Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2018, 147 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2018, 147 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 21 februari 2018, 2018-26272, directie Financiële Markten;
Gelet op de artikelen 1:25, derde lid, 1:80, aanhef en onderdeel b, 1:81, tweede lid, 1:94, eerste lid, 2:78, tweede lid, 2:83, tweede lid, 2:89, tweede lid, 2:94, tweede lid, 2:125, tweede lid, 2:125a, tweede lid, 3:17, tweede lid, onderdeel b, 4:9, tweede en vierde lid, 4:11, tweede lid, 4:15, tweede lid, onderdelen a en b, en derde lid, 4:20, eerste en derde lid, 4:22, eerste lid, 4:23, zesde en zevende lid, 4:24, eerste lid, 4:25a, eerste lid, 4:25b, derde lid, 4:88, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht, artikel 47b van de Pensioenwet en artikel 58b van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 5 april 2018, nr. W06.18.0038/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 3 mei 2018, 2018-0000056534, directie Financiële Markten;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel d, vervalt «en».
2. Aan het slot van onderdeel e wordt de punt vervangen door: ; en.
3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. bij financiële dienstverlening met betrekking tot verzekeringen:
1°. de feitelijk leidinggevenden van de personen, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet, voldoen aan de in bijlage I van de richtlijn verzekeringsdistributie opgenomen eisen;
2°. de feitelijk leidinggevenden volgen ten minste 15 uur aan opleiding of bijscholing per jaar;
3°. indien het een verzekeraar betreft, alle relevante documentatie met betrekking tot de toepassing van dit artikel wordt vastgelegd en bijgehouden.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, voldoet een financiëledienstverlener aan artikel 4:9, tweede lid, van de wet indien werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder verantwoordelijkheid van die financiëledienstverlener bezighouden met het adviseren over exportkredietverzekeringen, hagelschadeverzekeringen, paarden- en veeverzekeringen of glasverzekeringen, met uitzondering van broeiglasverzekeringen, voldoen aan de in bijlage 1 van de richtlijn verzekeringsdistributie opgenomen eisen.
3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, voldoet een financiëledienstverlener aan artikel 4:9, tweede lid, van de wet indien werknemers of andere natuurlijke personen die zich onder verantwoordelijkheid van die financiëledienstverlener bezighouden met het adviseren over annuleringsverzekeringen of verzekeringen die met het oog op een reis of vakantie worden gesloten, beschikken over:
1°. een geldig diploma als bedoeld in artikel 7 of een geldige erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties;
2°. het diploma vakbekwaamheid voor het reisbureaubedrijf, na 1 juli 1992 afgegeven door de Stichting Examens en Proeven voor het Reisbureaubedrijf;
3°. het certificaat «reisverzekeringen», afgegeven door de Stichting Examens en Proeven voor het Reisbureaubedrijf;
4°. het diploma Middelbaar Middenstands Onderwijs, afdeling Middelbaar Toeristisch en Recreatief Onderwijs, afgegeven op grond van artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
5°. het diploma Middelbaar economisch en administratief onderwijs, afdeling Middelbaar Toeristisch en Recreatief Onderwijs, na 1 januari 1994 afgegeven op grond van artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
6°. het diploma Middelbaar beroepsonderwijs, Sector Economie, Afdeling Toerisme en Recreatie, afgegeven op grond van artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
7°. het diploma Middenkaderfunctionaris reizen, afgegeven op grond van artikel 7.4.6. van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
8°. het diploma Zelfstandig werkend medewerker reizen, afgegeven op grond van artikel 7.4.6. van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
9°. het diploma Middenkaderfunctionaris toeristische informatie, afgegeven op grond van artikel 7.4.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, indien dit diploma is afgegeven mede op basis van het behalen van het examen voor de deelkwalificatie Vakantiereizen; of
10°. het diploma Zelfstandig werkend medewerker toeristische informatie, afgegeven op grond van artikel 7.4.6. van de Wet educatie en beroepsonderwijs, indien dit diploma is afgegeven mede op basis van het behalen van het examen voor de deelkwalificatie Vakantiereizen.
B
In artikel 11, eerste lid, wordt «artikel 6, onderdeel b» vervangen door: artikel 6, eerste lid, onderdeel b.
C
Artikel 11f wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 6, onderdeel b, onder 1°» vervangen door «artikel 6, eerste lid, onderdeel b, onder 1°» en wordt «artikel 6, onderdeel b, onder 2°» vervangen door: artikel 6, eerste lid, onderdeel b, onder 2°.
2. In het tweede lid, onderdeel g, wordt «artikel 6, onderdeel b, onder 1°» vervangen door: artikel 6, eerste lid, onderdeel b, onder 1°.
3. In het tweede lid, onderdeel h, wordt «artikel 6, onderdeel b, onder 2°» vervangen door: artikel 6, eerste lid, onderdeel b, onder 2°.
D
In artikel 28, eerste lid, wordt na «het verlenen van financiële diensten» ingevoegd: en van de feitelijk leidinggevenden die voor deze personen verantwoordelijk zijn.
E
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zevende lid wordt na «de definitie van aanbieden in artikel 1:1 van de wet» ingevoegd: en op financiëledienstverleners die een verzekering aanbieden of samenstellen en in de markt verkrijgbaar stellen.
2. In het achtste lid wordt «en beheerders van een icbe» vervangen door: beheerders van een icbe en financiëledienstverleners die verzekeringen van grote risico’s aanbieden of samenstellen en in de markt verkrijgbaar stellen.
F
Na artikel 32d wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een financiëledienstverlener die een verzekering aanbiedt of samenstelt en in de markt verkrijgbaar stelt, informeert de adviseur, bemiddelaar in verzekeringen, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent die de verzekering distribueert over de kenmerken van de verzekering, de kenmerken en doelstellingen van de doelgroep en de distributiestrategie.
2. De financiëledienstverlener die verzekeringen distribueert, beschikt over procedures en maatregelen om de informatie over de kenmerken van elke verzekering, de kenmerken en de doelstelling van de doelgroep en de distributiestrategie te verkrijgen en de beoogde doelgroep te begrijpen.
3. Dit artikel is niet van toepassing op financiëledienstverleners die verzekeringen van grote risico’s distribueren.
G
In het opschrift van paragraaf 8.1.1 wordt «artikelen 4:22, eerste lid, 4:25a, eerste lid, en 4:25b, eerste en tweede lid, van de wet» vervangen door: artikelen 4:20, eerste en derde lid, 4:22, eerste lid, 4:25a, eerste lid, en 4:25b, eerste en tweede lid.
H
Artikel 49, derde lid, komt te luiden:
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op het verstrekken van informatie met betrekking tot:
a. het verlenen van beleggingsdiensten; of
b. het verlenen van financiële diensten met betrekking tot een verzekering.
I
Na artikel 49 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een verzekeraar, adviseur, bemiddelaar in verzekeringen, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent verstrekt de ingevolge deze afdeling en de artikelen 4:20, eerste en derde lid, 4:22, eerste lid, en 4:25b, eerste en tweede lid, van de wet aan de cliënt te verstrekken informatie schriftelijk en kosteloos, tenzij in deze afdeling of die artikelen anders wordt bepaald.
2. De financiëledienstverlener kan na uitdrukkelijke toestemming van de cliënt en indien dit past in de context waarin hij met de cliënt zaken doet, de informatie op een andere duurzame drager verstrekken.
3. De financiëledienstverlener verstrekt de informatie, bedoeld in het eerste lid, in de Nederlandse taal of in de taal waar het risico is gelegen of in elke andere taal die door partijen is overeengekomen.
4. De financiëledienstverlener kan, na toestemming van de cliënt, de ingevolge deze afdeling en de artikelen 4:20, eerste en derde lid, 4:22, eerste lid, en 4:25b, eerste en tweede lid, van de wet te verschaffen informatie die niet persoonlijk tot de cliënt is gericht via haar website verstrekken indien:
a. het gebruik van de website past in de context waarin hij met de cliënt zaken doet;
b. de cliënt elektronisch op de hoogte wordt gesteld van het adres van de website en de plaats op de website waar de informatie kan worden verkregen;
c. de informatie actueel is en, zolang dat voor de cliënt van belang is, op de website toegankelijk blijft.
5. De verstrekking van informatie door de financiëledienstverlener aan de cliënt via een andere duurzame drager dan papier of via een website past in de context waarin de financiëledienstverlener met de cliënt zaken doet, indien is bewezen dat de cliënt regelmatig toegang heeft tot internet. Het gegeven dat de cliënt een e-mailadres opgeeft om zaken te kunnen doen geldt in ieder geval als bewijs hiervan.
6. Een financiëledienstverlener verstrekt informatie die aan de cliënt via een andere duurzame drager dan papier of via een website is verstrekt op verzoek schriftelijk en kosteloos aan de cliënt.
J
Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt.
2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
3. In het tweede lid (nieuw) wordt «Een bemiddelaar in hypothecair krediet» vervangen door: Een bemiddelaar in hypothecair krediet, adviseur, bemiddelaar in verzekeringen, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent.
K
Na artikel 59g wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een financiëledienstverlener informeert een cliënt voorafgaand aan het advies over een verzekering met een beleggingscomponent of de cliënt een periodieke beoordeling ontvangt van de geschiktheid van de verzekering met een beleggingscomponent die de financiëledienstverlener aan de cliënt heeft geadviseerd.
2. Een financiëledienstverlener informeert de cliënt over alle kosten en bijbehorende lasten in verband met de dienst en de verzekering met een beleggingscomponent en voegt de kosten die niet het gevolg zijn van de ontwikkeling van onderliggende marktrisico’s, samen zodat de cliënt inzicht krijgt in de totale kosten, en mede in het cumulatieve effect op het rendement.
3. Op verzoek van de cliënt verstrekt de financiëledienstverlener een puntgewijze uitsplitsing van de kosten en bijbehorende lasten, bedoeld in het tweede lid.
L
In artikel 60, eerste lid, aanhef, wordt «artikelen 57 en 58» vervangen door: artikel 57.
M
Aan artikel 61, eerste lid, wordt onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel b, door «;» en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c, door «; en» een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. de aard van de vergoeding die zijn werknemers ontvangen die financiële diensten verlenen met betrekking tot schadeverzekeringen.
N
Onder vernummering van artikel 63a tot artikel 63c worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Indien een financiëledienstverlener een verzekering aanbiedt of bemiddelt in een verzekering samen met een aanvullend product niet zijnde een verzekering of aanvullende dienst, als onderdeel van een pakket of van dezelfde overeenkomst, deelt de financiëledienstverlener de cliënt mede of de verschillende financiële producten of diensten afzonderlijk kunnen worden aangeschaft en zo ja, verstrekt de financiëledienstverlener een beschrijving van de verschillende financiële producten of diensten die deel uitmaken van het pakket of de overeenkomst en informatie over de kosten en bijbehorende lasten van elk financieel product respectievelijk elke dienst.
2. Indien de risico’s of de verzekeringsdekking van de verzekering samen met een aanvullend product of aanvullende dienst verschilt van de risico’s of de verzekeringsdekking die verbonden is aan elk van de producten of diensten afzonderlijk, verstrekt de financiëledienstverlener aan de cliënt een adequate beschrijving van de verschillende producten of diensten die deel uitmaken van het pakket of de overeenkomst, de risicoverhogende wisselwerking daartussen en, indien van toepassing, de invloed op de verzekeringsdekking.
Een financiëledienstverlener die een cliënt adviseert inzake een schadeverzekering, niet zijnde een verzekering in verband met het geheel of gedeeltelijk wegvallen van het inkomen van een cliënt, verstrekt aan de cliënt een advies waarin wordt uitgelegd waarom een bepaalde schadeverzekering het beste aansluit bij de wensen en behoeften van de cliënt.
O
Het opschrift van paragraaf 8.1.5 komt te luiden:
P
Na artikel 65a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een financiëledienstverlener die een schadeverzekering aanbiedt of samenstelt en algemeen in de markt verkrijgbaar stelt, stelt voor dat product een informatiedocument op waarbij wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 20, zevende lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie.
2. De financiëledienstverlener verstrekt een cliënt voorafgaande aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake een schadeverzekering een informatiedocument over de desbetreffende schadeverzekering.
Q
Na artikel 66a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. In het informatiedocument, bedoeld in artikel 65b, wordt de volgende informatie over de schadeverzekering opgenomen:
a. informatie over het soort verzekering;
b. een samenvatting van de verzekeringsdekking, waaronder de belangrijkste verzekerde risico’s, de verzekerde som en, indien van toepassing, de geografische dekking en een samenvatting van de uitgesloten risico’s;
c. wijze en duur van betaling van de premies;
d. belangrijkste uitsluitingen;
e. verplichtingen bij aanvang van de overeenkomst;
f. verplichtingen gedurende de overeenkomst;
g. verplichtingen bij aangifte van een schade;
h. de looptijd van de overeenkomst met vermelding van begindatum en einddatum;
i. wijze van beëindiging van de overeenkomst.
2. In aanvulling op het eerste lid voldoet het informatiedocument aan de ingevolge artikel 20, negende lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie gestelde regels.
R
Na artikel 72 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien een financiëledienstverlener een cliënt voorafgaand aan het advies heeft medegedeeld dat hij een periodieke beoordeling ontvangt van de geschiktheid van de verzekering met een beleggingscomponent die de financiëledienstverlener heeft geadviseerd, wordt door de financiëledienstverlener een bijgewerkte geschiktheidsverklaring verstrekt als bedoeld in artikel 4:23, vierde lid, van de wet.
S
In paragraaf 8.1.6 wordt na artikel 75 een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een financiëledienstverlener die financiële diensten verleent met betrekking tot een verzekering met een beleggingscomponent verstrekt de cliënt periodiek rapporten over de door hem verleende dienstverlening op een duurzame drager.
2. De rapporten, bedoeld in het eerste lid, bevatten mededelingen aan cliënten rekening houdend met het type en de complexiteit van de desbetreffende verzekering met een beleggingscomponent en de aard van de aan de cliënt verleende dienst en, in voorkomend geval, de kosten van transacties en de diensten die voor rekening van de cliënt zijn verricht.
3. Gedurende de looptijd van een overeenkomst inzake een verzekering met een beleggingscomponent verstrekt de financiëledienstverlener de cliënt jaarlijks informatie over alle gemaakte kosten en lasten die verbonden zijn aan de verzekering met een beleggingscomponent en de verleende financiële diensten.
T
In artikel 78, eerste lid, wordt «als bedoeld in artikel 49, eerste lid» vervangen door: als bedoeld in artikel 49, eerste lid, of artikel 49a, tweede lid.
U
Artikel 80.0a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien een overeenkomst met betrekking tot een verzekering met een beleggingscomponent wordt gesloten door middel van een techniek voor communicatie op afstand die belet dat de geschiktheidsverklaring, bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst op een duurzame drager kan worden verstrekt, kan de geschiktheidsverklaring op een duurzame drager worden verstrekt onmiddellijk na de totstandkoming van de overeenkomst op afstand indien:
a. de cliënt heeft ingestemd met de ontvangst van de geschiktheidsverklaring onmiddellijk na het sluiten van de overeenkomst;
b. de financiëledienstverlener de cliënt de mogelijkheid heeft geboden de sluiting van de overeenkomst uit te stellen teneinde de geschiktheidsverklaring vooraf te ontvangen.
V
Aan artikel 80e wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Indien sprake is van het verlenen van een financiële dienst in combinatie met een andere financiële dienst of financieel product dient bij de beoordeling van de passendheid te worden nagegaan of de gehele dienstverlening of de combinatie van de financiële dienst en het financieel product passend is.
W
In artikel 86f, tweede lid, wordt onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel j, door «;» en onder verlettering van onderdeel k tot onderdeel l, een onderdeel ingevoegd, luidende:
k. indien hij een verzekeraar is: informatie over de aard van de vergoeding die zijn werknemers ontvangen die financiële diensten verlenen met betrekking tot verzekeringen; en.
X
Artikel 86i wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt onder verlettering van de onderdelen e en f tot onderdelen f en g, een onderdeel ingevoegd, luidende:
e. de hoogte van de provisie, of, indien het bedrag van de provisie op dat moment niet bekend is, de wijze van berekening van de provisie indien de provisie rechtstreeks wordt verschaft door de cliënt of degene die namens hem optreedt;
2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien uit hoofde van de overeenkomst inzake een verzekering na de totstandkoming van de overeenkomst andere kosten bij de cliënt in rekening worden gebracht dan de premies en voorzienbare kosten, voldoet de financiëledienstverlener voor die bijkomende kosten aan het eerste lid.
Y
Onder vernummering van artikel 167b tot artikel 167 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Een financiëledienstverlener die verzekeringen met een beleggingscomponent aanbiedt of adviseert over of bemiddelt in verzekeringen met een beleggingscomponent voldoet ter voldoening aan de artikelen 4:88, eerste en tweede lid, en 4:91q van de wet aan de artikelen 3 tot en met 8 van de gedelegeerde verordening (EU) nr. 2017/2359 van de Commissie van 21 september 2017 tot aanvulling van Richtlijn 2016/97/EU van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van informatievereisten en gedragsregels die van toepassing zijn op de distributie van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PbEU 2017, L 341).
Z
In artikel 171, eerste tot en met derde lid, wordt «artikel 6, onderdeel b» telkens vervangen door: artikel 6, eerste lid, onderdeel b.
Het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 komt te luiden:
In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
situatie waarin twee of meer natuurlijke of rechtspersonen verbonden zijn door:
1°. een deelneming, dat wil zeggen het rechtstreeks of door middel van een zeggenschapsband houden van ten minste 20 procent van de stemrechten of het kapitaal van een rechtspersoon;
2°. een zeggenschapsband, dat wil zeggen de band die bestaat tussen een moederonderneming en een dochteronderneming in alle gevallen zoals bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de richtlijn geconsolideerde jaarrekening, of een band van dezelfde aard tussen een natuurlijke of rechtspersoon en een andere rechtspersoon: een dochteronderneming van een dochteronderneming wordt ook beschouwd als een dochteronderneming van de moederonderneming die aan het hoofd van de onderneming staat;
Wet op het financieel toezicht.
B
In artikel 36 wordt, onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid, een nieuw lid ingevoegd, luidende:
6. Indien de vergunning wordt aangevraagd voor het adviseren over verzekeringen zijn de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel k:
a. de identiteit van de personen die een gekwalificeerde deelneming houden in de adviseur en een opgave van de omvang van de gekwalificeerde deelneming;
b. de identiteit van personen die nauwe banden met de bemiddelaar hebben;
c. informatie waaruit blijkt dat de gekwalificeerde deelneming of de nauwe banden geen belemmering vormen voor de uitoefening van het toezicht door de Autoriteit Financiële Markten.
C
In artikel 38 wordt, onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid, een nieuw lid ingevoegd, luidende:
6. Indien de vergunning wordt aangevraagd voor het bemiddelen in verzekeringen zijn de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel k:
a. de identiteit van de personen die een gekwalificeerde deelneming houden in de bemiddelaar en een opgave van de omvang van de gekwalificeerde deelneming;
b. de identiteit van personen die nauwe banden met de bemiddelaar hebben;
c. informatie waaruit blijkt dat de gekwalificeerde deelneming of de nauwe banden geen belemmering vormen voor de uitoefening van het toezicht door de Autoriteit Financiële Markten.
D
In artikel 39 wordt, onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid, een lid ingevoegd, luidende:
6. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel k, zijn:
a. de identiteit van de personen die een gekwalificeerde deelneming houden in de herverzekeringsbemiddelaar en een opgave van de omvang van de gekwalificeerde deelneming;
b. de identiteit van personen die nauwe banden met de herverzekeringsbemiddelaar hebben;
c. informatie waaruit blijkt dat de gekwalificeerde deelneming of de nauwe banden geen belemmering vormen voor de uitoefening van het toezicht door de Autoriteit Financiële Markten.
E
In artikel 40 wordt, onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid, een lid ingevoegd, luidende:
6. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel k, zijn:
a. de identiteit van de personen die een gekwalificeerde deelneming houden in de gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent en een opgave van de omvang van de gekwalificeerde deelneming;
b. de identiteit van personen die nauwe banden met de gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent hebben;
c. informatie waaruit blijkt dat de gekwalificeerde deelneming of de nauwe banden geen belemmering vormen voor de uitoefening van het toezicht door de Autoriteit Financiële Markten.
F
In de aanhef van paragraaf 3.5a wordt «artikel 2:124b, tweede lid» vervangen door: de artikelen 2:124b, tweede lid, 2:125, tweede lid en 2:125a, tweede lid.
G
Na artikel 57c worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
De gegevens, bedoeld in artikel 2:125, tweede lid, van de wet zijn:
a. een opgave van de naam, het adres en het nummer van inschrijving in het openbaar register, bedoeld in artikel 1:107 van de wet, van de bemiddelaar in verzekeringen;
b. een opgave van lidstaat waar de bemiddelaar in verzekeringen voornemens is het bijkantoor te openen;
c. de categorie waartoe de bemiddelaar in verzekeringen behoort en, in voorkomend geval de naam van elke verzekeraar die hij vertegenwoordigt;
d. indien van toepassing, de relevante verzekeringsbranches;
e. een opgave van het adres in de lidstaat van ontvangst waar documenten kunnen worden opgevraagd; en
f. een opgave van de identiteit van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor bepalen.
De gegevens, bedoeld in artikel 2:125a, tweede lid, van de wet zijn:
a. een opgave van de naam, het adres en het nummer van inschrijving in het openbaar register, bedoeld in artikel 1:107 van de wet, van de bemiddelaar in verzekeringen;
b. een opgave van de lidstaat waar de bemiddelaar in verzekeringen voornemens is door middel van het verrichten van diensten te bemiddelen in verzekeringen;
c. de categorie waartoe de bemiddelaar in verzekeringen behoort en, in voorkomend geval de naam van elke verzekeraar die hij vertegenwoordigt;
d. indien van toepassing, de relevante verzekeringsbranches.
Na artikel 13 van het Besluit prudentiële regels Wft wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een verzekeraar draagt er zorg voor dat de betrouwbaarheid van de werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder zijn verantwoordelijkheid rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten en van de feitelijk leidinggevenden die voor deze personen verantwoordelijk zijn, buiten twijfel staat.
2. Een persoon als bedoeld in het eerste lid is betrouwbaar, indien hij een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in de Wet justitiële strafvorderlijke gegevens over kan leggen, en hij niet failliet is verklaard, tenzij rehabilitatie als bedoeld in artikel 212 van de Faillissementswet heeft plaatsgevonden.
3. De verzekeraar legt alle relevante documentatie met betrekking tot de toepassing van dit artikel vast en houdt de documentatie bij.
Artikel 10 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector wordt als volgt gewijzigd:
1. In de opsomming van artikelen uit de Wet op het financieel toezicht onder het Deel Markttoegang financiële ondernemingen wordt in de numerieke volgorde het volgende artikelnummer met bijbehorende boetecategorie ingevoegd:
2:125a, eerste en zesde lid |
1. |
2. In de opsomming van artikelen uit de Wet op het financieel toezicht onder het Deel Markttoegang financiële ondernemingen wordt «2:84, tweede lid» vervangen door «2:84, eerste en tweede lid», en wordt «2:125, eerste lid» vervangen door: 2:125, eerste en zevende lid.
3. In de opsomming van artikelen uit de Wet op het financieel toezicht onder het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen wordt «4:93, eerste lid» vervangen door: 4:93, eerste en derde lid.
4. In de opsomming van artikelen uit de Wet op het financieel toezicht onder het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen worden in de numerieke volgorde de volgende artikelnummers met bijbehorende boetecategorie ingevoegd:
4:22a, eerste tot en met derde lid |
2 |
4:63a, eerste lid |
2 |
4:75a, eerste lid |
2. |
5. In de opsomming van artikelen uit het Besluit Prudentiële regels Wft wordt in de numerieke volgorde artikel 13a met boetecategorie 2 ingevoegd.
6. In de opsomming van artikelen uit het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft vervalt «167b» met de bijbehorende boetecategorie.
7. In de opsomming van artikelen uit het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt «57» vervangen door «57, eerste en tweede lid», «63a» vervangen door «63a, eerste en tweede lid», «80.0a» vervangen door «80.0a, eerste en tweede lid», «80e, eerste, tweede en derde lid» vervangen door «80e, eerste tot en met derde en zevende lid» en «86i, eerste en tweede lid» vervangen door: 86i, eerste tot en met derde lid.
8. In de opsomming van artikelen uit het Besluit Gedragtoezicht financiële ondernemingen Wft wordt in de numerieke volgorde het volgende artikelnummer met bijbehorende boetecategorie ingevoegd:
32e, eerste en tweede lid |
2 |
49a, eerste tot en met vierde en zesde lid |
2 |
59h, eerste tot en met derde lid |
2 |
63b |
2 |
63c |
2 |
65b, eerste en tweede lid |
2 |
66b, eerste en tweede lid |
2 |
72a |
2 |
76, eerste tot en met derde lid |
2 |
167 |
2 |
167a |
2. |
Het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, twee definities toegevoegd, luidende:
gedelegeerde verordening (EU) nr. 2017/2358 van de Commissie van 21 september 2017 tot aanvulling van Richtlijn 2016/97/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot vereisten inzake producttoezicht en -governance voor verzekeringsondernemingen en verzekeringsdistributeurs (PbEU 2017, L 341);
gedelegeerde verordening (EU) nr. 2017/2359 van de Commissie van 21 september 2017 tot aanvulling van Richtlijn 2016/97/EU van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van informatievereisten en gedragsregels die van toepassing zijn op de distributie van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PbEU 2017, L 341).
B
Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel t door een puntkomma, worden aan artikel 2 twee onderdelen toegevoegd, luidende:
u. voor verordening (EU) nr. 2017/2358 (productontwikkeling en -governance): de Autoriteit Financiële Markten;
v. voor verordening (EU) nr. 2017/2359 (verzekeringen met een beleggingscomponent): de Autoriteit Financiële Markten.
C
Artikel 7 komt te luiden:
De toezichthouder kan een waarschuwing of verklaring als bedoeld in artikel 1:94 van de Wet op het financieel toezicht publiceren, indien nodig onder vermelding van de overwegingen, bij overtreding van een voorschrift of verbod dat is gesteld bij of krachtens:
a. de verordening (EU) nr. 596/2014 (marktmisbruik);
b. de verordening (EU) nr. 600/2014 (MiFIR);
c. de verordening (EU) nr. 2016/1011 (benchmarks);
d. de verordening (EU) nr. 2017/565 (MiFID II organisatorische vereisten);
e. de verordening (EU) nr. 2017/2358 (productontwikkeling en -governance); en
f. de verordening (EU) nr. 2017/2359 (verzekeringen met een beleggingscomponent).
D
Aan bijlage 1 worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
E
Aan bijlage 2 worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
Artikel 3, vierde lid |
2 |
Artikel 4, eerste tot en met vierde lid |
2 |
Artikel 4, zesde lid |
1 |
Artikel 5 |
2 |
Artikel 6, eerste lid |
1 |
Artikel 6, tweede lid |
2 |
Artikel 7, eerste en tweede lid |
1 |
Artikel 7, derde lid |
3 |
Artikel 8 |
2 |
Artikel 9 |
1 |
Artikel 10, eerste tot en met vijfde lid |
2 |
Artikel 10, zesde lid |
1 |
Artikel 11 |
2 |
Artikel 12 |
1. |
Artikel 9, eerste lid |
1 |
Artikel 9, tweede lid |
2 |
Artikel 9, vierde tot en met zesde lid |
3 |
Artikel 9, zevende lid |
2 |
Artikel 10 |
2 |
Artikel 11 |
1 |
Artikel 13 |
1 |
Artikel 14 |
2 |
Artikel 15 |
2 |
Artikel 17, eerste en tweede lid |
3 |
Artikel 18 |
1 |
Artikel 19 |
2. |
Het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
In het opschrift van hoofdstuk 2 wordt «46a, vijfde lid, 48» vervangen door «46a, vijfde lid, 47b, 48» en wordt «57a, vijfde lid, 59» vervangen door: 57a, vijfde lid, 57b, 59.
B
In hoofdstuk 2 wordt na artikel 10b een artikel ingevoegd, luidende:
1. De verzekeraar die bereid is op te treden als ontvangend uitvoerder verstrekt een betrokkene die het uit een kapitaalovereenkomst dan wel kapitaalregeling of een premieovereenkomst dan wel premieregeling voortvloeiende kapitaal op de pensioendatum wenst aan te wenden voor een pensioenuitkering, voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake een pensioenuitkering ten minste de volgende informatie:
a. haar statutaire naam, handelsnaam en adres;
b. het feit dat zij een verzekeraar is;
c. of zij advies verstrekt over pensioenuitkeringen;
d. haar interne klachtenprocedure, bedoeld in artikel 4:17, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht en de erkende geschilleninstantie waarbij zij is aangesloten; en
e. de aard van de vergoeding die haar werknemers ontvangen voor het sluiten van de overeenkomst.
2. De verzekeraar verstrekt de informatie in de Nederlandse taal of in elke andere taal die door partijen is overeengekomen.
3. De verzekeraar verstrekt de informatie schriftelijk en kosteloos. De verzekeraar kan na toestemming van de betrokkene, de informatie elektronisch verstrekken, indien dat past in de context waarin zij met de betrokkene zaken doet. De elektronische verstrekking van informatie door de verzekeraar past in de context waarin de verzekeraar met de betrokkene zaken doet, indien is bewezen dat de betrokkene regelmatig toegang heeft tot internet. Het gegeven dat de betrokkene een e-mailadres opgeeft geldt in ieder geval als bewijs hiervan.
4. Indien de informatie elektronisch wordt verstrekt, krijgt de betrokkene op zijn verzoek kosteloos een papieren afschrift.
C
In artikel 51a, vierde lid, wordt artikel 10ba ingevoegd met boetecategorie 2.
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie in werking treedt. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven op of na het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
Wassenaar, 4 mei 2018
Willem-Alexander
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
Uitgegeven de negenentwintigste mei 2018
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Dit besluit implementeert samen met de Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie richtlijn 2016/97/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (PbEU 2016, L 26) (hierna: richtlijn verzekeringsdistributie). Dit besluit wijzigt het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (BGfo), het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector, het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten en het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. De richtlijn verzekeringsdistributie vervangt de richtlijn verzekeringsbemiddeling uit 2002.1 De richtlijn verzekeringsdistributie heeft tot doel het creëren van een gelijk speelveld voor alle marktpartijen die bij de verkoop van verzekeringen zijn betrokken, het verbeteren van de bescherming van de consument en het bevorderen van een interne markt voor financiële diensten. De richtlijn verzekeringsbemiddeling had uitsluitend betrekking op bemiddelaars in verzekeringen. De richtlijn verzekeringsdistributie breidt het toepassingsgebied van de richtlijn uit naar verzekeraars die direct verzekeringen aanbieden («direct writers»). Voor een uitgebreide toelichting op de inhoud van de richtlijn verzekeringsdistributie wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie.
Een deel van de artikelen uit de richtlijn verzekeringsdistributie wordt geïmplementeerd in de Wet op het financieel toezicht (Wft), de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling door middel van de Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie. Dit besluit voorziet in de implementatie van de resterende artikelen uit de richtlijn verzekeringsdistributie. Het gaat om onderwerpen als vakbekwaamheid, productontwikkelingsproces, informatieverstrekking en advisering. De richtlijn verzekeringsdistributie dient op 1 juli 2018 te zijn geïmplementeerd in nationale wetgeving.
Artikel 10 van de richtlijn verzekeringsdistributie schrijft voor dat medewerkers van verzekeraars en bemiddelaars in verzekeringen vakbekwaam dienen te zijn. De reikwijdte qua personen die dienen te voldoen aan eisen omtrent vakbekwaamheid wordt in het BGfo uitgebreid. Naast werknemers die adviseren, moeten nu ook feitelijk leidinggevenden van personen die zich rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten met betrekking tot verzekeringen of herverzekeringen aan cliënten voldoen aan de minimum kennis- en vakbekwaamheidsvereisten van bijlage I bij de richtlijn verzekeringsdistributie. De in deze bijlage opgenomen minimale kennis- en bekwaamheidsvereisten komen overeen met de eindtermen en toetstermen waaraan werknemers die adviseren reeds moeten voldoen. Een financiëledienstverlener dient er bovendien voor te zorgen dat alle werknemers te allen tijde vakbekwaam en op de hoogte zijn van de laatste actuele ontwikkelingen. Dit kan bijvoorbeeld door het geven van interne cursussen of door e-learning. Een feitelijk leidinggevende dient ook zijn kennis actueel te houden en dient daartoe ten minste 15 uur per jaar te besteden aan opleiding of bijscholing.
Een financiëledienstverlener die een verzekering aanbiedt of samenstelt en in de markt verkrijgbaar stelt, dient te beschikken over procedures en maatregelen die waarborgen dat bij de ontwikkeling van de verzekering op een evenwichtige wijze rekening wordt gehouden met de belangen van de cliënt. Het productontwikkelingsproces dient in verhouding te staan tot en te passen bij de aard van het verzekeringsproduct. De financiëledienstverlener die een verzekering aanbiedt of samenstelt, bepaalt de doelgroep en de distributiestrategie voor de desbetreffende verzekering. Tevens dient een verzekeraar die een verzekering aanbiedt of een bemiddelaar in verzekeringen die een verzekering samenstelt en in de markt beschikbaar stelt, de bemiddelaar in verzekeringen te informeren over de kenmerken van de verzekering, de kenmerken en doelstelling van de doelgroep en de distributiestrategie (advies of execution only). Deze informatie dient de bemiddelaar in verzekeringen in staat te stellen om de verzekering aan de beoogde doelgroep te distribueren. Het productontwikkelingsproces wordt periodiek geëvalueerd. Ook dient periodiek te worden geëvalueerd of de verzekering voldoet aan de doelstelling van de doelgroep en de distributiestrategie nog aansluit bij de doelgroep. Zonodig wordt de doelgroep of distributiestrategie aangepast.
Voorts dient een financiëledienstverlener die verzekeringen distribueert, te beschikken over procedures en maatregelen om informatie over de kenmerken van de verzekering, de kenmerken en doelstelling van de doelgroep en de distributiestrategie te verkrijgen van de financiëledienstverlener die de verzekering aanbiedt respectievelijk heeft samengesteld. Opgemerkt wordt dat de regels met betrekking tot het productontwikkelingsproces geen invloed hebben op de wederzijdse verplichtingen en verantwoordelijkheden van verzekeraars en adviseurs/bemiddelaars zoals door de AFM in haar brief van 29 april 2013 (kenmerk: TGFO-MDe-13031161) beschreven.
Een financiëledienstverlener dient de cliënt voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst informatie te verstrekken over de reikwijdte en kosten van de dienstverlening zodat de cliënt zich een oordeel kan vormen over de financiëledienstverlener bij wie hij voornemens is een dienst af te nemen. Indien na het tot stand komen van de overeenkomst aanvullende kosten in rekening worden gebracht (naast de premie) bij de cliënt dan dient de financiëledienstverlener de cliënt hiervan eveneens op de hoogte te stellen.
De adviseur of bemiddelaar dient de cliënt inzicht te geven in de door hem te verlenen financiële dienst alsmede in zijn positionering en eventuele gebondenheid aan bepaalde aanbieders. Zo dient de adviseur of de bemiddelaar aan te geven of hij al dan niet adviseert op grond van een objectieve analyse en of hij een contractuele verplichting heeft om uitsluitend voor een of meer aanbieders te adviseren. Een objectieve analyse is een analyse van een toereikend aantal op de markt verkrijgbare vergelijkbare schadeverzekeringen die de adviseur of bemiddelaar in staat stelt een verzekering aan te bevelen dat aan de behoeften van de cliënt voldoet. Daarnaast moet de adviseur of bemiddelaar kenbaar maken of sprake is van een bepaalde eigendomsverhouding met de aanbieder of de moedermaatschappij van de aanbieder. Het gaat hier om een eventuele gekwalificeerde deelneming van tien procent of meer van de stemrechten of van het kapitaal in elkaars onderneming. Voor adviseurs en bemiddelaars in schadeverzekeringen is dit geregeld in artikel 86i van het BGfo. Voor adviseurs en bemiddelaars in verzekeringen met een beleggingscomponent is in artikel 86f van het BGfo voorgeschreven dat deze informatie in het dienstverleningsdocument dient te worden opgenomen. De financiëledienstverlener met het primaire klantcontact dient het dienstverleningsdocument voorafgaand aan de financiële dienstverlening aan de cliënt te verstrekken.
Een adviseur of bemiddelaar die de schadeverzekering niet tevens aanbiedt, informeert de cliënt op welke wijze hij wordt beloond. Dat wil zeggen of hij werkt op basis van een rechtstreeks door de cliënt betaalde provisie, op basis van provisie betaald door de aanbieder of op basis van een andere soort vergoeding inclusief economische voordelen van welke aard dan ook. Indien een provisie rechtstreeks door de cliënt wordt betaald, informeert de adviseur of bemiddelaar de cliënt over de hoogte van het bedrag of, indien het bedrag op dat moment niet bekend is, de wijze van berekening van de provisie.
Een verzekeraar dient een cliënt voorafgaand aan het sluiten van een overeenkomst inzake een verzekering te informeren over de aard van de vergoeding die haar werknemers ontvangen voor het sluiten van de overeenkomst.
Een financiëledienstverlener die een schadeverzekering aanbiedt respectievelijk samenstelt en algemeen in de markt verkrijgbaar stelt, dient een informatiedocument op te stellen. Dit informatiedocument bevat gestandaardiseerde informatie over de schadeverzekering. De financiëledienstverlener dient een cliënt voorafgaande aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake een schadeverzekering het informatiedocument over de desbetreffende schadeverzekering te verstrekken zodat de cliënt met kennis van zaken een beslissing kan nemen. In artikel 66b van het BGfo is opgenomen welke informatie in het informatiedocument dient te worden opgenomen. In de uitvoeringsverordening 2017/1469 van de Commissie van 11 augustus 2017 tot vaststelling van een gestandaardiseerde presentatievorm van het informatiedocument over verzekeringsproducten (PbEU 2017, L 209) is uitgewerkt hoe het informatiedocument eruit dient te zien.
In aanvulling op de regels met betrekking tot informatieverstrekking die gelden voor alle verzekeraars, adviseurs, bemiddelaars in verzekeringen en (onder)gevolmachtigde agenten, dienen financiëledienstverleners voorafgaand aan het verlenen van de financiële dienst aanvullende informatie aan cliënten te verstrekken indien sprake is van financiëledienstverlening met betrekking tot een verzekering met een beleggingscomponent. De financiëledienstverlener dient de cliënt te informeren over zijn dienstverlening, de verzekering met een beleggingscomponent, voorgestelde beleggingsstrategieën en alle kosten en bijbehorende lasten. De informatie die de financiëledienstverlener geeft over verzekeringen met een beleggingscomponent of de beleggingsstrategie bevat een passende toelichting en waarschuwingen over de risico’s die zijn verbonden aan een verzekering met een beleggingscomponent of bepaalde beleggingsstrategieën. Alle kosten in verband met de financiële dienst en de verzekering met een beleggingscomponent worden samengevoegd zodat de cliënt inzicht krijgt in de totale kosten en het cumulatieve effect op het rendement van de belegging. Indien de cliënt daarom verzoekt, verstrekt de financiëledienstverlener een puntgewijze uitsplitsing van de kosten. De financiëledienstverlener verstrekt jaarlijks aan de cliënt informatie over alle kosten met betrekking tot de verleende financiële diensten en de verzekering met een beleggingscomponent.
Het provisieverbod blijft van toepassing op financiëledienstverleners die diensten verlenen met betrekking tot verzekeringen met een beleggingscomponent (zie artikel 86c BGfo).
Het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector is gewijzigd. Artikel 10 van het besluit bepaalt welke boetecategorie van toepassing is bij overtreding van een artikel van de Wft dan wel van een van de op de Wft gebaseerde algemene maatregel van bestuur. Aangezien de lijst van beboetbare artikelen van de Wft is gewijzigd door de Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie dient ook de opsomming in artikel 10 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector, voor zover betrekking hebbend op de Wft, te worden aangepast. Tevens is een aanpassing van artikel 10 nodig in verband met de wijzigingen die het onderhavige besluit aanbrengt in het BGfo en het Besluit prudentiële regels Wft (Bpr). De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is als bevoegde autoriteit aangewezen voor de handhaving van de gedelegeerde verordeningen door middel van wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten. Ten slotte zijn in het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling regels opgenomen met betrekking tot het verstrekken van informatie door een verzekeraar aan betrokkene voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst betreffende een pensioenuitkering.
In paragraaf 6 van het algemeen deel van de memorie van toelichting bij de Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie2 is een overzicht weergegeven van de bedrijfseffecten die de Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie en de daarbij behorende lagere regelgeving naar verwachting zullen brengen voor het bedrijfsleven. In dit besluit zijn geen andere normen opgenomen dan die destijds uitgangspunt waren bij het maken van de kostenberekeningen.
Tijdens het opstellen van het ontwerpbesluit is gesproken met de AFM, de branchevereniging voor onafhankelijk adviseurs (Adfiz) en het Verbond van Verzekeraars. Naar aanleiding van de overleggen zijn de tekst en de nota van toelichting op een aantal punten aangepast en verduidelijkt.
Het ontwerpbesluit is van 19 oktober 2017 tot en met 17 november 2017 openbaar geconsulteerd via www.internetconsultatie.nl. Er zijn reacties zijn ontvangen van Adfiz, de AFM, Commissie Financiële Dienstverlening (CFD), Organisatie van Financiële Dienstverleners (OvFD), Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland (VFN), het Verbond van Verzekeraars en een aantal individuele marktpartijen.
Het Verbond van Verzekeraars en de VFN merken op dat op grond van artikel 32e BGfo de indruk kan ontstaan dat financiëledienstverleners die een verzekering ontwikkelen of samenstellen aan een distributeur informatie dienen te verstrekken over het productontwikkelingsproces zelf. Artikel 32e BGfo is aangepast zodat duidelijk is dat geen informatie hoeft te worden verstrekt over het hele productontwikkelingsproces maar dat de informatie betrekking dient te hebben op de kenmerken en doelstellingen van de doelgroep en de distributiestrategie zodat de distributeur de verzekering aan de beoogde doelgroep kan distribueren. Het Verbond van Verzekeraars merkt voorts op dat de huidige ketenbeheersing in Nederland naar zijn mening kan worden gecontinueerd ook gelet op het productontwikkelingsproces en wil graag dat dit in het BGfo wordt verduidelijkt. In het algemeen deel van de nota van toelichting is aangegeven dat de regels met betrekking tot het productontwikkelingsproces geen invloed hebben op de wederzijdse verplichtingen en verantwoordelijkheden van verzekeraars en adviseurs/bemiddelaars.
De AFM geeft in haar consultatiereactie aan dat het in het belang van de klant is dat de financiëledienstverlener de klant informeert over de ontvangen provisie van de aanbieder. Dit sluit volgens de AFM ook aan bij de ambities om het consumentenvertrouwen in de financiële sector te vergroten. Het Verbond van Verzekeraars geeft in haar consultatiereactie aan het pleidooi van de AFM te steunen. Adfiz geeft in haar consultatiereactie aan dat zij zich kan vinden in de transparantie-eisen zoals geïmplementeerd in artikel 86i BGfo. Het voorschrift dat de adviseur de klant dient te informeren over de wijze waarop hij wordt beloond, sluit volgens Adfiz aan bij de praktijk in de Nederlandse schademarkt. Aangezien provisietransparantie geen onderdeel uitmaakt van de richtlijn verzekeringsdistributie wordt bij deze implementatie niet ingegaan op de voorgestelde wijziging in regelgeving. In vervolg op de evaluatie van het provisieverbod voor complexe producten zullen de voor- en nadelen van actieve transparantie van provisies bij schadeverzekeringen in kaart worden gebracht en vervolgens worden bezien of actieve transparantie over provisie bij schadeverzekeringen wenselijk is.
Het Verbond van Verzekeraars geeft in zijn consultatiereactie aan dat voor feitelijk leidinggevenden geen diplomaplicht zou moeten gelden. Dit is in de nota van toelichting verduidelijkt. Verder bepleit het Verbond van Verzekeraars het belang van een apart examen voor werknemers in het volmachtkanaal. In 2016 is het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) gevraagd om de noodzaak en de wenselijkheid van het toevoegen van een volmachtmodule aan het vakbekwaamheidsbouwwerk te onderzoeken. Daarvoor heeft het CDFD meerdere gesprekken gevoerd met onder andere de Nederlandse Vereniging van Gevolmachtigde Assurantiebedrijven (NVGA) en het Verbond van Verzekeraars. Het CDFD heeft toen geadviseerd geen volmachtmodule op te nemen in het vakbekwaamheidsbouwwerk. Het vakbekwaamheidsbouwwerk is bedoeld als bescherming van de consument. Een gevolmachtigde agent adviseert de consument niet en heeft zelf geen klantcontact. Het klantcontact verloopt via de bemiddelaar waar de gevolmachtigde agent mee samenwerkt. Indien de bemiddelaar adviseert dan dient de bemiddelaar over een diploma te beschikken. Een wettelijk Wft-diploma (volmachtmodule) introduceren past daarom niet in het vakbekwaamheidsbouwwerk. Verder zou het maken van volmachtexamens (initieel en PE) relatief duur zijn vanwege het beperkte aantal potentiële kandidaten. Het advies van het CDFD is gevolgd. Hierover is de Tweede Kamer geïnformeerd bij brief van 29 juni 2016.3 Aangezien deze argumentatie nog steeds van toepassing is, is het toevoegen van een volmachtmodule aan het vakbekwaamheidsbouwwerk niet opportuun.
Verder merkt het CFD met betrekking tot vakbekwaamheid op dat het de voorkeur heeft van het CFD dat de vakbekwaamheidseisen worden afgestemd op de Europese regelgeving voor permanente educatie zodat daarmee een dubbele vakbekwaamheidseis wordt voorkomen. De richtlijn verzekeringsdistributie schrijft voor dat werknemers van financiëledienstverleners ten minste 15 uur per jaar dienen te besteden aan beroepsopleiding of bijscholing. In Nederland is hieraan invulling gegeven door voor te schrijven dat werknemers die adviseren periodiek in het kader van permanente educatie een examen dienen af te leggen om aan te tonen op de hoogte te zijn van de actuele ontwikkelingen. Daarnaast dienen financiëledienstverleners er voor te zorgen dat alle werknemers te allen tijde vakbekwaam en op de hoogte zijn van de laatste actuele ontwikkelingen. Er is derhalve geen sprake van een dubbele vakbekwaamheidseis.
Het Verbond van Verzekeraars geeft aan dat het vereiste van uitdrukkelijk toestemming voor het verstrekken van informatie op een andere duurzame drager of via een website een verzwaring is ten opzichte van de richtlijn verzekeringsdistributie en lastig uitvoerbaar is. Artikel 23, vierde lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie schrijft voor dat het verstrekken van informatie op een andere duurzame drager dan papier is toegestaan indien het gebruik van de duurzame drager past in de context waarin de financiëledienstverlener met de cliënt zaken doet. Bovendien dient de klant de keuze te hebben gekregen tussen informatie op papier of op een andere duurzame drager en dient de cliënt voor de duurzame drager te hebben gekozen (vierde lid, onderdeel b). Dit zijn twee aparte voorwaarden. Derhalve kan niet worden volstaan met de uitleg dat indien een cliënt regelmatig toegang heeft tot internet daarmee de cliënt toestemming heeft gegeven om de informatie op een duurzame drager te ontvangen. De cliënt dient daarvoor nog toestemming te verlenen door te kiezen voor de duurzame drager nadat de keuze is geboden om de informatie op papier of op een duurzame drager te ontvangen. Dit betekent dat op die manier uitdrukkelijk toestemming wordt gevraagd aan de cliënt. Ook voor het verstrekken van informatie via een website dient een cliënt toestemming te geven (daarbij hoeft niet de keuze te worden voorgelegd voor het verstrekken van de informatie op papier of via de website). In ieder geval is de regelmatige toegang tot internet niet voldoende en dient de cliënt toestemming te geven dat de niet-persoonlijke informatie via de website wordt verstrekt. Hetzelfde geldt voor de informatieverplichtingen voor pensioenuitvoerders. Ook daar dient een cliënt toestemming te geven voor het elektronisch verstrekken van informatie. Aangezien de richtlijn verzekeringsdistributie uitgaat van minimumharmonisatie kan het toestemmingsvereiste niet vervallen.
De AFM merkt op dat op grond van artikel 49a, derde lid, BGfo aan de cliënt geen persoonlijke informatie via de website kan worden verstrekt en dat dit niet overeenstemt met artikel 23 van de richtlijn verzekeringsdistributie. Op grond van dit laatste artikel kan volgens de AFM onder voorwaarden wel persoonlijke informatie via een website worden verstrekt. De AFM stelt voor om artikel 49a, derde lid, BGfo aan te passen zodat alle informatie onder bepaalde voorwaarden via een website kan worden verstrekt. Gelet op soortgelijke algemene bepalingen over informatieverstrekking via een duurzame drager of via een website in de gedelegeerde verordening markten voor financiële instrumenten 2014 inzake organisatorische eisen4 en de verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIPs) (PbEU 2014, L 352) en het feit dat het niet de bedoeling kan zijn om informatie die persoonlijk aan de klant is gericht via een website te verstrekken, is artikel 49a niet aangepast.
Adfiz merkt in haar consultatiereactie terecht op dat informatie over de kosten van de verzekering met een beleggingscomponent al zijn opgenomen in de essentiële beleggersinformatie. Verder zijn de kosten van de dienstverlening reeds opgenomen in het dienstverleningsdocument (dvd). Derhalve is artikel 59h, eerste lid, BGfo over het verstrekken van informatie over de kosten aangepast.
De OvFD geeft in haar consultatiereactie aan dat geen gebruik is gemaakt van de lidstaatoptie in artikel 29, derde lid, vierde alinea, van de richtlijn verzekeringsdistributie. Lidstaten kunnen op grond van artikel 29, derde lid, vierde alinea, van de richtlijn verzekeringsdistributie voorschrijven dat indien een adviseur of bemiddelaar een cliënt adviseert over een verzekering met een beleggingscomponent en de cliënt mededeelt dat hij onafhankelijk adviseert de adviseur of bemiddelaar een toereikend aantal op de markt verkrijgbare verzekeringen dient te beoordelen. In artikel 86f BGfo is opgenomen dat een financiëledienstverlener voorafgaand aan het verlenen van een financiële dienst inzake een complex product (=verzekering met een beleggingscomponent) een dvd aan de cliënt dient te verstrekken. Daarin dient de financiëledienstverlener aan te geven of hij adviseert, en zo ja, of dit geschiedt op basis van een objectieve analyse en of hij een contractuele verplichting heeft om uitsluitend voor een of meerdere aanbieders te bemiddelen. Op deze manier maakt een financiëledienstverlener zijn (on)afhankelijkheid via het dvd transparant richting de klant. De manier waarop in artikel 86f BGfo invulling is gegeven aan het begrip «objectieve analyse» komt overeen met de invulling van het begrip «onafhankelijk advies» zoals opgenomen in artikel 29, derde lid, vierde alinea, van de richtlijn verzekeringsdistributie. Op deze manier wordt gebruik gemaakt van de lidstaatoptie. Overigens heeft de lidstaatoptie alleen betrekking op advies over verzekeringen met een beleggingscomponent en niet op advies over schadeverzekeringen. In vervolg op de evaluatie van het provisieverbod zal de relatie tussen de term objectieve analyse en onafhankelijk advies nader worden bezien en worden onderzocht welk percentage van producten op de markt moet worden vergeleken om te kunnen spreken van een «objectieve analyse».
De AFM merkt op dat de maximum geldboete die op grond van de richtlijn verzekeringsdistributie kan worden opgelegd ten minste € 5.000.000 of tot 5% van de totale jaaromzet dient te bedragen. De artikelen in het BGfo en het Besluit uitvoering Pensioenwet en de Wet verplichte pensioenregeling zijn volgens de AFM ten onrechte beboetbaar gesteld met boetecategorie 2. De AFM verzoekt om de overtredingen beboetbaar te stellen conform de richtlijn door gebruik te maken van de optie in artikelen 1:81, derde lid, Wft (verhogen van het maximumbedrag van boetecategorie 2) en 1:82, tweede lid, Wft (5% van de jaaromzet) of alle overtredingen beboetbaar te stellen in categorie 3. Aangesloten is bij de huidige boetesystematiek in de Wft waardoor alleen de ernstigste overtredingen zijn ingedeeld in boetecategorie 3. Het basisbedrag van de op te leggen boete wordt bepaald aan de hand van de op wetsniveau vastgestelde indeling van beboetbare feiten of gedragingen in drie categorieën. Bij het bepalen van de hoogte van de boetecategorie voor een bepaalde overtreding zijn de bestaande boetecategorieën die gelden voor soortgelijke overtredingen bepalend. In grote lijnen worden voorschriften die zien op de relatie tussen de toezichthouder en de financiëledienstverlener (bijvoorbeeld rapportageverplichtingen) ingedeeld in de laagste categorie, voorschriften die zien op de relatie tussen de financiëledienstverlener en de cliënt (bijvoorbeeld informatieverplichtingen) in categorie 2 en voorschriften met betrekking tot de vergunningeisen (zoals geschiktheid van de dagelijks beleidsbepalers) in categorie 3. Bij de zwaarste overtredingen (categorie 3) kan de AFM een boete van € 5.000.000 opleggen of van 10% van de netto jaaromzet, als die omzet meer dan € 100 miljoen is. De wetgever heeft derhalve bij het bepalen van de boetecategorie voor een overtreding al rekening gehouden met de ernst van de overtreding. Vervolgens dient de AFM bij de vaststelling van de uiteindelijke boete rekening te houden met tal van factoren die betrekking hebben op de (rechts)persoon die de overtreding heeft begaan (bijvoorbeeld met de financiële draagkracht van de (rechts)persoon of de omvang van de winsten of verliezen (artikel 34 van de richtlijn verzekeringsdistributie)). Het voorstel van de AFM om gebruik te maken van de opties in de artikelen 1:81, derde lid, en 1:82, tweede lid, Wft past niet in de boetesystematiek van de Wft. Indien de maximum boetebedragen van boetecategorie 2 worden verhoogd tot € 5.000.000 (en een omzetgerelateerde boete van 5% zou worden geïntroduceerd) betekent dit dat feitelijk elke overtreding beboetbaar wordt gesteld in categorie 3. Dit zou ertoe leiden dat overtredingen door verzekeraars of bemiddelaars in verzekeringen zwaarder beboetbaar worden gesteld dan vergelijkbare overtredingen door andere financiële ondernemingen. De in de regelgeving geïmplementeerde artikelen die voortvloeien uit de richtlijn verzekeringsdistributie zijn overigens in het Besluit bestuurlijke boetes Wft zowel beboetbaar gesteld in boetecategorie 1, 2 als 3. Het voorschrift dat het is verboden zonder een vergunning te adviseren over andere financiële producten dan financiële instrumenten (artikel 2:75) en het verbod op het bemiddelen zonder vergunning (artikel 2:80) zijn beboetbaar gesteld in boetecategorie 3. Deze artikelen waren reeds opgenomen in de Wft.
Voorts merkt de AFM in haar consultatiereactie op dat overtredingen van soortgelijke artikelen niet altijd beboetbaar zijn gesteld in dezelfde boetecategorie. Zo is de productreviewverplichting in artikel 32, derde lid, BGfo beboetbaar gesteld in categorie 1 en de productreviewverplichting in artikel 7 van de verordening (EU) nr. 2017/2358 (productontwikkeling en -governance)5 in categorie 2. Naar aanleiding van de opmerking van de AFM zijn alle artikelen uit de verordening (EU) nr. 2017/2358 apart beboetbaar gesteld in het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten waarbij is aangesloten bij de bestaande boetecategorieën voor overtreding van soortgelijke artikelen.
Verder is naar aanleiding van de opmerking van de AFM artikel 10ba van het Besluit uitvoering Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling beboetbaar gesteld met boetecategorie 2.
Het CFD geeft in haar reactie aan dat de geschiktheidstoets niet in het belang van de klant is en pleit ervoor dat financiële producten alleen via een financieel adviseur kunnen worden afgesloten. Een adviseur dient te beoordelen of een verzekering geschikt is voor de cliënt. Daartoe dient te adviseur informatie in te winnen bij de cliënt over zijn financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid. Het advies dient mede te zijn gebaseerd op de verkregen informatie van de cliënt. Een geschiktheidstoets is noodzakelijk om een goed advies te geven. Waarschijnlijk bedoelt het CFD dat de passendheidstoets bij «execution only» dienstverlening niet in het belang van de klant is en dat de klant verplicht advies zou moeten inwinnen. Een passendheidstoets dient te worden uitgevoerd bij «execution only» dienstverlening met betrekking tot een verzekering met een beleggingscomponent of een individuele arbeidsongeschiktheidsverzekering. De financiëledienstverlener dient bij «execution only» dienstverlening vast te stellen of de desbetreffende verzekering en de dienstverlening passend is voor de klant. Hiertoe beoordeelt de financiëledienstverlener of de cliënt over voldoende kennis en ervaring beschikt om te begrijpen welke risico’s zijn verbonden aan de desbetreffende verzekering en execution only dienstverlening. Indien blijkt dat de cliënt over onvoldoende kennis of ervaring beschikt, dient de financiëledienstverlener de cliënt te waarschuwen dat het verstandig is om advies in te winnen. Hierdoor wordt de cliënt bewust gemaakt van de vraag of hij in staat is een afgewogen keuze te maken voor een bepaalde verzekering of dat beter advies kan worden ingewonnen bij een financieel adviseur. Het is belangrijk dat de cliënt de keuze heeft om al dan niet advies in te winnen. Bij het maken van die keuze dient de cliënt zich bewust te zijn van de risico’s van het afsluiten van een verzekering via het execution only kanaal. De passendheidstoets draagt bij aan een dergelijke bewustwording bij de cliënt. Er is dan ook geen aanleiding om het sluiten van verzekeringen alleen via een financieel adviseur mogelijk te maken.
Implementatie van richtlijn nr. 2016/97/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringdistributie (herschikking) (PbEU 2016, L 26).
Afkortingen |
|
Awb: |
Algemene wet bestuursrecht |
BGfo: |
Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft |
Bmfo |
Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft |
Besluit uitvoering PW en Wvb: |
Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling |
PW: |
Pensioenwet |
Regeling grensoverschrijdende samenwerking: |
Regeling grensoverschrijdende samenwerking en taakuitoefening |
Wft: |
Wet op het financieel toezicht |
Wvb: |
Wet verplichte beroepspensioenregeling |
Richtlijn 2016/97/EU |
Wft |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting op de keuze bij de invulling van de beleidsruimte |
---|---|---|---|
Artikel 1 lid 1 |
Behoeft geen implementatie (vanwege de aard van de bepaling) |
||
Artikel 1 lid 2 |
Behoeft geen implementatie (volgt uit de systematiek van de wet) |
||
Artikel 1 lid 3 |
Artikel 7 Vrijstellingsregeling Wft |
||
Artikel 1 lid 4 |
Artikel 47 Vrijstellingsregeling Wft |
||
Artikel 1 lid 5 |
Artikel 1:25 |
||
Artikel 1 lid 6 |
Artikel 1:21 onderdeel b |
||
Artikel 2 lid 1 |
Artikel 1:1 |
||
Artikel 2 lid 2 onderdelen a en b |
Artikel 1:21 onderdeel a |
||
Artikel 2 lid 2 onderdeel c en d |
Artikel 1:1 (definitie bemiddelen en herverzekeringsbemiddelen) |
||
Artikel 3 lid 1, eerste alinea |
Artikel 1:107 lid 2, onderdeel a, onder 1 |
||
Artikel 3 lid 1, tweede alinea |
Behoeft geen implementatie (vanwege de aard van de bepaling) |
||
Artikel 3 lid 1, derde en vierde alinea |
Behoeft geen implementatie (betreft een lidstaatoptie) |
Verzekeraars en tussenpersonen andere lichamen kunnen met toezichthouders samenwerken voor de registerinschrijving van tussenpersonen c.q. nevenverzekeringstussenpersonen. |
Van deze lidstaatoptie is geen gebruik gemaakt. Gebruik is gemaakt van de optie van verbonden bemiddelaar waardoor het overbodig is om van deze optie gebruikt te maken. |
Artikel 3 lid 1, vijfde en zesde alinea |
Artikel 2:81 lid 2 |
Lidstaten kunnen bepalen dat tussenpersonen of nevenverzekeringstussenpersonen onder verantwoordelijkheid van een verzekeraar of andere tussenpersoon kunnen bemiddelen. De verzekeraar moet er dan voor zorgen dat de tussenpersoon of nevenverzekeringstussenpersoon aan de voorwaarden voor registratie voldoet. De lidstaten kunnen tevens bepalen dat de verzekeraar of de andere tussenpersoon die tussenpersoon of nevenverzekeringstussenpersoon inschrijft in het register. |
Van deze lidstaatoptie is gebruik gemaakt zodat nevenverzekeringstussenpersonen die bemiddelen in verzekeringen voor een aanbieder of andere bemiddelaar door de desbetreffende verzekeraar of andere bemiddelaar kunnen worden aangemeld bij de AFM en niet apart een vergunning hoeven aan te vragen als de verzekeraar resp. andere bemiddelaar volledig verantwoordelijk is voor de desbetreffende bemiddelaar. |
Artikel 3 lid 1, zevende alinea |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot de lidstaten) |
||
Artikel 3 lid 1, achtste en negende alinea |
Artikel 1:107 lid 3 |
||
Artikel 3 lid 2, eerste alinea |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot de lidstaten) |
||
Artikel 3 lid 2, tweede alinea |
Artikel 1:107 lid 1 |
||
Artikel 3 lid 3 |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot de lidstaten) |
||
Artikel 3 lid 4, eerste en tweede alinea |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot EIOPA) |
||
Artikel 3 lid 4, derde alinea |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot EIOPA) |
||
Artikel 3 lid 4, vierde alinea |
Artikelen 1:107 lid 2, onderdeel a, onder 1, en 2:80 jo. 2:83 lid 1, 4:9 leden 1 tot en met 3 |
||
Artikel 3 lid 4, vijfde alinea |
Artikel 1:107 lid 1 en 2:80 jo. 2:83 lid 1 en 4:9, leden 1 tot en met 3 |
||
Artikel 3 lid 4, zesde alinea |
Artikelen 1:104 lid 1, onderdeel d, en 1:107 lid 1 en Regeling grensoverschrijdende samenwerking |
||
Artikel 3 lid 5 |
Artikel 1:102 lid 3 |
||
Artikel 3 lid 6, eerste alinea |
Artikelen 38 lid 6, 39 lid 6 en 40 lid 6 Bmfo |
||
Artikel 3 lid 6, tweede alinea |
Artikel 4:26 lid 1 |
||
Artikel 3 lid 7 |
Artikelen 2:83 lid 1, onderdeel d, en 4:13 |
||
Artikel 4 lid 1 |
Artikelen 2:125a leden 1 en 2 en 2:126 en artikel 57e van het Bmfo |
||
Artikel 4 lid 2 |
Artikelen 2:84 lid 2, 2:90, 2:125a leden 3 t/m 5 en 2:126 |
||
Artikel 4 lid 3 |
Artikel 2:125a leden 6 en 7 en 2:126 |
||
Artikel 5 lid 1, eerste t/m derde alinea |
Artikel 1:58 lid 1, 2, 5, onderdelen a en e |
||
Artikel 5 lid 1, vierde alinea |
Behoeft geen implementatie (vanwege de aard van de bepaling) |
||
Artikel 5 lid 2 |
Artikel 1:58 lid 7 |
||
Artikel 5 lid 3 |
Regeling grensoverschrijdende samenwerking |
||
Artikel 6 lid 1 |
Artikelen 2:125 lid 1 en 2 en 2:126 en artikel 57d van het Bmfo |
||
Artikel 6 lid 2 |
Artikelen 2:84 lid 1, 2:90, 2:125 leden 3 t/m 6 en 2:126 |
||
Artikel 6 lid 3 |
Artikelen 1:3, 3:46 en 8:1 Awb |
||
Artikel 6 lid 4 |
Artikel 2:125 leden 7 en 8 |
||
Artikel 7 lid 1 |
Artikelen 4:8 leden 7 en 8 en 4:12 leden 10 en 11 |
||
Artikel 7 lid 2, eerste en tweede alinea |
Volgt uit de systematiek van de Wft |
||
Artikel 8 lid 1 |
Volgt uit de systematiek van de Wft (afdeling 4.2.3 is van toepassing) en artikelen 1:75 lid 1, 1:79 en 1:80 |
||
Artikel 8 lid 2 |
Artikelen 1:58 leden 1 en 5, onderdelen a en e, en 1:59, leden 1 en 3 |
||
Artikel 8 lid 3 |
Artikelen 1:58 leden 2 en 5, onderdelen a en e, en 1:59, lid 2 |
||
Artikel 8 lid 4 |
Artikel 1:58 lid 7 |
||
Artikel 8 lid 5 |
Regeling grensoverschrijdende samenwerking |
||
Artikel 9 lid 1 |
Artikelen 2:84 en 2:90 |
||
Artikel 9 lid 2 |
Artikelen 2:84 en 2:90 en Regeling grensoverschrijdende samenwerking |
||
Artikel 10 lid 1 |
Artikel 4:9 lid 2 |
||
Artikel 10 lid 2 |
Artikel 4:9 leden 2 en 3 en artikelen 6 en 11 BGfo |
||
Artikel 10 lid 3 |
Artikelen 3:17, lid 2, onderdeel b, 4:11 leden 2 en 3 en 4:15 lid 2, aanhef en onderdeel a en artikel 13a leden 1 en 2 Bpr en 28 leden 1 en 2 BGfo |
||
Artikel 10 leden 4 en 5 |
Artikel 4:75, artikel 159 BGfo, artikel 15 Uitvoeringsregeling Wft |
||
Artikel 10 lid 6 |
Artikel 7:936 lid 1 BW |
||
Artikel 10 lid 7 |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot EIOPA) |
||
Artikel 10 lid 8 |
Artikelen 3:17 lid 2 onderdeel b en 4:15 lid 1, artikelen 13a lid 3, 17 lid 4 en 21 Bpr en artikel 6, onderdeel f, onder 2°, BGfo |
||
Artikel 11 lid 1 |
Regeling grensoverschrijdende samenwerking |
||
Artikel 11 lid 2 |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot de lidstaten) |
||
Artikel 11 leden 3 en 5 |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot EIOPA) |
||
Artikel 11 lid 4 |
Regeling grensoverschrijdende samenwerking |
||
Artikel 12 lid 1 |
Artikel 1:25 lid 2 |
||
Artikel 12 leden 2 en 3 |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot de lidstaten) |
||
Artikel 13 leden 1 t/m 3 |
Artikel 1:51 lid 1 en Regeling grensoverschrijdende samenwerking |
||
Artikel 13 lid 4 |
Artikel 1:89 |
||
Artikel 14 |
Artikel 4:17 en 1:2 lid 3 Awb |
||
Artikel 15 lid 1 |
Artikel 4:17 leden 1 en 3 en artikelen 44a t/m 48f BGfo |
||
Artikel 15 lid 2 |
Behoeft geen implementatie (samenwerking bestaat reeds middels het grensoverschrijdend buitengerechtelijke klachtennetwerk voor financiële diensten (FIN-NET)) |
||
Artikel 16 |
Artikelen 4:92, 4:93 en 4:94 |
||
Artikel 17 lid 1 |
Artikelen 4:24a leden 1 en 2, 47a lid 3 PW en 58a lid 3 Wvb |
||
Artikel 17 lid 2 |
Artikelen 4:19 lid 2 en 3, 48 PW en 59 Wvb |
||
Artikel 17 lid 3 |
Artikel 1:119 lid 1 |
||
Artikel 18 |
Artikel 4:20 lid 1 en artikel 57 BGfo, artikelen 47b PW en 58b PW, artikel 10ba Besluit uitvoering PW en Wvb |
||
Artikel 19 |
Artikelen 4:20 lid 1 en 4:25b lid 3 en artikelen 61 lid 1 onderdeel d, 86f en 86i BGfo |
||
Artikel 20 lid 1 |
Artikelen 4:19 lid 2, 4:22a en 4:23 lid 1 onderdeel c, artikelen 47a en 47c PW en 58a en 58c Wvb en artikel 63b BGfo |
||
Artikel 20 lid 2 |
Artikel 4:22a en artikelen 47a PW en 58a Wvb |
||
Artikel 20 lid 3 |
Artikelen 4:20 lid 1 en 4:25b lid 3 en artikelen 86f lid 2, onderdeel a, en lid 4, 86i lid 3 BGfo |
||
Artikel 20 lid 4 |
Artikelen 4:19 lid 2 en 4:22 lid 1, artikelen 47a PW en 58a Wvb |
||
Artikel 20 lid 5 |
Artikel 4:22 lid 1 en artikel 49a lid 1, 2 en 4 BGfo |
||
Artikel 20 lid 6 tot en met 8 |
Artikel 4:22 lid 1 en artikelen 65b en 66b BGfo |
||
Artikel 20 lid 9 |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot EIOPA en de Europese Commissie) |
||
Artikel 21 |
Vrijstellingsregeling Wft |
||
Artikel 22 lid 1, eerste alinea |
Artikel 4:18 lid 1, onderdeel b |
||
Artikel 22 lid 2, eerste en tweede alinea |
Behoeft geen implementatie (vanwege de aard van de bepaling) |
Deze bepaling geeft lidstaten de mogelijkheid om strengere eisen te stellen op het gebied van informatieverstrekking. |
Van deze lidstaatoptie is geen gebruik gemaakt omdat er geen aanleiding is om strengere regels te stellen m.b.t. informatieverstrekking. |
Artikel 22 lid 2, derde alinea |
Behoeft geen implementatie (vanwege de aard van de bepaling) |
Deze bepaling geeft lidstaten de mogelijkheid om verplicht advies voor te schrijven voor bepaalde verzekeringen. |
Van deze lidstaatoptie is geen gebruik gemaakt. De cliënt dient de keuze te hebben om al dan niet advies in te winnen. |
Artikel 22 lid 3 |
artikel 86c BGfo |
Deze bepaling geeft lidstaten de mogelijkheid om het aanbieden of aanvaarden van provisies te verbieden of te beperken. |
Van deze lidstaatoptie is gebruik gemaakt voor individuele arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, overlijdensrisicoverzekeringen en uitvaartverzekeringen (artikel 86c BGfo) teneinde de bescherming van beleggers te handhaven. |
Artikel 22 lid 4 |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot EIOPA) |
||
Artikel 22 lid 5 |
Artikel 21 PW |
||
Artikel 23 lid 1 onderdelen a, c en d |
Artikel 4:22 lid 1 en 49a lid 1 BGfo, artikelen 47b en 49 PW en 58b en 60 Wvb en artikel 10ba Besluit uitvoering PW en Wvb |
||
Artikel 23 lid 1, onderdeel b |
Artikelen 4:19 lid 2, 4:22 lid 1, 49a lid 3 BGfo en artikelen 48 lid 1 PW en 59 lid 1 Wvb |
||
Artikel 23 lid 2 |
Artikel 4:22 lid 1 en 49a leden 2 en 5 BGfo en artikelen 47b PW en 58b Wvb en artikel 10ba Besluit uitvoering PW en Wvb |
||
Artikel 23 lid 3 tot en met 6 |
Artikel 4:22 lid 1 en 49a leden 2, 4 t/m 6 BGfo en artikelen 47b PW en 58b Wvb en artikel 10ba Besluit uitvoering PW en Wvb |
||
Artikel 23 lid 7 |
Artikel 4:20 leden 1 en 2 en artikelen 77 en 78 BGfo |
||
Artikel 24 leden 1 en 2 |
Artikel 4:20 lid 1 en artikel 63a BGfo |
||
Artikel 24 lid 3 |
Artikelen 4:63a en 4:75a |
||
Artikel 24 lid 4 |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot EIOPA) |
||
Artikel 24 lid 5 |
Behoeft geen implementatie |
||
Artikel 24 lid 6 |
Artikel 4:22a lid 4 |
||
Artikel 24 lid 7 |
Behoeft geen implementatie (bepaling bevat een lidstaatoptie) |
Lidstaten hebben de mogelijkheid om strengere regels aan te nemen of te handhaven m.b.t. koppelverkoop of producten te verbieden indien de praktijken nadelig zijn voor de consument. |
Van deze lidstaatoptie is geen gebruik gemaakt. |
Artikel 25 lid 1 |
Artikel 4:15 lid 2 aanhef en onderdeel b, onder 2, en lid 3, artikelen 32 en 32e BGfo |
||
Artikel 25 lid 2 |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot Europese Commissie) |
||
Artikel 25 lid 3 |
Behoeft geen implementatie (volgt uit de systematiek van de wet) |
||
Artikel 25 lid 4 |
Artikel 32 lid 8 BGfo |
||
Artikel 26 |
Behoeft geen implementatie (volgt uit de systematiek van de wet) |
||
Artikel 27 |
Artikel 4:15 leden 3 en 5 |
||
Artikel 28 leden 1 t/m 3 |
Artikelen 4:91q jo. 4:88, lid 1 t/m 3, en artikel 167a BGfo |
||
Artikel 28 lid 4 |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot de Europese Commissie) |
||
Artikel 29 lid 1 |
Artikel 4:20 lid 1 en 3 en artikelen 59h en 76 BGfo, PRIIPS1 |
||
Artikel 29 lid 2 |
Artikel 4:25a lid 1 jo. artikel 86c BGfo |
||
Artikel 29 lid 3 |
Artikel 86c BGfo (provisieverbod); Artikel 86f BGfo (dienstverleningsdocument: onafhankelijk advies: beoordeling van een toereikend aantal verzekeringen) |
Betreft lidstaatopties: (1) provisieverbod (86c BGfo); (2) verplicht advies voor verzekeringen met een beleggingscomponent; (3) onafhankelijk advies alleen op basis van objectieve analyse. |
(1) voor verzekeringen met een beleggingscomponent geldt een provisieverbod; (2) geen gebruik van gemaakt. De cliënt dient de keuze te hebben om al dan niet advies in te winnen; (3) van deze optie zal gebruik worden gemaakt door omschrijving van een objectieve analyse. Transparantie over de reikwijdte van de dienstverlening is belangrijk uit oogpunt van consumentenbescherming. |
Artikel 29 lid 4 |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot de Europese Commissie) |
||
Artikel 29 lid 5 |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot Europese Commissie) |
||
Artikel 30 lid 1 |
Artikel 4:23 lid 1 |
||
Artikel 30 lid 2 |
Artikel 4:24 lid 1 tot en met 4 en 7 en 80e lid 7 BGfo |
||
Artikel 30 lid 3 |
Artikel 4:24 lid 1 jo. artikel 80e lid 1 BGfo |
Betreft een lidstaatoptie: geen passendheidstoets bij execution only dienstverlening indien het een niet-complex product betreft. |
Van deze lidstaatoptie wordt geen gebruik gemaakt. Huidige regels voor execution only m.b.t. complexe producten blijven gehandhaafd. |
Artikel 30 lid 4 |
Artikelen 4:91q en 4:89, leden 1 en 5. |
||
Artikel 30 lid 5, eerste alinea |
Artikel 4:20 lid 3, onderdeel b, jo. artikel 76 BGfo |
||
Artikel 30 lid 5, tweede en derde alinea |
Artikel 4:23 lid 3 en 7 jo. 4:23 lid 6, aanhef en onderdeel e, en artikel 80.0a lid 2 BGfo |
||
Artikel 30 lid 5, vierde alinea |
Artikel 4:20 lid 3 en artikel 72a BGfo |
||
Artikel 30 lid 6 |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot de Europese Commissie) |
||
Artikel 30 lid 7 |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot EIOPA) |
||
Artikel 30 lid 8 |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot EIOPA) |
||
Artikel 31 lid 1 |
Behoeft geen implementatie (volgt reeds uit de systematiek van de wet) |
||
Artikel 31 lid 2 |
Behoeft geen implementatie (bepaling bevat een lidstaatoptie) |
Deze bepaling geeft lidstaten de mogelijkheid om geen bestuursrechtelijke sancties in nationale wet- en regelgeving op te nemen, wanneer voor inbreuken reeds strafrechtelijke sancties bestaan. |
Van deze optie wordt geen gebruik gemaakt: in Nederland is het mogelijk om inbreuken op de Wft bestuursrechtelijk of strafrechtelijk te handhaven volgens het una via-beginsel. |
Artikel 31 lid 3 |
Behoeft geen implementatie (volgt reeds uit de systematiek van de wet) |
||
Artikel 31 lid 4 |
Artikel 5:1 lid 3 Awb, jo 51 Sr. |
||
Artikel 31 lid 5 |
Artikel 8:1 van de Awb |
||
Artikel 31 lid 6 |
Titel 5.2 Awb Artikel 1:74 Wft, 166 PW en 163 Wvb |
||
Artikel 32 lid 1 |
Artikelen 1:97 en 1:98 Artikel 188 PW en 183 Wvb |
||
Artikel 32 lid 2 |
Artikel 1:97 lid 5 |
||
Artikel 32 lid 3 |
Regeling taakuitoefening en grensoverschrijdende samenwerking, artikelen 205 PW en 199a Wvb |
||
Artikel 33 lid 1 |
Behoeft geen implementatie (volgt reeds uit de systematiek van de wet) |
||
Artikel 33 lid 2 onderdeel a |
Artikel 1:94a |
||
Artikel 33 lid 2 onderdeel b |
Artikelen 1:75 en 1:79 |
||
Artikel 33 lid 2 onderdeel c |
Artikel 1:104 |
||
Artikel 33 lid 2 onderdeel d |
Artikel 1:87 leden 1 en 2 |
||
Artikel 33 lid 2 onderdeel e |
Artikelen 1:80 t/m 1:83 jo. Besluit bestuurlijke boetes |
||
Artikel 33 lid 2 onderdeel f |
Artikelen 1:80 t/m 1:83 jo. Besluit bestuurlijke boetes |
||
Artikel 33 lid 3 |
artikelen 1:75 en 1:104 en artikelen 171 PW en 166 Wvb |
||
Artikel 33 lid 4 |
Behoeft geen implementatie (vanwege de aard van de bepaling) |
||
Artikel 34 |
Artikel 3:4 Awb |
||
Artikel 35 |
Regeling taakuitoefening en grensoverschrijdende samenwerking + Wet Huis voor klokkenluiders |
||
Artikel 36 |
Regeling taakuitoefening en grensoverschrijdende samenwerking |
||
Artikel 37 lid 1 |
Wet bescherming persoonsgegevens |
||
Artikel 37 lid 2 |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot EIOPA) |
||
Artikel 38 |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot de Europese Commissie) |
||
Artikel 39 |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot de Europese Commissie) |
||
Artikel 40 |
Overgangsrecht |
||
Artikel 41 |
Behoeft geen implementatie (bepaling richt zich tot Europese Commissie en EIOPA) |
||
Artikel 42 |
Artikel III Inwerkingtreding |
||
Artikel 43 |
Behoeft geen implementatie |
||
Artikel 44 |
Behoeft geen implementatie |
||
Artikel 45 |
Behoeft geen implementatie |
||
Artikel 46 |
Behoeft geen implementatie |
||
Bijlage I |
BGfo |
||
Bijlage II |
Behoeft geen implementatie |
||
Bijlage III |
Behoeft geen implementatie |
Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIPs) (PbEU 2014, L 352).
Overzicht van de op de richtlijn nr. 2016/97/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringdistributie (herschikking) (PbEU 2016, L 26) gebaseerde verordeningen
Titel |
Vindplaats |
---|---|
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2017/1469 van de Commissie van 11 augustus 2017 tot vaststelling van een gestandaardiseerde presentatievorm van het informatiedocument over verzekeringsproducten |
PbEU 2017, L 209 |
Gedelegeerde verordening (EU) nr. 2017/2358 van de Commissie van 21 september 2017 tot aanvulling van Richtlijn 2016/97/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot vereisten inzake producttoezicht en -governance voor verzekeringsondernemingen en verzekeringsdistributeurs |
PbEU 2017, L 341 |
Gedelegeerde verordening (EU) nr. 2017/2359 van de Commissie van 21 september 2017 tot aanvulling van Richtlijn 2016/97/EU van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van informatievereisten en gedragsregels die van toepassing zijn op de distributie van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten |
PbEU 2017, L 341 |
De wijziging van artikel 6 is gebaseerd op artikel 4:9, tweede en vierde lid, van de wet en dient ter implementatie van artikel 10, tweede lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie. Artikel 6 regelt op welke wijze financiëledienstverleners invulling moeten geven aan de verplichting zorg te dragen voor de vakbekwaamheid van hun werknemers. Op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel f, onder 1°, moeten feitelijk leidinggevenden van de personen die zich rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten met betrekking tot verzekeringen of herverzekeringen aan cliënten voldoen aan de in bijlage I van de richtlijn verzekeringsdistributie opgenomen eisen. Voor deze feitelijk leidinggevenden geldt geen diplomaplicht (tenzij deze feitelijk leidinggevenden zelf adviseren). Het is aan de desbetreffende financiëledienstverlener zelf om te bepalen op welke wijze wordt bewerkstelligd dat een feitelijk leidinggevende aan bijlage I van de richtlijn verzekeringsdistributie voldoet. Te denken valt aan een adequaat systeem van interne opleidingstrajecten. Verder dient een financiëledienstverlener er door middel van zijn bedrijfsvoering voor te zorgen dat alle werknemers te allen tijde vakbekwaam zijn (zie artikel 6, eerste lid, onderdeel a). Een feitelijk leidinggevende dient ook te allen tijde vakbekwaam te zijn en dient daartoe ten minste 15 uur per jaar te besteden aan opleiding of bijscholing (artikel 6, eerste lid, onderdeel f, onder 2°). Dit kan via interne cursussen of e-learning. In het tweede lid is geregeld dat werknemers en andere natuurlijke personen die onder verantwoordelijkheid van een financiëledienstverlener adviseren over exportkredietverzekeringen, hagelschadeverzekeringen, paarden- en veeverzekeringen of glasverzekeringen, met uitzondering van broeiglasverzekeringen, niet over een diploma hoeven te beschikken als bedoeld in artikel 7. Deze werknemers dienen wel te voldoen aan de in bijlage 1 van de richtlijn verzekeringsdistributie opgenomen vakbekwaamheidseisen. Er is geen aanleiding om voor wat betreft de vakbekwaamheidseisen verder te gaan dan de richtlijn verzekeringsdistributie voorschrijft. Vooral niet omdat de genoemde verzekeringen voornamelijk worden afgesloten tussen deskundige partijen in de agrarische sector. Daarnaast hoeven werknemers die adviseren over exportkredietverzekeringen niet meer te beschikken over een diploma Adviseur schadeverzekering zakelijk. De reden hiervoor is dat uit de door Ecorys uitgevoerde analyse van het vakbekwaamheidsbouwwerk is gebleken dat het diploma Adviseur schadeverzekering niet aansluit op de praktijk.6 Exportkredietverzekeringen worden niet aangeboden aan consumenten. Echter de module schadeverzekeringen particulier maakt wel onderdeel uit van het diploma Adviseur schadeverzekering zakelijk. Werknemers die adviseren over exportkredietverzekeringen dienen wel te voldoen aan vakbekwaamheidseisen van bijlage I van de richtlijn verzekeringsdistributie. Het is aan de financiëledienstverlener zelf om te bepalen op welke wijze kan worden voldaan aan bijlage I van de richtlijn verzekeringsdistributie.
In artikel 7, onderdeel d, van de Vrijstellingsregeling Wft waren reisbureaus en reisorganisaties vrijgesteld van de Wft voor zover zij bemiddelen in annuleringsverzekeringen of reisverzekeringen. Op grond van de richtlijn verzekeringsdistributie kunnen bemiddelaars in annuleringsverzekeringen of reisverzekeringen alleen worden vrijgesteld indien het bedrag van de premie voor de verzekering niet hoger is dan € 600 pro rata per jaar, of, indien de verzekering een aanvulling is op een dienst en de duur van de dienst gelijk is aan of minder is dan drie maanden, het bedrag van de premie niet hoger is dan € 200 per persoon. Indien de premie van de annuleringsverzekering of reisverzekering waarin wordt bemiddeld boven deze bedragen uitkomt, valt het bemiddelen in dergelijke verzekeringen onder de Wft. Voor het adviseren in reisverzekeringen of annuleringsverzekeringen hoeft een werknemer niet te beschikken over een diploma op grond van artikel 7 van het BGfo maar wordt een werknemer ook vakbekwaam geacht indien de werknemer beschikt over de in het derde lid genoemde diploma’s.
Artikel 10, achtste lid, van richtlijn verzekeringsdistributie bevat aanvullende regels omtrent het inrichten van de bedrijfsvoering voor verzekeraars en herverzekeraars voor zover het gaat om de vakbekwaamheid van werknemers. Het voorschrift om interne procedures toe te passen en te evalueren is reeds opgenomen in artikel 17, vierde lid, Besluit prudentiële regels Wft (Bpr) en op grond van artikel 21 Bpr dient een verzekeraar een compliancefunctie te hebben. Artikel 6, eerste lid, onderdeel f, onder 3°, BGfo verwerkt artikel 10, achtste lid, derde alinea, van de richtlijn verzekeringsdistributie. Een verzekeraar dient alle relevante documentatie met betrekking tot de vakbekwaamheid van werknemers vast te leggen en bij te houden.
De verwijzingen in de artikelen 11 en 11f zijn aangepast omdat artikel 6 van het besluit nu bestaat uit twee leden.
De wijziging van artikel 28, eerste lid, verwerkt artikel 10, derde lid, eerste en derde alinea, van de richtlijn verzekeringsdistributie. Zowel de betrouwbaarheid van werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder verantwoordelijkheid van de financiëledienstverlener rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten dient buiten twijfel te staan als ook de betrouwbaarheid van de feitelijk leidinggevenden, die verantwoordelijk zijn voor de personen die rechtstreeks financiële diensten verlenen. De werknemers mogen in ieder geval geen strafblad hebben (dit kan blijken uit een verklaring omtrent het gedrag) en mogen niet failliet zijn verklaard, tenzij rehabilitatie heeft plaatsgevonden. Onder betrouwbaarheid wordt verstaan dat de betrokkene zich onthoudt van gedragingen die in de weg staan aan het vervullen van zijn (toekomstige) functie. Onder gedragingen wordt zowel een doen als een nalaten begrepen.
Artikel 32, zevende lid, verklaart het vierde lid niet van toepassing op financiëledienstverleners die een verzekering aanbieden of samenstellen en in de markt verkrijgbaar stellen omdat deze financiëledienstverleners aan artikel 7, derde lid, van de verordening (EU) 2017/2358 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot vereisten inzake producttoezicht en -governance voor verzekeringsondernemingen en verzekeringsdistributeurs (PbEU 2017, L 341) dienen te voldoen. Artikel 7, derde lid, van de verordening komt overeen met het voorschrift zoals opgenomen in artikel 32, vierde lid. De wijziging van artikel 32, achtste lid, implementeert artikel 25, vierde lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie. Financiëledienstverleners die verzekeringen van grote risico’s aanbieden of samenstellen en in de markt verkrijgbaar stellen, zijn op grond van het achtste lid uitgesloten van de reikwijdte van artikel 32 en hoeven derhalve geen procedures en maatregelen te hebben voor het ontwikkelen respectievelijk samenstellen van verzekeringen van grote risico’s.
Artikel 32e is gebaseerd op artikel 4:15, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, en vierde lid, van de Wft en verwerkt artikel 25, eerste lid, vijfde en zesde alinea, en tweede lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie. Op grond van het eerste lid dient een financiëledienstverlener die een verzekering aanbiedt of samenstelt en in de markt beschikbaar stelt de bemiddelaar in verzekeringen, adviseur, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent die de verzekering distribueert te informeren over de kenmerken van de verzekering, de kenmerken en doelstellingen van de doelgroep en de distributiestrategie (advies of execution only). Deze informatie dient de adviseur, bemiddelaar in verzekeringen, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent in staat te stellen om de verzekering aan de beoogde doelgroep te distribueren. Het tweede lid bepaalt dat de financiëledienstverlener die verzekeringen distribueert, dient te beschikken over procedures en maatregelen om de informatie over de kenmerken van de verzekering, de kenmerken en doelstellingen van de doelgroep en de distributiestrategie te verkrijgen van de verzekeraar of de bemiddelaar in verzekeringen die de verzekering aanbiedt respectievelijk heeft samengesteld en op de markt beschikbaar stelt. Verder dienen de financiëledienstverleners te voldoen aan de artikelen 10 tot en met 12 van de verordening (EU) 2017/2358 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de vereisten inzake producttoezicht en -governance voor verzekeringsondernemingen en verzekeringsdistributeurs (PbEU 2017, L 341). Dit artikel is niet van toepassing op financiëledienstverleners die verzekeringen van grote risico’s distribueren (derde lid).
In het opschrift van paragraaf 8.1.1 is artikel 4:20, eerste en derde lid, als extra grondslag opgenomen. In het derde lid van artikel 49 is bepaald dat artikel 49, eerste en tweede lid, niet van toepassing is op het verstrekken van informatie met betrekking tot het verlenen van beleggingsdiensten en het verlenen van financiële diensten met betrekking tot een verzekering. In artikel 49a is geregeld op welke wijze informatie door verzekeraars, adviseurs, bemiddelaars in verzekeringen en (onder)gevolmachtigde agenten dient te worden verstrekt aan consumenten.
Artikel 49a is gebaseerd op artikel 4:22, eerste lid, van de wet. Artikel 49a, eerste lid, implementeert artikel 23, eerste lid, onderdelen a en d, en het vierde lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie. Op grond van het eerste lid dient een verzekeraar, adviseur, bemiddelaar in verzekeringen, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent de informatie op grond van afdeling 8.1 en de artikelen 4:20, eerste en derde lid, 4:22, eerste lid, en 4:25b, eerste en tweede lid, van de wet schriftelijk (op papier) en kosteloos aan de cliënt te verstrekken. Zij kunnen de informatie alleen op een andere duurzame drager dan papier verstrekken indien dit in de context past van de relatie met de cliënt. Tevens dient de cliënt hiervoor toestemming te hebben gegeven nadat deze voor de keuze is gesteld tussen informatie op papier of op de betreffende andere duurzame drager. Het gebruik van een andere duurzame drager dan papier is onder deze cumulatieve voorwaarden toegestaan. Het begrip toestemming geeft aan dat de cliënt uitdrukkelijk zijn keuze voor een andere duurzame drager moet hebben gemaakt.
Het derde lid verwerkt artikel 23, eerste lid, onderdeel c, van de richtlijn verzekeringsdistributie. De informatie wordt verstrekt in de Nederlandse taal of de taal van de lidstaat waar het risico is gelegen of in elke andere taal die door partijen is overeengekomen.
In het vierde lid is artikel 23, vijfde lid, van de richtlijn geïmplementeerd. De financiëledienstverlener mag informatie via een website aan de cliënt verstrekken indien die informatie niet persoonlijk aan de cliënt is gericht. De informatieverstrekking via de website moet wel passen in de context waarin de financiëledienstverlener met de cliënt zaken doet of zaken gaat doen. Tevens dient de cliënt toestemming te geven om de informatie via een website te verstrekken. De cliënt moet daarnaast elektronisch op de hoogte te worden gebracht van het adres van de website en de plaats op de website waar toegang kan worden verkregen tot de informatie. De informatie moet bovendien actueel zijn en via de website gegarandeerd toegankelijk blijven (zie artikel 49a, vierde lid).
Het vijfde lid verwerkt artikel 23, zesde lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie. Informatieverstrekking via een duurzame drager of websites wordt voor de toepassing van dit artikel geacht te passen in de context waarin de financiëledienstverlener met de cliënt zaken doet of zaken gaat doen, indien door de financiëledienstverlener bewezen is dat de cliënt regelmatig toegang heeft tot internet. Dit wordt als bewezen aangemerkt indien de cliënt een e-mailadres aan de financiëledienstverlener opgeeft om zaken te kunnen doen. Het is niet noodzakelijk dat de cliënt uitdrukkelijk aan de financiëledienstverlener mededeelt dat zijn e-mailadres kan worden gebruikt om zaken te doen. Dit kan ook impliciet blijken uit de betrekkingen die de cliënt met de financiëledienstverlener heeft.
Indien de informatie op een andere duurzame drager dan papier of via een website is verstrekt dan kan de cliënt de financiëledienstverlener verzoeken om de informatie schriftelijk te verstrekken. De financiëledienstverlener dient de informatie dan kosteloos aan de cliënt te verstrekken (zesde lid).
Artikel 57 is gebaseerd op artikel 4:20, eerste lid, van de wet. Artikel 57, tweede lid, verwerkt artikel 13, tweede lid, van de richtlijn verzekeringsbemiddeling.7 Artikel 13, tweede lid, bepaalde dat indien onmiddellijke dekking noodzakelijk is de informatie op verzoek van de cliënt mondeling kon worden verstrekt. Een soortgelijke bepaling is niet opgenomen in de richtlijn verzekeringsdistributie. Artikel 57, tweede lid, dient daarom te vervallen. Artikel 23, zevende lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie schrijft voor dat in geval van verkoop per telefoon de verzekeringsdistributeur de voor de sluiting van de overeenkomst aan de cliënt te verstrekken informatie, inclusief het informatiedocument, dient te verstrekken in overeenstemming met de richtlijn verkoop op afstand.8 De artikelen ter implementatie van de richtlijn verkoop op afstand zijn opgenomen in paragraaf 8.1.7 van het BGfo. In artikel 78 van het BGfo is aangegeven wanneer de financiëledienstverlener informatie over de in dat artikel 77 benoemde onderwerpen onmiddellijk ná het sluiten van de verzekeringsovereenkomst mag verstrekken. In artikel 57, derde lid, is opgenomen dat een bemiddelaar in verzekeringen, adviseur, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent de consument gegevens dient te verstrekken aan de hand waarvan de consument de inschrijving van de bemiddelaar, adviseur, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent kan controleren. Het derde lid verwerkt artikel 18, onderdeel a, onder iv, van de richtlijn verzekeringsdistributie.
Op grond van artikel 4:23, derde en zevende lid, Wft dient een financiëledienstverlener die adviseert, een cliënt voorafgaand aan het advies een geschiktheidsverklaring te verstrekken waarin het advies wordt gespecificeerd. Artikel 59h, eerste lid, is gebaseerd op artikel 4:20, eerste lid, Wft en implementeert artikel 29, eerste lid, onderdeel a, van de richtlijn verzekeringsdistributie. In artikel 59h, eerste lid, is opgenomen dat een financiëledienstverlener een cliënt voorafgaand aan het advies informeert of hij een periodieke beoordeling ontvangt van de geschiktheid van de verzekering met een beleggingscomponent die de financiëledienstverlener aan de cliënt heeft geadviseerd. Artikel 59h, tweede lid, is gebaseerd op artikel 4:20, eerste lid, Wft en bepaalt dat alle kosten in verband met de dienstverlening en de verzekering met een beleggingscomponent (die niet het gevolg zijn van marktontwikkelingen) worden samengevoegd zodat de cliënt inzicht krijgt in de totale kosten en in het cumulatieve effect op het rendement. Indien de cliënt daarom verzoekt verstrekt de financiëledienstverlener een puntgewijze uitsplitsing (derde lid). Artikel 59h, tweede en derde lid, implementeert artikel 29, eerste lid, tweede alinea, van de richtlijn verzekeringsdistributie.
In artikel 60 is de verwijzing naar artikel 58 vervallen omdat de verwijzing naar artikel 58 niet meer klopt. Artikel 58 heeft betrekking op het verstrekken van informatie door een beleggingsonderneming en niet op het verstrekken van informatie door een levensverzekeraar.
Op grond van artikel 61 dient een schadeverzekeraar bepaalde informatie aan een cliënt te verstrekken voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst. Ter implementatie van artikel 19, vierde lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie is hieraan toegevoegd dat een verzekeraar een cliënt dient te informeren over de aard van de vergoeding die haar werknemers ontvangen die financiële diensten verlenen met betrekking tot schadeverzekeringen (artikel 61, eerste lid, onderdeel d). Bijvoorbeeld of werknemers een beloning ontvangen als zij een bepaald aantal verzekeringsovereenkomsten hebben afgesloten of een ander vooraf bepaald doel hebben bereikt. Voor verzekeraars die verzekeringen met een beleggingscomponent aanbieden is hetzelfde voorschrift opgenomen in artikel 86f, tweede lid, onderdeel k.
Artikel 63a implementeert artikel 24, eerste en tweede lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie en is gebaseerd op artikel 4:20, eerste lid, van de wet.
In het eerste lid is bepaald dat indien een verzekering wordt aangeboden samen met een aanvullend product (niet zijnde een verzekering) of aanvullende dienst, als onderdeel van een pakket of dezelfde overeenkomst, de financiëledienstverlener de cliënt dient mede te delen of de verschillende producten of diensten afzonderlijk kunnen worden aangeschaft. Een financiëledienstverlener kan een dienst als aanvulling op een verzekering als pakket verkopen (en deze dienst niet los aanbieden) indien de financiëledienstverlener de cliënt hierover informeert. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een bemiddelaar in verzekeringen die samen met de verzekering waarin hij bemiddelt een serviceabonnement of arbodienst aanbiedt. De financiëledienstverlener verstrekt aan de cliënt een beschrijving van de verschillende producten of diensten die deel uitmaken van het pakket of de overeenkomst en informatie over de kosten en bijbehorende lasten van elk product respectievelijk elke dienst.
In het tweede lid is bepaald dat indien de risico’s of de verzekeringsdekking van de verzekering die wordt aangeboden in combinatie met een ander product of andere dienst verschilt van het risico of de verzekeringsdekking die verbonden is aan elk van de producten of diensten afzonderlijk, de financiëledienstverlener aan de cliënt een adequate beschrijving dient te verstrekken van de verschillende producten of diensten die deel uitmaken van het pakket of de overeenkomst. Indien het financieel product een hoger risico met zich brengt dan het risico dat is verbonden aan elk van de producten afzonderlijk vanwege de risicoverhogende wisselwerking tussen de verschillende producten dient de financiëledienstverlener de cliënt daarover te informeren. Hetzelfde geldt indien de verzekeringsdekking verschilt van de verzekeringsdekking die verbonden is aan de producten afzonderlijk.
Artikel 20, eerste lid, derde alinea, van de richtlijn verzekeringsdistributie is voor wat betreft het adviseren over verzekeringen met een beleggingscomponent of verzekeringen in verband met het geheel of gedeeltelijk wegvallen van het inkomen van een cliënt geïmplementeerd in artikel 4:23, eerste lid, onderdeel c. Een financiëledienstverlener die adviseert over de eerder genoemde verzekeringen dient de overwegingen toe te lichten die ten grondslag liggen aan zijn advies voor zover dit nodig is voor een goed begrip van zijn advies. Artikel 4:23, eerste lid, is echter niet van toepassing op het adviseren over schadeverzekeringen (zie artikel 41, tweede lid, Vrijstellingsregeling Wft). Daarom is in artikel 63b bepaald dat een financiëledienstverlener die adviseert over schadeverzekeringen aan de cliënt het advies dient te verstrekken waarin wordt uitgelegd waarom een bepaalde schadeverzekering op basis van zijn analyse het best aansluit bij de wensen en behoeften van de cliënt. Een dergelijke adviessamenvatting zorgt ervoor dat de klant het advies kan nalezen en ook na een aantal jaren nog begrijpt wat het advies voor hem inhoudt.
Door de toevoeging van regels omtrent het opstellen van een informatiedocument voor schadeverzekeringen in paragraaf 8.1.5, is deze paragraaf uitsluitend van toepassing op aanbieders van derdepijlerpensioenproducten, rechten van deelneming in een beleggingsinstelling of icbe of schadeverzekeringen.
Artikel 65b is gebaseerd op artikel 4:22, eerste lid, van de wet en implementeert artikel 20, vierde tot en met zevende lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie. Een aanbieder van een schadeverzekering of een bemiddelaar in verzekeringen of een gevolmachtigde agent die een schadeverzekering samenstelt en algemeen in de markt verkrijgbaar stelt, dient een informatiedocument op te stellen. Dit informatiedocument dient aan de cliënt te worden verstrekt voorafgaande aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake een schadeverzekering. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat de cliënt voor alle schadeverzekeringen een informatiedocument kan raadplegen, ongeacht de manier waarop de schadeverzekeringen worden aangeboden of verkrijgbaar gesteld. De cliënt kan zo inzicht verkrijgen in de meest wezenlijke kenmerken van de desbetreffende schadeverzekering en kan deze vergelijken met eigenschappen van andere schadeverzekeringen. Het informatiedocument kan schriftelijk (op papier), via een andere duurzame drager of via een website worden verstrekt. Indien het informatiedocument op een duurzame drager of via een website wordt verstrekt, dient het informatiedocument op verzoek van de cliënt kosteloos schriftelijk te worden verstrekt (artikel 49a, vijfde lid).
Artikel 66b is gebaseerd op artikel 4:22, eerste lid, van de wet en verwerkt artikel 20, achtste lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie. Het informatiedocument over een schadeverzekering bevat gestandaardiseerde informatie over de desbetreffende schadeverzekering. In artikel 66b is aangegeven welke informatie het informatiedocument voor schadeverzekeringen dient te bevatten. Het informatiedocument bevat informatie over de voornaamste kenmerken van de schadeverzekering om de cliënt in staat te stellen met kennis van zaken een beslissing te nemen. Om de herkenbaarheid en leesbaarheid te vergroten heeft de Europese Commissie op grond van artikel 20, negende lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie nadere regels gesteld met betrekking tot de presentatievorm. Deze nadere regels zijn opgenomen in de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2017/1469 van de Commissie van 11 augustus 2017 tot vaststelling van een gestandaardiseerde presentatievorm van het informatiedocument over verzekeringsproducten (PbEU 2017, L 209). Deze verordening heeft rechtstreekse werking en hoeft daarom niet te worden omgezet in nationale regelgeving.
Artikel 72a is gebaseerd op artikel 4:20, derde lid, van de wet en implementeert artikel 30, vijfde lid, vierde alinea, van de richtlijn verzekeringsdistributie. Op grond van het derde lid dient een financiëledienstverlener die een cliënt heeft medegedeeld dat hij een periodieke beoordeling ontvangt van de geschiktheid van de verzekering met een beleggingscomponent, de financiëledienstverlener een bijgewerkte geschiktheidsverklaring te verstrekken waarin wordt aangegeven op welke wijze de verzekering met een beleggingscomponent beantwoordt aan de voorkeuren, doelstellingen en andere kenmerken van de desbetreffende cliënt.
Artikel 76 is gebaseerd op artikel 4:20, derde lid, van de Wft en implementeert de artikelen 29, eerste lid, tweede alinea, laatste zin, en 30, vijfde lid, eerste alinea, van de richtlijn verzekeringsdistributie. Op grond van artikel 76, eerste lid, dient een financiëledienstverlener die financiële diensten verleent met betrekking tot een verzekering met een beleggingscomponent periodiek aan de cliënt informatie te verstrekken over de verleende dienstverlening. De informatie omvat ook de kosten van eventuele transacties.
Artikel 76, derde lid, bepaalt dat een financiëledienstverlener de cliënt jaarlijks achteraf dient te informeren over alle gemaakte kosten en lasten die verbonden zijn aan de verzekering met een beleggingscomponent en de verleende financiële diensten indien de financiëledienstverlener gedurende het jaar een lopende relatie met de cliënt heeft gehad.
In artikel 78, eerste lid, wordt verwezen naar de artikelen 49, eerste lid, en 49a, tweede lid. Artikel 49, eerste lid, is niet van toepassing op het verstrekken van informatie met betrekking tot het verlenen van financiële diensten met betrekking tot een verzekering. Op het verstrekken van informatie door verzekeraars, adviseurs, bemiddelaars in verzekeringen en (onder) gevolmachtigde agenten is artikel 49a van toepassing. Daarom worden beide artikelen genoemd in artikel 78, eerste lid.
Artikel 80.0a is gebaseerd op artikel 4:23, zevende lid, jo. artikel 4:23, zesde lid, aanhef en onderdeel e, van de wet en implementeert artikel 30, vijfde lid, tweede alinea, van de richtlijn verzekeringsdistributie. Bij het verlenen van advies dient de verzekeraar, adviseur, bemiddelaar in verzekeringen of (onder) gevolmachtigde agent een geschiktheidstoets uit te voeren. De financiëledienstverlener dient aan de cliënt een geschiktheidsverklaring te verstrekken op grond van artikel 4:23, derde lid, van de wet voorafgaand aan het sluiten van de verzekeringsovereenkomst. Bij het sluiten van een overeenkomst op afstand kan de geschiktheidsverklaring via een duurzame drager worden verstrekt onmiddellijk na de totstandkoming van de overeenkomst op afstand. De cliënt dient daarmee wel te hebben ingestemd en de financiëledienstverlener dient de cliënt de mogelijkheid te hebben geboden het sluiten van de overeenkomst uit te stellen zodat de geschiktheidsverklaring voor het sluiten van de overeenkomst kan worden ontvangen.
Artikel 80e, zevende lid, is gebaseerd op artikel 4:24, eerste lid, van de Wft en verwerkt artikel 30, tweede lid, eerste alinea, laatste volzin.
Ook indien sprake is van een financiële dienst in combinatie met een andere financiële dienst of financieel product dient de financiëledienstverlener bij «execution only» dienstverlening te beoordelen of de gecombineerde dienstverlening of de combinatie van de financiële dienst met het financieel product passend is voor de cliënt.
Artikel 86f, tweede lid, onderdeel k, implementeert artikel 19, vierde lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie. Een verzekeraar dient voorafgaand aan de dienstverlening een cliënt te informeren over de aard van de vergoeding die haar werknemers ontvangen die financiële diensten verlenen met betrekking tot verzekeringen. Bijvoorbeeld of werknemers een beloning ontvangen als zij een bepaald aantal verzekeringsovereenkomsten hebben afgesloten of een ander vooraf bepaald doel hebben bereikt.
Door middel van de aanpassing van artikel 86i wordt artikel 19, tweede tot en met vijfde lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie geïmplementeerd. Een bemiddelaar in verzekeringen, adviseur of (onder)gevolmachtigde agent dient voorafgaand aan het advies een cliënt te informeren over bepaalde aspecten van zijn dienstverlening. Zo dient de cliënt te worden geïnformeerd over eventuele contractuele verplichtingen om uitsluitend voor een of meer aanbieders te adviseren, de wijze van beloning (indien de klant rechtstreeks betaalt de hoogte van de provisie) en gekwalificeerde deelnemingen. Indien na het totstandkomen van de overeenkomst aanvullende kosten in rekening worden gebracht (naast de premie en de voorzienbare kosten) bij de cliënt dan dient de financiëledienstverlener de cliënt hiervan op de hoogte te stellen (derde lid).
Op grond van artikel 4:91q is het bij of krachtens artikel 4:88, eerste tot en met derde lid, van de wet bepaalde van overeenkomstige toepassing op het aanbieden van verzekeringen met een beleggingscomponent of het adviseren over of bemiddelen in verzekeringen met een beleggingscomponent door adviseurs of bemiddelaars in verzekeringen, gevolmachtigde agenten, ondergevolmachtigde agenten of verzekeraars. Een financiëledienstverlener die financiële diensten verleent met betrekking tot verzekeringen met een beleggingscomponent dient op grond van artikel 4:88 van de wet een adequaat beleid te hebben ter zake van het voorkomen en beheersen van belangenconflicten.
Om te verduidelijken dat voor financiëledienstverleners die verzekeringen met een beleggingscomponent aanbieden of adviseren over of bemiddelen in verzekeringen met een beleggingscomponent aanvullende regels omtrent belangenconflicten zijn opgenomen in een verordening is een apart artikel opgenomen. In artikel 167a is opgenomen dat een financiëledienstverlener dient te voldoen aan de artikelen 3 tot en met 8 van de gedelegeerde verordening (EU) nr. 2017/2359 van de Commissie van 21 september 2017 houdende aanvulling van Richtlijn 2016/97/EU van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van informatievereisten en gedragsregels die van toepassing zijn op de distributie van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PbEU 2017, L 341). In de artikelen 3 tot en met 8 zijn nadere regels opgenomen waaraan het beleid ter beheersing van belangenconflicten moet voldoen en tevens is opgenomen op welke wijze cliënten dienen te worden geïnformeerd over mogelijke belangenconflicten.
De verwijzing naar artikel 6, onderdeel b, in artikel 171, eerste tot en met derde lid, is aangepast omdat artikel 6 van het besluit nu bestaat uit twee leden.
De definitie van nauwe banden is opgenomen omdat het begrip wordt gebruikt in de artikelen 36, 38 tot en met 40 van het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft. De definitie van nauwe banden is gelijkluidend aan de definitie van nauwe banden zoals opgenomen in artikel 1 van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft.
Als een nauwe band tussen twee of meer natuurlijke personen of rechtspersonen wordt tevens beschouwd een situatie waarin deze personen via een zeggenschapsband duurzaam verbonden zijn met eenzelfde persoon.
De wijziging van de artikelen 36 en 38 tot en met 40 implementeert artikel 3, zesde lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie. Artikel 3, zesde lid, is van belang voor adviseurs, bemiddelaars in verzekeringen, herverzekeringsbemiddelaars en (onder)gevolmachtigde agenten. In het eerste lid, onderdeel k, van de artikelen 36 en 38 tot en met 40 is bepaald dat een beschrijving van de zeggenschapsstructuur dient te worden verstrekt. In het zesde lid van de artikelen 36 en 38 tot en met 40 wordt nader bepaald welke gegevens het betreft. Het betreft informatie over de natuurlijke personen en rechtspersonen die een gekwalificeerde deelneming houden in de betreffende financiëledienstverlener of nauwe banden met de financiëledienstverlener hebben. Tevens dient informatie te worden gegeven waaruit blijkt dat de gekwalificeerde deelneming of de nauwe banden geen belemmering vormen voor het uitoefenen van het toezicht door de AFM.
In de aanhef van paragraaf 3.5a zijn een tweetal wettelijke grondslagen toegevoegd. De toegevoegde artikelen in de aanhef bieden de grondslag voor de nieuwe artikelen 57d en 57e.
Dit onderdeel voegt twee artikelen toe aan paragraaf 3.5a.
Artikel 57d is gebaseerd op artikel 2:125, tweede lid, van de wet en implementeert artikel 6, eerste lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie. Artikel 57d bepaalt welke gegevens een bemiddelaar in verzekeringen bij de AFM moet aanleveren indien hij voornemens is om in een andere lidstaat een bijkantoor te openen. In onderdeel c van artikel 57d wordt aangegeven dat de bemiddelaar in verzekeringen dient aan te geven tot welke categorie de bemiddelaar in verzekeringen behoort en, in voorkomend geval de naam van elke verzekeraar die hij vertegenwoordigt. Dit betekent dat de bemiddelaar vermeldt of hij als bemiddelaar (met een vergunning), verbonden bemiddelaar of als nevenverzekeringstussenpersoon (al dan niet verbonden) optreedt. De vertegenwoordigde verzekeraars zijn de verzekeraars waarmee een verbonden bemiddelaar verbonden is.
Artikel 57e is gebaseerd op artikel 2:125a, tweede lid, van de wet en implementeert artikel 4, eerste lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie. Het betreft de gegevens die een bemiddelaar in verzekeringen bij de AFM moet aanleveren indien hij voornemens is om in een andere lidstaat via het verrichten van diensten te bemiddelen in verzekeringen. In onderdeel c van artikel 57e wordt aangegeven dat de bemiddelaar in verzekeringen dient aan te geven tot welke categorie de bemiddelaar in verzekeringen behoort en, in voorkomend geval de naam van elke verzekeraar die hij vertegenwoordigt. Dit betekent dat de bemiddelaar vermeldt of hij als bemiddelaar (met een vergunning), verbonden bemiddelaar of als nevenverzekeringstussenpersoon (al dan niet verbonden) optreedt. De vertegenwoordigde verzekeraars zijn de verzekeraars waarmee een verbonden bemiddelaar verbonden is.
Artikel 13a van het Bpr is gebaseerd op artikel 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de wet en implementeert artikel 10, derde lid, eerste en derde alinea, en achtste lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie. Naast werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder verantwoordelijkheid van de verzekeraar rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten dient ook de betrouwbaarheid van de feitelijk leidinggevenden die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van financiële diensten buiten twijfel te staan. Onder betrouwbaarheid wordt verstaan dat de betrokkene zich onthoudt van gedragingen die in de weg staan aan het vervullen van zijn (toekomstige) functie. Het tweede lid bepaalt dat werknemers geen strafblad mogen hebben (dit kan blijken uit een verklaring omtrent het gedrag) en voorheen niet failliet mogen zijn verklaard, tenzij rehabilitatie heeft plaatsgevonden. Het in artikel 10, derde lid, eerste en derde alinea, van de richtlijn verzekeringsdistributie bepaalde geldt op grond van artikel 28 van het BGfo reeds voor adviseurs, bemiddelaars en gevolmachtigde agenten. Door de bredere strekking van artikel 10, derde lid, eerste alinea, van de richtlijn verzekeringsdistributie dienen ook de werknemers van een verzekeraar betrouwbaar te zijn.
Artikel 10, achtste lid, van richtlijn verzekeringsdistributie bevat onder andere aanvullende regels omtrent het inrichten van de bedrijfsvoering voor verzekeraars en herverzekeraars voor zover het gaat om de betrouwbaarheid van werknemers. Het voorschrift om interne procedures toe te passen en te evalueren is reeds opgenomen in artikel 17, vierde lid, Bpr en op grond van artikel 21 Bpr dient een verzekeraar een compliancefunctie te hebben. Artikel 13a, derde lid, verwerkt artikel 10, achtste lid, derde alinea, van de richtlijn verzekeringsdistributie. Een verzekeraar dient alle relevante documentatie met betrekking tot de betrouwbaarheid van werknemers vast te leggen en te actualiseren.
In het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector worden boetecategorieën toegekend aan verschillende artikelen uit de Wft die betrekking hebben op bemiddelaars in verzekeringen, herverzekeringsbemiddelaars, adviseurs, (onder) gevolmachtigde agenten. Tevens is een aanpassing van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector opgenomen op grond waarvan voor de nieuw ingevoegde artikelen in het Besluit Prudentiële regels Wft, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, die zien op de regels omtrent organisatorische eisen, productontwikkelingsproces en informatieverstrekking, per artikel de boetecategorie is vastgesteld. De desbetreffende boetecategorieën zijn bepaald naar de ernst van de overtreding en sluiten aan bij de boetecategorieën die thans gelden voor soortgelijke overtredingen.
In artikel 1 zijn twee definities van verordeningen ter uitvoering van de richtlijn verzekeringsdistributie toegevoegd.
De AFM is aangewezen als bevoegde autoriteit in de zin van de verordening (EU) nr. 2017/2358 (productontwikkeling- en governance) en verordening (EU) nr. 2017/2359 (verzekeringen met een beleggingscomponent). De AFM is belast met de uitvoering en handhaving van de bij die verordeningen gestelde regels.
Op grond van artikel 1:94, eerste lid, van de Wft kan de AFM een waarschuwing of verklaring publiceren van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen artikel uit een verordening. Artikel 7 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten regelt dat de AFM bij overtredingen van voorschriften of verboden uit de verordening (EU) nr. 2017/2358 (productontwikkeling- en governance) en verordening (EU) nr. 2017/2359 (verzekeringen met een beleggingscomponent) een waarschuwing of verklaring kan publiceren.
Aan bijlage 1 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten zijn de artikelen uit de verordening (EU) nr. 2017/2358 (productontwikkeling- en governance) en de verordening (EU) nr. 2017/2359 (verzekeringen met een beleggingscomponent) toegevoegd. Hierdoor kan de AFM bij overtreding van de desbetreffende artikelen een last onder dwangsom opleggen.
Dit onderdeel voegt artikelen uit de verordening (EU) nr. 2017/2358 (productontwikkeling- en governance) en verordening (EU) nr. 2017/2359 (verzekeringen met een beleggingscomponent) toe aan bijlage 2 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten. Hierdoor kan de AFM bij overtreding van die artikelen een bestuurlijke boete opleggen. Bij het vaststellen van de boetecategorie voor een overtreding van een artikel uit de hiervoor genoemde verordening is zoveel mogelijk aangesloten bij de boetecategorie voor vergelijkbare artikelen die in het BGfo zijn opgenomen ter implementatie van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014. Voor zover er geen vergelijkbare overtreding is, is de boetecategorie bepaald aan de hand van de categorie die geldt voor overtredingen van een vergelijkbare ernst of orde.
In artikel 10ba van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn de artikelen 18, onderdeel b, 19, vierde lid, en 23, eerste lid, onderdeel a, c en d, tweede, derde en vierde lid, van de richtlijn verzekeringsdistributie geïmplementeerd.
Het betreft informatie die de verzekeraar voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst betreffende een pensioenuitkering aan de betrokkene verstrekt. Daarbij gaat het om informatie over de verzekeraar zelf, de klachtenprocedure en de vergoeding aan haar werknemers voor het sluiten van de overeenkomst. De informatie wordt gesteld in het Nederlands, tenzij een andere taal is overeengekomen. Verder wordt geregeld dat de informatie kosteloos, schriftelijk of, met toestemming, elektronisch wordt verstrekt en dat, bij elektronische verstrekking, de betrokkene op verzoek kosteloos een papieren afschrift krijgt.
In artikel 51a, vierde lid, is artikel 10ba van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling beboetbaar gesteld met boetecategorie 2. Daarbij is aangesloten bij de boetecategorie die geldt voor vergelijkbare bepalingen.
Dit besluit treedt in werking op het moment dat de Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie in werking treedt. Het streven is dat de Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie en het Besluit implementatie richtlijn verzekeringsdistributie op 1 oktober 2018 in werking treden. Dit is de datum waarop de richtlijn verzekeringsdistributie dient te worden toegepast.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
Richtlijn nr. 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling (PbEG 2003, L 9).
Gedelegeerde verordening (EU) nr. 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (PbEU 2017, L 87).
Verordening (EU) nr. 2017/2358 (productontwikkeling en -governance): gedelegeerde verordening (EU) nr. 2017/2358 van de Commissie van 21 september 2017 tot aanvulling van Richtlijn 2016/97/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot vereisten inzake producttoezicht en -governance voor verzekeringsondernemingen en verzekeringsdistributeurs (PbEU 2017, L 341).
Richtlijn nr. 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling (PbEG 2003, L 9).
Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de Richtlijnen 90/619/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG van de Raad (PbEU 2002, L 271).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2018-147.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.