Bonaire, de uitvoerende instanties van Aruba en Curaçao, het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Koninklijke Marechaussee. De reacties van de VNG en Buitenlandse Zaken hebben geleid tot enkele meer technische aanpassingen en aanvulling van paragraaf 4 met de financiële gevolgen.

Ten slotte wordt opgemerkt dat het Adviescollege toetsing regeldruk, aan welk het ontwerpbesluit is voorgelegd, het dossier niet heeft geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Zie voor een toelichting op de verhoging van de tarieven in onderdeel A de paragraaf 2 van het algemeen deel van deze nota van toelichting.

De tarieven in artikel 6, tweede lid, betreffen de leges die gemeenten of openbare lichamen mogen heffen om de uitgifte van het reisdocument en bijbehorende dienstverlening te bekostigen.

De tarieven in artikel 6, derde lid, betreffen de rechten die aangewezen gemeenten mogen heffen aan personen die niet als ingezetene in de basisregistratie persoonsgegevens (hierna: BRP) staan ingeschreven. Hier gaat het om personen met de Nederlandse nationaliteit maar die niet in Nederland woonachtig zijn en daarom niet als ingezetene staan ingeschreven in de BRP.

De tarieven in artikel 12, tweede lid, betreffen de tarieven die uitgevende instanties buiten het Koninkrijk mogen heffen; wat betreft de Nederlandse identiteitskaart gaat het dan om de Minister van Buitenlandse Zaken en de hoofden van de door hem aangewezen consulaire posten.

Onderdelen B, C en D

In de onderdelen C en D worden de artikelen 6 en 12 ten eerste aangepast in verband met de vervangende Nederlandse identiteitskaart. De artikelen 6, zesde lid, en 12, vijfde lid, zijn vervallen. In die artikelleden was bepaald dat hetgeen in het betreffende artikel was bepaald ten aanzien van een Nederlandse identiteitskaart ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, van overeenkomstige toepassing was op een vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen met een uitreisverbod, ongeacht de leeftijd van de betrokken persoon. Nu de tarieven voor de Nederlandse identiteitskaart zijn verhoogd en die verhoging voor de vervangende Nederlandse identiteitskaart niet geldt (zie paragraaf 2a van het algemeen deel van deze toelichting), konden die bepalingen niet in stand blijven. In plaats daarvan is in de artikelen 6, eerste en tweede lid, en 12, tweede lid, steeds een apart onderdeel toegevoegd met daarin het (ongewijzigde) tarief voor de vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen aan wie een verbod is opgelegd als bedoeld in artikel 3 van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding. Dit tarief is uitsluitend in Euro’s, omdat de vervangende Nederlandse identiteitskaart alleen in Nederland wordt uitgereikt.

Ten tweede wordt aan artikel 12, tweede lid, een onderdeel toegevoegd in verband met de toeslag die van toepassing wordt indien de aanvraag voor een paspoort of een Nederlandse identiteitskaart wordt gedaan op een andere locatie dan de door de Minister van Buitenlandse Zaken aangewezen posten (zie paragraaf 2d van het algemeen deel van deze toelichting).

De verwijzingen in artikel 2, derde en vierde lid, naar artikel 6 zijn in onderdeel B in lijn gebracht met het nieuwe onderdeel d over de vervangende Nederlandse identiteitskaart en de daarmee samenhangende verlettering van de onderdelen d naar e.

Artikel II

Dit artikel bevat de wijziging van artikel 2.17 van het Paspoortbesluit, zoals toegelicht in paragraaf 3 van het algemeen deel van deze toelichting, als gevolg waarvan de geldigheidsduur van een nationale identiteitskaart één jaar bedraagt, indien als gevolg van een tijdelijke verhindering bij de aanvrager geen vingerafdrukken op de nationale identiteitskaart worden opgenomen.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


X Noot
1

Kamerstukken 35552-(R2148).

X Noot
2

Kamerstukken II 2019/2020, 25 764, nr. 126 .

X Noot
3

Wijziging van de Paspoortwet in verband met onder meer de status van de Nederlandse identiteitskaart.

X Noot
4

Kamerstukken II 2019/20, 35552-(R2148), nr. 3, blz. 7.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2019/20, 35552-(R2148), nr. 3, blz. 7.

Naar boven