Besluit van 13 februari 2015, houdende regels omtrent de verstrekking van tijdelijke bijzondere uitkeringen aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor het verbeteren van de leefbaarheid, de re-integratie naar duurzaam betaald werk en het bevorderen van de maatschappelijke participatie (Tijdelijk Besluit bijzondere uitkeringen integrale projecten BES)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst en Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 2 oktober 2014, nr. 2014-0000526780;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 november 2014, No.W04.14.0357/1);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 9 februari 2015, 2015-0000074703;

Gelet op artikel 92, derde lid, en artikel 95, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

Hebben goed gevonden en verstaan:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

bijzondere uitkering:

een uitkering voor het realiseren van integrale projecten;

integrale projecten:

projecten die ten minste twee van de in artikel 2 genoemde beleidsterreinen omvatten;

wet:

Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 2. Verstrekking en doel bijzondere uitkering integrale projecten

Onze Minister kan over de kalenderjaren 2014, 2015 en 2016 bijzondere uitkeringen verstrekken aan een openbaar lichaam voor integrale projecten die uitsluitend ten doel hebben het verbeteren van de leefbaarheid, de re-integratie naar duurzaam betaald werk en het bevorderen van de maatschappelijke participatie op het beleidsterrein van de arbeidsmarkt, kinderopvang, armoede- en schuldenproblematiek, onderwijs, integrale wijkenaanpak, zorg, sport en jeugd.

Artikel 3. Aanvragen bijzondere uitkering

  • 1. De aanvraag voor één of meerdere bijzondere uitkeringen wordt door een bestuurscollege van een openbaar lichaam gedaan aan Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, middels een door die Minister te verstrekken formulier.

  • 2. De aanvraag vermeldt tenminste de integrale projecten en de wijze waarop deze bijdragen aan de te realiseren doelen, genoemd in artikel 2.

  • 3. Een aanvraag wordt uiterlijk op 15 november van een kalenderjaar, genoemd in artikel 2, ingediend.

  • 4. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beslist, in overeenstemming met Onze Minister, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst, op de aanvraag.

Artikel 4. Totale bijdrage

Het jaarlijkse totale bedrag voor bijzondere uitkeringen wordt per kalenderjaar bij ministeriële regeling vastgesteld.

Artikel 5. Verstrekking en vaststelling

  • 1. Onze Minister verstrekt de bijzondere uitkering aan een openbaar lichaam zo spoedig mogelijk na de beslissing, bedoeld in artikel 3, vierde lid.

  • 2. Onze Minister stelt de bijzondere uitkering uiterlijk vast in het derde jaar dat volgt op het jaar waarin de bijzondere uitkering is aangevraagd.

Artikel 6. Besteding en terugvordering van de bijzondere uitkering

  • 1. Een openbaar lichaam besteedt een bijzondere uitkering:

    • a. uitsluitend aan de in de aanvraag opgenomen integrale projecten waarvoor het de bijzondere uitkering verstrekt heeft gekregen; en

    • b. uiterlijk in het tweede kalenderjaar dat volgt op dat waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan, in overeenstemming met Onze Minister, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst, op verzoek van een openbaar lichaam, toestemming verlenen om een verstrekte bijzondere uitkering te besteden aan een ander integraal project dan waarvoor die is aangevraagd, indien voor dat andere project eveneens een bijzondere uitkering verstrekt is.

  • 3. Indien een bijzondere uitkering niet is besteed op de wijze, bedoeld in het eerste of tweede lid, dan vordert Onze Minister het deel terug dat niet uitsluitend, respectievelijk niet volledig is besteed aan de integrale projecten waarvoor het is verstrekt.

Artikel 7. Informatievoorziening

Een openbaar lichaam verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de gegevens die voor de statistiek, beleidsvorming en het monitoren van de voortgang van de integrale projecten nodig zijn. De gegevens worden kosteloos verstrekt.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2014.

Artikel 9. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk Besluit bijzondere uitkeringen integrale projecten BES.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 13 februari 2015

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Uitgegeven de zeventiende maart 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

In het Bestuurlijk Akkoord van 18 april 2010 tussen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius, Saba (hierna openbare lichamen) en Nederland is geconstateerd dat voor het verbeteren van de welvaart op de eilanden, het versterken van economische activiteiten, het vergroten van de leefbaarheid, het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt en het uitbreiden van werkgelegenheid van groot belang zijn. Binnen de sociaaleconomische context is sprake van een intrinsieke verknoping van verschillende beleidsterreinen1, waarbij een zo integraal mogelijke aanpak een extra impuls kan geven aan het aanpakken en oplossen van de op de eilanden aanwezige problematiek.

De Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Veiligheid en Justitie en de openbare lichamen hebben zich daarom gezamenlijk de afgelopen jaren verbonden aan de «integrale aanpak Caribisch Nederland». Een aantal van deze ministeries stelt budgetten ter beschikking voor de financiering van projecten integrale aanpak Caribisch Nederland.

In het bestuurlijk overleg tussen kabinet en de bestuurders van de openbare lichamen (de zogeheten CN-week) in oktober 2012 is besproken dat de integrale middelen voor de onderhavige problematiek beschikbaar worden gesteld in de vorm van een (tijdelijke) bijzondere uitkering. In de CN-week in juni 2014 is geconstateerd dat sinds de transitie van 10 oktober 2010 op diverse beleidsterreinen vooruitgang is geboekt. Daarbij is ook bevestigd dat de noodzaak om het aanpakken van het armoedevraagstuk en het verbeteren van de positie van kinderen en hun familie onverminderd groot is en dat de openbare lichamen en de betrokken departementen hierbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben. De bijzondere uitkering die in 2013 is verstrekt, via de Regeling bijzondere uitkering integrale projecten 2013, draagt bij aan de vooruitgang en hiermee zijn inmiddels goede resultaten bereikt. Wel is gebleken dat de bestuurskracht van de openbare lichamen nog op onderdelen kwetsbaar is waar het gaat om het opzetten, uitvoeren en verduurzamen van integrale projecten. Het kabinet vindt dat het opnemen van deze middelen in de vrije uitkering nog niet aan de orde is en heeft besloten dat de aanpak van de problemen binnen de sociaal economische context via een bijzondere uitkering voor de komende jaren wordt gecontinueerd en de beschikbare middelen verder te verhogen. Bij de rijksbrede evaluatie van de uitwerking van de nieuwe staatkundige structuur Caribisch Nederland wordt ook deze aanpak via de bijzondere uitkering geëvalueerd en zal worden bezien of de integrale middelen vanaf 2017 onderdeel kunnen gaan uitmaken van de vrije uitkering.

Dit besluit regelt de tijdelijke bijzondere uitkering integrale projecten over de periode 2014 tot en met 2016. Het gaat bij de integrale aanpak om het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt, het vergroten van de werkgelegenheid, kinderopvang, het tegengaan van armoede en schulden, onderwijs, integrale wijkaanpak, zorg, sport en jeugdbeleid. De uitkering kent daarbij geen schotten, zodat de openbare lichamen vrij zijn in het kiezen van projecten en diensten zolang deze maar bijdragen aan de te realiseren hoofddoelen.

De aanvraag bijzondere uitkering integrale projecten

Gelet op de problematiek binnen de sociaal economische context is het van belang dat projectvoorstellen van de openbare lichamen een integraal karakter hebben. Er is sprake van een integraal karakter indien binnen de projecten op ten minste twee verschillende van de hieronder beschreven beleidsterreinen wordt samengewerkt tussen organisaties en personen of indien uit de in het projectvoorstel voorgestelde integrale aanpak blijk wordt gegeven van de verknoping van de beleidsterreinen binnen de sociaaleconomische context. Daarnaast is het voor de beoordeling en toekenning van de bijzondere uitkering van belang dat wordt vermeld hoe de projectvoorstellen bijdragen aan de te realiseren doelen. Dat zijn noodzakelijke voorwaarden voor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid waarop de aanvraag wordt beoordeeld.

Binnen de projectvoorstellen en de gekozen beleidsterreinen zijn de openbare lichamen vrij om invulling te geven aan de wijze waarop zij het in de inleiding genoemde hoofddoel willen bereiken. Ook de doelgroep waarvoor de bijzondere uitkering wordt ingezet, kan door de openbare lichamen binnen het integrale project zelf worden bepaald. Deze aanpak geeft de openbare lichamen optimale beleidsruimte om middelen voor projecten in te zetten voor diegenen, waarvoor zij dit noodzakelijk achten.

Hieronder volgen de beleidsterreinen die bijdragen aan de te realiseren hoofddoelen, die worden genoemd in artikel 2 van het Besluit.

De beleidsterreinen

Verbetering van de werking van de arbeidsmarkt, re-integratie naar duurzaam betaald werk, werkgeversbenadering of aanpak multiproblematiek

Initiatieven op dit beleidsterrein staan in het teken van het tot stand komen van arbeidsactivering en -bemiddeling alsmede op zelfstandig ondernemerschap gerichte activiteiten (zoals job programs). Een dergelijke aanpak verbetert enerzijds begeleiding naar werk en het matchen van vraag en aanbod; onder meer door de verschillende interventiemogelijkheden toegankelijk en toepasbaar te maken. Anderzijds kan deze aanpak inspelen op zich in de praktijk voordoende knelpunten en probleemgroepen. Hierbij kan vanzelfsprekend ook worden gedacht aan activiteiten gericht op specifieke groepen, zoals alleenstaande ouders. Veelal zal sprake zijn van een situatie waarbij meerdere belemmeringen moeten worden weggenomen, voordat tot een succesvolle arbeidsparticipatie kan worden gekomen. De aanpak zal dan ook vaak niet alleen bestaan uit training in beroepsvaardigheden, maar ook uit begeleiding in algemene werknemersvaardigheden.

Een werkgeversbenadering is belangrijk bij de begeleiding van mensen naar werk. Dat betekent dat er in een vroeg stadium inzicht moet zijn in de vraag van werkgevers en in hoe werkgevers kunnen worden gestimuleerd en ondersteund om lokale mensen in dienst te nemen.

Verbetering van de kwaliteit van kinderopvang, creëren van kindplaatsen en verbeteren betaalbaarheid kinderopvang

In de door het Ministerie van SZW uitgevoerde Armoedeverkenning uit 2012 worden onder meer alleenstaande moeders met kinderen genoemd als een categorie die het zwaar heeft. De moeders werken vaak meer dan fulltime waardoor er weinig toezicht op de kinderen is. Kinderopvang (dagopvang en naschoolse opvang) van goede kwaliteit wordt gezien als een cruciaal middel om ouders in staat te stellen om aan het arbeidsproces deel te kunnen (gaan) nemen én om de ontwikkeling van het kind te bevorderen.

Dit vergt allereerst een structureel en financieel beheersbare organisatie voor kinderopvang waar aspecten als gewenste kwaliteit, aantal kindplaatsen en betaalbaarheid onderdeel van zijn. Op deze wijze wordt de kinderopvang meer geprofessionaliseerd wat het eenvoudiger maakt om in samenspraak met andere voorzieningen zoals het basisonderwijs en sportvoorzieningen een passende dagindeling te realiseren.

Preventie van verslavingsproblematiek, sportactiviteiten die bijdragen aan integrale wijkenaanpak, sociale integratie en meer lichaamsbeweging en WMO-achtige activiteiten (aanbieden van voorzieningen, hulp en ondersteuning voor mensen met een beperking, zoals ouderen, gehandicapten of mensen met psychische problemen)

Binnen het beleidsterrein «zorg» speelt een aantal algemene uitgangspunten: een beter toegankelijke, kwalitatief hoogstaande, doelmatige en betaalbare (jeugd)zorg en het bevorderen van gezondheid en sociale samenhang. De curatieve zorg, de langdurige zorg en de verslavingszorg vormen onderdeel van de wettelijke aanspraken conform de Zorgverzekering BES.

Het voorkomen van verslavingsproblemen is van belang bij het aanpakken van sociaaleconomische problemen. Dat sluit aan bij de aanspraak in de zorgverzekering van de verslavingszorg waar reeds is gekozen voor een integrale aanpak met justitie (forensische zorg), jeugd, jeugdzorg, geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg. Op deze dossiers wordt dus al in verre mate samenwerking met andere partijen verwezenlijkt. Het is belangrijk dat ook de samenwerking op het gebied van preventie van verslavingsproblematiek wordt versterkt.

Het is belangrijk dat sportactiviteiten en meer lichaamsbeweging worden gestimuleerd. Deze kunnen bijdragen aan sociale integratie. Een ander belangrijk aandachtspunt betreft de opzet en uitvoering van WMO-achtige activiteiten, voor zover nog niet ergens anders belegd op de eilanden. Hiermee wordt bedoeld het aanbieden van voorzieningen, hulp en ondersteuning voor mensen met een beperking, zoals ouderen, gehandicapten of mensen met psychische problemen. Het doel van deze aanpak is dat iedereen kan meedoen in de maatschappij en zoveel mogelijk zelfstandig kan blijven wonen.

Verbeteren van aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt of voorkomen en tegengaan van voortijdig schoolverlaten

De opleidingsrichting en het opleidingsniveau van jongeren sluit vaak niet of onvoldoende aan bij de vraag van werkgevers. Daarnaast verlaten te veel jongeren voortijdig het voortgezet onderwijs. Educatie en vorming kunnen een bijdrage leveren aan een beter functionerende arbeidsmarkt.

Tegengaan van armoede en schulden

Een deel van de inwoners van Caribisch Nederland heeft te maken met een complexe set van problemen die tegelijkertijd bij een individu of gezin samenkomen. Er is dan vaak sprake van werkloosheid, (problematische) schulden, gezondheidsproblemen, opvoedingsproblemen, slechte voeding en gebrekkige en onveilige huisvesting. Het ontbreekt deze inwoners vaak aan zelfredzaamheid. Integrale projecten op dit beleidsterrein kunnen er dan ook aan bijdragen om hen uiteindelijk zelf het heft in handen te laten nemen om hun situatie structureel te verbeteren.

Armoede lijkt zich in Caribisch Nederland te concentreren bij ouderen, arbeidsongeschikten en gezinnen met kinderen, in het bijzonder alleenstaande moeders. Kinderen zijn een belangrijke doelgroep bij armoedebestrijding, om te voorkomen dat kinderen de dupe worden van de financiële problemen van hun ouders. Het is daarbij belangrijk om stappen te zetten in het regelen van de basisvoorzieningen; een veilige leefomgeving, goede huisvesting, gezondheidszorg, gezonde voeding, (voorschoolse) educatie, met geld leren omgaan en (vrije tijd) mogelijkheden om zich te ontwikkelen. Op deze manier wordt kinderen een betere start gegeven en de mogelijkheid om uit de vicieuze cirkel van multiproblematiek te breken. Het zal hun kansen op de arbeidsmarkt vergroten; werk blijft de beste weg uit armoede en schulden.

Integrale wijkaanpak, stimuleren van invloed en zeggenschap van burgers in de wijk en verbeteren van de zelfredzaamheid van burgers

Het is belangrijk dat bewoners centraal staan, dat bewoners invloed hebben en zeggenschap, zowel bij de planvorming als bij de uitvoering. De rijksoverheid en de eilandelijke overheid trekken hierin samen op om de sociaaleconomische ontwikkelkansen te vergroten. De rijksoverheid fungeert hierbij als inspirator en aanjager en zal in die rol de openbare lichamen ondersteunen bij de uitvoering door onder andere kennisoverdracht en inzet van deskundigheid. Deze inbreng zal met name tot doel hebben het ondersteunen en bevorderen van het tot stand komen van een systeem van integraal werken (het bijeen brengen van de benodigde partners voor de oplossing van problemen), om daarmee de randvoorwaarden te scheppen waarbinnen de sociaaleconomische positie van de bewoners in Caribisch Nederland kan worden verbeterd. Hiermee wordt beoogd de maatschappelijke participatie via onder andere de aanpak van de sociale problematiek (multiprobleem gezinnen) te vergroten.

Verantwoording

In de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn geen specifieke voorschriften opgenomen over wijze van verantwoording van bijzondere uitkeringen. Om extra verantwoordingslasten in verband hiermee te beperken, wordt aangesloten bij de reguliere verantwoordingswijze en -momenten.

De toelichting op de balans, die onderdeel uitmaakt van de jaarrekening, bevat op grond van artikel 21, derde lid, onderdeel c, en artikel 47, van het Besluit begroting en verantwoording openbare lichamen BES, een overzicht met verantwoordingsinformatie van bijzondere uitkeringen. Het geeft het verloop van de bijzondere uitkering (als balanspost) gedurende het begrotingsjaar weer. Iedere verstrekte bijzondere uitkering op basis van het onderhavige besluit (en dus niet het totaalbedrag van alle verstrekte bijzondere uitkeringen) worden opgenomen in het overzicht.

De jaarrekening wordt ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba twee weken na vaststelling ervan of uiterlijk voor 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toegestuurd. Met behulp van deze verantwoordingsinformatie kan de definitieve hoogte van de bijzondere uitkering worden vastgesteld en worden de betreffende ministeries in staat gesteld zich te verantwoorden aan beide Kamers der Staten-Generaal. Door aan te sluiten bij de reguliere verantwoording worden aparte informatie- en controlestromen voorkomen.

Toedeling van bevoegdheden

Door de intrinsieke verknoping van beleidsterreinen bij de aanpak van de sociaaleconomische problematiek zijn meerdere ministeries inhoudelijk betrokken bij de integrale aanpak. De bevoegdheden met betrekking tot de beoordelingen van de aanvragen van de bijzondere uitkering berustten echter bij de Minister van Sociale Zaken en werkgelegenheid. Het zwaartepunt van de beleidsverantwoordelijkheid voor de uitvoering van taken en de doelstellingen van het besluit liggen op zijn beleidsterrein. Dat laat onverlet dat de overige bij het besluit betrokken ministeries verantwoordelijk zijn voor dat deel van de uitvoering dat hun beleidsterrein raakt. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid neemt de beslissing op een aanvraag in overeenstemming met de ministers die financiële middelen beschikbaar hebben gesteld (BZK, VWS en W&R). Vanwege de betrokkenheid van verschillende ministeries is het wenselijk dat de uitvoerende aspecten van het besluit, zoals het uitvragen van beleidsinformatie voor de verschillende departementen, maar ook de verstrekking, vaststelling en terugvordering van de uitkering, wordt belegd bij één bewindspersoon en niet bij alle betrokken bewindspersonen afzonderlijk. Daarmee wordt voorkomen dat de openbare lichamen voor de verantwoording, waaronder de financiële verantwoording, zich moeten wenden tot verschillende bewindspersonen. Gelet op de coördinerende rol van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor Caribisch Nederland, is er voor gekozen om de bevoegdheden ten aanzien van de verstrekking van de bijzondere uitkering en het verzamelen van de beleidverantwoordingsinformatie bij hem te beleggen.

Consultatie openbare lichamen

De openbare lichamen zijn geconsulteerd over de inhoud en tekst van deze regeling in het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen op 19 juni 2014. Het onderhavige besluit is hierin akkoord bevonden.

Artikelsgewijs

Artikel 3

Om in aanmerking te komen voor een bijzondere uitkering, dient een bestuurscollege voor een of meer integrale projecten een aanvraag in bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op het daarvoor bestemde en beschikbaar gestelde formulier. De beoordeling geschiedt in overleg met de in de aanhef van dit besluit genoemde ministeries voor zover het hen aangaat. In de paragraaf «De aanvraag bijzondere uitkering integrale projecten» in het algemeen deel van de nota van toelichting is reeds aan de orde gekomen dat voor de beoordeling van de aanvraag de wijze moet worden vermeldt waarop de integrale projecten bijdragen aan het realiseren van de doelen en dat het voor het integrale karakter van belang is dat het ten minste twee van de beleidsterreinen betreft.

Artikel 4

Voor ieder kalenderjaar genoemd in artikel 2, eerste lid, wordt bij ministeriële regeling het totale bedrag voor de bijzondere uitkeringen vastgesteld. Voor kalenderjaren worden vooralsnog ten minste de volgende bedragen beschikbaar gesteld door het Ministerie van:

Sociale Zaken en Werkgelegenheid:

€ 860.000;

 

Volksgezondheid, Welzijn en Sport:

€ 520.000.

 

Verder kunnen per kalenderjaar bijdragen van de in de aanhef van het besluit genoemde ministers worden toegevoegd. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt in 2015 en 2016 jaarlijks € 1 miljoen extra ter beschikking. Voor 2014 heeft de Minister voor Wonen en Rijksdienst eenmalig € 200.000 beschikbaar gesteld. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft over 2014 en 2015 daarnaast € 68.000 jaarlijks ter beschikking gesteld. Ten slotte worden de meerjarige integrale middelen voor de projecten versterking kinderopvang (toegekend in 2012) die resteren voor de jaren 2014 tot en met 2016 toegevoegd. Het gaat hier om een bedrag van in totaal € 850.000. In totaal is derhalve over de periode 2014 t/m 2016 een bedrag van € 7,326,000 (ca USD 10 miljoen) beschikbaar voor het aanpakken van de sociaaleconomische problematiek.

De verdeling van de beschikbare middelen tussen de openbare lichamen geschiedt volgens de afspraken die de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met de openbare lichamen heeft gemaakt in het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen van 11 oktober 2012. Hierbij is afgesproken dat voor nieuwe middelen die aan de openbare lichamen beschikbaar worden gesteld, in principe de «CN-sleutel» geldt als uitgangspunt voor de verdeling. De «CN-sleutel» houdt in dat de helft van het bedrag wordt verdeeld naar rato van inwoners en de andere helft gelijkelijk over de drie eilanden. Deze sleutel wordt bij de verdeling van de middelen gehanteerd. Dit betekent dat Bonaire recht heeft op circa 55% van het bedrag, Sint Eustatius 25% en Saba 20%.

Deze verdeling bewerkstelligt dat de openbare lichamen een evenredige aanspraak hebben op het totale budget dat voor de openbare lichamen jaarlijks beschikbaar zal worden gesteld voor integrale projecten. Indien gedurende het kalenderjaar waarin aanvragen kunnen worden ingediend blijkt dat een van de openbare lichamen niet gebruik zal maken van het voor dat lichaam via de CN-sleutel totaal beschikbaar gestelde budget, kan worden besloten het niet-uitgeputte deel beschikbaar te stellen voor aanvragen voor integrale projecten door de andere openbare lichamen. Indien twee openbare lichamen aanspraak willen maken op het niet uitgeputte deel, zal voor de verdeling daarvan de CN-sleutel overeenkomstig worden toegepast.

Artikel 5

Ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn bijzondere uitkeringen bijdrage uit ’s Rijks kas. De bijzondere uitkeringen integrale projecten uit dit Besluit worden niet door iedere vak Minister afzonderlijk aan de openbare lichamen verstrekt, maar door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze uitkeringen komen ten laste van de begroting van Koninkrijksrelaties, bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Comptabiliteitswet 2001.

Ingevolge artikel 6 eerste lid, onderdeel b, kan een openbaar lichaam een bijzondere uitkering uiterlijk in het tweede kalenderjaar volgend op het jaar waarin het de uitkering heeft aangevraagd besteden. De vaststelling kan pas geschieden op het moment dat het volledige bedrag van de bijzondere uitkering is besteed of indien de periode waarbinnen de uitkering had moeten worden besteed is verstreken. Omdat de verantwoording, zoals in het algemeen deel aan de orde kwam, via de jaarrekening verloopt, vindt de definitieve vaststelling van de uitkering altijd pas plaats in het jaar volgend op het jaar waarin de bijzondere uitkering is of uiterlijk had kunnen worden besteed.

Artikel 6

Ingevolge het eerste lid van dit artikel wordt de bijzondere uitkering uitsluitend besteed aan de in de aanvraag opgenomen integrale projecten en kan de bijzondere uitkering ook worden besteed in het eerste en tweede kalenderjaar volgend op dat waarin het is aangevraagd. Een openbaar lichaam kan niet zonder meer met een bijzondere uitkering schuiven tussen verschillende integrale projecten. Daarvoor heeft het ingevolge het tweede lid toestemming nodig van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De beslissing om te schuiven tussen verschillende projecten waarvoor een uitkering reeds is verstrekt wordt genomen in overeenstemming met de ministers die het aangaat.

Het deel van de bijzondere uitkering dat niet uiterlijk in het tweede kalenderjaar volgend op dat waarin de bijzondere uitkering is aangevraagd, dan wel zonder toestemming van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan andere projecten is besteed dan waarvoor het is aangevraagd wordt na de vaststelling van de bijzondere uitkering teruggevorderd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 7

Dit artikel regelt de informatieverstrekking door openbare lichamen voor evaluatie van de beleidsterreinen en beleidsvorming alsmede voor de tussentijdse voortgangsverslagen van integrale projecten. De informatie die in dit verband wordt verstrekt vindt niet plaats in het kader van de verantwoording via de jaarrekening. De betrokken departementen hebben deze informatie nodig voor de evaluatie van bestaand beleid en voor de voorbereiding en ontwikkeling van nieuw beleid. Daarnaast is het van belang dat informatie kan worden uitgevraagd voor het monitoren van de voortgang van de integrale projecten. Bij het uitvragen van deze informatie is het uitgangspunt dat onnodige belasting van openbare lichamen wordt voorkomen. Het betreft daarom een beknopt overzicht van informatie over de voortgang en resultaten van de projecten, die de openbare lichamen via een daarvoor beschikbaar gesteld format aanleveren. Doordat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tevens verantwoordelijk is voor het uitvragen van de informatie en zorgdraagt voor de verspreiding aan de ministers wie het aangaat, wordt voorkomen dat de openbare lichamen niet aan iedere Minister afzonderlijk informatie moeten verstrekken, en blijven extra verantwoordingskosten beperkt.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Bijvoorbeeld de beleidsterreinen: arbeidsmarkt, educatie en onderwijs, sport, maatschappelijke zorg ((geestelijke) gezondheidszorg, waaronder (preventie van) verslavingsproblematiek, jeugdzorg en maatschappelijke hulpverlening), leefbaarheidsvraagstukken, sociale woningbouw en wijken.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven