Besluit van 6 december 2016 tot wijziging van het Waterbesluit (wijziging status van enkele rijkswaterkeringen, aanwijzing voormalige primaire waterkeringen ten behoeve van subsidiëring en een technische wijziging)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van, 5 september 2016, nr. IenM/BSK-2016/170760, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 3.1, eerste lid, en 7.24, vijfde lid, onderdeel c, van de Waterwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 september 2016, nr. W14.16.0266/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 2 december 2016, nr. IenM/BSK-2016/229196, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Waterbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.3 wordt «artikel 7.23, vijfde lid,» vervangen door: de artikelen 7.23, vijfde lid, en 7.24, vijfde lid, onderdeel c,.

B

In het opschrift van paragraaf 2 van hoofdstuk 7 vervalt: primaire.

C

In artikel 6.16f wordt «een monument dan wel een vermoedelijk monument in de zin van de Monumentenwet 1988 wordt gevonden, zijn de artikelen 53, 56, 58, eerste lid, en 59 van die wet van overeenkomstige toepassing» vervangen door: een archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet of een vermoedelijk archeologisch monument wordt gevonden of een archeologische vondst als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet wordt aangetroffen, is artikel 5.10 van de Erfgoedwet van toepassing en zijn de artikelen 56, 58, eerste lid, en 59 van de Monumentenwet 1988, zoals die wet luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet, van overeenkomstige toepassing.

D

Na artikel 7.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.4

De andere dan primaire waterkeringen, bedoeld in artikel 7.24, vijfde lid, onderdeel c, van de wet, zijn vermeld in bijlage VI bij dit besluit.

E

Bijlage III. Waterkeringen in beheer bij het Rijk (Bijlage bij artikel 3.2 van het Waterbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

1. In de opsomming onder «1. Primaire waterkeringen» vervallen:

  • Westelijke kanaaldijk Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal tussen Amsterdam en Nieuwegein, vanaf km 1.000 tot en met km 45.000;

  • Kreekrakpolder; en

  • Westelijke kanaaldijk Afwateringskanaal ’s-Hertogenbosch Drongelen;.

2. In de opsomming onder «1. Primaire waterkeringen» wordt na «Oesterdam» ingevoegd: Oostelijke Spuikanaaldijk.

3. In de opsomming onder «2. Andere dan primaire keringen» worden ingevoegd:

  • na «regionale keringen Twentekanalen»: Westelijke kanaaldijk Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal tussen Amsterdam en Nieuwegein, vanaf km 1.000 tot en met km 45.000;

  • na «kanaaldijken Markkanaal»: Westelijke kanaaldijk Afwateringskanaal ’s-Hertogenbosch Drongelen; en

  • na «kanaaldijken Maas-Waalkanaal (oost en west)»: kanaaldijk Kreekrakpolder;.

F

Na Bijlage V wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

Bijlage VI. Andere dan primaire waterkeringen waarvoor krachtens artikel 7.24, vijfde lid, aanhef en onderdeel c, van de wet ter voldoening aan de veiligheidsnormen, bedoeld in artikel 2.4 van de wet, subsidie kan worden verleend (Bijlage bij artikel 7.4 van het Waterbesluit)

 

Beheerder/provincie

Segment

Beginpunt

Eindpunt

     

X

Y

X

Y

1

Hoogheemraadschap

Hollands Noorderkwartier/ Provincie Noord-Holland

161

122740,82

545194,22

135857,78

531916,80

164

126133,87

488522,06

101260,20

499113,15

2

Waterschap Amstel, Gooi en Vecht/Provincie Noord-Holland

174

113130,5

489571,7

119962,6

489573,8

175

119962,6

489573,8

121339,9

488473,1

176

121339,9

488473,1

121343,4

488459,6

177

121343,4

488459,6

123120,3

486777,7

178

123120,3

486777,7

123134,0

486770,7

179

123134,0

486770,7

123609,5

486594,8

180

123609,5

486594,8

123637,8

486567,6

181

123637,8

486567,6

125638,3

486565,1

3

Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden/ Provincie Utrecht en provincie Zuid-Holland

187

133968,0

454536,3

133650,0

454542,9

189

133617,5

454551,5

124870,1

450959,9

191

124866,2

450957,5

119580,6

448278,7

193

119578,2

448284,8

115430,7

447510,8

195

115424,4

447510,2

114927,0

447469,6

4

Hoogheemraadschap van Rijnland/ Provincie Zuid-Holland en provincie Noord-Holland

197

114921,0

447468,3

109994,7

447012,1

234

101923,1

497547,8

106683,5

492152,4

236

106692,3

492135,6

106802,6

491987,8

238

106811,5

491981,4

107007,4

491957,6

240

107018,4

491948,7

113027,2

489599,0

242

113045,6

489592,5

113130,5

489571,7

5

Waterschap Zuiderzeeland/ Provincie Flevoland en provincie Overijssel

92

193556,4

526598,2

191766,4

520315,0

94

191769,3

520304,9

195172,0

519105,5

6

Waterschap Drents Overijsselse Delta/ Provincie Overijssel

139

194604,7

524265,0

193554,8

526598,6

7

Wetterskip Fryslân/Provincie Friesland

32

191739,3

538887,9

185796,3

535700,1

ARTIKEL II

  • 1. Dit besluit, met uitzondering van artikel I, onderdeel C, treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 2 november 2016 tot wijziging van de Waterwet en enkele andere wetten (nieuwe normering primaire waterkering) (Stb. 2016, 431) in werking treedt. Indien die wet in werking treedt na 1 januari 2017, werkt dit besluit, met uitzondering van artikel I, onderdeel C, terug tot en met 1 januari 2017.

  • 2. Artikel I, onderdeel C, van dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 6 december 2016

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de veertiende december 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

De wet van 2 november 2016 tot wijziging van de Waterwet en enkele andere wetten (nieuwe normering primaire waterkeringen) (Stb. 2016, 431) vervangt de bestaande veiligheidsnormering voor de primaire waterkeringen door een nieuw stelsel van normen. De stelselwijziging brengt met zich mee dat een aantal keringen die voorheen als primaire waterkering werden aangemerkt deze status verliezen. Dit besluit brengt enkele wijzigingen aan in het Waterbesluit die samenhangen met deze statuswijziging. Allereerst wordt bijlage III bij het Waterbesluit gewijzigd. Bijlage III bevat lijsten van primaire onderscheidenlijk andere dan primaire waterkeringen die worden beheerd door het Rijk. In de tweede plaats wijst dit besluit de voormalige primaire waterkeringen aan die in beheer zijn bij de waterschappen voor de versterking waarvan uit de in artikel 7.24, vijfde lid, aanhef, van de Waterwet bedoelde middelen eenmalig subsidies kunnen worden verstrekt via onderdeel c van het genoemde artikellid. Hiertoe wordt aan het Waterbesluit een nieuwe bijlage (VI) toegevoegd. Om dit mogelijk te maken wordt tevens in artikel 1.3 van het Waterbesluit de grondslag van het Waterbesluit verruimd. Tot slot is een kleine reparatie uitgevoerd met betrekking tot een verwijzing in artikel 6.16f van het Waterbesluit.

2. Inhoudelijke wijzigingen

2.1 Nieuwe normering van de primaire waterkeringen

De wet van 2 november 2016 tot wijziging van de Waterwet en enkele andere wetten (nieuwe normering primaire waterkeringen) (Stb. 2016, 431) introduceert nieuwe normen voor de primaire waterkeringen. De oude normen, die dateerden uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw, hielden alleen rekening met de kans op een overstroming door het overschrijden van een bepaalde waterstand. Het nieuwe stelsel gaat uit van overstromingskansen, dat wil zeggen de kans op een overstroming door het bezwijken van een primaire waterkering ten gevolge van welke oorzaak dan ook. Tevens is de overstap gemaakt naar een risicobenadering. Dat wil zeggen dat de normstelling niet alleen gebaseerd is op de kans dat een overstroming zich voordoet, maar ook op de gevolgen die daarbij optreden in de vorm van dodelijke slachtoffers en economische schade.1 Omdat uit onderzoek is gebleken dat de gevolgen van een overstroming sterk afhankelijk zijn van de plaats waar een waterkering bezwijkt, heeft de risicobenadering geleid tot een gedifferentieerde normstelling. Werden voorheen stelsels van primaire waterkeringen die al dan niet in combinatie met hoge gronden een gebied omsluiten, zogeheten dijkringen, genormeerd, in het nieuwe stelsel hebben de normen betrekking op korte delen van primaire waterkeringen, zogeheten dijktrajecten.2

2.2 Voormalige primaire waterkeringen

Door de overstap van het normeren van dijkringen naar het normeren van dijktrajecten, verliest een aantal keringen de status van primaire waterkering. Het betreft keringen die voorheen als zogenaamde c-keringen werden aangeduid. Deze keringen dienden in het oude systeem om een dijkring rond te maken of om dijkringen met een verschillende norm van elkaar te scheiden.3 Een aantal van deze voormalige c-keringen ligt droog in het land en keert geen water. Zij hebben waterstaatkundig geen betekenis meer en worden niet langer als waterkering aangemerkt. Andere voormalige c-keringen keren wel water, maar spelen geen rol bij het keren van water uit de zee, de grote rivieren of de grote meren. Zij hebben om die reden geen functie meer in het primaire systeem en maken deel uit van de categorie andere dan primaire waterkeringen.4 Enkele van deze keringen worden beheerd door het Rijk. Het betreft een deel van de kering langs het Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal, de kanaaldijk Kreekrakpolder en de Westelijke kanaaldijk Afwateringskanaal ’s-Hertogenbosch Drongelen. Om de overgang van deze keringen van de categorie primaire waterkeringen naar de categorie andere dan primaire waterkeringen te formaliseren, is bijlage III bij het Waterbesluit aangepast. De veiligheidsnormen voor deze keringen zullen uiterlijk 1 januari 2019 in het Waterbesluit worden vastgelegd (artikel 2.4, tweede lid, van de Waterwet).

2.3 Artikel 7.24, vijfde lid, aanhef en onderdeel c, van de Waterwet

Niet-primaire waterkeringen die worden beheerd door een waterschap, worden op grond van artikel 2.4, eerste lid, van de Waterwet genormeerd door de provincies. Dat geldt ook voor de voormalige c-keringen die niet langer als primaire waterkering worden aangemerkt. Voor deze keringen dienen voor 1 januari 2019 provinciale veiligheidsnormen te worden vastgesteld (artikel 2.4, tweede lid, van de Waterwet).

Van een aantal van de voormalige c-keringen die worden beheerd door een waterschap, is tijdens de (verlengde) derde periodieke toetsronde (2006–2011/2013) – toen zij nog de status van primaire waterkering hadden – gebleken dat zij niet voldeden aan de toen geldende wettelijke normen. Zouden zij de status van primaire waterkering hebben behouden, dan zouden de beheerders op grond van artikel 7.23 van de Waterwet in aanmerking zijn gekomen voor subsidie voor de versterking van de afgekeurde (delen van) segmenten van deze keringen. Naar verwachting zullen deze segmenten ook niet voldoen aan de nog vast te stellen provinciale veiligheidsnormen. Uit een toetsing aan deze provinciale normen zal blijken in welke mate deze keringen versterkt moeten worden. Om die reden is in artikel 7.24, vijfde lid, aanhef en onderdeel c, van de Waterwet bepaald dat uit de middelen die bestemd zijn voor subsidies aan waterschappen voor versterking van primaire waterkeringen, eenmalig subsidies kunnen worden verstrekt voor maatregelen om deze voormalige primaire waterkeringen te laten voldoen aan de daarvoor vastgestelde provinciale veiligheidsnormen. Volgens artikel 7.24, vijfde lid, onderdeel c, van de Waterwet worden de betreffende keringen aangewezen bij algemene maatregel van bestuur. Dit besluit voorziet daarin.

2.4 Voormalige c-keringen waarvoor eenmalig subsidie kan worden verstrekt

De keringen waarvoor aan de beheerder eenmalig subsidie kan worden verstrekt, zijn de volgende:

  • 1. Segment 161 – de voormalige c-kering Wieringermeer – van de voormalige dijkring 12 en segment 164 – de kering langs de Noordoever van het Noordzeekanaal – van de voormalige dijkring 13. Zij liggen beide aan de noordzijde van het Noordzeekanaal in het beheergebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

  • 2. De segmenten 174, 175, 176, 177, 178, 179, 180 en 181 van de voormalige dijkring 14. Zij liggen aan de zuidzijde van het Noordzeekanaal, in het beheergebied van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht.

  • 3. De segmenten 187, 189, 191, 193 en 195 van de voormalige dijkring 14. Zij liggen in het beheergebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, aan de noordzijde van de gekanaliseerde Hollandsche IJssel.

  • 4. De segmenten 197, 234, 236, 238, 240 en 242 van de voormalige dijkring 14. Zij liggen in het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, aan de noordzijde van de gekanaliseerde Hollandsche IJssel.

  • 5. De segmenten 92 en 94 van de voormalige dijkring 8. Zij liggen in het beheergebied van het Waterschap Zuiderzeeland, aan de westzijde van het Kadoelermeer en het Vollenhovens Kanaal.

  • 6. Segment 139 van de voormalige dijkring 9. Het ligt in het beheergebied van het Waterschap Drents Overijsselse Delta, aan de oostzijde van het Kadoelermeer en het Vollenhovens Kanaal.

  • 7. Segment 32 van de voormalige dijkring 6. Het ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het betreft vijf duikers in de Lindekering.

Bovengenoemde segmenten zijn tijdens de (verlengde) derde toetsronde van de primaire waterkeringen (2006–2011/13) om diverse redenen afgekeurd. Bijvoorbeeld omdat de kruinhoogte van de kering niet voldoende hoog was, omdat een waterkerend kunstwerk of duiker onvoldoende veiligheid bood of omdat de stabiliteit van de kering tekortschoot.

De betreffende keringen worden aangewezen in de tabel in bijlage VI. De tabel vermeldt de naam van de beheerder, de provincie waarin de kering ligt, het segment van de dijkring waarvan de kering deel uitmaakte en de rijksdriehoekscoördinaten van de begin- en eindpunten van het betreffende segment. De rijksdriehoekscoördinaten zijn de coördinaten in het coördinatensysteem dat in Nederland wordt gebruikt ten behoeve van geografische aanduidingen. De lijn loodrecht op de kering, door het punt dat wordt aangeduid door de rijksdriehoekscoördinaten, vormt de begrenzing.

3. Financiële en andere gevolgen

Het onderhavige besluit zorgt ervoor dat voor de in bijlage VI opgenomen keringen die de status van primaire waterkering verliezen, aan het beherende waterschap een eenmalige subsidie kan worden verstrekt om de tijdens de (verlengde) derde toetsronde afgekeurde delen te laten voldoen aan de door provinciale staten te stellen normen. Dit heeft geen administratieve of financiële gevolgen voor burgers of bedrijven.

De statuswijzigingen hebben geen directe financiële gevolgen voor het Rijk. De eenmalige subsidies voor de in de nieuwe bijlage VI bij het Waterbesluit genoemde keringen worden bekostigd uit de bijdragen van de waterschappen en de corresponderende rijksbijdrage aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma (de «dijkrekening»). In die zin is er wel een gevolg voor de betreffende waterschappen, die de mogelijkheid hebben om eenmalig een subsidie te verkrijgen.

4. Advisering en consultatie

Over de wet van 2 november 2016 tot wijziging van de Waterwet en enkele andere wetten (nieuwe normering primaire waterkeringen) (Stb. 2016, 431), waarvan de statuswijziging van de primaire keringen deel uitmaakt, heeft in de periode van 23 april tot en met 4 juni een bestuurlijke en internetconsultatie plaatsgevonden. Daarmee is voldaan aan de raadplegingsverplichting uit artikel 3.1, vierde lid, van de Waterwet.

In aanvulling daarop is een ontwerp van dit besluit voorgelegd aan de betrokken waterschappen en provincies, de Unie van Waterschappen en het Interprovinciaal Overleg. Daarmee konden zij reageren op de aanwijzing, in de nieuwe bijlage VI bij het Waterbesluit, van de afgekeurde voormalige primaire waterkeringen die, om te voldoen aan nog vast te stellen provinciale normen, nog eenmaal voor een subsidie uit het Hoogwaterbeschermingsprogramma in aanmerking komen. Provincies en waterschappen hebben instemmend gereageerd op het aanwijzen van deze keringen voor dit doel. Dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden vragen in hun reactie het versterken van een voorlandkering in plaats van een afgewaardeerde primaire waterkering subsidiabel te maken, omdat dat doelmatiger is. Een beslissing hierover zal te zijner tijd in het kader van de Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014 worden genomen. Verder zijn naar aanleiding van de reacties enkele verduidelijkingen en correcties aangebracht.

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft een handhaafbaarheids- en uitvoerbaarheidstoets uitgevoerd. Zij merkt op dat de ILT en Rijkswaterstaat reeds rekening hebben gehouden met de toevoeging van enkele keringen die bij het Rijk in beheer zijn, aan de categorie andere dan primaire keringen. De onderhavige wijziging van het Waterbesluit heeft volgens de ILT derhalve geen gevolgen heeft voor de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid.

Aangezien er geen gevolgen zijn voor burgers en bedrijven is afgezien van internetconsultatie. Dat is in lijn met het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie.5

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Onderdeel A verruimt de grondslag van het Waterbesluit met artikel 7.24, vijfde lid, onderdeel c, met het oog op de toevoeging van bijlage VI aan het Waterbesluit in onderdeel F. Voor een uitgebreidere toelichting zie paragraaf 2.3 van deze nota van toelichting.

Onderdeel B en D

Onderdeel B wijzigt de titel van paragraaf 2 van hoofdstuk 7 van het Waterbesluit. In onderdeel D wordt aan hoofdstuk 7 van het Waterbesluit een nieuw artikel 7.4 toegevoegd. Dat artikel vormt de basis voor de nieuwe bijlage VI (zie onderdeel F). Door die toevoeging heeft paragraaf 2 van hoofdstuk 7 van het Waterbesluit niet langer uitsluitend betrekking op primaire waterkeringen. Voor een uitgebreidere toelichting zie paragraaf 2.3 van deze nota van toelichting.

Onderdeel C

Onderdeel C betreft een technische wijziging die is doorgevoerd in artikel 6.16f van het Waterbesluit. Daarin stond de Monumentenwet 1988 nog vermeld, terwijl die wet inmiddels is ingetrokken en deels is vervangen door de Erfgoedwet. Enkele algemene maatregelen van bestuur, zoals het Mijnbouwbesluit, waren om die reden al gewijzigd bij het Besluit Erfgoedwet archeologie. De wijziging van het Waterbesluit is per abuis achterwege gebleven. De omissie is bij dit besluit gerepareerd.

De verwijzing naar de Monumentenwet 1988 is aangepast op dezelfde manier als in het Mijnbouwbesluit. Artikel 53 van de Monumentenwet 1988 is omgezet naar artikel 5.10 van de Erfgoedwet, en dat komt ook in de wijziging van artikel 6.16f van het Waterbesluit tot uitdrukking. De artikelen 56, 58 en 59 van de Monumentenwet 1988 zullen overgaan naar de Omgevingswet. Daarom is in artikel 9.1 van de Erfgoedwet geregeld dat tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet bepaalde onderdelen van de Monumentenwet 1988 van kracht blijven tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Omdat die onderdelen tijdelijk van kracht zijn via het overgangsrecht, is verwezen naar de Monumentenwet 1988 zoals die luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet.

Onderdeel E

In onderdeel E worden in bijlage III een deel van de Westelijke kanaaldijk Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal tussen Amsterdam en Nieuwegein, de kanaaldijk Kreekrakpolder en de Westelijke kanaaldijk Afwateringskanaal ’s-Hertogenbosch Drongelen overgeheveld van onderdeel 1. Primaire waterkeringen naar onderdeel 2. Andere dan primaire keringen. De redenen zijn toegelicht in paragraaf 2.2 van deze nota van toelichting. Daarnaast wordt aan onderdeel 1 van bijlage III de Oostelijke Spuikanaaldijk toegevoegd. Geconstateerd is dat deze ten onrechte nooit eerder was vermeld in onderdeel 1, terwijl die wel in beheer was en nog steeds is bij het Rijk.

Onderdeel F

In onderdeel F wordt een nieuwe bijlage aan het Waterbesluit toegevoegd: bijlage VI. In deze bijlage worden de voormalige primaire waterkeringen vermeld waarvoor uit de middelen van het deltafonds die bestemd zijn voor subsidies aan waterschappen voor versterking van primaire waterkeringen, eenmalig subsidies kunnen worden verstrekt aan de beheerder. Deze subsidies zijn bedoeld voor maatregelen die nodig zijn om de keringen, of onderdelen daarvan, die in de (verlengde) derde toetsronde zijn afgekeurd te versterken zodat zij voldoen aan de daarvoor geldende provinciale normen. Voor een uitgebreidere toelichting zie paragraaf 2.4 van deze nota van toelichting.

Artikel II

Vanwege de nauwe samenhang met de wet van 2 november 2016 tot wijziging van de Waterwet en enkele andere wetten (nieuwe normering primaire waterkeringen) (Stb. 2016, 431) treedt dit besluit gelijktijdig met die wet in werking. Indien die wet na 1 januari 2017 in werking treedt, werkt artikel I van de wet terug tot en met die datum. De terugwerkende kracht van die wet wordt geregeld bij koninklijk besluit krachtens artikel IV van die wet. Voor dit besluit is de eventuele terugwerkende kracht geregeld in artikel II, eerste lid, tweede zin, van het besluit.

Voor artikel I, onderdeel C, van dit besluit is een uitzondering gemaakt op de inwerkingtreding zoals hierboven beschreven. In artikel II, tweede lid, is bepaald dat artikel I, onderdeel C, van dit besluit in werking treedt met ingang van de eerste dag na de datum van publicatie van dit besluit in het Staatsblad. De reden daarvoor is dat het betreffende artikelonderdeel een reparatie betreft. Daarom is ten aanzien van dat onderdeel afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten uit de Aanwijzingen voor de regelgeving, op grond van de uitzonderingsmogelijkheid genoemd in aanwijzing 174, vierde lid, onderdeel c.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Zie voor de voorgeschiedenis en de uitgangspunten van het nieuwe stelsel de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel, Kamerstukken II 2015/16, 34 436, nr. 3, hoofdstuk 2.

X Noot
2

De overstap van normering van dijkringen naar normering van dijktrajecten is toegelicht in Kamerstukken II 2015/16, 34 436, nr. 3, paragraaf 4.2.

X Noot
3

Zie voor de typologie van de primaire waterkeringen in het oude stelsel Kamerstukken II 2015/16, 34 436, nr. 3, onderdeel 4.3.2.

X Noot
4

De Waterwet onderscheidt in de hoofdstukken 2, 3 en 5 primaire en andere dan primaire waterkeringen.

X Noot
5

Kamerstukken II 2009/10, 29 279, nr. 114 en Kamerstukken II 2012/13, 29 362, nr. 224.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbij behorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven