Besluit van 18 december 2008, houdende wijziging van het Vergoedingenbesluit Wet Nationale ombudsman 2006 in verband met herijking van bedragen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 9 december 2008, 2008-0000560984, CZW;

Gelet op artikel 1c, tweede lid, van de Wet Nationale ombudsman;

De Raad van State gehoord (advies van 3 december 2008, nr. W04.08.0512/I );

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 december 2008, nr. 2008-0000606447;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Vergoedingenbesluit Wet Nationale ombudsman 2006 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «€ 0,0051» vervangen door: € 0,0055;

2. In onderdeel b wordt «€ 0,1366» vervangen door: € 0,1772;

3. In onderdeel c wordt «€ 0,0097» vervangen door: € 0,0104.

B

In artikel 3, eerste lid, wordt «€ 944» vervangen door: € 1004.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2009. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2008, treedt het in werking met ingang van de eerste dag van de eerste kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 18 december 2008

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Uitgegeven de vijftiende januari 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Krachtens artikel 1a, eerste lid, onder b, van de Wet Nationale ombudsman is de wet van toepassing op de gedragingen van bestuursorganen van provincies, gemeenten, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen, tenzij voor die bestuursorganen een eigen voorziening voor de behandeling van verzoekschriften is ingesteld op grond van respectievelijk de Provinciewet, de Gemeentewet, de Waterschapswet of de Wet gemeenschappelijke regelingen. Op grond van artikel 1c, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman zijn de provincies, gemeenten, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen die gebruik maken van de klachtvoorziening bij de Nationale ombudsman daarvoor een vergoeding verschuldigd. De hoogte van die vergoedingen en de wijze waarop deze worden voldaan zijn geregeld in het Vergoedingenbesluit Wet Nationale ombudsman 2006 (hierna: Vergoedingenbesluit).

Het onderhavige besluit bevat een wijziging van de in het Vergoedingenbesluit opgenomen bedragen. Aanleiding voor dit besluit is de geconstateerde noodzaak tot herijking. De mogelijke herijking van de bedragen is al aangekondigd in de nota van toelichting bij het Vergoedingenbesluit (Stb. 2005, 607). Daarin wordt opgemerkt dat in de praktijk is gebleken dat de aannames die aan het berekeningsmodel ten grondslag liggen na verloop van tijd zodanig kunnen veranderen, dat de werkelijk gemaakte kosten uit de pas gaan lopen met de te betalen vergoedingen op basis van het Vergoedingenbesluit. Tevens is aangegeven dat om die reden iedere drie jaar zal worden bezien of er aanleiding is tot een herijking van de bedragen van het Vergoedingenbesluit op basis van de werkelijk door de Nationale ombudsman gemaakte kosten voor de behandeling van de verzoekschriften van decentrale overheden en dat indien die aanleiding er is, het besluit zal worden aangepast.

Uit informatie van het bureau van de Nationale ombudsman is naar voren gekomen dat er sprake is van een structureel tekort op de afhandeling van verzoekschriften ten aanzien van de decentrale overheden van ongeveer € 300.000. In dit verband is van belang dat het aantal klachten over de decentrale overheden jaarlijks groeit. Daarbij gaat het dan met name om het aantal klachten over gemeenten en gemeenschappelijke regelingen, het aantal klachten over provincies en waterschappen is stabiel en vertoont geen significante groei.

Het omslagstelsel zoals dat in het Vergoedingenbesluit is vastgelegd ten aanzien van provincies, gemeenten en waterschappen voorziet niet in het opvangen van een significante stijging van het aantal verzoekschriften. Dat is inherent aan de gekozen systematiek. Het omslagstelsel behelst een vast bedrag per inwoner c.q. ingezetene dat voor iedere provincie respectievelijk gemeente respectievelijk waterschap gelijk is. Die bedragen per inwoner c.q. ingezetene worden wel jaarlijks geïndexeerd, maar niet opnieuw vastgesteld op basis van het aantal bij de ombudsman ingediende klachten. Voor een dergelijke systematiek is bij de totstandkoming van het Vergoedingenbesluit bewust gekozen vanwege de eenvoud en transparantie; de decentrale overheden kunnen vooraf vaststellen wat de kosten zullen zijn van hun aansluiting bij de Nationale ombudsman. Voor gemeenschappelijke regelingen geldt een andere systematiek. Zij betalen een vast bedrag per door de Nationale ombudsman ontvangen verzoekschrift.

Gelet op het feit dat de combinatie van significante stijging van het aantal klachten en de toepasselijkheid van een omslagstelsel dat niet in het opvangen daarvan voorziet zich alleen ten aanzien van gemeenten voordoet, is ervoor gekozen de vergoeding die gemeenten verschuldigd zijn te verhogen met een bedrag van € 0,0312 per inwoner. Daarmee kan worden voorzien in dekking van het gemiddelde tekort van € 300.000 over de afgelopen jaren.

Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt de andere in het Vergoedingenbesluit genoemde bedragen te actualiseren. De bedragen zoals die zijn vastgesteld bij de indexering voor het jaar 2008 (Stcrt. 11 september 2008, nr. 176, p. 7) worden in het Vergoedingenbesluit opgenomen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven