Besluit van 23 november 2016 ter uitvoering van de bijlage van Richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor het online gebruik ervan op de interne markt (Pb. 2014, L 84, 92) (Besluit transparantieverslag richtlijn collectief beheer)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 3 november 2016, nr. 2010723, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 2q van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties en de bijlage van de richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor het online gebruik ervan op de interne markt;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 november 2016, No.WO3.16.0359/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 23 november 2016, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2018377;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder de Wet toezicht: de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties.

Artikel 2

Het jaarlijkse transparantieverslag als bedoeld in artikel 2q van de Wet toezicht bevat, naast de informatie die is voorgeschreven op basis van Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de volgende informatie:

  • a. een kasstroomoverzicht;

  • b. informatie over weigeringen om een licentie te verlenen op grond van artikel 2l, derde lid van de Wet toezicht;

  • c. een beschrijving van de wettelijke en bestuurlijke structuur van de collectieve beheersorganisatie;

  • d. informatie over entiteiten die direct of indirect eigendom zijn, of geheel of gedeeltelijk onder toezicht staan van de collectieve beheersorganisatie;

  • e. informatie over het totale beloningsbedrag dat in het afgelopen boekjaar aan de in artikel 2e, derde lid en artikel 2f van de Wet toezicht bedoelde personen is betaald, alsmede over andere aan hen verleende voordelen;

  • f. de financiële gegevens bedoeld in artikel 3 van dit besluit;

  • g. een speciaal verslag over het gebruik van bedragen die zijn ingehouden ten behoeve van sociale, culturele en educatieve diensten, waarin de informatie bedoeld in artikel 3 van dit besluit wordt opgenomen.

Artikel 3

Financiële gegevens als bedoeld in artikel 2, onderdeel f, betreffen:

  • a. financiële informatie over rechteninkomsten per beheerde rechtencategorie en per soort gebruik met inbegrip van informatie over de inkomsten voortvloeiend uit de belegging van rechteninkomsten en het gebruik van deze inkomsten;

  • b. financiële informatie over de kosten van rechtenbeheer en andere door de collectieve beheersorganisatie aan rechthebbenden verleende diensten, met een volledige beschrijving van ten minste de volgende posten:

    • 1. alle bedrijfskosten en financiële kosten, met een onderverdeling per beheerde rechtencategorie en in geval van indirecte kosten die niet aan één of meer rechtencategorieën kunnen worden toegeschreven, een toelichting van de methode van toerekening van indirecte kosten;

    • 2. bedrijfskosten en financiële kosten, met een onderverdeling per beheerde rechtencategorie en in geval van indirecte kosten die niet aan één of meer rechtencategorieën kunnen worden toegeschreven, een toelichting van de methode van toerekening van indirecte kosten, voor zover deze kosten betrekking hebben op het rechtenbeheer, met inbegrip van de beheerskosten die zijn ingehouden op of gecompenseerd met rechteninkomsten of inkomsten voortvloeiend uit de belegging van rechteninkomsten overeenkomstig artikel 2g, vierde lid, en artikel 2h, eerste tot en met derde lid van de Wet toezicht;

    • 3. bedrijfskosten en financiële kosten voor andere diensten dan het rechtenbeheer, met inbegrip van sociale, culturele en educatieve diensten;

    • 4. middelen die worden gebruikt om kosten te dekken;

    • 5. bedragen die zijn ingehouden op rechteninkomsten, onderverdeeld naar beheerde rechtencategorie, soort gebruik en het doel van de inhouding;

    • 6. de percentages die de kosten van het rechtenbeheer en andere door de collectieve beheersorganisatie aan rechthebbenden verleende diensten weergeven ten opzichte van de rechteninkomsten in het betreffende boekjaar, per beheerde rechtencategorie, en in geval van indirecte kosten die niet aan één of meer rechtencategorieën kunnen worden toegeschreven, een toelichting van de methode van toerekening voor die indirecte kosten;

  • c. financiële informatie over aan rechthebbenden verschuldigde bedragen met een volledige beschrijving van ten minste de volgende posten:

    • 1. het totale aan rechthebbenden toegeschreven bedrag, met een onderverdeling per beheerde rechtencategorie en soort gebruik;

    • 2. het totale aan rechthebbenden betaalde bedrag, met een onderverdeling per beheerde rechtencategorie en soort gebruik;

    • 3. de frequentie van de betalingen, met een onderverdeling per beheerde rechtencategorie en soort gebruik;

    • 4. het totale geïnde maar nog niet aan rechthebbenden toebedeelde bedrag, met een onderverdeling per beheerde rechtencategorie en per soort gebruik en een aanduiding van het boekjaar waarin deze bedragen zijn geïnd;

    • 5. het totale toebedeelde maar nog niet onder rechthebbenden verdeelde bedrag, met een onderverdeling per beheerde rechtencategorie en per soort gebruik en een aanduiding van het boekjaar waarin deze bedragen zijn geïnd;

    • 6. wanneer een collectieve beheersorganisatie de verdeling en betaling niet heeft verricht binnen de in artikel 2i, derde lid, van de Wet toezicht vastgestelde termijn: de redenen voor de vertraging;

    • 7. het totaal van niet-verdeelbare bedragen, met een toelichting over de aanwending van die bedragen;

  • d. informatie over de financiële relatie met andere collectieve beheersorganisaties met een beschrijving van ten minste de volgende posten:

    • 1. bedragen ontvangen van andere collectieve beheersorganisaties en bedragen betaald aan andere collectieve beheersorganisaties, met een onderverdeling per beheerde rechtencategorie, per soort gebruik en per organisatie;

    • 2. beheerskosten en andere inhoudingen op de rechteninkomsten die verschuldigd zijn aan andere collectieve beheersorganisaties, met een onderverdeling per rechtencategorie, per soort gebruik en per organisatie;

    • 3. beheerskosten en andere inhoudingen op de bedragen die betaald zijn door andere collectieve beheersorganisaties, met een onderverdeling per rechtencategorie en per organisatie;

    • 4. de rechtstreeks onder rechthebbenden verdeelde bedragen die afkomstig zijn van andere collectieve beheersorganisaties, met een onderverdeling per rechtencategorie en per organisatie.

Artikel 4

Het speciale verslag als bedoeld in artikel 2, onderdeel g, bevat de volgende informatie:

  • a. de in het boekjaar ingehouden bedragen ten behoeve van sociale, culturele en educatieve diensten, met een onderverdeling per soort doelstelling en met voor elk soort doelstelling een onderverdeling per categorie beheerde rechten en per soort gebruik;

  • b. een toelichting van het gebruik van die bedragen, met een onderverdeling per soort doelstelling met inbegrip van de kosten voor het beheer van de ingehouden bedragen ter financiering van sociale, culturele en educatieve diensten en van de afzonderlijke bedragen die voor sociale, culturele en educatieve diensten zijn aangewend.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2017. Indien het Staatsblad waarin dit besluit tijdstip wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2016, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt het terug tot en met 1 januari 2017.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit transparantieverslag richtlijn collectief beheer.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 23 november 2016

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Uitgegeven de vijfentwintigste november 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

TOELICHTING

Algemeen deel

Dit besluit implementeert de bijlage van Richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor het online gebruik ervan op de interne markt (Pb. 2014, L 84, p. 72) («richtlijn»). Deze richtlijn is geïmplementeerd door middel van een wijziging van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten («Wet toezicht») (Stb. 2016, 435). In artikel 2q, eerste lid, van deze wet is, in navolging van artikel 22 van de richtlijn, de verplichting opgenomen voor collectieve beheersorganisaties om een jaarlijks transparantieverslag op te stellen. Het jaarlijkse transparantieverslag heeft tot doel de verslaglegging van de verschillende collectieve beheersorganisaties binnen de Europese Unie vergelijkbaar te maken doordat het verslag soortgelijke en gecontroleerde financiële informatie bevat. Dit zorgt ervoor dat rechthebbenden de prestaties van collectieve beheersorganisaties kunnen vergelijken en daarop kunnen toezien (overweging 36). Rechthebbenden kunnen ook op basis daarvan een geïnformeerde keuze maken bij welke collectieve beheersorganisatie zij hun repertoire onderbrengen.

Het transparantieverslag van een collectieve beheersorganisatie bevat een financiële paragraaf en een paragraaf die betrekking heeft op de bedragen die een collectieve beheersorganisatie inhoudt voor sociale, culturele en educatieve diensten. Hoewel de richtlijn de keuze biedt om deze verslagen apart uit te brengen, is in de Wet toezicht ervoor gekozen om de informatie te bundelen in één verslag (artikel 2q, vierde lid). Dit heeft als voordeel dat alle informatie gelijktijdig beschikbaar wordt voor rechthebbenden.

Het transparantieverslag moet uiterlijk acht maanden na afloop van het boekjaar openbaar worden gemaakt. Artikel 2q, tweede lid, Wet toezicht schrijft voor dat het transparantieverslag minimaal vijf jaar voor het publiek beschikbaar moet blijven op de website van een collectieve beheersorganisatie.

Het derde en vierde lid van artikel 2q van de Wet toezicht bepalen dat het jaarlijkse transparantieverslag de informatie moet bevatten uit Titel 9 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek («Titel 9»), inclusief de bij algemene maatregel van bestuur te bepalen informatie. Dat betekent dat ook de vrijstellingen voor micro-, kleine en middelgrote rechtspersonen van toepassing zijn. In de artikelen 2:295a (voor micro-rechtspersonen), 2:396 (voor kleine rechtspersonen) en 2:397 BW (voor middelgrote rechtspersonen) is een aantal vrijstellingen opgenomen van het regime van Titel 9. Alleen voor grote rechtspersonen geldt dat zij een volledige jaarrekening met jaarverslag en overige gegevens moeten opstellen en openbaar maken. Dit zijn ondernemingen die voldoen aan twee van de volgende drie criteria: een balanstotaal van meer dan 20 miljoen euro, een netto-omzet van meer dan 40 miljoen euro en minimaal 250 werknemers. Middelgrote rechtspersonen (die voldoen aan twee van de drie volgende criteria: balanstotaal maximaal 20 miljoen euro, netto-omzet maximaal 40 miljoen euro en minder dan 250 werknemers) hebben een beperkt aantal vrijstellingen voor de balans, de winst- en verliesrekening en de toelichting. Kleine rechtspersonen (die voldoen aan twee van de volgende criteria: balanstotaal maximaal 6 miljoen euro, netto-omzet maximaal 12 miljoen euro en maximaal 50 werknemers) hoeven slechts een beperkte balans en winst- en verliesrekening openbaar te maken (en bijvoorbeeld geen jaarverslag en controleverklaring van een accountant). Micro-rechtspersonen (die voldoen aan twee van de volgende criteria: balanstotaal maximaal 350.000 euro, netto omzet maximaal 700.000 euro en minder dan 10 werknemers) hebben een aantal extra vrijstellingen bovenop de vrijstellingen die kleine rechtspersonen hebben. Ter nadere invulling van de voorschriften van Titel 9 heeft de Raad voor de Jaarverslaggeving de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving opgesteld, waaronder een speciale richtlijn (RJ 640) voor organisaties zonder winststreven. Diverse collectieve beheersorganisaties hebben in hun jaarrekening vermeld dat zij bij het opstellen van hun jaarrekening met deze richtlijn rekening houden. Dat betekent dat zij ook de hoofdlijnen van de overige richtlijnen van de RJ volgen. Dit betekent overigens niet dat de RJ en de daar opgenomen vrijstellingen op enigerlei wijze de eisen van dit Besluit kunnen doorkruizen.

Artikel 2q, vijfde lid, van de Wet toezicht bepaalt dat een accountant de boekhoudkundige informatie uit het transparantieverslag moet controleren. Uit de Memorie van Toelichting bij dit artikel volgt dat de boekhoudkundige informatie ziet op de onderdelen 1 (a), 2 en 3 van de bijlage bij de richtlijn collectief beheer.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2q, eerste lid zal het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties voor Auteurs- en naburige rechten («het College van Toezicht») toezien op de naleving door collectieve beheersorganisaties van de bepalingen uit dit besluit. Het is ook aan het College van Toezicht om, in overleg met andere Europese toezichthouders en collectieve beheersorganisaties en hun Europese zusterorganisaties, om een praktische invulling aan de begrippen uit dit besluit te geven.

Consultatie

Een voorontwerp van dit besluit is voorgelegd aan het College van Toezicht en de brancheorganisatie van collectieve beheersorganisaties VOICE. De ontvangen opmerkingen en adviezen zijn grotendeels overgenomen. De suggestie van VOICE om de drempel van 15% beheerskosten af te schaffen is niet overgenomen, omdat deze discussie buiten het bestek van dit besluit valt en nader zal worden gevoerd bij de evaluatie van de Wet toezicht. Verder is de suggestie van VOICE om in dit besluit een mogelijkheid te creëren om het transparantie en jaarverslag als apart verslag te kunnen presenteren, niet overgenomen, omdat artikel 2q, vierde lid, Wet toezicht zich daar tegen verzet.

Administratieve lasten

Voor de financiële en administratieve gevolgen van de eisen die worden gesteld in het transparantieverslag aan collectieve beheersorganisatie is een schatting opgenomen in de administratieve lastenparagraaf bij de implementatie van de richtlijn (Kamerstukken II, 34 243, nr. 3, p. 9). Daarvoor is gebruik gemaakt van de kosten zoals weergegeven in het Impact Assessment van de Europese Commissie (COM (2012), 372, p. 178). Bij de berekening is rekening gehouden met het feit dat er overlap bestaat met de eisen uit Titel 9 waaraan collectieve beheersorganisaties nu al moeten voldoen bij het opstellen van de jaarrekening. De schatting is dat de structurele nalevingskosten voor het opstellen van een transparantieverslag voor grote collectieve beheersorganisaties, in Nederland alleen Buma/Stemra, minder dan 60.000 euro per jaar zullen bedragen. De structurele nalevingskosten voor kleinere collectieve beheersorganisaties bedragen per collectieve beheersorganisatie iets meer dan 15.000 euro per jaar. In reactie op de consultatie van het voorontwerp van dit Besluit heeft VOICE aangegeven dat zij verwacht dat de structurele nalevingskosten tussen de 20.000 en 80.000 euro per jaar zullen zijn.

Daarnaast kan er nog op gewezen worden dat veel van de rapportageverplichtingen die thans onder dit besluit zijn voorgeschreven, in de praktijk al worden nageleefd. De meeste collectieve beheersorganisaties stellen hun jaarrekening thans al op in overeenstemming met de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel bevat de definitie van de Wet toezicht.

Artikel 2

Dit artikel implementeert onderdeel 1 van bijlage van de richtlijn. Titel 9 verplicht collectieve beheersorganisaties nu al een balans, een resultatenrekening en een jaarverslag op te stellen. Deze verplichtingen, die eveneens zijn opgenomen in de bijlage in onderdeel 1, onder a en b, behoeven daarom niet geïmplementeerd te worden.

Onderdeel a

Dit onderdeel implementeert onderdeel 1, onder b, van de bijlage van de richtlijn collectief beheer, voor zover dit betrekking heeft op het opstellen van een kasstroomoverzicht. Een kasstroomoverzicht is een overzicht van de geldmiddelen die in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en het gebruik dat daarvan is gemaakt. Het opstellen van een kasstroomoverzicht is niet opgenomen in Titel 9. Wel bevatten de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving reeds de aanbeveling om een kasstroomoverzicht op te nemen in de jaarrekening (RJ 360, 640).

Onderdeel b

Dit onderdeel implementeert onderdeel 1, onder c, van de bijlage van de richtlijn en bevat de verplichting om informatie te geven over de weigering van een collectieve beheersorganisatie om een licentie te geven op basis van artikel 2l, derde lid van de Wet toezicht. De collectieve beheersorganisatie zal in het transparantieverslag aan moeten geven hoe vaak zij tijdens het verslagjaar heeft geweigerd om een licentie te verlenen. Daarbij zal eveneens in algemene bewoordingen moeten worden aangegeven wat de reden is van deze weigering.

Onderdeel c

Dit onderdeel implementeert onderdeel 1, onder d, van de bijlage van de richtlijn en bevat de verplichting de wettelijke en bestuurlijke structuur van de collectieve beheersorganisatie op te nemen in het transparantieverslag. Deze verplichting is thans al in meer algemene bewoordingen opgenomen in artikel 2:10 BW.

Onderdeel d

Dit onderdeel implementeert onderdeel 1, onder e, van de bijlage van de richtlijn en bevat de verplichting om in het transparantieverslag informatie op te nemen over entiteiten die direct of indirect eigendom zijn, of geheel of gedeeltelijk onder toezicht staan van de collectieve beheersorganisatie. Dit kan door middel van een lijst waarin informatie is opgenomen over zeggenschap bij de verschillende entiteiten. Dit kan bijvoorbeeld zien op het bezit van aandelen in een entiteit of de mogelijkheid om zeggenschap uit te oefenen door middel van de benoeming van bestuurders in een bepaalde entiteit.

Onder Titel 9 is het thans al verplicht om in het jaarverslag financiële gegevens op te nemen over dochtermaatschappijen van een rechtspersoon. Een zelfde verplichting geldt voor verbonden ondernemingen die geen onderdeel zijn van de groepsmaatschappij (artikel 2:361, lid 4, onder a BW). Daarnaast verplicht lid 3 van artikel 381 van boek 2 BW dat transacties tussen verbonden partijen worden gemeld in het jaarverslag. De Richtlijnen voor de jaarverslaggeving geven aanbevelingen over de nadere invulling van deze vereisten.

Onderdeel e

Dit onderdeel implementeert onderdeel 1, onder f, van de bijlage van de richtlijn en bevat de verplichting om in het transparantieverslag informatie op te nemen over het totale beloningsbedrag dat in het afgelopen boekjaar aan de in artikel 2e, derde lid en artikel 2f van de Wet toezicht bedoelde personen is betaald, alsmede over andere aan hen verleende voordelen. Collectieve beheersorganisaties zijn thans al verplicht te melden welke topfunctionarissen een bezoldiging ontvangen die hoger ligt dan de bezoldigingsnorm in de Wet Normering Topinkomens (artikel 25a Wet toezicht).

Onderdeel f en g

Deze onderdelen implementeren onderdeel 1, onder g en h van de bijlage van de richtlijn en bevatten de verplichting om in de financiële paragraaf van het transparantieverslag de informatie te verschaffen zoals voorgeschreven in artikel 3 en in het transparantieverslag een speciaal verslag op te nemen voor sociale, culturele en educatieve gelden volgens de eisen opgenomen in artikel 4.

Artikel 3

Dit artikel implementeert onderdeel 2 van de bijlage van de richtlijn collectief beheer, dat regelt welke financiële informatie moet worden verschaft in het jaarlijkse transparantieverslag. Dit artikel schrijft voor op welke manier kosten en inkomsten op de resultatenrekening moeten worden opgevoerd.

Onderdeel a

Onderdeel a implementeert onderdeel 2, onder a, van de bijlage van de richtlijn collectief beheer. Dit artikel verplicht collectieve beheersorganisaties om financiële informatie over rechteninkomsten per beheerde rechtencategorie en per soort gebruik op te nemen in het jaarverslag. De rechtencategorieën moeten dusdanig worden vastgesteld dat de transparantieverslagen van collectieve beheersorganisaties begrijpelijk en vergelijkbaar zijn. «Rechtencategorieën» zijn bijvoorbeeld categorieën zoals reproductierecht of reprografieheffing. «Soort gebruik» betreft de wijze waarop het gebruik van deze rechten plaatsvindt (bijvoorbeeld gebruik voor radio of TV).

Voorbeeld van een indeling in categorieën is bijvoorbeeld de indeling die Confédération Internationale des Sociétés d'Auteurs et Compositeurs hanteert voor de identificatie van partijen die beschikken over auteurs- en naburige rechten1.

Daarnaast hebben collectieve beheersorganisaties de verplichting om in het transparantieverslag informatie op te nemen over de inkomsten voortvloeiend uit de belegging van rechteninkomsten en dienen ze de aanwending van die inkomsten te registreren (of ze onder de rechthebbenden of andere collectieve beheersorganisaties zijn verdeeld of anderszins zijn gebruikt).

Onderdeel b

Onderdeel b implementeert onderdeel 2, onder b van de bijlage van de richtlijn collectief beheer. Dit onderdeel schrijft voor op welke wijze de kosten voor collectief beheer in het transparantieverslag moeten worden opgenomen.

De bijlage geeft een uitsplitsing van kostencategorieën die in ieder geval in het transparantieverslag moeten worden opgenomen.

Onder 1 is opgenomen dat een collectieve beheersorganisatie in het transparantieverslag alle bedrijfs- en financiële kosten opneemt, waarbij een onderverdeling wordt gemaakt per beheerde rechtencategorie. Daarnaast bepaalt dit besluit dat wanneer een collectieve beheersorganisatie indirecte kosten toerekent aan alle rechtencategorieën, de organisatie een toelichting moet opnemen over de methode van toerekening van de indirecte kosten aan de rechtencategorieën. De bijlage geeft geen verdere invulling aan de begrippen bedrijfs-, financiële en indirecte kosten.

Onder 2 is opgenomen dat collectieve beheersorganisaties eveneens ten aanzien van de rechtencategorieën onder 1 moeten aangeven welk onderdeel van alle bedrijfs- en financiële kosten betrekking heeft op beheerskosten en welk deel betrekking heeft op andere kosten die los staan van de kosten voor het beheer.

Onder 3 is de verplichting opgenomen dat het transparantieverslag ook de bedrijfs- en financiële kosten vermeldt voor andere diensten dan het rechtenbeheer, bijvoorbeeld voor kosten die zijn gemaakt in het kader van de financiering van sociale, culturele en educatieve diensten.

Onder 4 is aangegeven dat een collectieve beheersorganisatie verplicht is om aan te geven welke middelen zijn aangewend om de kosten te dekken. Dit betekent dat de collectieve beheersorganisatie dient aan te geven of bijvoorbeeld onverdeelde gelden zijn ingezet om kosten te dekken of dat middelen die voortkomen uit rechteninkomsten of beleggingsopbrengsten hiervoor zijn gebruikt.

Onder 5 wordt een collectieve beheersorganisatie verplicht om de bedragen te rapporteren die zijn ingehouden op de rechteninkomsten. De rapportage moet plaatsvinden per beheerde rechtencategorie en per soort gebruik. Tevens moet worden vermeld wat het doel is van de inhouding. Het bedrag van de inhoudingen per rechtencategorie is de som van de kosten die per rechtencategorie zijn gemaakt (inclusief de toegerekende kosten en de kosten voor sociale, culturele en educatieve doeleinden) minus alle inkomsten en middelen die, buiten de rechteninkomsten zelf, zijn gebruikt om deze kosten te dekken.

Onder 6 is de verplichting opgenomen om te rapporteren over de percentages aan (indirecte) kosten voor beheerskosten en over de percentages voor andere verleende diensten die per beheerde rechtencategorie in rekening worden gebracht in het desbetreffende boekjaar. Wanneer de beheerskosten meer dan 15% betreffen van de inkomsten van het desbetreffende boekjaar dan dient een collectieve beheersorganisaties dit in het jaarverslag toe te lichten ten genoegen van het College van Toezicht. Dit geldt ook wanneer de kosten hoger zijn dan 15% van de verdeling van rechteninkomsten in een bepaald kalenderjaar. Dit volgt uit het Besluit uitvoering Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (Stb. 2015, 350).

Onderdeel c

Dit onderdeel implementeert onderdeel 2, onder c, van de bijlage van de richtlijn collectief beheer en bepaalt welke financiële informatie het transparantieverslag moet bevatten over bedragen die aan rechthebbenden verschuldigd zijn. Verschuldigde bedragen aan rechthebbenden betreffen niet alleen de rechteninkomsten die tijdens een bepaald boekjaar zijn ontvangen, maar eveneens de inkomsten die eerder zijn ontvangen maar nog niet onder rechthebbenden zijn verdeeld.

Onder 1 is de verplichting opgenomen dat het transparantieverslag het totaal aan rechthebbenden toegeschreven bedrag vermeldt, met een onderverdeling per beheerde rechtencategorie en per soort gebruik. Daarnaast moeten op dezelfde wijze het totale aan rechthebbenden betaalde bedrag (onder 2), en de frequentie van betalingen (onder 3) worden vermeld.

Onder 4 is voorgeschreven dat voor het totale geïnde maar nog niet aan rechthebbenden toebedeelde bedrag een onderverdeling moet worden opgenomen per beheerde rechtencategorie en per soort gebruik met een aanduiding van het boekjaar waarin deze bedragen zijn geïnd;

Onder 5 is de verplichting opgenomen om ook het aan rechthebbenden toebedeelde bedrag maar nog niet onder rechthebbenden verdeelde bedrag uit te splitsen naar boekjaar waarin deze bedragen zijn geïnd.

Onder 6 is de verplichting opgenomen voor collectieve beheersorganisaties om te vermelden wat de redenen zijn dat verdeling en betaling niet heeft plaatsgevonden binnen de termijn van negen maanden die is opgenomen in artikel 2i, derde lid, van de Wet toezicht.

Onder 7 is de verplichting voor collectieve beheersorganisaties opgenomen om het totaal van niet-verdeelbare bedragen te vermelden in het transparantieverslag, met een toelichting over de aanwending van deze bedragen.

Onderdeel d

Onderdeel d implementeert onderdeel 2, onder d, van bijlage van richtlijn collectief beheer en bepaalt welke informatie collectieve beheersorganisaties moeten verschaffen over de financiële relaties met andere collectieve beheersorganisaties. Een collectieve beheersorganisatie, die namens de rapporterende collectieve beheersorganisatie betalingen int, heeft op basis van artikel 2m en 2n van de Wet toezicht de verplichting om de in dit onderdeel genoemde gegevens aan te leveren aan de collectieve beheersorganisatie die de rechthebbenden vertegenwoordigt.

Onder 1 worden collectieve beheersorganisaties verplicht bedragen ontvangen van andere collectieve beheersorganisaties en bedragen betaald aan andere collectieve beheersorganisaties te rapporteren in het transparantieverslag. Daarin wordt een onderverdeling gemaakt per beheerde rechtencategorie, per soort gebruik en per organisatie.

Onder 2 is een verplichting voor collectieve beheersorganisaties opgenomen om beheerskosten en andere inhoudingen op rechteninkomsten die verschuldigd zijn aan andere collectieve beheersorganisaties in het transparantieverslag op te nemen. Ook hier moet een onderverdeling worden gemaakt per rechtencategorie, per soort gebruik en per organisatie.

Onder 3 is de verplichting opgenomen om te rapporteren over beheerskosten en andere inhoudingen op de bedragen die betaald zijn door andere collectieve beheersorganisaties, met een onderverdeling per rechtencategorie en per organisatie.

Onder 4 is de verplichting opgenomen om rechtstreeks onder rechthebbenden verdeelde bedragen die afkomstig zijn van andere collectieve beheersorganisaties op te nemen in het transparantieverslag, met een onderverdeling per rechtencategorie en per organisatie. Dit betreft de bedragen die rechtstreeks door de ene collectieve beheersorganisatie aan de andere collectieve beheersorganisatie worden betaald, bijvoorbeeld op basis van artikel 5f, derde lid, Wet toezicht.

Artikel 4

Dit artikel implementeert onderdeel 3 van bijlage van de richtlijn en bevat de informatie die moet worden verstrekt in het speciaal verslag als bedoeld in artikel 2q, vierde lid, Wet toezicht. Dit is het verslag over de bedragen die zijn ingehouden ten behoeve van sociale, culturele en educatieve diensten.

Onderdeel a

Onderdeel a bevat de verplichting om de in het boekjaar ingehouden bedragen ten behoeve van sociale, culturele en educatieve diensten in het transparantieverslag te vermelden, met een onderverdeling per soort doelstelling en met voor iedere soort doelstelling een onderverdeling per categorie beheerde rechten en per soort gebruik.

Onderdeel b

Onderdeel b bevat de verplichting om een toelichting op te nemen in het transparantieverslag voor het gebruik van bedragen ten behoeve van sociale, culturele en educatieve diensten, met een onderverdeling en per soort doelstelling. Onderdeel van deze toelichting is de informatie over de kosten die zijn gemaakt voor het beheer van de ingehouden bedragen ter financiering van sociale, culturele en educatieve diensten en van de afzonderlijke bedragen die voor die diensten zijn aangewend.

Artikel 5

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van dit besluit. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2017. Dit betekent dat collectieve beheersorganisaties verplicht zijn om voor het eerst in 2018 over het verslagjaar 2017 te rapporteren overeenkomstig de nieuwe eisen uit dit besluit. De reden om pas per rapportagejaar 2017 een rapportageverplichting op te leggen is gelegen in het feit dat de parlementaire behandeling van de wijziging van de Wet toezicht als gevolg van de implementatie van de richtlijn, waarin de grondslag van dit besluit is opgenomen, pas recent is afgerond (Stb. 2016, 435). Het verplichten van een rapportage over (een deel van) 2016 volgens de eisen als opgenomen in bijlage van de richtlijn zou onevenredig veel administratieve lasten met zich brengen. Tevens is bepaald dat dit besluit met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 in werking kan treden. Dit voorkomt dat het transparantieverslag als gevolg van niet tijdige inwerkingtreding voor een deel van het boekjaar 2017 niet conform de eisen van de richtlijn moet worden opgesteld.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Artikel Bijlage

Artikel Besluit

Beleidsruimte

Toelichting keuze beleidsruimte

Artikel 2, onderdeel a

Behoeft geen implementatie, volgt uit Titel 9 van Boek 2 BW.

Geen

 

Artikel 2, onderdeel b

Artikel 1, onderdeel a

Geen

 

Artikel 2, onderdeel c

Artikel 1, onderdeel b

Geen

 

Artikel 2, onderdeel d

Artikel 1, onderdeel c

Geen

 

Artikel 2, onderdeel e

Artikel 1, onderdeel d

Geen

 

Artikel 2, onderdeel f

Artikel 1, onderdeel e

Geen

 

Artikel 2, onderdeel g

Artikel 1, onderdeel f

Geen

 

Artikel 2, onderdeel h

Artikel 1, onderdeel g

De mogelijkheid om te verplichten dat de verslagen in een gezamenlijk of in een apart verslag verschijnen.

Er is gekozen voor een verplichte publicatie in één verslag.

Artikel 3, onderdeel a

Artikel 2, onderdeel a

Geen

 

Artikel 3, onderdeel b, onder i

Artikel 2, onderdeel b, onder 1

Geen

 

Artikel 3, onderdeel b, onder ii

Artikel 2, onderdeel b, onder 2

Geen

 

Artikel 3, onderdeel b, onder iii

Artikel 2, onderdeel b, onder 3

Geen

 

Artikel 3, onderdeel b, onder iv

Artikel 2, onderdeel b, onder 4

Geen

 

Artikel 3, onderdeel c, onder v

Artikel 2, onderdeel c, onder 5

Geen

 

Artikel 3, onderdeel d, onder vi

Artikel 2, onderdeel d, onder 6

Geen

 

Artikel 3, onderdeel c, onder i

Artikel 2, onderdeel c, onder 1

Geen

 

Artikel 3, onderdeel c, onder ii

Artikel 2, onderdeel c, onder 2

Geen

 

Artikel 3, onderdeel c, onder iii

Artikel 2, onderdeel c, onder 3

Geen

 

Artikel 3, onderdeel c, onder iv

Artikel 2, onderdeel c, onder 4

Geen

 

Artikel 3, onderdeel c, onder v

Artikel 2, onderdeel c, onder 5

Geen

 

Artikel 3, onderdeel c, onder vi

Artikel 2, onderdeel c, onder 6

Geen

 

Artikel 3, onderdeel c, onder vii

Artikel 2, onderdeel c, onder 7

Geen

 

Artikel 4, onderdeel a

Artikel 3, onderdeel a

Geen

 

Artikel 4, onderdeel b

Artikel 3, onderdeel b

Geen

 

X Noot
1

http://www.cisac.org/What-We-Do/Information-Services/IPI, laatst geraadpleegd 10 oktober 2016.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven