Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Veiligheid en Justitie | Staatsblad 2015, 350 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Veiligheid en Justitie | Staatsblad 2015, 350 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 16 juli 2015, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 666010;
Gelet op artikel 363 lid 6, 384 lid 4, 391 lid 5, 396 lid 6, 398 lid 4 en 442 lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 1:10, 1:11, 3:5, vierde lid, 3:72, vijfde lid, 3:74a, 4:17, derde lid, 4:37o, zesde lid, 4:37p, eerste lid, 4:37u, eerste lid, 4:48, tweede lid, 4:51, vijfde lid, 4:52, derde lid, 4:61, eerste lid, 4:85, derde lid, en 5:25w van de Wet op het financieel toezicht, artikel 19a, zevende lid, van de Wet overige OCW-subsidies, artikel 2, tweede lid, onderdeel h, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten, artikel 74, vijfde lid, van de Wet veiligheidsregio’s, artikel 45a, eerste lid, van de Pensioenwet en artikel 56a, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 16 september 2015, nr. W03.15.0252/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 13 oktober 2015, nr. 690966;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit actuele waarde wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, tweede lid, wordt «vervangingswaarde» vervangen door: actuele kostprijs.
B
Artikel 2 komt te luiden:
Onder de actuele kostprijs wordt verstaan:
a. de actuele inkoopprijs en de bijkomende kosten van een actief, verminderd met afschrijvingen; of
b. de actuele aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten welke rechtstreeks aan de vervaardiging van een actief kunnen worden toegerekend, verminderd met afschrijvingen. In deze kosten kunnen worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente op schulden over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend.
C
Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
D
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt «vervangingswaarde» vervangen door: actuele kostprijs.
2. De tweede en derde volzin vervallen.
3. Er worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: Waardering geschiedt tegen de bedrijfswaarde indien deze lager is dan de actuele kostprijs. Indien de opbrengstwaarde lager is dan de actuele kostprijs en hoger is dan de bedrijfswaarde, geschiedt de waardering tegen de opbrengstwaarde.
E
Artikel 8 komt te luiden:
F
In artikel 9 wordt «vervangingswaarde» vervangen door: actuele kostprijs.
Artikel 3 van het Besluit fiscale waarderingsgrondslagen wordt als volgt gewijzigd:
A
Het tweede lid komt te luiden:
2. Dit artikel is niet van toepassing op een rechtspersoon als bedoeld in artikel 395a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
B
Het derde lid wordt geschrapt.
Het Besluit modellen jaarrekening wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «overeenkomstig een der modellen E-H» vervangen door: overeenkomstig model E of model F.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Dit besluit is niet van toepassing op een rechtspersoon als bedoeld in artikel 395a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
B
In het tweede lid van artikel 14 vervalt: G, H,.
C
In model A, onder A. Vaste activa, I. Immateriële vaste activa, punt 2, vervalt: onderzoek en.
D
In model B, onder A. Vaste activa, I. Immateriële vaste activa, punt 2, vervalt: onderzoek en.
E
In model E komt de post «Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen» te luiden «Resultaat voor belastingen», komt de post «belastingen resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening» te luiden «belastingen» en vervallen de posten: Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening na belastingen, buitengewone baten, buitengewone lasten, belastingen buitengewoon resultaat, Buitengewoon resultaat na belastingen.
F
In model F komt de post «Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen» te luiden «Resultaat voor belastingen», komt de post «belastingen resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening» te luiden «belastingen» en vervallen de posten: Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening na belastingen, buitengewone baten, buitengewone lasten, belastingen buitengewoon resultaat, Buitengewoon resultaat na belastingen.
G
De modellen G en H vervallen.
H
In model I komt de post «Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen» te luiden «Resultaat voor belastingen», komt de post «belastingen resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening» te luiden «belastingen» en vervallen de posten: Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening na belastingen, buitengewone baten, buitengewone lasten, belastingen buitengewoon resultaat, Buitengewoon resultaat na belastingen.
I
In model J komt de post «Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen» te luiden «Resultaat voor belastingen», komt de post «belastingen resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening» te luiden «belastingen» en vervallen de posten: Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening na belastingen, buitengewone baten, buitengewone lasten, belastingen buitengewoon resultaat, Buitengewoon resultaat na belastingen.
J
In model S komt de post «Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen» te luiden «Resultaat voor belastingen», komt de post «belastingen resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening» te luiden «belastingen» en vervallen de posten: Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening na belastingen, buitengewone baten, buitengewone lasten, belastingen buitengewoon resultaat, Buitengewoon resultaat na belastingen.
A
Het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt als volgt gewijzigd:
1. In de artikelen 48f, 115m, 115o, 115v, 115y, 119, 120, 121, 124, 147h, 147i en 163 wordt «jaarverslag» telkens vervangen door: bestuursverslag.
2. In artikel 115v en in bijlage H, onderdeel 5.4, wordt «jaarverslagen» telkens vervangen door: bestuursverslagen.
B
In artikel 134 van het Besluit prudentiële regels Wft wordt «jaarverslag» vervangen door: bestuursverslag.
C
In de artikelen 5, 21 en 27 van het Besluit reikwijdtebepalingen Wft wordt «jaarverslag» telkens vervangen door: bestuursverslag.
D
Het Besluit transparantie uitgevende instellingen Wft wordt als volgt gewijzigd:
1. In de artikelen 3, 8 en 10 wordt «jaarverslag» telkens vervangen door: bestuursverslag.
2. In de artikelen 3 en 9 wordt «halfjaarverslag» telkens vervangen door: halfjaarlijks bestuursverslag.
E
In artikel 5 van het Besluit uitvoering publicatieverplichtingen richtlijn kapitaalvereisten wordt «jaarverslag» vervangen door «bestuursverslag» en wordt «jaarverslagen» vervangen door: bestuursverslagen.
In het opschrift van artikel 11 en in de artikelen 11, 12 en 13 van het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap wordt «jaarverslag» telkens vervangen door: bestuursverslag.
In de opschriften van de artikelen 10a en 10b en in de artikelen, 10a, 10b en 11 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt «jaarverslag» telkens vervangen door: bestuursverslag.
A
In artikel 3 van het Besluit van 6 september 1991, tot verhoging van de grensbedragen, genoemd in de artikelen 396 lid 1 en 397 lid 1 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (Stb. 1991, 456) wordt «jaarverslag» vervangen door: bestuursverslag.
B
In artikel 3 van het Besluit van 1 december 1999 tot verhoging van de grensbedragen, genoemd in de artikelen 396 lid 1 en 397 lid 1 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (Stb. 1999, 515) wordt «jaarverslag» vervangen door: bestuursverslag.
C
In artikel 3 van het Besluit van 7 februari 2004 tot verhoging van de grensbedragen, genoemd in de artikelen 396 lid 1 en 397 lid 1 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (Stb. 2004, 54) wordt «jaarverslag» vervangen door: bestuursverslag.
D
In het Besluit van 23 december 2004 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag (Stb. 2004, 747) wordt «jaarverslag» telkens vervangen door: bestuursverslag.
E
In artikel 3 van het Besluit van 11 oktober 2006 tot verhoging van de grensbedragen, genoemd in de artikelen 396 lid 1 en 397 lid 1 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van richtlijn 2006/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 (PbEU L 224) (Stb. 2006, 474) wordt «jaarverslag» telkens vervangen door: bestuursverslag.
F
In de artikelen 2 en 4 van het Besluit van 26 juli 2008 tot uitvoering van artikel 41 van Richtlijn nr. 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen nr. 78/660/EEG en nr. 83/349/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen en houdende intrekking van Richtlijn nr. 84/253/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen (Stb. 2008, 323) wordt «jaarverslag» telkens vervangen door: bestuursverslag.
G
In de artikelen 3, 4 en 5 van het Besluit van 1 juni 2010 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag van banken (Stb. 2010, 215) wordt «jaarverslag» telkens vervangen door: bestuursverslag.
H
In artikel 1 van het Besluit van 25 juni 2013, houdende uitvoering van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (Stb. 2013, 260) wordt «jaarverslag» telkens vervangen door: bestuursverslag.
I
In artikel 1 van het Besluit artikel 10 overnamerichtlijn wordt «jaarverslag» telkens vervangen door: bestuursverslag.
J
In artikel 6 van het Besluit rijksbijdragen IFV wordt «jaarverslag» vervangen door: bestuursverslag.
1. Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
2. Dit besluit is van toepassing op jaarrekeningen en bestuursverslagen die betrekking hebben op een boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2016. De voorschriften van dit besluit kunnen worden toegepast op jaarrekeningen en bestuursverslagen die worden opgesteld over boekjaren die zijn aangevangen voor 1 januari 2016 indien ook de voorschriften van de Uitvoeringswet richtlijn jaarrekening vanaf dat eerdere boekjaar worden toegepast.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 13 oktober 2015
Willem-Alexander
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
Uitgegeven de negentiende oktober 2015
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
Dit besluit strekt tot wijziging van een aantal besluiten in verband met de uitvoering van richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PbEU 2013, L 182) (hierna: richtlijn jaarrekening).1 De richtlijn jaarrekening vervangt de vierde richtlijn van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschaps-vormen (78/660/EG) (PbEEG 1978, L 222) (hierna: vierde richtlijn) en de zevende richtlijn van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening (83/349/EEG) (PbEEG 1983, L 193) (hierna: zevende richtlijn).
De richtlijn jaarrekening beoogt het jaarrekeningenrecht te moderniseren, te vereenvoudigen, verder te harmoniseren en de administratieve lasten te verlichten. De richtlijn jaarrekening noopt tot aanpassing van de voorschriften omtrent het opstellen van de jaarrekening in titel 9 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Deze voorschriften zijn aangepast in de Uitvoeringswet richtlijn jaarrekening (Kamerstukken II, 2014/15, 34 176). Ook dient een aantal besluiten ter uitvoering van de richtlijn jaarrekening te worden aangepast. Deze wijzigingen hebben te maken met het vervallen van de mogelijkheid om activa te waarderen tegen vervangingswaarde en het nieuwe regime voor micro-ondernemingen (aanpassing Besluit actuele waarde), de beperking van de toelichtingsvereisten voor kleine rechtspersonen (aanpassing Besluit fiscale waarderingsgrondslagen), wijziging van de modellen voor de balans en de winst- en verliesrekening (aanpassing Besluit modellen jaarrekening) en het vervangen van de term «jaarverslag» door «bestuursverslag» (aanpassing Besluit van 23 december 2004 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag (Stb. 2004, 747) en verschillende andere besluiten). Deze wijzigingen worden hieronder toegelicht. Hoofdstuk 10 van de richtlijn jaarrekening dat ziet op de verplichting voor ondernemingen die actief zijn in de winningsindustrie en in de houtkap van oerbossen om jaarlijks te rapporteren over betalingen die zij doen aan de overheden van de landen waar zij actief zijn, is uitgevoerd in het Besluit rapportage van betalingen aan overheden.
Een voorontwerp van dit besluit is voorgelegd aan de Raad voor de Jaarverslaggeving, de Autoriteit Financiële Markten, De Nederlandsche Bank en de Kamer van Koophandel. Naar aanleiding van de consultatie is het besluit op enkele punten aangepast. Zo is verduidelijkt dat bij de berekening van de actuele kostprijs rekening moet worden gehouden met afschrijvingen en zijn de voorschriften aangepast over wanneer tegen een andere waarde dan actuele kostprijs dient te worden gewaardeerd. Overwogen is om naast agrarische voorraden, andere specifieke categorieën voorraden aan te wijzen die op basis van opbrengstwaarde worden gewaardeerd. Er is besloten om deze mogelijkheid op een later moment, los van de uitvoering van de richtlijn jaarrekening, verder te onderzoeken.
Met het onderhavige besluit zijn geen extra lasten voor het bedrijfsleven gemoeid. Omdat de waardering tegen actuele kostprijs niet verplicht is, vloeien uit de introductie van deze waarderingswijze geen lasten voort. Voor kleine rechtspersonen vervallen toelichtingsvereisten omtrent het gebruik van fiscale waarderingsgrondslagen. Omdat het gebruik van fiscale waarderingsgrondslagen optioneel is, kan van de lastenverlichting die hieruit voortvloeit geen reële schatting worden gemaakt. Verder zijn de regels omtrent de modellen voor de winst- en verliesrekening vereenvoudigd. Ondernemers behoeven bij het opstellen van de jaarstukken geen onderscheid meer te maken tussen gewone en buitengewone posten. Omdat het reeds gebruikelijk is om alleen in zeer uitzonderlijke situaties gebruik te maken van een buitengewone post en vrijwel alle baten en lasten worden gepresenteerd onder het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening, brengt deze wijziging geen significante lastenverlichting mee.
Artikel I wijzigt het Besluit actuele waarde.
Het BW hanteert als uitgangspunt dat activa worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Daarnaast kunnen activa worden gewaardeerd tegen actuele waarde (artikel 2:384 BW). De richtlijn jaarrekening brengt hierin geen verandering. Nadere regels omtrent de inhoud, de grenzen en de wijze van toepassing van actuele waarde zijn gesteld in het Besluit actuele waarde.
Het Besluit actuele waarde kende vier verschijningsvormen van actuele waarde: de vervangingswaarde, bedrijfswaarde, marktwaarde of opbrengstwaarde. Met de richtlijn jaarrekening is de mogelijkheid die de vierde richtlijn bood om activa tegen vervangingswaarde te waarderen, vervallen. Het Besluit actuele waarde is hiermee in overeenstemming gebracht.
Onder de vervangingswaarde werd verstaan het bedrag dat nodig zou zijn om in de plaats van een actief dat bij de bedrijfsuitoefening is of wordt gebruikt, verbruikt of voortgebracht, een ander actief te verkrijgen of te vervaardigen dat voor de bedrijfsuitoefening een in economisch opzicht gelijke betekenis heeft. Waardering tegen vervangingswaarde werd onder voorwaarden voorgeschreven voor materiële en immateriële vaste activa, niet zijnde beleggingen, en voor voorraden, niet zijnde agrarische voorraden, waarvan mocht worden aangenomen dat zij zouden worden vervangen. Omdat de vervangingswaarde ter uitvoering van de richtlijn jaarrekening is geschrapt, worden andere waarderingsmethoden voor deze soorten activa voorgeschreven. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 7 van de richtlijn jaarrekening biedt om waardering van activa tegen geherwaardeerde bedragen voor te schrijven. Deze grondslag wordt ingevuld met waardering tegen actuele kostprijs. Op deze wijze wordt aan ondernemers een mogelijkheid geboden deze activa tegen een andere waarde dan verkrijgings- of vervaardigingsprijs te waarderen.
In artikel 7 van het Besluit actuele waarde is de wijze van waardering van materiële en immateriële vaste activa, niet zijnde beleggingen, voorgeschreven. Op grond van artikel I, onderdeel D, worden deze activa voortaan in beginsel gewaardeerd tegen actuele kostprijs. Wat onder actuele kostprijs moet worden verstaan, is bepaald in artikel I, onderdeel B, waarin artikel 2 is gewijzigd. Op grond van artikel 2 wordt onder de actuele kostprijs verstaan: a) de actuele inkoopprijs en de bijkomende kosten, of b) de actuele aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In deze kosten kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente op schulden over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend. Voor de formulering is gekeken naar de beschrijving van de historische kostprijs in artikel 2:388 BW. Net zoals bij de historische kostprijs, dient rekening te worden gehouden met afschrijvingen (artikel 2:385 en 386 BW). Voor de actuele kostprijs is dit expliciet in het besluit bepaald.
Voor de actuele kostprijs kan worden gekeken naar de actuele kosten waartegen een actief kan worden gekocht dan wel naar de actuele kosten die nodig zijn om het actief te produceren. De actuele kostprijs is de actuele verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs van het betreffende actief in nieuwe staat. De actuele kostprijs wijkt af van de historische kostprijs (minus afschrijvingen), omdat de actuele kostprijs rekening houdt met prijsveranderingen na verkrijging of vervaardiging. De actuele kostprijs wijkt af van de vervangingswaarde, omdat de actuele kostprijs kijkt naar de actuele verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs van het actief dat in bezit is van de rechtspersoon, terwijl dit actief bij toepassing van de vervangingswaarde wordt gewaardeerd tegen het bedrag dat nodig is om een ander actief te kopen waarmee de rechtspersoon het bestaande actief wil vervangen. Het nieuwe vervangende actief kan afwijken van het huidige actief, bijvoorbeeld een machine met andere kenmerken en capaciteiten dan de aanwezige machine. Bij de bepaling van de vervangingswaarde dient het vervangende actief een in economisch opzicht gelijke betekenis te hebben voor de bedrijfsuitoefening. Indien het vervangende actief een ander actief is dan het aanwezige actief, dient de aankoopprijs van het vervangende actief te worden gecorrigeerd indien en voor zover de economische betekenis van het vervangende actief afwijkt van dat van het aanwezige actief, bijvoorbeeld voor verschillen in capaciteit tussen de vervangende machine en het huidige actief. Bij de actuele kostprijs wordt in het geheel niet gekeken naar het mogelijke vervangende actief.
In artikel 7 was tevens aangegeven wanneer materiële of immateriële vaste activa tegen een andere waarde dienden te worden gewaardeerd dan tegen de vervangingswaarde. Dit betrof de bedrijfswaarde wanneer deze waarde lager was dan de vervangingswaarde en de opbrengstwaarde wanneer de rechtspersoon de activa hield om te verkopen. Door het schrappen van het begrip vervangingswaarde is de beslissing om de activa wel of niet te verkopen niet langer passend voor het bepalen van de waarderingswijze. Daarom is bepaald dat wanneer de bedrijfswaarde en de opbrengstwaarde lager zijn dan de actuele kostprijs, tegen de hoogste van deze twee waarden moet worden gewaardeerd in plaats van tegen de actuele kostprijs.
In artikel 2:395a BW is een speciaal regime voor micro-ondernemingen neergelegd. Een rechtspersoon kwalificeert als micro-onderneming indien hij voldoet aan minimaal twee van de volgende drie vereisten: a. een balanstotaal van niet meer dan € 350.000; b. een netto-omzet van maximaal € 700.000; c. een gemiddeld aantal werknemers van minder dan 10. De vrijstellingen die gelden voor micro-ondernemingen betreffen, kort weergegeven: a. het opstellen van een verkorte balans; b. het opstellen van een verkorte winst- en verliesrekening; c. vrijstelling van het opstellen van een toelichting op de jaarrekening; d. vrijstelling van het opstellen van een bestuursverslag; d. de beperking van de publicatieplicht tot de verkorte balans; en e. vrijstelling van de accountantscontrole (vgl. Kamerstukken II, 2014/15, 34 176, nr. 3, p. 19 e.v. voor een meer uitgebreide beschrijving van het regime). Op grond van artikel 36, derde lid, van de richtlijn jaarrekening, mag een lidstaat met een speciaal regime voor micro-ondernemingen, niet toestaan dat micro-ondernemingen waardering tegen marktwaarde (fair value) toepassen. Het gebruik van marktwaarde zou ertoe kunnen leiden dat er gedetailleerde informatie moet worden verstrekt ter verklaring van de grondslag waarop de marktwaarde van bepaalde posten is vastgesteld. Deze waarderingswijze wordt daarom niet geschikt geacht binnen het regime voor micro-ondernemingen, waarin de jaarrekening nog maar heel beperkt behoeft te worden toegelicht.
Daarom is in het nieuwe artikel 5a bepaald dat waardering tegen marktwaarde niet is toegestaan voor micro-ondernemingen. Dit is van belang voor de waardering van financiële instrumenten en beleggingen, waarvoor de artikelen 10 en 11 bij het gebruik van actuele waarde, waardering tegen marktwaarde voorschrijven. Deze bepalingen dienen niet te worden toegepast door micro-ondernemingen; zij moeten financiële instrumenten en beleggingen waarderen tegen verkrijgingsprijs. Wanneer een onderneming die als micro-onderneming zou kwalificeren, toch gebruik wil maken van waardering tegen marktwaarde, zal deze moeten kiezen voor het regime voor kleine rechtspersonen.
Artikel 8 kende voorschriften omtrent de waardering van voorraden, niet zijnde agrarische voorraden. Wanneer werd aangenomen dat zij zouden worden vervangen, dienden deze voorraden te worden gewaardeerd tegen vervangingswaarde. Omdat de mogelijkheid die de vierde richtlijn bood om voorraden te waarderen tegen vervangingswaarde is geschrapt, dienen zij voortaan gewaardeerd te worden tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs.
Verder dienden voorraden, niet zijnde agrarische voorraden, waarvan niet mocht worden aangenomen dat zij zouden worden vervangen, op basis van artikel 8 te worden gewaardeerd tegen opbrengstwaarde. Het onderscheid dat in het besluit werd gemaakt tussen vervangen of niet vervangen van voorraden is door het schrappen van het begrip vervangingswaarde niet langer passend. Dit heeft tot gevolg dat alle voorraden, niet zijnde agrarische voorraden, op dezelfde wijze tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs worden gewaardeerd. Voor agrarische voorraden blijft het voorschrift gehanteerd dat indien zij tegen actuele waarde worden gewaardeerd, zij worden gewaardeerd tegen opbrengstwaarde.
In artikel 9 is bepaald dat, net zoals voor de bedrijfswaarde of opbrengstwaarde, in de toelichting moet worden verklaard hoe de actuele kostprijs is vastgesteld.
In artikel II is het Besluit fiscale waarderingsgrondslagen aangepast. Op grond van artikel 16, derde lid, van de richtlijn jaarrekening, is de toelichting op de jaarrekening van kleine rechtspersonen beperkt tot de toelichtingsvereisten waarin de richtlijn jaarrekening voorziet.
Op grond van het tweede en derde lid van artikel 3 van het Besluit fiscale waarderingsgrondslagen diende, wanneer de toepassing van de fiscale waarderingsgrondslagen leidde tot een uit een fiscale faciliteit voortvloeiende buitengewone waardecorrectie, in de toelichting het gebruik van die faciliteit en het bedrag van de buitengewone waardecorrectie vermeld te worden. Deze informatie mag op grond van de richtlijn jaarrekening niet langer van kleine rechtspersonen worden gevraagd. Deze toelichtingsvereisten zijn daarom geschrapt.
Wanneer toepassing van fiscale waarderingsgrondslagen leidt tot een afwijking ten opzichte van de waardering volgens afdeling 6 van titel 9 van boek 2 BW, moeten kleine rechtspersonen op grond van het eerste lid van artikel 3 vermelden voor welke posten deze afwijking geldt. Dit toelichtingsvereiste dat een nadere invulling van de verplichting van artikel 2:384 lid 5 BW betreft, om met betrekking tot elke post de waarderingsgrondslagen uiteen te zetten, is in overeenstemming met artikel 16, eerste lid, onderdeel a, van de richtlijn jaarrekening, en kan daarom behouden blijven.
Aan artikel 3 is een nieuwe bepaling toegevoegd waarmee micro-ondernemingen zijn vrijgesteld van het toelichtingsvereiste van artikel 3 lid 1. Dit is in overeenstemming met de lidstaatoptie in artikel 36, eerste lid, onderdeel b, van de richtlijn jaarrekening om deze groep rechtspersonen vrij te stellen van de verplichting een toelichting op de jaarrekening op te stellen.
Artikel III betreft wijzigingen van het Besluit modellen jaarrekening.
Op grond van de vierde richtlijn waren er vier modellen voor de winst- en verliesrekening, te weten modellen E-H. In de richtlijn jaarrekening zijn twee modellen geschrapt. Dit betreft model G en model H. Deze modellen zijn daarom komen te vervallen (onderdeel G) alsmede de verwijzingen naar deze modellen in artikel 1 en in artikel 14 (onderdelen A en B).
Zoals hierboven vermeld gelden er vrijstellingen voor micro-ondernemingen voor het opstellen van de balans en de winst- en verliesrekening. Omdat uit de consultatie niet naar voren is gekomen dat er behoefte bestaat aan aparte modellen voor deze zeer beperkte jaarrekening, worden er geen modellen voor micro-ondernemingen voorgeschreven. Er kan worden volstaan met het bepaalde in artikel 2:395a BW over welke posten dienen te worden vermeld. In het nieuwe derde lid van artikel 1 is het Besluit modellen jaarrekeningen daarom buiten toepassing verklaard voor micro-ondernemingen (onderdeel A).
Op grond van de richtlijn jaarrekening vallen onder immateriële vaste activa niet langer kosten van onderzoek. Deze wijziging sluit aan bij de praktijk waar kosten van onderzoek niet geactiveerd worden omdat het niet waarschijnlijk is dat zij in de toekomst naar verwachting economische voordelen zullen generen. Artikel 2:365 BW is hiermee in overeenstemming gebracht. Ook de verwijzing naar kosten van onderzoek als onderdeel van de immateriële vaste activa in de modellen A en B voor de balans is geschrapt.
De richtlijn jaarrekening heeft de modellen E, F, I, J en S voor de winst- en verliesrekening vereenvoudigd. Omdat er niet langer onderscheid wordt gemaakt tussen gewone en buitengewone posten zijn de posten buitengewone baten, buitengewone lasten, belastingen buitengewoon resultaat en Buitengewoon resultaat na belastingen vervallen. Deze posten vallen nu onder de meer algemene posten. Dit heeft tot gevolg dat de termen Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen en Belastingen resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening veranderen in Resultaat voor belastingen respectievelijk Belastingen, en dat de tussentelling Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening na belastingen niet meer nodig is. Deze wijziging sluit aan bij de praktijk, waarin alleen in zeer uitzonderlijke situaties, zoals bij kapitaalvernietiging door natuurrampen, gebruik kon worden gemaakt van een buitengewone post.
Omdat de term jaarverslag in artikel 2:391 BW is vervangen door «bestuursverslag», dienen de verwijzingen naar het jaarverslag in verschillende besluiten overeenkomstig te worden aangepast.
In artikel IV worden besluiten van het Ministerie van Financiën aangepast. Dit betreft het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit reikwijdtebepalingen Wft, het Besluit transparantie uitgevende instellingen Wft en het Besluit uitvoering publicatieverplichtingen richtlijn kapitaalvereisten.
In artikel V wordt het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangepast.
Artikel VI betreft de wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
In artikel VII wordt regelgeving van het Ministerie van Veiligheid en Justitie aangepast. Dit betreft besluiten waarin de grensbedragen van artikel 2:396 en 397 BW worden aangepast, het Besluit van 23 december 2004 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag (Stb. 2004, 747), het Besluit van 26 juli 2008 tot uitvoering van artikel 41 van Richtlijn nr. 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen nr. 78/660/EEG en nr. 83/349/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen en houdende intrekking van Richtlijn nr. 84/253/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen (Stb. 2008, 323), het Besluit van 1 juni 2010 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag van banken (Stb. 2010, 215), het Besluit van 25 juni 2013, houdende uitvoering van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (Stb. 2013, 260), het Besluit artikel 10 overnamerichtlijn en het Besluit rijksbijdragen IFV.
Het besluit treedt tegelijk in werking met de Uitvoeringswet richtlijn jaarrekening. De inwerkingtreding zal bij koninklijk besluit geschieden.
De veranderingen die in de besluiten worden doorgevoerd, zijn voor het eerst van toepassing voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2016. Dit sluit aan bij het bepaalde omtrent de aanpassing van titel 9 van boek 2 BW in de Uitvoeringswet richtlijn jaarrekening. Daarnaast wordt toegestaan dat de nieuwe voorschriften worden toegepast voor boekjaren die zijn aangevangen voor 1 januari 2016. Dit mag alleen wanneer rechtspersonen ook de nieuwe voorschriften ter uitvoering van de richtlijn jaarrekening in titel 9 eerder toepassen en zowel die voorschriften als die in het besluit vanaf hetzelfde boekjaar eerder toepassen.
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
Richtlijn jaarrekening |
Besluit |
Beleidsruimte |
---|---|---|
Artikel 6, eerste lid, onderdeel i en artikel 7 |
Artikel I, onderdeel E |
Geen |
Artikel 7, eerste lid |
Artikel I, onderdelen A, B, D en F |
Lidstaatoptie om alternatieve waarderingsgrondslag toe te staan |
Artikel 13, eerste lid |
Artikel III, onderdelen A, B en G |
Geen |
Artikel 16, derde lid en artikel 36, eerste lid, onderdeel b |
Artikel II, onderdelen A en B |
De invoering van een regime voor micro-ondernemingen is optioneel |
Artikel 19 |
Artikel IV – VII |
Geen |
Artikel 36, derde lid |
Artikel I, onderdeel C |
Wanneer gebruik wordt gemaakt van de optie om een regime voor micro-ondernemingen in te voeren, is waardering tegen marktwaarde door micro-ondernemingen niet toegestaan |
Artikel 53 |
Artikel VIII |
Geen |
Bijlage III en IV |
Artikel III, onderdeel C en D |
Geen |
Bijlagen V en VI |
Artikel III, onderdelen E, F, H, I en J |
Geen |
De richtlijn jaarrekening dient op 20 juli 2015 in nationale regelgeving zijn omgezet. Voor verdere implementatieaspecten zij verwezen naar de transponeringstabel aan het slot van deze nota van toelichting.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2015-350.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.