Tijdelijk besluit van 28 mei 2021 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 vanwege een vermindering van het les- en cursusgeld 2021–2022 in verband met de uitbraak van COVID-19

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 16 april 2021, nr. WJZ/27631456(12666) directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 5, vierde lid, en 6, vijfde lid, van de Les- en cursusgeldwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 april 2021, nr. W05.21.0116/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 25 mei 2021, nr. WJZ/27806777(12666), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING UITVOERINGSBESLUIT LES- EN CURSUSGELDWET 2000

Het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 17 komt te luiden:

Artikel 17. Tijdelijke vermindering les- en cursusgeld vanwege COVID-19 cursusjaar 2021–2022

  • 1. Het lesgeld voor het cursusjaar 2021–2022 wordt verminderd met 50 procent van het bedrag aan lesgeld dat op grond van artikel 5, tweede lid, van de wet voor de lesgeldplichtige is vastgesteld.

  • 2. Het cursusgeld voor het cursusjaar 2021–2022 wordt verminderd met 50 procent van het bedrag aan cursusgeld dat op grond van artikel 15 voor de cursusgeldplichtige is vastgesteld.

B

Artikel 17 vervalt.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 2021, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van 1 augustus 2022.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 mei 2021

Willem-Alexander

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Uitgegeven de tiende juni 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

1. Aanleiding

In maart 2020 werd Nederland getroffen door de coronacrisis en deze crisis is nog steeds niet ten einde. Ook de vele studenten en medewerkers in het middelbaar beroepsonderwijs (hierna: mbo) en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (hierna: vavo) werden en worden hiermee geconfronteerd. Instellingen moesten noodgedwongen hun deuren grotendeels sluiten en schakelden voor het merendeel over op online onderwijs. Hoewel er daarna sprake was van enige verlichting voor studenten door de mogelijkheid om fysiek onderwijs te volgen, werd deze mogelijkheid beperkt door de RIVM-richtlijnen en de afspraken over het OV-gebruik om veilig reizen mogelijk te maken. Vanaf half december 2020 gold opnieuw een strenge lockdown. Ondanks de enorme inspanningen van de onderwijsinstellingen om in deze lastige tijden het onderwijs doorgang te laten vinden, ondervinden studenten veel last van de coronacrisis en de in dit kader genomen maatregelen. Zij krijgen minder fysiek onderwijs, kunnen lastiger een stage vinden en hebben het daarbij financieel soms zwaar door het verlies van hun bijbaan. Met name bij opleidingen met een grote praktijkcomponent, hebben de beperkende maatregelen in het kader van COVID-19 in bepaalde gevallen tot studievertraging geleid.

Vanuit een diepgevoelde verantwoordelijkheid voor de toekomst van de huidige generatie leerlingen en studenten heeft het kabinet besloten tot een Nationaal Programma Onderwijs (hierna: NPO).1 Het doel van het NPO is om studenten te helpen hun gaven en talenten tot bloei te brengen, ondanks de coronacrisis en de gevolgen daarvan voor het onderwijs. Met het NPO worden stevige maatregelen genomen om mogelijke vertraging en achterstanden te voorkomen en om reeds opgelopen vertraging en achterstanden waar mogelijk zo snel mogelijk in te halen. Eén van de maatregelen ziet op het les- en cursusgeld dat mbo- en vavo-studenten moeten betalen voor cursusjaar 2021–2022.

2. Hoofdlijnen van het voorstel

Door de coronacrisis hebben studenten mogelijk studievertraging opgelopen. Voor veel mbo- en vavo-studenten betekent langer studeren dat zij langer les- en cursusgeld moeten betalen. Het is niet meer dan billijk dat deze studenten voor deze vertraging worden gecompenseerd. Omdat het lastig is om per student de opgelopen vertraging te bepalen en omdat dit tot onevenredig hoge uitvoeringskosten zal leiden, is besloten tot een generieke halvering van het les- en cursusgeld voor cursusjaar 2021–2022. Wanneer een student vertraging oploopt, is dit gemiddeld genomen zo’n half jaar. Dit is dan ook als uitgangspunt gehanteerd. Deze halvering zorgt er daarnaast voor dat studenten financieel worden ontlast in een tijd waarin bijbanen schaars zijn. De vermindering van het les- en cursusgeld zal geen invloed hebben op tegemoetkomingen, financieringen en kredieten op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en studiekosten, zodat de studenten ten volle kunnen profiteren van de compensatie.

Financiële compensatie voor studenten die studeren aan bekostigde instellingen

Voor mbo- en vavo-studenten die aan bekostigde instellingen studeren, geldt dat zij vanaf 18 jaar les- en cursusgeld betalen om een opleiding te kunnen volgen. Dit tarief is een in wet- en regelgeving vastgesteld tarief dat jaarlijks wordt geïndexeerd.2 Mbo-studenten aan de beroepsopleidende leerweg (hierna: bol) en vavo-studenten die een voltijd vavo-opleiding volgen, zijn het bedrag aan lesgeld verschuldigd aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO). Mbo-studenten aan de beroepsbegeleidende leerweg (hierna: bbl) en deeltijd vavo-studenten betalen cursusgeld, dat per cursusjaar (mbo) of per elke 45 minuten onderwijs (vavo) verschuldigd is aan de mbo-instelling. Voor de bbl-opleidingen geldt bovendien een onderscheid in hoogte van het cursusgeld tussen enerzijds de entreeopleiding en niveau 2 en anderzijds niveaus 3 en 4.

Bekostigde instellingen mogen hun studenten op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB) geen compensatie bieden voor les- en cursusgeld.3 Daarom wordt dit in het onderhavige besluit geregeld. Per categorie studenten staat hieronder vermeld welk bedrag zij oorspronkelijk in cursusjaar 2021–2022 zouden moeten betalen volgens het huidige tarief en wat zij gaan betalen na de halvering.

Groep studenten

Huidig(e) systematiek/tarief 2021–2022

Voorgesteld(e) systematiek/tarief 2021–2022

Tarief lesgeld voor bol-studenten in het mbo, zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, Les- en cursusgeldwet jo. artikel 3 van de Regeling tarieven lesgeld en cursusgeld 2021–2022

€ 1.216

€ 608

Tarief lesgeld voor voltijd rijksbekostigde vavo-studenten, zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, Les- en cursusgeldwet jo. artikel 3 van de Regeling tarieven lesgeld en cursusgeld 2021–2022

€ 1.216

€ 608

Tarief cursusgeld voor bbl-studenten (entree en niveau 2) in het mbo, zoals bedoeld in artikel 15, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 jo. artikel 4, onder a, van de Regeling tarieven lesgeld en cursusgeld 2021–2022

€ 253

€ 126

Tarief cursusgeld voor bbl-studenten (niveau 3 en 4) in het mbo, zoals bedoeld in artikel 15, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 jo. artikel 4, onder b, van de Regeling tarieven lesgeld en cursusgeld 2021–2022

€ 612

€ 306

Tarief cursusgeld voor deeltijd rijksbekostigde vavo-studenten, zoals bedoeld in artikel 15, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 jo. artikel 4, onder c, van de Regeling tarieven lesgeld en cursusgeld 2021–2022

€ 0,80 per 45 minuten onderwijs

€ 0,40 per 45 minuten onderwijs

Geen financiële compensatie voor studenten die studeren aan niet-bekostigde instellingen

Studenten die aan een niet-bekostigde instelling (oftewel: een andere instelling voor beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.4.1 WEB) studeren, zijn hiervoor een door de instelling te bepalen tarief (niet zijnde les- of cursusgeld in de zin van de Les- en cursusgeldwet) verschuldigd. Doordat deze instellingen zelf hun tarief bepalen, kunnen zij ook zelf bepalen of zij studenten een compensatie voor de ondervonden hinder en mogelijk opgelopen vertraging als gevolg van de coronacrisis geven. Dit werkt hetzelfde als bij bedrijven in andere sectoren, zoals de luchtvaartsector en de cultuursector. Het is in deze sectoren aan de onderneming zelf om te bepalen op welke manier consumenten gecompenseerd worden voor het nadeel dat zij hebben ondervonden, bijvoorbeeld met een voucher of terugbetaling.

Financiële compensatie voor bekostigde instellingen

De lesgelden worden voldaan aan het ministerie van OCW, terwijl de cursusgelden direct aan de instellingen worden betaald door de studenten. Doordat het voornemen is om het wettelijk tarief van het les- en cursusgeld voor cursusjaar 2021–2022 te halveren, zullen bekostigde instellingen voor cursusjaar 2021–2022 minder inkomsten uit cursusgeld hebben. De instellingen worden via de lumpsum gecompenseerd voor dit gederfde verlies aan cursusgeldinkomsten. De lesgelden worden jaarlijks door DUO geïnd. De lesgeldontvangsten voor het cursusjaar 2021–2022 op de OCW-begroting worden neerwaarts bijgesteld.

Geen financiële compensatie voor niet-bekostigde instellingen

Doordat instellingen die niet-bekostigde opleidingen verzorgen, in beginsel vrij zijn in het vaststellen van het tarief dat zij van studenten vragen, worden zij met dit besluit niet verplicht om studenten voor cursusjaar 2021–2022 een lager tarief in rekening te brengen. Zij mogen dit uiteraard wel doen. Er is dan ook niet automatisch sprake van gederfde inkomsten bij deze instellingen. De niet-bekostigde instellingen worden niet door het ministerie van OCW gecompenseerd voor eventuele gederfde inkomsten (mochten zij zelf besluiten tot compensatie van hun studenten over te gaan). Eventueel kunnen deze bedrijven gebruikmaken van steunmaatregelen die voor het bedrijfsleven zijn ingericht.

3. Gevolgen en regeldruk

Instellingen

De wijziging van de tarieven leidt niet tot significante extra lasten voor de onderwijsinstellingen. Zo moeten zij jaarlijks al voor alle groepen studenten een aangepast tarief vaststellen. Het kan wel dat zij de systemen een tweede keer moeten aanpassen, omdat zij het eerder vastgestelde tarief al hebben ingevoerd. Omdat het lesgeld direct aan DUO wordt betaald, hoeven de instellingen slechts de tarieven voor het cursusgeld aan te passen. Er zijn drie tarieven die dienen te worden aangepast, zoals benoemd in de tabel op pagina 4. Wanneer alle bekostigde mbo-instellingen (62) alle drie de tarieven aan moeten passen, gaat het om een bedrag van € 83.700,–. Dit komt neer op € 1.350,– per mbo-instelling. In dit bedrag zit onder andere het kennisnemen van de wijziging, het uitvoeren van berekeningen en controleren van gegevens, maar ook vergaderingen en de communicatie erover met de student. De onderwijsinstellingen dienen zich in te spannen richting studenten zo tijdig en volledig mogelijk te communiceren over deze wijziging.

Bovengenoemd bedrag is uiteraard lager voor de bekostigde mbo-instellingen die bijvoorbeeld geen vavo aanbieden (waardoor er een tarief minder aangepast moet worden). Ook zijn in deze berekening alle mbo-instellingen meegenomen, terwijl er ook mbo-instellingen kunnen zijn die het tarief nog niet hadden ingevoerd en het dus ook een tweede keer hoeven in te voeren. Naar verwachting ligt het totale bedrag dus ook iets lager.

Studenten

De halvering van het les- en cursusgeld zal volledig geautomatiseerd toegekend worden. Studenten hoeven daarvoor dus geen actie te ondernemen. Daarmee is het voorstel zo vormgegeven dat geen beroep wordt gedaan op het doenvermogen van studenten.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

Gendergelijkheid

De maatregelen in dit besluit worden generiek getroffen zonder daarbij onderscheid te maken naar gender, waardoor dit besluit geen effecten heeft op de gendergelijkheid.

4. Gevolgen voor Caribisch Nederland

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor Caribisch Nederland, omdat de Les- en cursusgeldwet en de daarop gebaseerde regelgeving uitsluitend van toepassing is op Europees Nederland. Studenten in Caribisch Nederland zijn geen les- en cursusgeld verschuldigd en worden daarom niet gecompenseerd.4

5. Uitvoering

Dit besluit heeft nagenoeg geen gevolgen voor de uitvoering van de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO). Alleen het tarief van het les- en cursusgeld wordt voor cursusjaar 2021–2022 gehalveerd. De vermindering van het les- en cursusgeld heeft geen invloed op tegemoetkomingen op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en studiekosten. Deze bedragen worden berekend op basis van het volledige bedrag les- of cursusgeld. Hiervoor wijzigt dus niets in de uitvoering voor DUO. Uitzondering hierop is het levenlanglerenkrediet, waarbij het krediet specifiek bedoeld is om het lesgeld mee te voldoen. Voor wat betreft de inning van het lesgeld, geldt dat DUO de huidige systematiek zal handhaven, zij het dat in 2021–2022 slechts de helft van het lesgeld zal hoeven te worden betaald. De betalingsregeling in 9 termijnen zal worden gehandhaafd, waarbij het termijnbedrag zal worden gehalveerd. Deze verlaging van het lesgeld is daarmee maakbaar en uitvoerbaar en ook hier geldt dat er geen aanpassing van de processen vereist is. DUO vraag wel aandacht voor het tijdig voorlichten van de verschillende doelgroepen die het betreft.

Doordat het voornemen is om het wettelijk tarief van het les- en cursusgeld voor cursusjaar 2021–2022 te halveren, zullen bekostigde instellingen voor cursusjaar 2021–2022 minder inkomsten uit cursusgeld hebben. De instellingen worden via de lumpsum gecompenseerd voor dit gederfde verlies aan cursusgeldinkomsten. Dit is voor DUO uitvoerbaar.

Naar aanleiding van de reacties van de Inspectie van het Onderwijs en ADR is de toelichting verduidelijkt.

6. Financiële gevolgen

De wijzigingen met betrekking tot halvering les- en cursusgeld hebben gevolgen voor de OCW-begroting. Gevolg van dit besluit is dat instellingen en DUO voor cursusjaar 2021–2022 een lager tarief aan les- en cursusgeld hanteren voor de student. De instellingen hebben hierdoor gederfde inkomsten en worden via de bekostiging gecompenseerd. De budgettaire gevolgen van de halvering van het les- en cursusgeld voor het vavo en mbo zijn verwerkt in de zesde incidentele suppletoire begroting van OCW.5 Op basis van de referentieraming 2021 is een schatting gemaakt van de kosten van de maatregel.

Cursusgeld

Voor het cursusgeld voor het vavo en mbo is rekening gehouden met een compensatiebedrag van € 44 miljoen. Daarbij is rekening gehouden met alle ingeschreven studenten aan bekostigde instellingen (circa 122.000 studenten) voor cursusjaar 2021–2022. Voor het vavo gaat het om € 1,5 miljoen en voor het mbo om € 42,5 miljoen. Dit is vanwege de inning per cursusjaar (september 2021 t/m augustus 2022) verdeeld over de jaren 2021 en 2022 op basis van circa 1/3e in 2021 en 2/3e in 2022. Voor de halvering van het cursusgeld ziet de verdeling er als volgt uit:

Bedragen x € 1 miljoen

2021

2022

vavo

0,5

1

mbo

13,5

29

Totaal

14

30

Lesgeld

Voor de halvering van het lesgeld gaat het om een bedrag van in totaal € 140 miljoen (circa 230.000 studenten). De verdeling is afgestemd met DUO en is € 75 miljoen in 2021 en € 65 miljoen in 2022.

7. Advies en consultatie

Dit ontwerpbesluit is vanwege de spoedeisendheid niet ter internetconsultatie aangeboden. De maatregelen dienen op een zo kort mogelijke termijn bekend te worden, zodat voor DUO, de studenten en onderwijsinstellingen duidelijk wordt wat de tarieven voor het les- en cursusgeld worden voor het cursusjaar 2021–2022. In plaats van een openbare internetconsultatie heeft wel een gerichte consultatie plaatsgevonden met de MBO Raad en JOB. Zij hebben ingestemd met de inhoud van dit besluit. Daarnaast zijn alle partijen betrokken die in de uitvoering te maken kunnen krijgen met de maatregelen. De NRTO tot slot, plaatst vraagtekens bij het feit dat niet-bekostigde instellingen niet worden gecompenseerd voor eventueel gederfde inkomsten, mochten zij besluiten hun tarieven te verlagen. Op dit punt wordt ingegaan in hoofdstuk 2.

8. Inwerkingtreding

Dit ontwerpbesluit dient op korte termijn gepubliceerd te worden. Gelet op de spoedeisendheid waarmee deze maatregel in werking moet treden (met ingang van 1 augustus 2021 start het nieuwe cursusjaar) wordt afgeweken van de minimuminvoeringstermijn in het kader van de vaste verandermomenten. Aangezien betrokkenen al weet hebben van deze maatregel en studenten niet in actie hoeven te komen om voor vermindering in aanmerking te komen, ondervinden instellingen en studenten hiervan geen nadeel.

Met een zo spoedig mogelijke publicatie heeft de doelgroep (de instellingen en de studenten) juist op een zo kort mogelijke termijn zekerheid over de tarieven voor het les- en cursusgeld voor het cursusjaar 2021–2022.

Artikelsgewijs deel

Artikel I, onderdeel A

Vanwege de gevolgen van de uitbraak van het coronavirus worden de door de mbo- of vavo-student verschuldigde bedragen van het les- en cursusgeld voor het cursusjaar 2021–2022 gehalveerd. Dit wordt geregeld in het nieuwe tijdelijke artikel 17 van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000.

Indien op de les- of cursusgeldplichtige reeds een vermindering van het les- of cursusgeld van toepassing is op grond van artikel 5 respectievelijk artikel 13 van het Uitvoeringsbesluit, heeft hij recht op dubbele vermindering. Bij toepassing van deze artikelen, wordt het verschuldigde les- of cursusgeld berekend door een vermindering van een twaalfde deel van het gehalveerde les- of cursusgeld voor iedere verstreken hele maand toe te passen.

Lesgeld

Het eerste lid van het nieuwe artikel 17 bepaalt de halvering van het lesgeld. In artikel 3, eerste lid, van de Les- en cursusgeldwet is bepaald dat bol-studenten en voltijd vavo-studenten vanaf 18 jaar lesgeld verschuldigd zijn. In artikel 5 staat vervolgens het tarief van het lesgeld opgenomen, dat ieder jaar bij ministeriële regeling wordt geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex. Het bedrag in dit artikel wordt gehalveerd voor cursusjaar 2021–2022 voor iedereen die lesgeldplichtig is.

Cursusgeld

Het tweede lid van het nieuwe artikel 17 bepaalt de halvering van het cursusgeld. In artikel 6, eerste lid, van de Les- en cursusgeldwet is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald voor welke uit de openbare kas bekostigde cursussen cursusgeld verschuldigd is. In artikel 15 van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 zijn vervolgens de tarieven van de cursusgelden opgenomen, die ieder jaar bij ministeriële regeling worden geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex. De bedragen in dit artikel worden gehalveerd voor cursusjaar 2021–2022 voor iedereen die cursusgeldplichtig is.

Artikelen I, onderdeel B, en II

Deze vermindering geldt slechts voor cursusjaar 2021–2022. Daarom vervalt het nieuwe artikel 17 met ingang van 1 augustus 2022.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Kamerstukken II 2020/21 35 570 VIII, nr. 185.

X Noot
2

Artikelen 5 en 6 Les- en cursusgeldwet; Artikel 15 Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000; Regeling tarieven lesgeld en cursusgeld 2021–2022 (Stcrt. 2020, 49665).

X Noot
3

Artikel 2.5.3, tweede lid, WEB.

X Noot
4

Artikel 8.1.6 Wet educatie en beroepsonderwijs BES.

X Noot
5

Kamerstukken II 2020/21, 35 740, nr. 1.

Naar boven