Besluit van 24 januari 2020, houdende wijziging van het Vergoedingenbesluit Wet Nationale ombudsman 2006 in verband met herijking van bedragen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 9 december 2019, 2019-0000641205, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;

Gelet op artikel 1c, tweede lid, van de Wet Nationale ombudsman;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 8 januari 2020, no. W04.19.0412/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 21 januari 2020, nr. 2020-0000009937;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Vergoedingenbesluit Wet Nationale ombudsman 2006 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «€ 0,0055» vervangen door «€ 0,0061»;

2. In onderdeel b wordt «€ 0,1772» vervangen door «€ 0,2321»;

3. In onderdeel c wordt «€ 0,0104» vervangen door «€ 0,0116»;

4. In onderdeel d wordt «USD 0,1821» vervangen door «USD 0,1989».

B

In artikel 3, eerste lid, wordt «€ 1004» vervangen door «€ 1149».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de eerste kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 24 januari 2020

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Uitgegeven de zevende februari 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Krachtens artikel 1a, eerste lid, onder b, van de Wet Nationale ombudsman is de wet van toepassing op de gedragingen van bestuursorganen van provincies, gemeenten, openbare lichamen, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen, tenzij voor die bestuursorganen een eigen voorziening voor de behandeling van verzoekschriften is ingesteld op grond van respectievelijk de Provinciewet, de Gemeentewet, de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de Waterschapswet of de Wet gemeenschappelijke regelingen. Op grond van artikel 1c, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman zijn de provincies, gemeenten, openbare lichamen, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen die gebruik maken van de klachtvoorziening bij de Nationale ombudsman daarvoor een vergoeding verschuldigd. Medeoverheden die geen gebruik maken van de klachtvoorziening bij de Nationale ombudsman zijn geen vergoeding verschuldigd. De hoogte van die vergoedingen en de wijze waarop deze worden voldaan zijn geregeld in het Vergoedingenbesluit Wet Nationale ombudsman 2006 (hierna: Vergoedingenbesluit).

Het omslagstelsel zoals dat in het Vergoedingenbesluit is vastgelegd ten aanzien van provincies, gemeenten, openbare lichamen en waterschappen behelst een vast bedrag per inwoner c.q. ingezetene dat voor iedere provincie respectievelijk gemeente respectievelijk openbaar lichaam respectievelijk waterschap die gebruik maken van de klachtvoorziening bij de Nationale ombudsman gelijk is. Die bedragen per inwoner c.q. ingezetene worden wel jaarlijks geïndexeerd, maar niet opnieuw vastgesteld op basis van het aantal bij de ombudsman ingediende klachten. Voor een dergelijke systematiek is bij de totstandkoming van het Vergoedingenbesluit bewust gekozen vanwege de eenvoud en transparantie; de decentrale overheden kunnen vooraf vaststellen wat de kosten zullen zijn van hun aansluiting bij de Nationale ombudsman. Voor gemeenschappelijke regelingen geldt een andere systematiek. Zij betalen een vast bedrag per door de Nationale ombudsman ontvangen verzoekschrift.

Het omslagstelsel voorziet niet in het opvangen van een significante stijging van het aantal verzoekschriften. Het aantal klachten over de decentrale overheden is de laatste jaren behoorlijk gegroeid. Daarbij gaat het dan met name om het aantal klachten over gemeenten en gemeenschappelijke regelingen. De verdeling van klachten over provincies, openbare lichamen en waterschappen is stabiel en vertoont geen significante groei. Daarnaast investeert de Nationale ombudsman in een andere manier van werken om de kwaliteit van de dienstverlening te vergroten. Dit betekent onder andere dat de wijze van communicatie en dienstverlening is veranderd, dat meer wordt geïnvesteerd in onderhoud van externe netwerken om problemen proactief aan te kaarten en er meer activiteiten worden gericht op het duurzaam versterken van klachtbehandeling van overheidsinstanties. Uit informatie van het bureau van de Nationale ombudsman is naar voren gekomen dat sprake is van een structureel tekort van ongeveer € 350.000.

Met het oog hierop wordt in het onderhavige besluit de vergoeding die gemeenten verschuldigd zijn verhoogd met een bedrag van € 0,0327 per inwoner. Daarmee kan worden voorzien in dekking van het hiervoor genoemde tekort. Herijking van de vergoeding in het geval van gemeenschappelijke regelingen is niet noodzakelijk, omdat die al per verzoekschrift wordt berekend en de stijging van het aantal klachten hiermee voldoende wordt opgevangen.

De mogelijkheid van een periodieke herijking van de bedragen is al aangekondigd in de nota van toelichting bij het Vergoedingenbesluit (Stb. 2005, 607). Daarin wordt opgemerkt dat in de praktijk is gebleken dat de aannames die aan het berekeningsmodel ten grondslag liggen na verloop van tijd zodanig kunnen veranderen, dat de werkelijk gemaakte kosten uit de pas gaan lopen met de te betalen vergoedingen op basis van het Vergoedingenbesluit. Tevens is aangegeven dat om die reden iedere drie jaar zal worden bezien of er aanleiding is tot een herijking van de bedragen van het Vergoedingenbesluit op basis van de werkelijk door de Nationale ombudsman gemaakte kosten voor de behandeling van de verzoekschriften van decentrale overheden en dat indien die aanleiding er is, het besluit zal worden aangepast. Een dergelijke herijking heeft in 2009 plaatsgevonden bij algemene maatregel van bestuur (Stb. 2009, 13). In de jaren daarna is een nieuwe herijking niet noodzakelijk gebleken.

Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt de andere in het Vergoedingenbesluit genoemde bedragen te actualiseren. De bedragen zoals die zijn vastgesteld bij de indexering voor het jaar 2019 (Stcrt. 2019, nr. 41671) zijn in het Vergoedingenbesluit opgenomen.

Advies van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft op 19 november 2019 advies uitgebracht over de onderhavige wijziging van het Vergoedingenbesluit. De VNG gaat er vanuit dat het in het Vergoedingenbesluit opgenomen omslagstelsel leidt tot een uitname uit de algemene uitkering van het Gemeentefonds en adviseert om de betreffende gemeenten in plaats daarvan facturen te sturen. Van een uitname uit de algemene uitkering is echter geen sprake; op grond van de artikelen 4 en 5 van het Vergoedingenbesluit wordt de vergoeding nu reeds op basis van een door het ministerie vastgestelde factuur jaarlijks door de betreffende medeoverheden voldaan aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Voorts plaatst de VNG kanttekeningen bij de hoogte van het structurele tekort dat door de Nationale ombudsman is geconstateerd. Sinds de herijking van de tarieven uit het Vergoedingenbesluit in 2009 is het aantal klachten dat de Nationale ombudsman behandelt voor de gemeenten bijna verdubbeld. De toegenomen uitgaven door de toename van klachten zijn de afgelopen jaren opgevangen binnen het totale budget van de Nationale ombudsman. De afgelopen jaren heeft de organisatie de kwaliteit van de bedrijfsvoering en klachtbehandeling aangepast, waardoor de kostenstijging zoveel mogelijk beperkt is.

Daar waar het budget werd overschreden, is dit voor rekening van het Rijk gekomen. Het Rijk heeft het budget structureel verhoogd voor de activiteiten die toe te schrijven zijn aan de activiteiten op landelijk niveau. Voor het resterende benodigde budget wordt met de onderhavige wijziging een bescheiden beroep gedaan op de gemeenten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Naar boven