Besluit van 13 maart 2018 ter uitvoering van het Verdrag van Straatsburg van 2012 inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI 2012) (Trb. 2013, 72)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 21 december 2017, nr. 2175500, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 1030, onderdeel a, 1060, zesde lid, en 1065 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, 17 januari 2017, No.W16.17.0402/II

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 7 maart 2018, nr. 2216116, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Algemene bepalingen

ARTIKEL I

Het Besluit van 29 november 1996 ter uitvoering van artikel 1065 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (Stb. 1996, 587) wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2° wordt «200 rekeneenheden» vervangen door «400 rekeneenheden» en wordt «700 rekeneenheden» vervangen door: 1.400 rekeneenheden.

2. In het eerste lid, onderdeel a, onder 3° wordt «700 rekeneenheden» vervangen door: 1.400 rekeneenheden.

3. In het eerste lid, onderdeel a, onder 4° en 5° en het tweede lid wordt «100 rekeneenheden» vervangen door: 200 rekeneenheden.

4. In het derde lid wordt «200 000 rekeneenheden» vervangen door «400.000 rekeneenheden» en wordt «100 000 rekeneenheden» vervangen door: 200.000 rekeneenheden.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt «60 000 rekeneenheden» vervangen door «100.000 rekeneenheden», wordt «720 000 rekeneenheden» vervangen door «2 miljoen rekeneenheden» en vervalt, onder vervanging van de dubbele punt aan het slot door een punt: en niet hoger dan de volgende bedragen.

2. De onderdelen a, b, en c van het eerste lid komen te vervallen.

3. In het tweede lid, aanhef, wordt de punt aan het slot vervangen door een dubbele punt.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. De eerste zin van het eerste lid komt te luiden: Wat betreft vorderingen ontstaan naar aanleiding van éénzelfde voorval terzake van schade die uit het vervoer van schadelijke stoffen voortvloeit, beloopt het bedrag waartoe de eigenaar van het schip zijn aansprakelijkheid kan beperken (gevaarlijke stoffenfonds), wanneer het vorderingen betreft terzake van dood of letsel (personenfonds):.

2. In het eerste lid, onderdelen a, b, en c wordt «400 rekeneenheden» vervangen door «800 rekeneenheden» en wordt «1400 rekeneenheden» vervangen door: 2.800 rekeneenheden.

3. In het eerste lid, onderdeel d wordt «200 rekeneenheden» vervangen door «400 rekeneenheden» en wordt aan het eind ingevoegd: ; deze vermeerdering vindt niet plaats indien bewezen wordt dat de duwboot hulp heeft verleend aan een of meer van deze duwbakken.

4. In het eerste lid, onderdeel e, wordt «200 rekeneenheden» vervangen door «400 rekeneenheden» en wordt aan het eind ingevoegd: ; deze vermeerdering vindt niet plaats indien bewezen wordt dat dit schip hulp heeft verleend aan een of meer van de gekoppelde schepen.

5. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Wanneer het enige andere vordering betreft (zakenfonds) wordt het bedrag van het fonds op dezelfde wijze berekend als op grond van het eerste lid met dien verstande dat het bedrag de helft van het bedrag van het personenfonds betreft.

6. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. In geen geval kan het bedrag van het personenfonds en het bedrag van het zakenfonds minder zijn dan 10 miljoen rekeneenheden.

7. Er wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Wordt in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onder d en e, het personenfonds van de duwboot of van het voortbewegende schip vermeerderd met 400 rekeneenheden per ton laadvermogen van de geduwde bakken of met 400 rekeneenheden per ton laadvermogen of per kubieke meter waterverplaatsing van de andere gekoppelde schepen, dan wordt met betrekking tot vorderingen, die voortkomen uit hetzelfde voorval, het personenfonds voor iedere duwbak of ieder ander gekoppeld schip verminderd met 400 rekeneenheden per ton laadvermogen van de duwbak of 400 rekeneenheden per ton laadvermogen of per kubieke meter waterverplaatsing van het andere gekoppelde schip.

ARTIKEL II

Artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit aansprakelijkheid gevaarlijke stoffen en milieuverontreiniging komt te luiden:

Artikel 3

Een gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 1030, onderdeel a, en artikel 1060, zesde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek is een stof of voorwerp als bedoeld in hoofdstuk 3.2. van het Reglement behorend bij het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN) (Trb. 2001, 67), daaronder begrepen de latere wijzigingen daarvan.

ARTIKEL III

Dit besluit is slechts van toepassing ten aanzien van aansprakelijkheid voortvloeiende uit ongevallen die zich na de inwerkingtreding van dit besluit hebben voorgedaan.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 13 maart 2018

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Uitgegeven de vierde mei 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het op 27 september 2012 tot stand gekomen Verdrag van Straatsburg van 2012 inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI 2012)(Trb. 2013, 72)(hierna: het CLNI 2012) regelt de beperking van de aansprakelijkheid van de scheepseigenaar van een binnenschip. Het CLNI 2012 is een herziening van het op 4 november 1988 tot stand gekomen Verdrag van Straatsburg inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI) (Trb. 1989, 43 en 1997, 316) (hierna: het CLNI 1988). Een van de doelen van het CLNI 2012 is verhoging van de aansprakelijkheidsgrenzen. De bedragen in het CLNI 1988 zijn in twintig jaar nooit verhoogd of geïndexeerd. Daarnaast voert het CLNI 2012 aansprakelijkheidsgrenzen in voor vorderingen wegens schade die uit het transport van gevaarlijke stoffen voortvloeit. Een uitgebreide toelichting bij het CLNI 2012 is te vinden in de memorie van toelichting bij de Wet van 22 maart 2017, houdende wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de uitvoering van het Verdrag van Straatsburg van 2012 inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI 2012) (Trb. 2013, 72) (Stb 2017, 161)(hierna: de Uitvoeringswet CLNI 2012) en in de memorie van toelichting bij de Wet van 22 maart 2017, houdende goedkeuring van het op 27 september 2012 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag van Straatsburg van 2012 inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI 2012) (Trb. 2013, 72) (Stb. 2016, 160).

De aansprakelijkheidsgrenzen die op grond van het CLNI 1988 gelden, zijn opgenomen in het Besluit van 29 november 1996 ter uitvoering van artikel 1065 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (Stb. 1996, 587) (hierna: het Besluit bedragen). Het onderhavige besluit geeft uitvoering aan het CLNI 2012 en zorgt ervoor dat de regels in het Besluit bedragen en het Uitvoeringsbesluit aansprakelijkheid gevaarlijke stoffen en milieuverontreiniging overeenkomen met het CLNI 2012.

Gevolgen voor de regeldruk

De verwachting is dat het besluit geen gevolgen heeft voor de regeldruk. Het CLNI 2012 bevat geen verplichting voor de scheepseigenaar om zijn aansprakelijkheid te beperken, maar biedt hem de mogelijkheid om dit te doen. Nederland is voorts een klein onderdeel van de regio waarvoor een binnenschip verzekerd zal zijn. Het besluit zal daarom naar verwachting weinig effect hebben op de verzekeringspremies.

Artikelen

Artikel I

Onderdeel A

Artikel 1 van het Besluit bedragen regelt de algemene aansprakelijkheidsgrenzen in geval er een fonds wordt gevormd voor vorderingen in verband met dood of letsel van personen (personenfonds) en schade aan zaken (zakenfonds), tenzij deze onder het passagiersfonds vallen (zie artikel 2 van het Besluit bedragen). De huidige aansprakelijkheidsgrenzen vloeien voort uit artikel 6 van het CLNI 1988. Het CLNI 2012 verdubbelt de aansprakelijkheidsgrenzen (zie artikel 6 CLNI 2012). Onderdeel A past de aansprakelijkheidsgrenzen daarom aan. Voor vorderingen in verband met dood of letsel wordt op grond van lid 1 van het Besluit bedragen het bedrag als volgt berekend:

  • voor een schip bestemd voor het vervoer van personen of zaken 400 rekeneenheden per kubieke meter waterverplaatsing, vermeerderd voor schepen voorzien van mechanische voortbewegingswerktuigen met 1.400 rekeneenheden (zie onderdeel 1);

  • voor een duw- of sleepboot 1.400 rekeneenheden voor elke kilowatt van het vermogen van de voortbewegingswerktuigen (zie onderdeel 2).

  • voor een duwboot die gekoppeld is met duwbakken en voor een schip dat voorzien van mechanische voortbewegingswerktuigen andere met dit schip gekoppelde schepen voortbeweegt, moet het bedrag worden vermeerderd met 200 rekeneenheden per ton laadvermogen of per kubieke meter waterverplaatsing van de andere schepen, tenzij de duwboot of het schip hulp heeft verleend aan een of meer van de duwbakken of gekoppelde schepen (zie onderdeel 3).

Het besluit verhoogt tevens de bedragen opgenomen in lid 2 van het Besluit bedragen. Lid 2 bepaalt dat wanneer het personenfonds van de duwboot of het voortbewegende schip wordt vermeerderd (zie artikel 1, lid 1, onder 4° en 5° van het Besluit bedragen), het personenfonds voor iedere aan de duwboot gekoppelde duwbak of ieder aan het voortbewegende schip gekoppelde schip moet worden verminderd. Deze vermeerdering en vermindering gebeuren op grond van artikel 10, lid 2, van het CLNI 2012 met 200 rekeneenheden per ton laadvermogen of per kubieke meter waterverplaatsing (zie onderdeel 3).

In lid 3 van artikel 1 van het Besluit bedragen is thans een minimumgrens opgenomen: het bedrag van het personenfonds bedraagt ten minste 200.000 rekeneenheden en dat van het zakenfonds 100.000 rekeneenheden. Ook deze aansprakelijkheidsgrenzen worden door het CLNI 2012 verdubbeld (zie lid 1, onder d, van artikel 6 CLNI 2012). Dit leidt ertoe dat het minimumbedrag van het personenfonds niet minder kan zijn dan 400.000 rekeneenheden en het bedrag van het zakenfonds niet minder dan 200.000 rekeneenheden (zie onderdeel 4).

Onderdeel B

Artikel 2 van het Besluit bedragen regelt de aansprakelijkheidsgrens in geval er een passagiersfonds wordt gevormd. Deze bedragen volgen uit artikel 7 van het CLNI 1988. In het CLNI 2012 is de aansprakelijkheidsgrens voor vorderingen van passagiers opgenomen in artikel 8. Een verschil ten opzichte van het CLNI 1988 is dat de aansprakelijkheidsgrens is verhoogd van 60.000 naar 100.000 rekeneenheden vermenigvuldigd met het aantal passagiers dat het schip gerechtigd is te vervoeren of het daadwerkelijke aantal passagiers dat werd vervoerd (zie onderdeel 1, eerste wijziging). Verder is de minimumgrens verhoogd van 720.000 rekeneenheden naar 2 miljoen rekeneenheden (zie onderdeel 1, tweede wijziging).

De laatste inhoudelijke wijziging die volgt uit artikel 8 van het CLNI 2012 is dat de maximale grenzen worden geschrapt (zie onderdeel 1, derde wijziging, en onderdeel 2). De voorgestelde wijziging onder 3 betreft een redactionele verduidelijking.

Onderdeel C

Artikel 3 van het Besluit bedragen bepaalt hoe de aansprakelijkheidsgrens moet worden berekend als er een personenfonds en/of zakenfonds wordt gevormd en er sprake is van vorderingen wegens schade die uit het transport van gevaarlijke stoffen voortvloeit. Het CLNI 1988 kent een soortgelijke bepaling niet. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gelden de algemene aansprakelijkheidsgrenzen, tenzij Verdragsstaten een voorbehoud hebben gemaakt bij het CLNI 1988 en nationale regelgeving hebben die beperking van aansprakelijkheid uitsluit of hogere grenzen vaststelt. Nederland heeft er destijds voor gekozen om hogere grenzen vast te stellen (zie Kamerstukken II 1994/95, 24 062, nr. 3). Deze hogere grenzen zijn tweemaal zo hoog als de algemene aansprakelijkheidsgrenzen op grond van het CLNI 1988. In het CLNI 2012 is ervoor gekozen wel een bepaling op te nemen inzake de aansprakelijkheidsgrenzen voor vorderingen wegens schade door het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor vorderingen wegens dergelijke schade moet ingevolge het CLNI 2012 een separaat fonds worden gevormd. De voorgestelde wijziging van artikel 3, lid 1, eerste zin van het Besluit bedragen verduidelijkt dat dit op grond van het CLNI 2012 wijzigt (zie onderdeel 1).

De aansprakelijkheidsgrenzen bij schade door het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn op grond van artikel 7 van het CLNI 2012 tweemaal zo hoog als de algemene grenzen. Dit besluit verhoogt de grenzen in artikel 3, waardoor deze het dubbele zijn van de grenzen in artikel 1 van het Besluit bedragen (zie de onderdelen 2, 3 en 4). Daarnaast wordt aan lid 1, sub d en e toegevoegd dat de vermeerdering van het fonds niet plaatsvindt als de duwboot of het schip hulp heeft verleend aan een of meer van de duwbakken of gekoppelde schepen (zie de onderdelen 3 en 4). Dit geldt thans al voor de algemene aansprakelijkheidsgrenzen en gaat op grond van het CLNI 2012 ook gelden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

De verdubbeling van de bedragen geldt zowel voor het personenfonds als voor het zakenfonds. Het is op grond van het CLNI 2012 niet langer mogelijk om voor een zakenfonds lagere aansprakelijkheidsgrenzen te hanteren dan voor een personenfonds. De mogelijkheid die hiertoe bestond in artikel 3, lid 2, van het Besluit bedragen is daarom geschrapt (zie onderdeel 5).

In artikel 3, lid 3, van het Besluit bedragen is een minimumgrens van 1 miljoen rekeneenheden en een maximumgrens van 4 miljoen rekeneenheden opgenomen indien er sprake is van een personenfonds. In geval van een zakenfonds is de minimumgrens 750.000 rekeneenheden en de maximumgrens 3 miljoen rekeneenheden. Artikel 7, lid 1, onderdelen a en b, van het CLNI 2012 bepaalt alleen dat er een minimumgrens is van 10 miljoen rekeneenheden voor zowel het personen- als het zakenfonds in geval van schade door het transport van gevaarlijke stoffen. Deze bepaling is uitgewerkt in het lid 3 (zie onderdeel 6).

Voor de algemene aansprakelijkheidsgrenzen geldt op grond van artikel 1, lid 2, van het Besluit bedragen dat als het personenfonds van de duwboot of het voortbewegende schip wordt vermeerderd, het personenfonds voor iedere duwbak of ieder gekoppeld schip moet worden verminderd. Deze regeling geldt op grond van artikel 7 en artikel 10, lid 3, CLNI 2012 ook voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het voorgestelde vierde lid voert deze regel uit (zie onderdeel 7).

Artikel II

Het CLNI 2012 voert aansprakelijkheidsgrenzen in voor vorderingen wegens schade die uit het transport van gevaarlijke stoffen voortvloeit (zie artikel I, onderdeel C). De Uitvoeringswet CLNI 2012 voegt daarom een definitie van gevaarlijke stof toe aan artikel 8:1060 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) (zie artikel I, onderdeel A, lid 6 van de Uitvoeringswet CLNI 2012). In deze definitie is bepaald dat onder gevaarlijke stof wordt verstaan de stof die als zodanig bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen. De bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Uitvoeringsbesluit aansprakelijkheid gevaarlijke stoffen en milieuverontreiniging.

Dit artikel zorgt ervoor dat in het Uitvoeringsbesluit aansprakelijkheid gevaarlijke stoffen en milieuverontreiniging wordt bepaald wat onder een gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 8:1060, lid 6, BW wordt verstaan. Dit gebeurt door artikel 8:1060, lid 6, BW toe te voegen aan artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit. In artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit wordt thans voor de toepassing van Afdeling 4 van Titel 11 van Boek 8 BW verwezen naar de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen langs de weg (ADR) (Trb. 1959, 81 en 171). Het CLNI 2012 (zie artikel 1, lid 2, onderdeel d) verwijst daarentegen naar het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over binnenwateren (ADN) (Trb. 2001, 67). De voorgestelde wijziging zorgt ervoor dat in Afdeling 4 van Titel 11 en Titel 12 van Boek 8 BW dezelfde stoffen als gevaarlijke stof worden aangemerkt. Er is voor gekozen om voor beide titels aan te sluiten bij het CLNI 2012, oftewel bij het ADN. Dit voorkomt dat een eigenaar aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door een bepaalde stof die in het ADR is opgenomen, maar zijn aansprakelijkheid niet kan beperken omdat deze stof niet is opgenomen in het ADN.

Artikel III

Artikel III bepaalt dat dit besluit alleen van toepassing is op aansprakelijkheid die voortvloeit uit ongevallen die hebben plaatsgevonden na inwerkingtreding van het besluit. Hiermee wordt aangesloten bij de overgangsregeling in de Uitvoeringswet CLNI 2012 (zie ook de toelichting bij artikel II van de Uitvoeringswet CLNI 2012). Een dergelijke overgangsrechtelijke bepaling is nodig, omdat scheepseigenaren hun verzekerde som pas aanpassen vanaf het moment dat de wijziging van de aansprakelijkheidsgrenzen in werking is getreden. Het zou kunnen voorkomen dat een ongeval plaatsvindt voor inwerkingtreding van dit besluit, maar een beperkingsfonds wordt gevormd na inwerkingtreding. Het beperkingsfonds moet dan (kunnen) worden gevormd tot de oude aansprakelijkheidsgrenzen, aangezien de scheepseigenaar op het moment van het ongeval voor dit bedrag verzekerd was.

Artikel IV

Dit besluit zal op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treden, hetgeen gelijktijdig met de inwerkingtreding van de Uitvoeringswet CLNI 2012 zal zijn.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven