Besluit van 22 februari 2019, houdende wijziging van het Besluit buitenslands gediplomeerden volksgezondheid, het Besluit periodieke registratie Wet BIG, het Registratiebesluit BIG, het Besluit psychotherapeut en het Tuchtrechtbesluit BIG in verband met tekstuele verbeteringen en verduidelijkingen die noodzakelijk zijn door de inwerkingtreding van de Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de verbeteringen die worden doorgevoerd in het tuchtrecht alsmede verbeteringen ten aanzien van het functioneren van de wet (Stb. 2018, 260)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Medische Zorg van 5 december 2018, kenmerk 1455598-184911-WJZ;

Gelet op de artikelen 4a, 5, tweede lid, 8, eerste lid, 11, tweede lid, 12, tweede lid, onderdeel b, 41, vijfde lid, 42, 45, derde lid, 94 en 105, derde lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en artikel 8b van de Wet medisch tuchtrecht BES;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 16 januari 2019, no. W13.18.0377/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Medische Zorg van 21 februari 2019, kenmerk 1455592-184911-WJZ;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit buitenslands gediplomeerden volksgezondheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

  • 1. Bij een aanvraag om erkenning van een getuigschrift als bedoeld in artikel 41, eerste lid, onder a, van de wet, worden de volgende bescheiden overgelegd:

    • a. een door Onze Minister beschikbaar te stellen formulier, dat door de aanvrager is ingevuld;

    • b. het in artikel 41, eerste lid, onder a, van de wet bedoelde getuigschrift;

    • c. een bewijs van zijn nationaliteit alsmede:

      • indien de aanvrager een onder 2° aangewezen migrerende beroepsbeoefenaar is, als bedoeld in artikel 1, Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, een door Nederland afgegeven EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 8 van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU 2004, L 16), of een door een andere betrokken staat dan Nederland afgegeven zodanige EG-verblijfsvergunning en een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000;

      • indien de aanvrager een onder 3° aangewezen migrerende beroepsbeoefenaar is, als bedoeld in artikel 1, Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, een verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie of een duurzame verblijfskaart of een ander bewijsmiddel waaruit blijkt dat de aanvrager het verblijfsrecht of het duurzaam verblijfsrecht heeft verkregen als bedoeld in hoofdstuk III, respectievelijk hoofdstuk IV van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (PbEU 2004, L 158 en L 229).

  • 2. Van een getuigschrift als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt het originele exemplaar verstrekt dan wel een kopie die is gewaarmerkt door een in Nederland gevestigde notaris, de instelling die het betreffende getuigschrift heeft afgegeven, of door de daartoe bevoegde autoriteit in een lidstaat van de Europese Unie of andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

  • 3. Het getuigschrift, bedoeld in artikel 41, onder a, van de wet, is gesteld, dan wel door een beëdigd vertaler vertaald in de taal waarin de getuigschriften in bijlage V van richtlijn nr. 2005/36/EG van de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PBEU 2005 L 255) onderscheidenlijk in bijlagen 1 tot en met 5 van de Regeling aanwijzing buitenlandse diploma’s volksgezondheid zijn weergegeven.

B

Artikel 7, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

De bescheiden, bedoeld in het eerste lid, onder c tot en met f, zijn gesteld, dan wel door een beëdigd vertaler vertaald, in het Nederlands of Engels.

2. Na het tweede lid worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 3. De fotokopie, bedoeld in het eerste lid, onder b, dient te zijn gewaarmerkt door de uitgevende instantie of een in Nederland gevestigde notaris.

  • 4. Van de bescheiden, bedoeld in het eerste lid, onder c tot en met e, wordt een origineel verstrekt, dan wel een fotokopie die is gewaarmerkt door de instelling die het document heeft afgegeven of een in Nederland gevestigde notaris. Van de bescheiden als bedoeld in het eerste lid, onder f, wordt een originele verklaring door de werkgever verstrekt, een fotokopie die is gewaarmerkt door een in Nederland gevestigde notaris, danwel, indien geen sprake is van een dienstverband, enig ander document op grond waarvan aannemelijk kan worden gemaakt dat de beroepservaring is opgedaan.

  • 5. De minister kan ter vaststelling van de getrouwheid van een fotokopie van een getuigschrift, verzoeken om het originele getuigschrift als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel c.

ARTIKEL II

Het Besluit periodieke registratie Wet BIG wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «artikel 8, tweede lid, onderdeel b of c» vervangen door «artikel 8, tweede lid».

2. In het derde lid wordt «indien voor het verstrijken van de periode, genoemd in het tweede lid, in het register geen aantekening wordt gemaakt als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de wet» vervangen door «tenzij voor het verstrijken van de periode, genoemd in het tweede lid, een aanvraag tot herregistratie is ingediend waarop nog niet is beslist».

3. In het vierde lid wordt «die daaruit niet zijn verwijderd» vervangen door «die niet zijn doorgehaald» en wordt «artikelen 7, onderdelen c of d, of 42, derde lid, van de wet» vervangen door «de artikelen 7, onderdelen c, d of e, of 42, tweede lid, van de wet, aan wie geen ontzegging van het recht wederom in het register te worden ingeschreven als bedoeld in artikel 48, vierde lid, van de wet is opgelegd».

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt voor de laatste volzin, ingevoegd «De bewijsstukken omvatten in ieder geval een verklaring, afgegeven door de bevoegde autoriteit in het buitenland, niet ouder dan drie maanden, waaruit blijkt dat de aanvrager volledig bevoegd was werkzaamheden in het betreffende land te verrichten en dat ten aanzien van hem geen bevoegdheidsbeperkingen in het betreffende land van kracht zijn. Indien een dergelijke verklaring niet beschikbaar is, kunnen ook andere bescheiden worden overlegd, op grond waarvan voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de werkzaamheden in het betreffende land bevoegd zijn verricht.».

2. In het vijfde lid wordt «Nederlands, Engels, Frans of Duits» vervangen door «Nederlands of Engels».

C

In artikel 6, derde lid, wordt «één maand» vervangen door «vier weken».

ARTIKEL III

Het Registratiebesluit BIG wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid onderdeel b wordt geschrapt «hoofdstuk III, artikel 41 eerste lid onder a, of» en wordt «41, eerste lid, onder c» vervangen door «41, eerste lid, onder a of c».

2. Onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel d, wordt het eerste lid, onderdeel d geschrapt.

3. In het tweede lid wordt na «attest» ingevoegd «, niet ouder dan drie maanden,».

4. In het vierde lid wordt voor de laatste volzin een zin ingevoegd, luidende: In plaats van een in Nederland afgegeven getuigschrift of een gewaarmerkte kopie daarvan kunnen diplomagegevens worden verstrekt uit het diplomaregister als bedoeld in artikel 24m van de Wet op het onderwijstoezicht.

5. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Het document, bedoeld in het eerste lid, onder c, en het attest, bedoeld in het tweede lid, zijn gesteld, dan wel door een beëdigd vertaler vertaald, in het Nederlands of Engels.

B

Aan artikel 4, eerste lid, wordt na de laatste volzin een zin toegevoegd, luidende: Het tarief wordt voldaan binnen vier weken na het indienen van de aanvraag. Indien het bedrag niet is voldaan, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

C

Na artikel 4, wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

Een beroepsbeoefenaar die zich manifesteert in de hoedanigheid waaronder hij in een register als bedoeld in artikel 3 van de wet is ingeschreven, draagt er zorg voor dat zijn BIG-nummer kenbaar wordt gemaakt:

  • a. op door hem of onder zijn verantwoordelijkheid gebruikte websites en via andere digitale media;

  • b. op door of namens hem gebruikt briefpapier;

  • c. op door of namens hem opgestelde facturen;

  • d. in de wachtkamer.

D

Artikel 5, derde tot en met zesde lid, wordt vervangen door:

  • 3. Voor de openbare kennisgeving, bedoeld in het tweede lid, onder b, en de aantekening in het BIG-register, bedoeld in artikel 9, eerste, tweede, derde, vierde en achtste lid, van de wet, geldt dat deze raadpleegbaar zijn:

    • a. voor de maatregelen berisping en geldboete: voor een termijn van vijf jaar die aanvangt direct na het onherroepelijk worden van de uitspraak waarbij de maatregel is opgelegd;

    • b. voor een doorhaling, als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onder f, van de wet of een ontzegging van het recht wederom in het register te worden ingeschreven, als bedoeld in artikel 48, derde lid, van de wet: 10 jaar.

    • c. voor een verwerking of overname van een maatregel, op grond van artikel 7, onder c, e of f, van de wet: voor de duur van de verwerkte of overgenomen maatregel vermeerderd met een termijn van vijf jaar die aanvangt direct na het eindigen van die maatregel, met een maximale duur van tien jaar mits de duur van de maatregel bij de minister is bevestigd door de bevoegde autoriteit.

      Indien bij de minister niet bekend is wanneer de maatregel eindigt, blijft de doorhaling raadpleegbaar voor maximaal tien jaar. Indien de minister alsnog schriftelijke bevestiging van de bevoegde autoriteit ontvangt dat de maatregel niet langer duurt dan vijf jaar, blijft de maatregel raadpleegbaar voor de duur van de maatregel vermeerderd met een termijn van vijf jaar. Indien de periode dat de maatregel raadpleegbaar moet zijn is verstreken, wordt de aantekening verwijderd.

    • d. voor andere maatregelen dan die genoemd in de onderdelen b en c opgelegd voor een bepaalde duur: de duur van de van kracht zijnde maatregel vermeerderd met een termijn van vijf jaar die aanvangt direct na het eindigen van de maatregel mits de duur van de maatregel bij de minister is bevestigd door de bevoegde autoriteit. Indien bij de minister niet bekend is wanneer de maatregel eindigt, blijft de maatregel raadpleegbaar. Indien de minister alsnog schriftelijke bevestiging van de bevoegde autoriteit ontvangt dat de maatregel is geëindigd en indien de periode dat de maatregel raadpleegbaar moet zijn is verstreken, wordt de aantekening verwijderd.

    Indien een voorwaardelijke maatregel als bedoeld in artikel 48, zevende lid, van de wet is opgelegd en daaraan een proeftijd is verbonden, geldt als duur van de maatregel de duur van de opgelegde proeftijd.

  • 4. Voor zover een maatregel nadat die niet meer van kracht is nog openbaar wordt kennisgegeven, wordt in de openbare kennisgeving, als bedoeld in het derde lid, onder b, en de aantekening in het BIG-register, vermeld per wanneer de maatregel van kracht was en per wanneer de maatregel is geëindigd.

  • 5. De openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 11 van de wet, en de aantekening in het BIG-register, bedoeld in artikel 9 van de wet, vindt plaats nadat de uitspraak, de beslissing of het besluit zodra de maatregel van kracht is. Indien de uitspraak, de beslissing of het besluit niet onherroepelijk is maar wel al van kracht is, wordt in de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 11 van de wet, en de aantekening in het BIG-register vermeld dat een rechtsmiddel is of kan worden ingesteld, nadat de minister een schriftelijke bevestiging daarvan van de bevoegde autoriteit heeft ontvangen.

  • 6. Indien een beroepsbeoefenaar aan wie een doorhaling of ontzegging van het recht wederom in het register te worden ingeschreven is opgelegd, in de hem ontzegde bevoegdheid wordt hersteld, verwijdert de minister de openbare kennisgeving, als bedoeld in het tweede lid, onder b, en maakt daarvan melding bij de aantekening in het BIG-register, nadat de minister een schriftelijke bevestiging van het herstel van de bevoegde autoriteit heeft ontvangen. De vermelding is raadpleegbaar gedurende de resterende periode van openbare kennisgeving en aantekening in het BIG-register ingevolge het derde en vierde lid van dit artikel.

  • 7. In afwijking van het derde, vierde, en zesde lid, eindigt de openbare kennisgeving, als bedoeld in het tweede lid, onder b, en de aantekening in het BIG-register nadat de minister een schriftelijke bevestiging van de bevoegde autoriteit heeft ontvangen dat de maatregel is geëindigd door vernietiging van de Nederlandse of buitenlandse uitspraak of beslissing waarbij de maatregel is opgelegd of door vernietiging van het besluit tot overname van een buitenlandse maatregel op grond van artikel 7, onder e of f, of artikel 9, tweede en vijfde lid, van de wet. Hetzelfde geldt voor de situatie dat de maatregel eindigt door herziening van de uitspraak of beslissing.

  • 8. In afwijking van het derde, vierde en zesde lid, eindigt de openbare kennisgeving en de aantekening in het BIG-register bij overlijden van betrokkene.

E

In artikel 7, tweede lid, wordt geschrapt: de doorhaling van een inschrijving die met toepassing van artikel 42, tweede lid, eerste volzin, van de wet is geschied, en van.

ARTIKEL IV

Artikel 4, derde lid, van het Besluit psychotherapeut komt te luiden:

  • 3. De opleiding, bedoeld in artikel 3, bestaat voorts uit ten minste twee vervolgcursussen over de toepassing van behandelingsmethoden in twee verschillende door de aspirant-psychotherapeut te kiezen psychotherapeutische referentiekaders.

ARTIKEL V

Het Tuchtrechtbesluit BIG wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 26, eerste lid, wordt «Artikel 65, negende lid, van de wet» vervangen door «artikel 65e».

B

In artikel 31, tweede lid, wordt «Artikel 65, negende lid, van de wet» vervangen door «artikel 65e».

C

In artikel 33 wordt «het college van medisch toezicht» vervangen door het regionale tuchtcollege» en wordt «Artikel 79, tweede lid, van de wet» vervangen door «artikel 79 van de wet».

D

In artikel 34 wordt «het college van medisch toezicht» telkens vervangen door «het regionale tuchtcollege».

ARTIKEL VI

In artikel 8a, eerste lid, aanhef, Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid bachelor medisch hulpverlener vervalt de zinsnede «eerste lid, onder d».

ARTIKEL VII

Dit besluit en de Wet van 11 juli 2018 tot wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de verbeteringen die worden doorgevoerd in het tuchtrecht alsmede verbeteringen ten aanzien van het functioneren van de wet (Stb. 2018, 260), met uitzondering van artikel I, onderdeel II, treden in werking met ingang van 1 april 2019.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 februari 2019

Willem-Alexander

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

Uitgegeven de veertiende maart 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit strekt tot wijziging van het Besluit buitenslands gediplomeerden volksgezondheid, het Registratiebesluit BIG, het Besluit periodieke registratie, Besluit psychotherapeut en het Besluit ter uitvoering van de artikelen 16 en 19 van de Wet medisch tuchtrecht BES. Het betreft hier grotendeels het uitvoeren van tekstuele verbeteringen en verduidelijkingen die noodzakelijk zijn door de inwerkingtreding van de Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de verbeteringen die worden doorgevoerd in het tuchtrecht alsmede verbeteringen ten aanzien van het functioneren van de wet (Stb. 2018, nr. 260). Daarnaast wordt uitvoering gegeven aan artikel 4a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG). In artikel 4a van de Wet BIG is geregeld dat bij amvb kan worden bepaald in welke gevallen en op welke wijze de beoefenaar van een beroep als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG het publiek kenbaar maakt onder welk BIG-nummer hij is ingeschreven.

De openbaarmaking van tuchtrechtelijke maatregelen en strafrechtelijke, civielrechtelijke en buitenlandse bevoegdheidsbeperkende maatregelen strekt ertoe patiënten, werkgevers en andere belanghebbenden en betrokkenen te informeren over aan de betrokken beroepsbeoefenaar opgelegde maatregelen in het kader van de uitoefening van diens beroep in de individuele gezondheidszorg, en de gevolgen daarvan voor de bevoegdheid het betrokken beroep uit te oefenen. De openbaarmaking is noodzakelijk ter bescherming van de gezondheid, namelijk ter bescherming van patiënten tegen onzorgvuldig en ondeskundig handelen op het gebied van de individuele gezondheidszorg.

De openbaarmaking vindt plaats op grond van de wet. Iedereen kan online het BIG-register en de lijst met maatregelen BIG raadplegen via www.bigregister.nl.

De duur van openbaarmaking van maatregelen in het BIG-register en op de online te raadplegen lijst in artikel 5 van het Registratiebesluit BIG was geschreven met de tuchtrechtelijke maatregelen in gedachte. De aanpassingen van het artikel betreffen een verduidelijking. Zo wordt specifiek de duur van openbaarmaking aangegeven voor zowel de tuchtrechtelijke maatregelen, als de strafrechtelijke, civielrechtelijke en buitenlandse bevoegdheidsbeperkende maatregelen. Ook is de duur van openbaarmaking specifieker uitgewerkt voor de situatie dat de maatregel direct in werking treedt en herstel in de bevoegdheid plaatsvindt.

De aanpassingen zijn in lijn met het bestaande regime voor de duur van openbaarmaking dat tot stand is gekomen via het Besluit van 12 juni 2012, houdende wijziging van het Registratiebesluit BIG en het Besluit buitenslands gediplomeerden volksgezondheid (Staatsblad 2010, nr. 269).

Voor de bevoegdheidsbeperkende maatregelen geldt dat deze worden opgelegd bij rechterlijke beslissing of bij bestuursrechtelijk besluit waartegen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend (hoger beroep en wat betreft de bestuursrechtelijke besluiten tevens bezwaar en een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening). Op grond van artikel 10, eerste lid, van de wet geschiedt iedere inschrijving, aantekening of doorhaling in het register op grond van een besluit. Tegen dat besluit kunnen ook rechtsmiddelen worden aangewend, waaronder een voorlopige voorziening met schorsende werking. Wat betreft de besluiten tot overname van buitenlandse bevoegdheidsbeperkende maatregelen geldt op grond van artikel 4:8 Awb dat de betrokkene in de gelegenheid wordt gesteld om zijn zienswijze te geven voorafgaand aan een te nemen besluit en tot overname en aantekening van de buitenlandse maatregel op grond van artikel 7, onder e, jo. artikel 9, eerste lid, onder f, van de wet of artikel 9, tweede lid, jo. vijfde lid van de wet. Uiteraard geldt ook de gebruikelijke bestuursrechtelijke rechtsbescherming tegen dergelijke besluiten.

Gevolgen voor regeldruk

Het verplichte gebruik van het BIG-nummer als bedoeld in artikel 4a van de wet door beroepsbeoefenaren die zijn ingeschreven in het BIG-register is nader uitgewerkt in deze amvb. Uitgewerkt is in welke gevallen een beroepsbeoefenaar zijn BIG-nummer kenbaar moet maken. Deze verplichting zorgt voor financiële lasten en regeldruk. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft dit besluit getoetst en concludeert dat de nut en noodzaak van het verplicht kenbaar maken het BIG-nummer niet ter discussie staat. Wel adviseert het ATR om beter het nut en de noodzaak te onderbouwen om het BIG-nummer kenbaar te maken op facturen, recepten en in de wachtkamer, zoals in het concept-besluit dat aan de ATR is voorgelegd is opgenomen. Ook heeft het ATR vragen bij de uitvoerbaarheid van het besluit. Naar aanleiding van het advies van het ATR is de toelichting bij het betreffende artikel (artikel 4a van het Registratiebesluit Wet BIG) aangepast. Tevens is geschrapt dat het BIG-nummer kenbaar gemaakt moet worden op recepten. Dit bood bij nader inzien weinig toegevoegde waarde.

De huidige groep geregistreerde beroepsbeoefenaren waarvoor het verplichte gebruik van het BIG-nummer financiële lasten en regeldruk oplevert betreft circa 150.782 beroepsbeoefenaren. Het gaat hier om de geregistreerde beroepsbeoefenaren die zich schriftelijk of digitaal naar buiten toe kenbaar maken als BIG-registreerde. Dit zijn dus niet alle beroepsbeoefenaren. Zo zijn de BIG-geregistreerde verpleegkundigen niet meegeteld bij deze berekening omdat zij zich niet naar de patiënt toe als zodanig presenteren. Concreet betekent dit dat van de in totaal 362.195 BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren, 211.413 geregistreerde verpleegkundigen buiten beschouwing worden gelaten (cijfers van 1 oktober 2018). Voor de andere beroepen is deze inschatting niet te maken en gaat het om aanzienlijk kleinere aantallen.

De aanpassing van systemen om het BIG-nummer toe te voegen kost naar schatting eenmalig € 100. Dat betekent dat er voor de huidige groep geregistreerde beroepsbeoefenaren (150.782 beroepsbeoefenaren * € 100 =) € 15.078.200 aan eenmalige kosten zijn voor de aanpassing.

Naast de financiële lasten zorgt de aanpassing van systemen ook voor regeldruk. Zo zal het een beroepsbeoefenaar tijd kosten om websites en andere digitale media, de wachtkamer, briefpapier, facturen aan te passen met vermelding van zijn BIG-nummer. Dit wordt geschat op een belasting in tijd van in totaal 15 minuten. Uitgaande van een gemiddeld uurtarief van € 48, betekent dit aan eenmalige administratieve lasten een bedrag van (150.782 * 1/4 * € 48 =) € 1.809.384 voor die beroepsbeoefenaren.

De totale lasten bedragen eenmalig € 16.887.584 (€ 15.078.200 + € 1.809.384).

Consultatie

Consultatie over het voeren van het BIG-nummer heeft reeds plaatsgevonden via de internetconsultatie van het wetsvoorstel 34 629. De in het kader van de internetconsultatie gemaakte opmerkingen zijn betrokken bij de totstandkoming van dit besluit. De overige onderwerpen die in dit besluit aan de orde komen betreffen tekstuele verbeteringen en verduidelijkingen die nodig zijn om de amvb’s in lijn te brengen met bestaande wetgeving. Consultatie over dit besluit was daarom niet nodig.

Artikel I

Onderdeel A

In artikel 41, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet wordt onderscheid gemaakt tussen een automatische erkenning en de inschrijving in het BIG-register. In verband met dit onderscheid worden het Besluit buitenslands gediplomeerden volksgezondheid en het Registratiebesluit BIG aangepast. De aanvraagprocedure tot diploma-erkenning op grond van een volgens Richtlijn 2005/36/EG tot erkenning van beroepskwalificaties «aangewezen diploma», wordt opgenomen in het Besluit buitenslands gediplomeerden. In artikel 6a Besluit buitenslands gediplomeerden staan de documenten vermeld die een zorgverlener bij een aanvraag tot erkenning op grond van een aangewezen diploma moet overleggen. Het betreffende getuigschrift alsmede een bewijs van nationaliteit, een verblijfsvergunning, een verblijfskaart of ander bewijsmiddel waaruit blijkt dat de aanvrager het verblijfsrecht heeft verkregen dienen te worden overlegd.

In artikel 6a, tweede lid, wordt geregeld dat zowel het originele exemplaar, als een gewaarmerkte kopie kan worden overgelegd. Het gaat hier om het vereiste getuigschrift, met eventueel bijbehorende certificaten of andere titels die zijn aangewezen in de Regeling aanwijzing buitenlandse diploma’s volksgezondheid.

Door de splitsing van de aanvraagprocedure tot erkenning en tot BIG-registratie, hoeft vervolgens bij de aanvraag tot BIG-registratie als bedoeld in artikel 2 Registratiebesluit BIG in beginsel alleen het door de minister afgegeven besluit tot erkenning te worden overgelegd. Slechts wanneer de eerder in het kader van de aanvraag van diplomaerkenning overgelegde bescheiden (zoals een identiteitsbewijs of een verblijfsvergunning) zijn vernieuwd dienen de vernieuwde documenten te worden overgelegd bij de aanvraag tot registratie. Zie ook artikel III, onderdeel A.

In artikel 6a, derde lid, is de vertaling van een getuigschrift geregeld. Dit was eerder geregeld in artikel 2, zevende lid, Registratiebesluit BIG.

Onderdeel B

Onder 1.

Artikel 7, tweede lid, wordt opnieuw vastgesteld. Enerzijds wordt hiermee een onjuiste verwijzing verwijderd. Er werd verwezen naar een onderdeel g, welk onderdeel niet bestaat. Anderzijds wordt geregeld dat de bescheiden bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder c tot en met f, alleen nog in het Nederlands of Engels worden geaccepteerd, of vertaald door een beëdigd vertaler in één van die talen. Het betreft hier documenten die moeten worden overgelegd in het kader van een aanvraag van een verklaring als bedoeld in artikel 41, eerste lid, onder b van de wet. Het gaat hier om de volgende documenten: getuigschriften, programma’s van de opleiding en bewijs van inschrijving van de aanvrager in een buitenlands register of buitenlandse registers.

Het vervallen van het accepteren van Duitse en Franse vertalingen is ingegeven door efficiëntie-overwegingen. Het Engels wordt over het algemeen beter beheerst. Wanneer vertalingen in het Frans en Duits worden overlegd, dienen deze documenten alsnog vertaald te worden naar het Nederlands. Dit levert een vertraging van de behandeling op en zorgt voor extra kosten.

Onder 2.
Derde lid (nieuw)

Er worden drie leden aan artikel 7 toegevoegd. Het derde lid (nieuw) regelt dat een fotokopie van een geldig identiteitsbewijs dient te zijn gewaarmerkt door de uitgevende instantie dan wel een in Nederland gevestigde notaris. Gewone fotokopieën van dit document volstaan niet, omdat die fraudegevoelig zijn. Om die reden moet de fotokopie van het identiteitsbewijs worden gewaarmerkt.

Vierde lid (nieuw)

Ingevolge het vierde lid (nieuw) kan van een getuigschrift, een programma van de opleiding en een bewijs van inschrijving van de aanvrager in een register, zowel een fotokopie als het originele exemplaar worden verstrekt. Indien een fotokopie wordt overgelegd, dient deze te zijn gewaarmerkt door een bevoegde autoriteit of door een in Nederland gevestigde notaris. Net als onder het vierde lid geldt ook hier dat niet volstaan kan worden met gewone fotokopieën, omdat die fraudegevoelig zijn. Om die reden moeten fotokopieën van de documenten in het vierde lid worden gewaarmerkt. Veel gewaarmerkte kopieën worden afgegeven door de instantie die het document heeft afgegeven. Bij buitenslands gediplomeerden zijn dat in overwegende mate buitenlandse instanties. Aangezien aanvragers vaak al gevestigd zijn in Nederland, is het ook mogelijk dat een Nederlandse notaris de fotokopieën van een waarmerk voorziet. Daardoor hoeft een aanvrager niet terug naar het land van herkomst om de fotokopieën te laten waarmerken.

Vijfde lid (nieuw)

Het vijfde lid (nieuw) regelt dat de minister kan verzoeken het originele exemplaar over te leggen van het getuigschrift. Dit kan nodig zijn om de getrouwheid van het getuigschrift vast te stellen bijvoorbeeld in het kader van bestrijding van diplomafraude.

Artikel II

Onderdeel A

Onder 1

In dit artikel 2, tweede lid, is geen verwijzing opgenomen naar artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Wet BIG. Dit betekent dat onduidelijkheid kan bestaan over de termijn van doorhaling van een registratie op basis van een aangewezen getuigschrift of een vakbekwaamheidsverklaring. Daarom wordt artikel 2, tweede lid, zodanig gewijzigd dat duidelijk is dat de doorhalingstermijn van vijf jaar ook van toepassing is op de in artikel 8, tweede lid, onder a, Wet BIG bedoelde situaties.

Onder 2

Een inschrijving in het BIG-register wordt doorgehaald wanneer voor het verloop van de periode van vijf jaar, genoemd in artikel 2, tweede lid, Besluit periodieke registratie Wet BIG, nog geen aanvraag tot herregistratie is ingediend. In gevallen waarin wel een aanvraag tot herregistratie is ingediend, blijft doorhaling in het BIG-register achterwege zolang nog niet op die ingediende aanvraag is beslist (artikel 8, vijfde lid, van de wet). In de tekst van artikel 2, derde lid, stond dat een registratie werd doorgehaald als nog geen aantekening is gemaakt als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de wet. Deze tekst klopt niet voor de gevallen waarin een aanvraag tot herregistratie reeds was ingediend, maar waarop nog geen beslissing is genomen.

Onder 3

De wijziging van het vierde lid betreft verschillende aspecten. Een beroepsbeoefenaar kan op grond van artikel 7, onderdeel c of d, of 42, tweede lid, van de wet worden doorgehaald. In artikel 2, vierde lid, Besluit periodieke registratie Wet BIG wordt gesproken over «uit het register verwijderd». Deze terminologie sluit niet goed aan bij de terminologie van de Wet BIG. Het is beter te spreken over «doorhaling».

In het vierde lid was niet geregeld dat beroepsbeoefenaren die in het BIG-register stonden ingeschreven, maar hun inschrijving verliezen op grond van een in het buitenland opgelegde beroepsbeperking, niet de toevoeging «niet praktiserend» mogen gebruiken. Daartoe wordt artikel 7, onderdeel e, van de wet aan het vierde lid toegevoegd.

De verwijzing in het vierde lid naar artikel 42, derde lid, van de wet klopt niet, nu artikel 42, derde lid, geen doorhaling tot gevolg kan hebben. Bedoeld is te verwijzen naar artikel 42, tweede lid. Deze onjuiste verwijzing wordt aangepast.

Tot slot is in het vierde lid geregeld dat een gewezen beroepsbeoefenaar ten aanzien van wie een maatregel van ontzegging van het recht wederom in het register te worden ingeschreven (artikel 48, vierde lid van de wet), niet gerechtigd is tot het voeren van de gewezen titel onder de toevoeging van «niet-praktiserend».

Onderdeel B

Onder 1

Wanneer een beroepsbeoefenaar een aanvraag tot herregistratie doet, en hij beroept zich daarbij op werkervaring die is opgedaan in het buitenland, dient op grond van het derde lid een verklaring van de bevoegde autoriteit op het gebied van de beroepsuitoefening van het land waar een beroepsbeoefenaar werkzaam is geweest te worden overgelegd, ook wel aangeduid als Certificate of Current Professional Status (CCPS). In de verklaring moet staan dat de beroepsbeoefenaar volledig bevoegd was het betreffende beroep uit te oefenen tijdens zijn werkervaring en dat geen bevoegdheidsbeperking tegen hem van kracht is. De verklaring dat geen bevoegdheidsbeperkingen tegen de beroepsbeoefenaar van kracht zijn, mag niet ouder zijn dan drie maanden. In sommige gevallen is denkbaar dat een dergelijke verklaring niet overlegd kan worden. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een beroepsbeoefenaar die wordt uitgezonden via een organisatie om in meerdere landen te werken. Het is dan aan de zorgverlener om aan te tonen dat het niet mogelijk is de gevraagde verklaring te overleggen (bijvoorbeeld omdat er voor het beroep geen registratieplicht bestaat of omdat er in het land geen bevoegde autoriteit bestaat). In dat geval dient de beroepsbeoefenaar tevens door middel van alternatieve bewijsstukken aan te tonen dat deze bevoegd in het buitenland heeft gewerkt en geen bevoegdheidsbeperkingen heeft.

Onder 2

Geregeld wordt dat de bescheiden bedoeld in artikel 5, derde lid, alleen in het Nederlands of Engels kunnen worden overgelegd, dan wel door een beëdigd vertaler in één van die talen dient te zijn vertaald. Het vervallen van het accepteren van Duitse en Franse vertalingen is ingegeven door efficiëntie-overwegingen. Het Engels wordt over het algemeen beter beheerst. Wanneer vertalingen in het Frans en Duits worden overlegd, dienen deze documenten alsnog vertaald te worden naar het Nederlands. Dit levert een vertraging van de behandeling op en zorgt voor extra kosten.

Onderdeel C

Bij een aanvraag tot herregistratie is ingevolge artikel 6, eerste lid, een tarief verschuldigd. De betaaltermijn van het tarief wordt om uitvoeringstechnische redenen van één maand gewijzigd naar vier weken. Indien het bedrag niet binnen vier weken is betaald, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Artikel III

Onderdeel A

Onder 1

Op grond van artikel 6a Besluit buitenslands gediplomeerden volksgezondheid dient bij de aanvraag tot erkenning het betreffende getuigschrift te worden overlegd. Indien de aanvrager een erkenning heeft verkregen, dient hij een aanvraag tot registratie te doen, alvorens hij in het BIG-register wordt ingeschreven. Bij de aanvraag tot registratie hoeft de beroepsbeoefenaar niet nogmaals zijn getuigschrift te overleggen. Om die reden wordt in artikel 2, eerste lid, onder b, de verwijzing naar het getuigschrift als bedoeld in artikel 41, eerste lid, onder a geschrapt. Geregeld wordt in artikel 2, eerste lid, onder b, dat de erkenning die de beroepsbeoefenaar op grond van artikel 41, eerste lid, onder a, (hetgeen in dit besluit verder wordt uitgewerkt in artikel 6a Besluit buitenslands gediplomeerden volksgezondheid) heeft verkregen, dient te worden overlegd.

Onder 2

Zie ook de toelichting bij artikel I, onderdeel A. Bij de aanvraag tot registratie hoeft een aanvrager niet nogmaals zijn bewijs van nationaliteit te overleggen alsmede een bewijs van rechtmatig verblijf in Nederland. De aanvrager hoeft bij zijn aanvraag alleen documenten te overleggen wanneer deze zijn vernieuwd. Om deze reden kan artikel 2, eerste lid, onderdeel d worden geschrapt.

Onder 3

In deze bepaling wordt verduidelijkt dat een attest dat op grond van artikel 1, tweede lid wordt afgegeven, niet ouder mag zijn dan drie maanden.

Onder 4

Een uittreksel uit het diplomaregister als bedoeld in artikel 24m van de Wet op het onderwijstoezicht heeft dezelfde waarde als een gewaarmerkte kopie van het originele document. Dit digitale uittreksel is een pdf-document, voorzien van een certificaat. Het certificaat is het bewijs dat het document afkomstig is van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het digitale uittreksel heeft dezelfde waarde als een gewaarmerkte kopie van een diploma en is beveiligd tegen wijzigingen. Om die reden wordt artikel 2, eerste lid, onder b, van het Registratiebesluit aangevuld. Bij de aanvraag tot registratie op grond van een Nederlands diploma kan in plaats van het betreffende diploma tevens een digitaal uittreksel uit het diplomaregister worden verstrekt. Een door de aanvrager zelf geprinte versie is niet geldig.

Ten overvloede kan worden opgemerkt dat ingevolge artikel 24q, zevende lid, aanhef en onder a, van de Wet op het onderwijstoezicht desgevraagd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uit het diplomaregister diplomagegevens worden verstrekt ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om inschrijving in het BIG-register. Bij de beoordeling van een aanvraag tot registratie kan de minister derhalve het diplomaregister raadplegen. Dit raadplegen kan geschieden om het diploma nogmaals te controleren. Deze mogelijkheid uit de Wet op het onderwijstoezicht vervangt niet de plicht voor de aanvrager om een gewaarmerkte kopie of digitaal uittreksel te verstrekken.

Onder 5

Het zevende lid wordt opnieuw vastgesteld. Hetgeen geregeld was voor de benodigde bewijsstukken voor de aanvraag van een erkenning, wordt geschrapt. Het daarover bepaalde wordt opgenomen in artikel 6a, derde lid, Besluit buitenslands gediplomeerden volksgezondheid (zie tevens artikel I, onder A). Daarnaast wordt geregeld dat de bescheiden bedoeld in artikel 7, alleen in het Nederlands of Engels kunnen worden overlegd, dan wel door een beëdigd vertaler in één van die talen dient te zijn vertaald. Het vervallen van het accepteren van Duitse en Franse vertalingen is ingegeven door efficiëntie-overwegingen. Het Engels wordt over het algemeen beter beheerst. Wanneer vertalingen in het Frans en Duits worden overlegd, dienen deze documenten alsnog vertaald te worden naar het Nederlands. Dit levert een vertraging van de behandeling op en zorgt voor extra kosten.

Onderdeel B

In artikel 4, eerste lid, wordt geregeld dat een aanvraag tot registratie niet in behandeling wordt genomen, zolang het tarief niet is betaald. Dat betekent dat de beslistermijn voor registratie start bij ontvangst van de betaling, in plaats van bij ontvangst van de aanvraag. Voor de formulering is aangesloten bij de formulering van artikel 6, derde lid, van het Besluit periodieke registratie Wet BIG.

Onderdeel C

Artikel 4a van de wet regelt dat een beroepsbeoefenaar zijn BIG-nummer in algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen bekend moet maken. Met bekendmaking van het BIG-nummer wordt beoogd de vindbaarheid van een beroepsbeoefenaar in het BIG-register te verbeteren. In dit artikel wordt geregeld in welke gevallen een beroepsbeoefenaar zijn BIG-nummer bekend moet maken. Het betreft de gevallen dat de beroepsbeoefenaar zich schriftelijk of digitaal naar buiten toe als BIG-geregistreerde kenbaar maakt, namelijk op door hem of onder zijn verantwoordelijkheid gebruikte websites en digitale media, op door of namens hem gebruikt briefpapier en opgestelde facturen. Alsook wanneer de geregistreerde beroepsbeoefenaar zijn naam met hoedanigheid van beroepsuitoefening hanteert in de wachtruimte, wanneer een wachtruimte aanwezig is. De manieren waarop de beroepsbeoefenaar zijn BIG-nummer bekend moet maken zijn gekozen vanwege kenbaarheid met een zo groot mogelijk bereik. De in artikel 4a vermelde manieren zijn de meest voorkomende manieren waarop beroepsbeoefenaren zich als zodanig kenbaar maken. Ook zijn dat de manieren waarmee een zo breed mogelijke doelgroep van belanghebbenden (personen en organisaties) kunnen worden bereikt. Via deze manieren wordt aldus een maximaal effect bereikt wat betreft de kenbaarheid van het BIG-nummer.

Wanneer een beroepsbeoefenaar zich niet als zodanig naar buiten presenteert, dan is dit artikel niet relevant. Dat zal bijvoorbeeld gelden voor een heel groot deel van de verpleegkundigen, die werkzaam zijn in een zorginstelling of bij de thuiszorg, en geen gebruik maken van websites, visitekaartjes en dergelijke om zich te presenteren. Het gebruik van het BIG-nummer geeft transparantie voor zowel de burger, als de werkgever, als andere zorgverleners. Daarbij is het voor een patiënt van belang het BIG-nummer van een beroepsbeoefenaar te kunnen kennen zowel bij het kiezen van een behandelaar, als wanneer er reeds een behandelrelatie met de patiënt is. In het BIG-register is, naast de informatie dat een beroepsbeoefenaar bevoegd is, immers ook informatie opgenomen over of er ten aanzien van een beroepsbeoefenaar een maatregel is opgelegd op grond waarvan hij bijvoorbeeld niet meer zijn beroep mag uitoefenen of bij de beroepsuitoefening voorwaarden in acht moet nemen. Deze informatie is zowel relevant bij het kiezen van een beroepsbeoefenaar, als wanneer de behandeling van een patiënt reeds gaande is. Het vermelden van het BIG-nummer zal in het ene geval eenvoudiger en dus sneller kunnen worden gerealiseerd dan in het andere geval. Zo is het vermelden van het BIG-nummer in de (automatische) ondertekening van e-mails en op social media eenvoudig en direct te realiseren. Wat betreft het vermelden van het BIG-nummer op voorbedrukt briefpapier ligt het in de rede dat bestaande voorraden briefpapier mogen worden opgebruikt.

Op grond van artikel 100, eerste lid, van de wet kan de inspectie een bestuurlijke boete van ten hoogste het bedrag van de eerste categorie, bedoeld in artikel 23, Wetboek van Strafrecht, (in 2018: € 415) opleggen aan een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar die in strijd met artikel 4a niet zijn BIG-nummer voert.

Onderdeel D

Artikel 5 regelt de duur dat de openbare kennisgeving, bedoeld in het tweede lid, onder b, en de aantekening in het BIG-register, bedoeld in artikel 9 van de wet, (hierna: de openbaarmaking) raadpleegbaar zijn. Met de wijzigingen van artikel 5 worden regels gesteld over de duur van openbaarmaking van overgenomen buitenlandse en op de BES-eilanden opgelegde bevoegdheidsbeperkende maatregelen, en strafrechtelijke en civielrechtelijke bevoegdheidsbeperkende maatregelen, en openbaarmaking in geval van herstel in de bevoegdheid.

In artikel 5 waren al bepalingen opgenomen over de duur van openbaarmaking van op grond van de wet opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen of maatregelen wegens ongeschiktheid. Alle van dergelijke maatregelen, behalve de waarschuwing, worden op grond van de wet openbaar gemaakt. Ook bevatte artikel 5 al een bepaling over de duur van openbaarmaking van een op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) gegeven bevel of aanwijzing die een beperking inhoudt van de bevoegdheid om het beroep uit te oefenen.

Met wijziging van artikel 5 eindigt de openbaarmaking van een door een tuchtcollege op grond van de wet opgelegde schorsing bij wijze van voorlopige voorziening niet meer direct nadat de voorlopige maatregel is geëindigd. Deze maatregel blijft nadien nog vijf jaar raadpleegbaar. Er is immers geen reden om voor de schorsing bij wijze van voorlopige voorziening een afwijkende regel te hanteren voor de openbaarmaking. Dat een beroepsbeoefenaar een schorsing bij wijze van voorlopige voorziening opgelegd heeft gekregen is immers relevante informatie in het kader van de bevoegdheid. Er is geen reden om deze maatregel nadat die is geëindigd niet ook net als de andere maatregelen nog gedurende vijf jaar open te maken. Voor deze maatregel is dan ook geen afwijkende bepaling meer opgenomen. Alleen als de voorlopige maatregel in hoger beroep wordt vernietigd, eindigt de openbaarmaking direct met de vernietiging. Dat is geregeld in het nieuwe zevende lid.

Voor de overige maatregelen die niet meer uitdrukkelijk zijn genoemd in artikel 5, gold al de regel van de duur van openbaarmaking zoals opgenomen in het nieuwe onderdeel b van het derde lid, namelijk de duur dat de maatregel van kracht is met aansluitend vijf jaar. Deze maatregelen vallen onder dat onderdeel.

Derde lid, onderdeel a (nieuw)

Een berisping en een geldboete houden geen beperking in van de bevoegdheid het beroep uit te oefenen. Alleen een berisping of een geldboete die door een tuchtcollege op grond van de wet is opgelegd wordt openbaar gemaakt. Ten aanzien van deze tuchtrechtelijke maatregelen geldt dat er geen sprake is van een geldigheidsduur dat ze van kracht zijn. Geregeld wordt dat beide maatregelen gedurende vijf jaar openbaar worden gemaakt. Overigens kan worden opgemerkt dat bij amendement (Kamerstukken II 2017/19, 34 629, nr. 13) in de wet is opgenomen dat het tuchtcollege als het de maatregel van boete of berisping oplegt, bepaalt óf de opgelegde maatregel openbaar wordt gemaakt.

Derde lid, onderdeel b (nieuw)

De door een tuchtcollege op grond van de wet opgelegde doorhaling en de ontzegging van het recht tot wederinschrijving worden voor de duur van tien jaar openbaar gemaakt.

Derde lid, onderdeel c (nieuw)

Onderdeel c van het derde lid (nieuw) heeft betrekking op:

  • alle strafrechtelijke en civielrechtelijke gehele bevoegdheidsbeperkende maatregelen, en;

  • alle in Nederland overgenomen buitenlandse en op de BES-eilanden opgelegde gehele bevoegdheidsbeperkende maatregelen.

De genoemde gevallen betreffen alle doorhalingen van de inschrijving in het BIG-register. Het vijfde lid regelt de openbaarmaking van deze gevallen. Om opnieuw te worden ingeschreven na een doorhaling moet de betrokkene altijd een aanvraag indienen op grond van artikel 5, eerste lid, van de wet.

Met een civielrechtelijke gehele bevoegdheidsbeperking wordt gedoeld op de situatie dat de inschrijving in het BIG-register wordt doorgehaald op grond van artikel 7, onder c, juncto artikel 6, onder b, van de wet. Namelijk indien de beroepsbeoefenaar ingevolge rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld wegens lichamelijke of geestelijke toestand.

Artikel 7, onder c, van de wet bepaalt dat een civielrechtelijke ondercuratelestelling wegens lichamelijke of geestelijke toestand of een strafrechtelijke ontzetting van het recht het beroep uit te oefenen, leidt tot doorhaling van de inschrijving in het BIG-register (verwerking van de maatregel). Artikel 7, onder e, van de wet bepaalt dat een buitenlandse, gehele bevoegdheidsbeperking leidt tot doorhaling van de inschrijving in het BIG-register (overname van de maatregel). Op grond van artikel 9, tweede lid, onder b, juncto artikel 9, zesde lid, van de wet, wordt een op de BES-eilanden opgelegde gehele bevoegdheidsbeperking aangetekend in het BIG-register (overname van de maatregel).

Onderdeel c van het derde lid (nieuw) regelt de duur van de openbaarmaking (via aantekening in het register en vermelding op de online lijst maatregelen BIG) van de voornoemde maatregelen voor zover het gehele bevoegdheidsbeperkende maatregelen betreft. De duur van openbaarmaking bedraagt de duur van de verwerkte of overgenomen maatregel plus vijf jaar direct na het eindigen van de maatregel, met een maximale duur van tien jaar. Een maatregel die twee jaar duurt is dus in totaal zeven jaar zichtbaar, een maatregel die zeven jaar duurt is in totaal 10 jaar zichtbaar. Als de voorlopige maatregel wordt gevolgd door een definitieve maatregel, dan is de openbaarmaking dat een voorlopige maatregel van kracht was, raadpleegbaar naast de openbaarmaking van de definitieve maatregel.

Indien bij de minister door de bevoegde autoriteit niet bekend is gemaakt wanneer een maatregel eindigt of geëindigd is, dan blijft deze raadpleegbaar voor maximaal 10 jaar.

Het is dus van belang dat de minister in kennis wordt gesteld van het eindigen van een maatregel, omdat de minister zonder die kennisgeving niet overgaat tot handelen (om de maatregel gedurende de termijn volgens artikel 5 openbaar te maken). Het is niet aan de minister om constant na te gaan of de voorlopige maatregel eindigt of is geëindigd. Het ligt in de rede dat ofwel de bevoegde autoriteit die belast is met het melden van de maatregel aan de minister of de betrokken beroepsbeoefenaar de minister informeert wanneer de voorlopige maatregel eindigt of is geëindigd. Indien de betrokken beroepsbeoefenaar de minister informeert, dient deze informatie vergezeld te gaan van een schriftelijke bevestiging van de bevoegde autoriteit. Het is de verantwoordelijkheid van de betrokken beroepsbeoefenaar en het is in diens belang om de minister op de hoogte te stellen van het eindigen van de maatregel, indien de bevoegde autoriteit dat nalaat. De betrokken beroepsbeoefenaar wordt immers op de hoogte gehouden van de voortgang van zijn zaak. De bevoegde autoriteit kan als het gaat om de overname van buitenlandse bevoegdheidsbeperkingen bijvoorbeeld een buitenlandse registerhouder zijn. Als het gaat om een strafrechtelijke bevoegdheidsbeperking is de bevoegde autoriteit het Openbaar Ministerie.

Derde lid, onderdeel d (nieuw)

Het derde lid, onderdeel d, bevat de regels voor de duur dat de openbaarmaking raadpleegbaar is. Namelijk voor de duur dat de maatregel van kracht is, en aansluitend vijf jaar na het eindigen van de maatregel. Deze bepaling heeft betrekking op:

  • alle tuchtrechtelijke maatregelen behalve degene die vermeld zijn in de nieuwe onderdelen a en c;

  • alle bestuursrechtelijke bevoegdheidsbeperkende maatregelen;

  • alle rechterlijke strafrechtelijke gedeeltelijke bevoegdheidsbeperkende maatregelen, en;

  • alle in Nederland overgenomen buitenlandse en op de BES-eilanden opgelegde gedeeltelijke bevoegdheidsbeperkende maatregelen.

Een gedeeltelijke bevoegdheidsbeperkende maatregel is bijvoorbeeld de maatregel dat de beroepsbeoefenaar een bepaalde categorie personen niet als patiënten mag hebben, bepaalde handelingen niet mag verrichten of niet als solist werkzaam mag zijn.

De bestuursrechtelijke bevoegdheidsbeperkende maatregelen (de aanwijzing bedoeld in artikel 27 Wkkgz, het bevel bedoeld in artikel 28 Wkkgz en de last bedoeld in artikel 85a van de wet) zijn altijd tijdelijk van aard en worden aangetekend in het BIG-register ongeacht of het een gehele of gedeeltelijke bevoegdheidsbeperking betreft. In geval van deze maatregelen vindt geen doorhaling van de inschrijving in het register plaats.

Indien bij de minister door de bevoegde autoriteit niet bekend is gemaakt wanneer een maatregel eindigt, dan blijft deze raadpleegbaar. Zie ook wat hierboven is toegelicht bij het derde lid, onderdeel c (nieuw).

Voorwaardelijke maatregelen en sancties houden geen beperking in van de bevoegdheid het beroep uit te oefenen. Alleen voorwaardelijke maatregelen die door een tuchtcollege op grond van de wet zijn opgelegd, worden openbaar gemaakt. Ten aanzien van deze voorwaardelijke maatregelen is opgenomen dat als duur van de maatregel de duur van de opgelegde proeftijd geldt. Deze maatregelen worden derhalve voor de duur van de proeftijd plus vijf jaar openbaar gemaakt.

Vierde lid (nieuw)

Artikel 5, zesde lid, (nieuw) bepaalt dat de tekst van de openbaarmaking wordt aangepast nadat de maatregel is geëindigd en niet meer van kracht is. Dit is van belang zodat degene die het BIG-register raadpleegt, weet welke maatregelen nog van kracht zijn en welke al zijn geëindigd.

Vijfde lid (nieuw)

Het doel van de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 11 van de wet, en de aantekening in het BIG-register, bedoeld in artikel 9 van de wet, is om belanghebbenden te informeren over maatregelen die zijn opgelegd aan de betreffende beroepsbeoefenaren vanaf het moment dat die maatregelen van kracht zijn. Maatregelen die een beperking inhouden van de bevoegdheid om het beroep uit te oefenen, kunnen in werking treden terwijl tegen de onderliggende beslissing of uitspraak nog een rechtsmiddel openstaat, oftewel de onderliggende beslissing of uitspraak nog niet onherroepelijk is. Het doel van de openbaarmaking brengt met zich mee dat dergelijke maatregelen direct als zij in werking treden openbaar worden gemaakt. Artikel 5, zevende lid, (nieuw) regelt dat.

Voor een buitenlandse bevoegdheidsbeperking geldt dat die kan worden overgenomen in Nederland zodra die maatregel in het buitenland van kracht is, ook als de onderliggende buitenlandse uitspraak of beslissing nog niet onherroepelijk is. Dat volgt uit artikel 7, onder e, of artikel 9, tweede juncto vijfde lid, van de wet. Na de overname in Nederland wordt op grond van het zevende lid in de openbaarmaking vermeld of een rechtsmiddel is of kan worden ingesteld tegen de beslissing tot overname.

Het voorgaande geldt ook voor bestuursrechtelijke bevoegdheidsbeperkingen en op de BES-eilanden opgelegde bevoegdheidsbeperkingen. Ook hier geldt, zoals in de tweede volzin van het vijfde lid, dat de bevoegde autoriteit of de betrokken beroepsbeoefenaar de minister moet informeren. In dit geval over de (on)herroepelijkheid of het instellen van een rechtsmiddel.

Zesde lid (nieuw)

Het Registratiebesluit BIG bevat geen bepaling voor de duur van openbaarmaking nadat herstel in de bevoegdheid heeft plaatsgevonden. Herstel kan plaatsvinden op grond van artikel 50 van de wet. Ook in het buitenland zal herstel kunnen plaatsvinden. Indien een beroepsbeoefenaar in de hem ontzegde bevoegdheid wordt hersteld, wordt dit herstel aangetekend in het BIG-register.

Ook hier geldt dat de bevoegde autoriteit of de betrokken beroepsbeoefenaar de minister moet informeren. In dit geval over het herstel.

De aantekening van herstel blijft zichtbaar gedurende de periode dat de eerdere bevoegdheidsbeperking zichtbaar zou zijn geweest.

Indien de beroepsbeoefenaar zich na een doorhaling niet opnieuw heeft laten inschrijven in het register, wordt dat eveneens vermeld.

Zevende lid (nieuw)

Als een maatregel eindigt omdat de uitspraak of beslissing waarbij die maatregel is opgelegd wordt vernietigd, komt de rechtsgrond voor de maatregel te vervallen. Openbare kennisgeving en aantekening in het BIG-register van de maatregel moet daarmee eveneens eindigen. Voor buitenlandse, bevoegdheidsbeperkende maatregelen die zijn overgenomen in het BIG-register geldt het zelfde als de buitenlandse uitspraak of beslissing waarbij de maatregel is opgelegd wordt vernietigd. Bovendien leidt ook de vernietiging van de beslissing tot overname in het BIG-register tot beëindiging van de openbare kennisgeving en aantekening in het BIG-register. De bevoegde autoriteit dient de minister te informeren over de vernietiging. De bevoegde autoriteit is wat betreft tuchtrechtelijke uitspraken het tuchtcollege dat de maatregel heeft opgelegd, wat betreft strafrechtelijke uitspraken is dat het Openbaar Ministerie, wat betreft bestuursrechtelijke uitspraken en beslissingen met betrekking tot de last, het bevel en de aanwijzing is dat de inspectie en wat betreft overgenomen buitenlandse maatregelen is dat de buitenlandse bevoegde autoriteit (bijvoorbeeld een buitenlandse registerhouder). Daarnaast heeft de betrokken beroepsbeoefenaar de verantwoordelijkheid om de minister te informeren over een vernietiging.

Ook in geval van herziening van een uitspraak of beslissing, geldt dat de rechtsgrond voor de maatregel komt te vervallen. Het voorgaande geldt dus eveneens wat betreft herziening.

Achtste lid (nieuw)

Artikel 5, negende lid, regelt dat de openbare kennisgeving en de aantekening in het BIG-register eindigt bij overlijden van de betrokkene. Dit was geregeld in artikel 5, zesde lid (oud).

Onderdeel E

Deze wijziging betreft de doorhaling van een geclausuleerde inschrijving die tot stand is gekomen op grond van artikel 41, derde lid, onder a, van de wet. Bij een geclausuleerde inschrijving worden voorwaarden gesteld aan de inschrijving in het kader van het voldoen aan de Nederlandse opleidingseisen. Een clausule kan bijvoorbeeld zijn dat de buitenslands gediplomeerde gedurende zes maanden onder supervisie moet werken om bepaalde praktijkervaring op te doen. Aan een geclausuleerde inschrijving is een termijn verbonden. Als die termijn is verstreken wordt de inschrijving doorgehaald. Omdat die doorhaling geen maatregel of sanctie is maar een administratieve handeling worden dergelijke doorhalingen niet openbaar gemaakt. Deze wijziging regelt dat.

Artikel IV

Artikel 4, derde lid, van het Besluit psychotherapeut schrijft voor dat de opleiding ten minste één vervolgcursus omvat over de toepassing van behandelingsmethoden in een door de aspirant-psychotherapeut te kiezen psychotherapeutisch referentiekader. De opleidingen tot psychotherapeut in Nederland omvatten echter alle twee vervolgcursussen over de toepassing van behandelingsmethoden in twee verschillende door de aspirant-psychotherapeut te kiezen psychotherapeutische referentiekaders. Om die reden wordt de eis van het aantal vervolgcursussen in het besluit veranderd van ten minste één in ten minste twee. Omdat de opleidingen tot psychotherapeut reeds allemaal twee vervolgcursussen hebben, is overgangsrecht niet noodzakelijk.

Artikel V

Ten gevolge van de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de verbeteringen die worden doorgevoerd in het tuchtrecht alsmede verbeteringen ten aanzien van het functioneren van de wet (Stb 2018, nr. 260) zijn een aantal bepalingen in de Wet BIG verplaatst. De verwijzingen worden waar nodig aangepast.

Artikel VI

Omdat artikel 2, eerste lid, onder d, Registratiebesluit BIG is vervallen, kan ook de verwijzing naar die bepaling in het Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid bachelor medisch hulpverlener vervallen.

Artikel VII

De inwerkingtreding van dit besluit is gesteld op 1 april 2019. Daarmee wordt afgeweken van het uitgangspunt van vaste verandermomenten.

De tuchtcolleges hebben zich voorbereid op een inwerkingtreding met ingang van 1 april 2019, die gelijktijdig zal plaatsvinden met de inwerkingtreding van de Wet van 11 juli 2018 tot wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de verbeteringen die worden doorgevoerd in het tuchtrecht alsmede verbeteringen ten aanzien van het functioneren van de wet (Stb. 2018, 260). De inwerkingtreding van artikel I, onderdeel II zal nog niet met ingang van 1 april 2019 kunnen plaatsvinden. Om dat artikel in werking te kunnen laten treden, zal een amvb worden vastgesteld waarin de inschaling van de voorzitters en de plaatsvervangende voorzitters van de tuchtcolleges wordt geregeld.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

Naar boven