Besluit van 27 augustus 2018 tot wijziging van onder meer het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten in verband met de introductie van een grondslag voor de specifieke uitkering aan gemeenten in verband met de regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 26 juni 2018, nr WJZ/1376321(8773) directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 8.3.2, tweede en vijfde lid en 8.3.4, vierde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, 162b, tweede en vijfde lid en 162c1, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra en 118h, tweede en vijfde lid en 118i1, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, en artikel 6, vijfde lid, van de Les- en cursusgeldwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 juli 2018, nr. W05.18.0173/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 20 augustus 2018, nr.WJZ/1372385(8773), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING BESLUIT REGIONALE MELD- EN COÖRDINATIEFUNCTIE VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN

Het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4, eerste lid, aanhef, komt te luiden:

1. De specifieke uitkering, bedoeld in de artikelen 118h, vijfde lid en 118i1, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, 8.3.2, vijfde lid en 8.3.4, vierde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en 162b, vijfde lid en 162c1, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra bestaat uit:

B

Na hoofdstuk 2 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 2a. Overgangsbepaling specifieke uitkering 2019 en 2020

Artikel 5a. Omvang, betaling en besteding gedeelte specifieke uitkering voor de uitvoering van het regionaal programma tot en met 2020
  • 1. In afwijking van artikel 4 gelden tot en met 31 december 2020, voor wat betreft het gedeelte van de specifieke uitkering bestemd voor de uitvoering van het regionaal programma, bedoeld in artikel 118i, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 8.3.4, vierde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 162c1, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra, de bedragen opgenomen in Bijlagen A en B bij dit besluit.

  • 2. In afwijking van artikel 5 wordt het gedeelte van de specifieke uitkering, bedoeld in het eerste lid, voor de kalenderjaren 2019 en 2020, behoudens de eventueel uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen, betaald in januari van het desbetreffende kalenderjaar.

  • 3. Indien het gedeelte van de specifieke uitkering, bedoeld in het eerste lid, voor het kalenderjaar niet volledig is besteed aan het doel waarvoor zij is bestemd, mag het resterende bedrag uiterlijk in 2020 aan dat doel worden besteed.

C

In hoofdstuk 4 wordt voor artikel 7 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a. Grondslag

Dit besluit berust op de artikelen 8.3.2, tweede en vijfde lid en 8.3.4, vierde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, 162b, tweede en vijfde lid en 162c1, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra en 118h, tweede en vijfde lid en 118i1, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

D

Aan het besluit worden twee bijlagen toegevoegd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

ARTIKEL II. WIJZIGING UITVOERINGSBESLUIT LES- EN CURSUSGELDWET 2000

In artikel 13, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet komt te vervallen «, tenzij het betreft de inschrijving bij een deeltijdopleiding als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel c».

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 27 augustus 2018

Willem-Alexander

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Uitgegeven de zevenentwintigste september 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

In de brief aan de Tweede Kamer van 15 februari 2016 over het vervolg van de succesvolle aanpak van voortijdig schoolverlaten (vsv) zijn de kabinetsmaatregelen voor de jaren 2017 tot en met 2020 aangekondigd (Kamerstukken II 2015/16, 26 695, nr. 109). Dankzij de aanpak is het voortijdig schoolverlaten stevig gedaald: in 2002 verlieten nog jaarlijks 71.000 jongeren het onderwijs zonder startkwalificatie, inmiddels is dat gedaald naar minder dan 24.000 per jaar in schooljaar 2016/2017. In elk van de 39 regio’s voor de regionale meld- en coördinatiefunctie (RMC-regio's), werken scholen en instellingen uit het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs intensief samen met de gemeenten om ervoor te zorgen dat jongeren in staat zijn (minimaal) een startkwalificatie te halen. En voor wie dat niet haalbaar is (al dan niet tijdelijk), werken deze partijen samen om een passende andere plek te vinden in werk, zorg, onderwijs of een combinatie daarvan. Bij de regionale samenwerking zijn naast vo, mbo en gemeenten dan ook vele andere partijen betrokken, zoals werkgevers en partijen uit de (jeugd)zorg.

Het kabinet faciliteert de regionale vsv-aanpak onder andere door financiële middelen beschikbaar te stellen aan onderwijsinstellingen en gemeenten. Met deze financiële middelen kunnen in de regio’s voor de regionale meld- en coördinatiefunctie en maatregelen worden gefinancierd die tot doel hebben om vsv te bestrijden en jongeren in een kwetsbare positie (jikp) te ondersteunen. De overeengekomen maatregelen worden in elke regio opgenomen in een regionaal plan. Omdat de regionale aanpak een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van de onderwijsinstellingen (vertegenwoordigd door de contactschool) en de regiogemeenten (vertegenwoordigd door de RMC-contactgemeente), is het passend om een deel van de middelen ten behoeve van het regionaal programma aan de contactschool en een deel aan de contactgemeente toe te kennen. Dat zorgt ervoor dat het regionaal programma van maatregelen breed gedragen wordt en dat bovendien alle doelgroepen die onder de aanpak vallen, kunnen worden bediend.

Om de bekostiging van het regionaal programma voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie structureel te kunnen borgen is met de Wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie (Stb. 2018, 210; hierna Wet regionale samenwerking vsv en jikp) een basis geschapen voor een budget voor RMC-contactgemeenten voor het voeren van regionaal overleg en het opstellen en uitvoeren van een regionaal programma. Dit budget wordt samengevoegd met de specifieke uitkering die RMC-contactgemeenten ontvangen voor de uitoefening van de bestaande wettelijke taak die zij hebben binnen de vsv-aanpak. Die taak – op grond van de nog in werking te treden wet Regionale samenwerking vsv en jikp – bestaat uit het volgen van deelname aan onderwijs en arbeidsmarkt van niet-kwalificatieplichtige jongeren zonder startkwalificatie tot 23 jaar. En vervolgens ervoor te zorgen, samen met andere betrokken partijen in de regio, dat deze jongeren worden begeleid naar school, zorg, werk of een combinatie daarvan. Ook krijgt de RMC-contactgemeente de coördinerende verantwoordelijkheid voor het maken van regionale afspraken over de bestrijding van voortijdig schoolverlaten binnen de RMC-regio en de begeleiding van jongeren in een kwetsbare positie. De specifieke uitkering die de RMC-contactgemeenten voor deze wettelijke taak ontvangen bedraagt jaarlijks ongeveer € 34 miljoen.

2. Inhoud besluit

Dit besluit geeft uitvoering aan de bepaling in de Wet regionale samenwerking vsv dat de specifieke uitkering vsv en jikp voortaan mede betrekking heeft op de maatregelen in het regionaal programma vsv en jikp. Het besluit bevat verder een overgangsregeling voor de omvang, betaling en besteding tot en met 31 december 2020 van het gedeelte van de specifieke uitkering bedoeld voor de maatregelen in het regionaal programma vsv en jikp. Ondanks de samenvoeging van de betaling van de specifieke uitkering en de specifieke uitkering voor de uitvoering van de RMC-taak, gaat het besluit tot 2021 bij de verdeling van de middelen nog niet uit van een andere berekening van dit gedeelte van de specifieke uitkering. De reden hiervoor is dat scholen en gemeenten in 2016 in iedere RMC-regio een regionaal programma voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie voor de duur van vier jaar hebben vastgesteld, waarvan de bekostiging tot 2020 is vastgesteld. De hoogte en verdeling van de middelen voor uitvoering van het regionaal programma tot 2020 zijn in Bijlagen A en B bij dit besluit opgenomen. Dit besluit wordt op een later tijdstip aangepast om de verdeling van de specifieke uitkering na 2020 te regelen.

3. Uitvoering

De wijzigingen die met het besluit in gang worden gezet, zijn voor uitvoeringstoets voorgelegd aan Dienst Uitvoering Onderwijs, de Inspectie van het Onderwijs en de Auditdienst Rijk. Zij hebben allen geconstateerd dat er geen bevindingen zijn te melden en dat het besluit goed uitvoerbaar is.

4. Toezicht en handhaving

De contactgemeenten leggen financiële en beleidsmatige verantwoording af over de besteding van de regionale vsv-middelen. De financiële verantwoording geschiedt via het SiSa-systeem: de contactgemeenten doen dat nu al voor de bestaande specifieke uitkering. De contactgemeenten leggen verder jaarlijks in de regionale vsv-effectrapportage beleidsmatig verantwoording af over de activiteiten die ze hebben uitgevoerd. De effectrapportage bevat vragen over de reguliere taken van de RMC-functie, maar ook over het regionale programma en de regionale (bestuurlijke) overleggen. Tevens worden alle resultaten over het voortijdig schoolverlaten jaarlijks op het niveau van de school, gemeente en regio openbaar gemaakt. Als na afloop van de periode blijkt dat middelen onrechtmatig zijn besteed, kunnen deze worden teruggevorderd door DUO.

6. Regeldruk en administratieve lasten

Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet regionale samenwerking vsv en jikp zijn de administratieve lasten voor de onderwijsinstellingen licht afgenomen. Dat komt omdat gemeenten nu verantwoordelijk zijn voor de uitvoering en verantwoording van een deel van de maatregelen uit het regionaal programma vsv en jikp. Deze wijziging in verantwoording ligt ten grondslag aan onderhavig besluit.

De bestaande informatieverplichting voor uitvoering van het regionaal programma bestaat uit het (mede) opstellen van het programma en het afleggen van financiële en beleidsmatige verantwoording van die middelen door de gemeenten. Naar schatting liggen de administratieve lasten voor gemeenten voor de uitvoering van regionale maatregelen op 0,5% van het totaal beschikbare bedrag. De financiële verantwoording geschiedt via het SiSa-systeem: gemeenten doen dat nu al voor de bestaande specifieke uitkering. De verantwoording over de uitbreiding van deze specifieke uitkering zorgt voor een minieme verhoging in de administratieve lasten. De administratieve lasten van de beleidsmatige verantwoording door gemeente nemen af. Gemeenten leggen nu al in de RMC-effectrapportage beleidsmatig verantwoording af over de activiteiten die ze hebben uitgevoerd; de bestaande effectrapportage wordt momenteel aangepast en treedt eind 2018 in werking. Ten opzichte van de huidige RMC-effectrapportage zal de nieuwe rapportage aanzienlijk minder vragen bevatten. Hoewel lastig te becijferen, is de inschatting dat dit zal zorgen voor een afname in de administratieve lasten.

Het besluit is voor advies voorgelegd aan het Adviescollege regeldruk (ATR). Omdat het uitsluitend gaat om lasten voor gemeenten, is het dossier ambtelijk afgehandeld en heeft ATR geen advies uitgebracht.

7. Financiële gevolgen voor de rijksbegroting

Er zijn geen financiële gevolgen voor de rijksbegroting. De gemeenten ontvangen in de jaren 2019 en 2020 voor de aanvulling van de specifieke uitkering vsv en jikp hetzelfde bedrag dat voor de inwerkingtreding van dit besluit was opgenomen in Bijlagen 2 en 3 bij het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten.

8. Caribisch Nederland

De maatregelen hebben geen betrekking op Caribisch Nederland. Caribisch Nederland heeft een eigen regeling voor de doelgroep voortijdig schoolverlaters en jongeren in een kwetsbare positie, namelijk de Wet sociale kanstrajecten jongeren BES (WSKJ BES). Deze wet is gebaseerd op de Antilliaanse Wet sociale vormingsplicht en heeft eenzelfde oogmerk als de RMC-functie. Op grond van de WSKJ BES wordt de taak die in Europees Nederland wordt verricht door de RMC-functie betreffende de doorverwijzing naar onderwijs of arbeidsmarkt, verricht door de uitvoeringinstantie van de sociale kanstrajecten van het betreffende eiland. Dit wettelijk regime past bij de kleinschaligheid van de eilanden.

9. Advies VNG, MBO Raad, VO-Raad

De hoofdlijnen van de vervolgaanpak vsv, waaronder de wijziging in de taakomschrijving van de RMC-functie van gemeenten, zijn in 2015 en 2016 op bestuurlijk niveau afgestemd met vertegenwoordigers van onderwijsinstellingen (VO-raad en MBO Raad) en gemeenten (VNG, G4, G32). Afgesproken is om in de tussentijdse evaluatie van het huidige vsv-beleid in het najaar van 2018 te onderzoeken of gemeenten nu (financieel) voldoende geëquipeerd zijn voor de uitvoering van hun taak, of dat er voor de periode na 2020 aanpassingen van het beleid nodig zijn. In de evaluatie zal tevens de vraag worden meegenomen of de specifieke uitkering na 2020 omgezet kan worden naar een decentralisatie-uitkering.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Artikel I, onderdeel A (artikel 4, eerste lid, aanhef, Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten).

Na de inwerkingtreding van de Wet regionale samenwerking vsv en jikp, is de specifieke uitkering, bedoeld in de artikelen 8.3.2, vijfde lid, WEB, 162b, vijfde lid, WEC en 118h, vijfde lid, WVO, mede bestemd voor de taken van gemeenten, scholen, instellingen en organisaties, genoemd in de artikelen 8.3.4 WEB, 162c1 WEC en 118i1 WVO (het voeren van regionaal overleg en het opstellen en uitvoeren van een regionaal programma). Naar aanleiding van deze wijziging is aan de bepaling in artikel 4, eerste lid, aanhef, van het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten een verwijzing opgenomen naar de artikelen 8.3.4, vierde lid, WEB, 162c1, vierde lid, WEC en 118i1, vierde lid, WVO, waarin dit wordt geregeld.

De vervolgaanpak van voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie wordt in 2018 tussentijds geëvalueerd. Op basis van de resultaten van deze tussentijdse evaluatie zal in 2019 worden besloten of en hoe de specifieke uitkering omgevormd zal worden. Eventuele wijzigingen zullen pas na afloop van de huidige aanpak, dus na 2020, worden doorgevoerd. Indien hiertoe zal worden besloten, zal de bepaling over de berekening van de specifieke uitkering in artikel 4 naar verwachting aanpassing behoeven.

Artikel I, onderdeel B (artikel 5a Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten).
Artikel 5a, eerste lid.

Vanwege de geplande tussentijdse evaluatie (zie de toelichting bij artikel I, onderdeel A), worden de bedragen die waren vastgesteld voor de uitvoering van het regionaal programma voor de periode tot en met 31 december 2020, vooralsnog onveranderd gelaten. Om dit te bewerkstelligen zijn de bij artikel 5a, eerste lid (nieuw), toegevoegde bijlagen (Bijlagen A en B), een kopie van Bijlagen 2 en 3, die tot de inwerkingtreding van de Wet regionale samenwerking vsv en jikp onderdeel uitmaakten van het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten. Bijlagen A en B bevatten de verdeling over de RMC-contactgemeenten van de specifieke uitkering bestemd voor de uitvoering van het regionaal programma voor de kalenderjaren 2019 en 2020.

Artikel 5a, tweede en derde lid.

Het gedeelte van de specifieke uitkering bestemd voor de uitvoering van het regionaal programma zal voor de kalenderjaren 2019 en 2020 worden uitbetaald in januari van het desbetreffende kalenderjaar. Dat past bij het huidige betaalritme van de specifieke uitkering voor de uitvoering van de RMC-taak. Daar wordt de specifieke uitkering vsv en jikp bij de betaling aan toegevoegd. Het overige deel van de specifieke uitkering (voor de uitvoering van de RMC-taak), wordt op grond van artikel 5 van het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten in twee gelijke delen uitbetaald. In de praktijk betekent dit dat deze uitkering door DUO wordt uitbetaald in januari en september van desbetreffend kalenderjaar. Zodoende wordt enige continuïteit in het betaalritme geboden.

De specifieke uitkeringen die worden uitgekeerd voor de uitvoering van het regionaal programma in de periode van 1 januari 2017 tot en met 1 februari 2020, moeten uiterlijk voor 31 december 2020 aan dit doel zijn besteed.

Artikel I, onderdeel C (artikel 6a Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten).

De Wet regionale samenwerking vsv en jikp heeft een wettelijke basis gecreëerd voor het regionaal bestuurlijk overleg tussen gemeenten en onderwijsinstellingen en het regionaal programma voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie in de artikelen 8.3.4 WEB, 162c1 WEC en 118i1 WVO. In het vierde lid van elk van deze bepalingen is de grondslag te vinden voor het mede bestemmen van de specifieke uitkering voor de in deze artikelen genoemde taken. Het nieuwe artikel 6a van het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten geeft deze wijziging weer.

Artikel I, onderdeel D (bijlagen A en B).

De bijlagen A en B bevatten de verdeling over de RMC-contactgemeenten van de specifieke uitkering bestemd voor de uitvoering van het regionaal programma voor de kalenderjaren 2019 en 2020. De bijlagen A en B zijn een kopie van de bijlagen 2 en 3, die tot de inwerkingtreding van de Wet regionale samenwerking vsv en jikp onderdeel uitmaakten van het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten. Zie ook de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel B (artikel 5a, eerste lid, van het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten).

Artikel II (artikel 13, eerste lid, Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000)

Met de Wet regionale samenwerking vsv en jikp wordt het met ingang van het schooljaar 2019–2020 mogelijk dat minderjarige deelnemers onder voorwaarden zich kunnen inschrijven bij een opleiding vavo (voortgezet algemeen volwassenenonderwijs).

Voorliggende wijziging regelt dat minderjarige deelnemers die bij het vavo staan ingeschreven en een opleiding vavo volgen die niet voldoet aan artikel 2.17 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (indien zij slechts één of een aantal vakken volgen), geen cursusgeld hoeven te betalen. Hiermee wordt hun situatie gelijkgetrokken met andere minderjarige leerlingen die op het vavo staan ingeschreven en voltijdonderwijs volgen, met minderjarige mbo’ers en met minderjarigen op het voortgezet onderwijs, die allen geen les- of cursusgeld hoeven te betalen. Als de deelnemers 18 jaar worden en bij de start van een nieuw schooljaar nog op het vavo zitten, moeten ze wel cursusgeld gaan betalen.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. De inwerkingtreding van de verschillende onderdelen van dit besluit zal worden afgestemd op de inwerkingtreding van verschillende onderdelen van de Wet regionale samenwerking vsv en van artikel I, onderdeel C, van het besluit van 23 oktober 2017 tot wijziging van het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten in verband met de regeling van de specifieke uitkering aan gemeenten in verband met de regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie (Stb. 2017, 418).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Bijlage bij het besluit van 27 augustus 2018 tot wijziging van onder meer het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten in verband met onder meer de introductie van een grondslag voor de specifieke uitkering aan gemeenten in verband met de regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie

Bijlage A bij artikel 5a, eerste lid, van het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten

Verdeling van het gedeelte van de specifieke uitkering bedoeld voor het regionaal programma over de RMC-contactgemeenten in 2019

RMC-regio

Naam regio

RMC-contactgemeente

Bedrag per regio

1

Oost-Groningen

Veendam

129.981

2

Noord-Groningen-Eemsmond

Delfzijl

129.981

3

Centraal en Westelijk Groningen

Groningen

297.099

4

Friesland Noord

Leeuwarden

297.099

5

Zuid-West Friesland

Sneek

129.981

6

De Friese Wouden

Smallingerland

297.099

7

Noord- en Midden Drenthe

Assen

222.824

8

Zuid-Oost Drenthe

Emmen

222.824

9

Zuid-West Drenthe

Hoogeveen

129.981

10

IJssel-Vecht

Zwolle

594.197

11

Stedendriehoek

Apeldoorn

519.923

12

Twente

Enschede

742.747

13

Achterhoek

Doetinchem

371.373

14

Arnhem/Nijmegen

Nijmegen

742.747

15

Rivierenland

Tiel

297.099

16

Eem en Vallei

Amersfoort

742.747

17

Noordwest-Veluwe

Harderwijk

222.824

18

Flevoland

Almere

519.923

19

Utrecht

Utrecht

965.571

20

Gooi en Vechtstreek

Hilversum

297.099

21

Agglomeratie Amsterdam

Amsterdam

1.336.944

22

West-Friesland

Hoorn

222.824

23

Kop van Noord-Holland

Den Helder

222.824

24

Noord-Kennemerland

Alkmaar

297.099

25

West-Kennemerland

Haarlem

371.373

26

Zuid-Holland-Noord

Leiden

519.923

27

Zuid-Holland-Oost

Gouda

519.923

28

Haaglanden

Den Haag

965.571

29

Rijnmond

Rotterdam

1.708.317

30

Zuid-Holland-Zuid

Dordrecht

594.197

31

Oosterschelde regio

Goes

222.824

32

Walcheren

Middelburg

129.981

33

Zeeuwsch-Vlaanderen

Terneuzen

129.981

34

West-Brabant

Breda

742.747

35

Midden-Brabant

Tilburg

519.923

36

Noord-Oost-Brabant

Den Bosch

742.747

37

Zuidoost-Brabant

Eindhoven

742.747

38

Gewest Limburg-Noord

Venlo

594.197

39

Gewest Zuid-Limburg

Heerlen

742.747

Bijlage B bij artikel 5a, eerste lid, van het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten

Verdeling van het gedeelte van de specifieke uitkering bedoeld voor het regionaal programma over de RMC-contactgemeenten in 2020

RMC-regio

Naam regio

RMC-contactgemeente

Bedrag per regio

1

Oost-Groningen

Veendam

129.981

2

Noord-Groningen-Eemsmond

Delfzijl

129.981

3

Centraal en Westelijk Groningen

Groningen

297.099

4

Friesland Noord

Leeuwarden

297.099

5

Zuid-West Friesland

Sneek

129.981

6

De Friese Wouden

Smallingerland

297.099

7

Noord- en Midden Drenthe

Assen

222.824

8

Zuid-Oost Drenthe

Emmen

222.824

9

Zuid-West Drenthe

Hoogeveen

129.981

10

IJssel-Vecht

Zwolle

594.197

11

Stedendriehoek

Apeldoorn

519.923

12

Twente

Enschede

742.747

13

Achterhoek

Doetinchem

371.373

14

Arnhem/Nijmegen

Nijmegen

742.747

15

Rivierenland

Tiel

297.099

16

Eem en Vallei

Amersfoort

742.747

17

Noordwest-Veluwe

Harderwijk

222.824

18

Flevoland

Almere

519.923

19

Utrecht

Utrecht

965.571

20

Gooi en Vechtstreek

Hilversum

297.099

21

Agglomeratie Amsterdam

Amsterdam

1.336.944

22

West-Friesland

Hoorn

222.824

23

Kop van Noord-Holland

Den Helder

222.824

24

Noord-Kennemerland

Alkmaar

297.099

25

West-Kennemerland

Haarlem

371.373

26

Zuid-Holland-Noord

Leiden

519.923

27

Zuid-Holland-Oost

Gouda

519.923

28

Haaglanden

Den Haag

965.571

29

Rijnmond

Rotterdam

1.708.317

30

Zuid-Holland-Zuid

Dordrecht

594.197

31

Oosterschelde regio

Goes

222.824

32

Walcheren

Middelburg

129.981

33

Zeeuwsch-Vlaanderen

Terneuzen

129.981

34

West-Brabant

Breda

742.747

35

Midden-Brabant

Tilburg

519.923

36

Noord-Oost-Brabant

Den Bosch

742.747

37

Zuidoost-Brabant

Eindhoven

742.747

38

Gewest Limburg-Noord

Venlo

594.197

39

Gewest Zuid-Limburg

Heerlen

742.747


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven