Besluit van 22 november 2017, houdende wijzigingen van ondergeschikte aard in enkele algemene maatregelen van bestuur op het terrein van de bekostiging van het openbaar bestuur

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 oktober 2017, nr. 2017-0000039214;

Gelet op de artikelen 190 en 217, zesde lid, van de Provinciewet, de artikelen 186, 213, zesde lid, 229c, 234, zesde lid, en 246a, eerste lid, van de Gemeentewet, artikel 22 van de Financiële-verhoudingswet en de artikelen 38, zevende lid, en 92, derde lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 18 oktober 2017, (No. W04.17.0335/I));

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 november 2017;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit accountantscontrole decentrale overheden wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. (Controleverklaring)

  • 1. Bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kunnen modellen worden vastgesteld voor de provincie, voor de gemeente onderscheidenlijk voor het openbaar lichaam die de accountant hanteert voor de formulering van de controleverklaring.

  • 2. Voor de strekking van de controleverklaring hanteert de accountant de uitgangspunten en de tabel, zoals opgenomen in de bijlage.

B

Bijlagen 1a, 1b en 1c vervallen.

C

Het opschrift van bijlage 2 komt te luiden:

Bijlage behorende bij artikel 4, tweede lid: Goedkeuringstoleranties en strekking controleverklaringen

ARTIKEL II

Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 17, onderdeel b, wordt «de het geraamde bedrag voor onvoorzien en het geraamde bedrag voor onvoorzien» vervangen door: het geraamde bedrag voor onvoorzien.

B

In de aanhef van artikel 40a, tweede lid, wordt «de ontvangen bedragen van;» vervangen door: de nog te ontvangen bedragen van:.

C

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, wordt aan artikel 46 een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. overige leningen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

D

In artikel 49, eerste lid, onderdeel c, wordt «volgende begrotingsjaren» vervangen door: het volgende begrotingsjaar.

ARTIKEL III

In artikel II, derde lid, van het Besluit van 5 maart 2016, houdende wijziging van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in verband met de invoering van een aantal wijzigingen die bijdragen aan de interne sturing door provinciale staten en de raad alsmede aan een betere vergelijkbaarheid tussen provincies en tussen gemeenten (Stb. 2016, 101) wordt «het bepaalde in artikel I, onderdelen B, R, S, T, U, Y, W van dit besluit» vervangen door: artikel I, onderdelen B, R, S, T, U, V, W en Y, van dit besluit.

ARTIKEL IV

In artikel 1, eerste lid, van het Besluit verhaal van onroerende-zaakbelasting wordt «artikel 220b, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet» vervangen door: artikel 220b, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet.

ARTIKEL V

Artikel 7 van het Besluit financiële verhouding 2001 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor het college van burgemeester en wethouders dat heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 37b, eerste lid, van de Wet waardering onroerende zaken, om gegevens te verstrekken aan de dienst die de landelijke voorziening WOZ beheert.

ARTIKEL VI

De tweede volzin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen komt te luiden:

De uitkomst van die berekening wordt afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van 10 eurocent.

ARTIKEL VII

In artikel 2 van het Tijdelijk Besluit bijzondere uitkeringen integrale projecten BES wordt «2014, 2015 en 2016» vervangen door: 2014 tot en met 2019.

ARTIKEL VIII

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van artikel VI, dat in werking treedt met ingang van 1 juli 2018.

  • 2. Artikel VII werkt terug tot en met 1 januari 2017.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 22 november 2017

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Uitgegeven de achtste december 2017

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit bevat een aantal wijzigingen van ondergeschikte aard in enkele algemene maatregelen van bestuur op het terrein van de bekostiging van de decentrale overheden. Met uitzondering van wijzigingen die naar hun aard geen toelichting behoeven, zijn de wijzigingen voorzien van een korte artikelsgewijze toelichting.

Uit dit besluit vloeien geen administratieve lasten of nalevingskosten voor burgers, bedrijven of overheden voort.

Een ontwerp van dit besluit is ter consultatie aangeboden aan het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA). Zij kunnen met het besluit instemmen. Aan de suggestie van de NBA om enkele in deze toelichting gehanteerde begrippen te wijzigen, is gevolg gegeve.

Artikelsgewijs

Artikel I

De in de bijlage bij het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (Bado) opgenomen formuleringen voor controleverklaringen zijn verouderd. Tegenwoordig gebruiken accountants in de praktijk de door de NBA voor de decentrale overheden opgestelde voorbeeldrapportages voor de formulering van de controleverklaringen. De NBA is de bij wet ingestelde organisatie die onder andere belast is met het bevorderen van de goede beroepsuitoefening van haar leden (registeraccountants en accountants-administratieconsulenten). De NBA stelt de modellen voor de decentrale overheden in de praktijk vast na overleg en afstemming met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). De voorbeeldrapportages zijn niet regelgevend van aard, maar bevatten standaardformuleringen waarmee de consistentie en uniformiteit worden bevorderd. De door de NBA opgestelde voorbeeldrapportages zijn op de decentrale overheden toegespitst en voorzien in een behoefte bij de beroepsgroep van accountants. Gelet hierop is het niet langer nodig om het gebruik van modellen verplicht voor te schrijven in het Bado. Mocht echter een toekomstige voorbeeldrapportage van de NBA niet toereikend worden geacht voor de decentrale overheden, dan is het wenselijk dat de minister van BZK de bevoegdheid heeft om alsnog een model voor de formulering van de controleverklaring vast te stellen. Om die reden voorziet artikel 4 Bado nog wel in de bevoegdheid om de modellen voor de controleverklaring bij ministeriële regeling vast te stellen.

Artikel II, onderdelen C en D

In artikel 46 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is geregeld welke vaste schulden afzonderlijk op de balans moeten worden opgenomen. In dit artikel was abusievelijk, anders dan in vergelijkbare artikelen als de artikelen 36, onderdeel f, 39, onderdelen h en i, en 48, onderdeel d, geen restcategorie opgenomen. Met deze wijziging is alsnog voorzien in een restcategorie schulden met een rentetypische looptijd van één jaar of langer. Onder deze restcategorie vallen bijvoorbeeld de vooruit ontvangen betalingen in het kader van de afkoop van rechten als vruchtgebruik en opstal of de canon bij erfpacht. De wijziging van artikel 49, eerste lid, onderdeel c, hangt met voorgaande samen. Onder de voormalige redactie konden schulden met een rentetypische looptijd van één jaar of langer, zoals de afkoopsom bij erfpacht, ook onder de overlopende passiva worden gerubriceerd. Deze dienen echter te vallen onder artikel 46, onder e. Artikel 49, eerste lid, onderdeel c, is daarom zo gewijzigd dat daaronder alleen vooruitbetaalde bedragen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar vallen.

Artikel III

Enkele van de in het besluit van 5 maart 2016, houdende wijziging van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in verband met de invoering van een aantal wijzigingen die bijdragen aan de interne sturing door provinciale staten en de raad alsmede aan een betere vergelijkbaarheid tussen provincies en tussen gemeenten (Stb. 2016, 101) opgenomen wijzigingen houden verband met de inwerkingtreding van de Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen en de gevolgen daarvan voor de verantwoording van de grondexploitaties, welke wet van toepassing is vanaf het boekjaar 2016. In de inwerkingtredingsbepaling van het wijzigingsbesluit, waarin is bepaald dat de betrokken onderdelen ook van toepassing zijn vanaf 2016, ontbreekt een onderdeel. Met de onderhavige wijziging is dat gecorrigeerd.

Artikel IV

Bij wet van 22 december 2005 tot wijziging van de Gemeentewet in verband met het afschaffen van het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelasting (OZB) op woningen en het maximeren van de resterende OZB-tarieven is artikel 220b, eerste lid, onderdeel a, verletterd tot onderdeel b. Met dit artikel is de verwijzing naar dat onderdeel in het Besluit verhaal van onroerende-zaakbelasting overeenkomstig aangepast.

Artikel V

In artikel 7 van het Besluit financiële verhouding 2001 is de verplichting opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders om jaarlijks aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gegevens te verstrekken omtrent de in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken bedoelde waarden in de gemeente. Op grond van artikel 37a van de Wet waardering onroerende zaken is er een landelijke voorziening waaraan het college van burgemeester en wethouders dezelfde gegevens kan verstrekken. Het CBS heeft inzage in deze gegevens. Om die reden is een tweede lid aan artikel 7 toegevoegd dat bepaalt dat de gegevens niet hoeven te worden verstrekt aan het CBS als die al zijn verstrekt aan de landelijke voorziening. Daarmee worden onnodige bestuurslasten voorkomen.

Artikel VI

Het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen bepaalt dat de maximale naheffingsaanslag voor de parkeerbelasting jaarlijks wordt geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex, waarbij het bedrag naar boven op hele euro’s dient te worden afgerond. In de loop van de tijd, met name tijdens perioden met lage inflatiecijfers, kan deze wijze van afronden leiden tot afwijking ten opzichte van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Om die reden is artikel 3, tweede lid, van het besluit zodanig gewijzigd dat niet langer omhoog op hele euro’s wordt afgerond, maar naar het dichtstbijzijnde veelvoud van tien eurocent.

Artikel VII

Het Tijdelijk Besluit bijzondere uitkeringen integrale projecten BES biedt een grondslag om over de kalenderjaren 2014, 2015 en 2016 bijzondere uitkeringen te verstrekken aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor integrale projecten. Bij de totstandkoming van dit besluit is aangegeven dat bij de rijksbrede evaluatie van de uitwerking van de nieuwe staatkundige structuur van Caribisch Nederland de systematiek van het verstrekken van bijzondere en vrije uitkering(en) wordt betrokken.1 In 2015 is de uitwerking van de nieuwe staatkundige structuur geëvalueerd. Blijkens het in oktober 2015 verschenen evaluatierapport2 en de kabinetsreactie hierop van mei 20163 is er onvoldoende basis om middelen over te hevelen naar de vrije uitkering, in het bijzonder gelet op de beperkte bestuurskracht en de uitdagingen op het terrein van het financieel beheer. In lijn met de kabinetsreactie zullen de middelen uit het Tijdelijk Besluit in ieder geval voor de kalenderjaren 2017 tot en met (15 maart) 2019 gericht ingezet blijven worden via bijzondere uitkeringen. Het Tijdelijk Besluit is in die zin gewijzigd.

Het Tijdelijk Besluit is op 15 maart 2015 in werking getreden en vervalt, gelet op artikel 92, vierde lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van rechtswege vier jaar na die datum, te weten op 15 maart 2019, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de bijzondere uitkeringen worden geregeld. In de komende jaren zal worden bezien of het opportuun is om de bijzondere uitkeringen langer te continueren en zo ja, of het wenselijk is om daartoe een voorstel van wet bij de Staten-Generaal in te dienen.

Artikel VIII

Het besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. De reden hiervoor is dat, met uitzondering van artikel VII, sprake is van reparatieregelgeving.4 Voor artikel VII wordt van de vaste verandermomenten afgeweken om aanmerkelijke negatieve gevolgen voor de openbare lichamen in het Caribische deel van Nederland te voorkomen.5 Het verlenen van terugwerkende kracht is niet bezwaarlijk, nu dit begunstigend is voor de openbare lichamen. Hierdoor kunnen alsnog bijzondere uitkeringen worden verstrekt voor het hele uitkeringsjaar 2017.

Artikel VI treedt in werking met ingang van 1 juli 2018. Dit betekent dat de aanpassing van de wijze van afronden voor het eerst wordt toegepast bij de – vóór 1 september 2018 bekend te maken – bedragen voor het jaar 20196

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Redactionele opmerking: bijlage(n) worden niet toegevoegd.


X Noot
1

Stb. 2015, 107.

X Noot
2

Bijlage bij Kamerstukken II 2015/16, 34 300-IV, nr. 23.

X Noot
3

Kamerstukken I 2015/16, 34 300-IV, nr. 59.

X Noot
4

Zie aanwijzing 174, vierde lid, onder c, van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar).

X Noot
5

Zie Ar 174, vierde lid, onder a.

X Noot
6

Zie artikel 3, eerste en tweede lid, van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven