Besluit van 18 juni 2021 tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met de implementatie van het op 7 december 2018 aangenomen protocol 2018-II-10 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2021, nr. IENW/BSK-2021/93680, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op resolutie 2018-II-10 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 7 december 2018 en artikel 5.12, tweede lid, onderdeel b, van de Arbeidstijdenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 mei 2021, nr. W17.21.0124/IV;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 14 juni 2021, nr. IENW/BSK-2021/141410, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 5.5:3, tweede lid, van het Arbeidstijdenbesluit vervoer wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt de puntkomma vervangen door «, en».

2. Onder vervanging van «, en» door een punt in onderdeel b vervalt onderdeel c.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 18 juni 2021

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Uitgegeven de zevende juli 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen deel

1.1 Inleiding

Deze wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (Atbv) houdt verband met de implementatie van resolutie 2018-II-10 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (hierna: CCR) in de Binnenvaartregeling. Met deze resolutie is het rusten tijdens de vaart mogelijk gemaakt en is het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn (hierna: Rsp) daarop aangepast (integraal opgenomen als bijlage 1.9 bij de Binnenvaartregeling).

1.2 Internetconsultatie

Er heeft geen internetconsultatie plaatsgevonden met betrekking tot de in dit wijzigingsbesluit opgenomen wijziging. Met de wijziging is een resolutie van de CCR geïmplementeerd in de Nederlandse regelgeving. Er is geen ruimte om hiervan af te wijken. De implementatie van internationale regelgeving wordt als uitzonderingsgrond genoemd in de brief van de Minister van Justitie van 15 januari 2008 (Kamerstukken II 2016/2017, 29 515, nr. 397, op grond waarvan internetconsultatie achterwege kan blijven.

1.3 Toezicht en handhaving

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) is belast met het toezicht op en de handhaving van de regelgeving die bij het onderhavige wijzigingsbesluit gewijzigd wordt. Het wijzigingsbesluit is voor een HUF-toets (Handhaafbaarheid, Uitvoerbaarheid en Fraudebestendigheid) aan de ILT voorgelegd en is beoordeeld als handhaafbaar, uitvoerbaar en fraudebestendig. De wijziging heeft geen personele of financiële consequenties voor de ILT.

1.4 Nalevingskosten

Deze wijziging is aan het ATR voorgelegd. ATR heeft geen formeel advies uitgebracht over het voorstel aangezien er naar verwachting geen (omvangrijke) gevolgen voor de regeldruk optreden. In de praktijk wordt al volledig gewerkt conform het gewijzigde Rsp. De onderhavige wijziging betreft slechts het gelijkschakelen van het besluit en het Rsp. Daarom zullen in de praktijk geen merkbare regeldrukgevolgen optreden als gevolg van dit wijzigingsbesluit.

1.5 Administratieve lasten

Dit wijzigingsbesluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

In het Rsp is, ter implementatie van resolutie 2018-II-10, bepaald dat bemanningsleden van een schip dat in de exploitatiewijze A1 en A2 vaart, zoals bedoeld in artikel 3.10 van het Rsp, hun rusttijd tijdens de vaart aan boord mogen doorbrengen. Voorheen moest de bemanning 8 uur respectievelijk 6 uur buiten de vaart rusten. Dat betekende dat het schip gedurende die tijd stil moest liggen en de inzetbaarheid van het schip werd beperkt. Als gevolg van de wijziging van het Rsp kunnen bemanningsleden nu tijdens de vaart rusten. Het Atbv is hiermee in overeenstemming gebracht door het schrappen van onderdeel c van artikel 5.5:3 van het Atbv waarin de verplichting tot het nemen van rust buiten de vaart was opgenomen.

Artikel II

Het besluit treedt in werking op de dag na de dag van publicatie in het Staatsblad. Hiermee wordt afgeweken van de invoeringstermijn van twee maanden en van de vaste verandermomenten voor algemene maatregelen van bestuur. De reden is dat met deze wijziging internationale regelgeving wordt geïmplementeerd. Bovendien is de doelgroep gebaat bij spoedige inwerkingtreding omdat er dan tijdens de vaart kan worden gerust.

Deze nota van toelichting wordt ondertekend mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven