Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2016, 287 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2016, 287 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 29 april 2016, nr. WJZ/928812 (wp10595), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op artikel 11a.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 16 juni 2016, nr. WO5.16.0111/1);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 juli 2016, nr. 1011208 (ID6684), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder:
kwalificatie als bedoeld in artikel 7.1.3 van de wet;
instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de wet, die uit ’s Rijks kas wordt bekostigd;
tijdvak lopend van het eerste jaar van een opleiding tot en met het laatste jaar, uitgaande van de studieduur als bedoeld in artikel 7.2.4a van de wet;
een kwalificatie die niet bij een opleidingsdomein behoort, maar waarin delen van kwalificaties uit twee of meer opleidingsdomeinen worden samengevoegd tot een nieuwe, domeinoverschrijdende kwalificatie;
uiteindelijke beoordeling van de aanvraag, als bedoeld in artikel 14, eerste lid;
tijdelijke mogelijkheid om een cross-over kwalificatie tot stand te brengen en op basis daarvan een experimentele opleiding te verzorgen;
opleiding waaraan een cross-over kwalificatie ten grondslag ligt;
eerste beoordeling van de aanvraag, als bedoeld in artikel 14, eerste lid;
instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, of artikel 1.4.1, vierde lid, van de wet;
instelling als bedoeld in artikel 1.4.1 van de wet,
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voor zover het betreft het beroepsonderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel, Onze Minister van Economische Zaken;
beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.1.2, tweede lid, van de wet, waaronder ook een experimentele opleiding;
Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB).
1. Het doel van het experiment is te onderzoeken of er behoefte is aan cross-over kwalificaties en de daarop gebaseerde opleidingen en of de in dit besluit neergelegde procedure om deze tot stand te brengen, doelmatig is.
2. Het experiment duurt van 1 augustus 2017 tot en met 31 juli 2025.
Het doel van cross-over kwalificaties is dat er opleidingen kunnen komen die zijn toegesneden op nieuwe beroepen die op het snijvlak van twee of meer opleidingsdomeinen liggen, opdat snel kan worden tegemoet gekomen aan de vraag van het bedrijfsleven.
1. In verband met het experiment wordt de cross-over kwalificatie in afwijking van artikel 7.2.4, tweede, derde, vierde en zesde lid, van de wet vastgesteld.
2. Onder de kwalificaties, genoemd in de artikelen 6.4.1, tweede lid, 7.1.3 en 7.4.2, tweede lid, van de wet, vallen ook cross-over kwalificaties.
3. De prijsfactor van een experimentele opleiding wordt vastgesteld in afwijking van artikel 2.2.3, vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit WEB.
Om een cross-over kwalificatie tot stand te brengen en een experimentele opleiding te geven die daarop is gebaseerd, is toestemming van Onze minister vereist.
1. De cross-over kwalificatie is opgebouwd uit delen van bestaande kwalificaties uit twee of meer opleidingsdomeinen.
2. De cross-over kwalificatie bevat het geheel van bekwaamheden die een gediplomeerde van de daarop gebaseerde experimentele opleiding kwalificeren voor het functioneren in een beroep of een groep van samenhangende beroepen. De cross-over kwalificatie kent inhoudelijke samenhang.
3. De cross-over kwalificatie is niet noodzakelijk indien voor een beroep een opleiding kan worden vormgegeven op basis van een bestaande kwalificatie of cross-over kwalificatie, al dan niet in combinatie met keuzedelen.
4. De cross-over kwalificatie heeft arbeidsmarktrelevantie.
1. De experimentele opleiding is een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder b tot en met d, van de wet, die wordt aangeboden in de beroepsopleidende leerweg of de beroepsbegeleidende leerweg.
2. De experimentele opleiding is niet tegelijkertijd betrokken bij een experiment in de zin van het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022 of het Besluit experiment beroepsopleiding gecombineerde leerwegen bol-bbl.
3. De keuzedelen die bij een experimentele opleiding worden aangeboden, vallen niet samen met een of meer onderdelen van de cross-over kwalificatie.
1. De instelling heeft een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met een of meer bedrijven.
2. Een instelling neemt met maximaal 10 experimentele opleidingen deel aan het experiment.
3. De instelling voorziet in een terugvaloptie, waardoor deelnemers tussentijds kunnen uitstromen naar een andere verwante opleiding.
4. Aan de instelling die de aanvraag indient, mag binnen een bij de aanvraag betrokken opleidingsdomein niet een waarschuwing zijn gegeven als bedoeld in artikel 6.1.5, 6.1.5b, tweede lid, en 6.2.3.b, tweede lid, van de wet of een besluit zijn genomen als bedoeld in de artikelen 6.1.4 en 6.1.5b, eerste lid, 6.2.2 en 6.2.3b, eerste lid, van de wet.
Ten behoeve van de aanvraag van een cross-over kwalificatie en de daarop gebaseerde experimentele opleiding wordt bij ministeriële regeling een model vastgesteld, alsmede een toetsingskader.
1. Over de experimentele opleidingen verstrekt het bevoegd gezag, voorafgaand aan de inschrijvingen, zodanige informatie dat de deelnemers zich goed kunnen voorbereiden op de gestelde eisen en zich tijdig een goed oordeel kunnen vormen over de inhoud en de inrichting van het te volgen onderwijs en de examens, alsmede de voor deze deelnemers geldende terugvalopties. Deze informatie ziet ten minste op:
a. de instelling,
b. het aanbod van beroepsopleidingen en experimentele opleidingen,
c. het arbeidsmarktperspectief na beëindiging van de desbetreffende opleidingen,
d. de inhoud en de inrichting van het te volgen onderwijs,
e. de examinering,
f. de vooropleidingseisen, en
g. de kwaliteit van de verschillende opleidingen waaronder het oordeel van de inspectie ter zake,
2. Het bevoegd gezag verstrekt desgevraagd aan Onze Minister informatie over de experimentele opleidingen die de instelling verzorgt en verleent medewerking aan de monitoring en evaluatie van het experiment.
1. Een instelling die een experimentele opleiding wil verzorgen, dient bij Onze Minister een aanvraag in voor het tot stand brengen van een cross-over kwalificatie.
2. Een instelling die een experimentele opleiding wil verzorgen op basis van een reeds bestaande cross-over kwalificatie, dient bij Onze Minister een aanvraag in voor het verzorgen van de experimentele opleiding.
3. Onderdeel van de aanvraag van een bekostigde instelling is een verzoek om de op de cross-over kwalificatie gebaseerde experimentele opleiding voor bekostiging in aanmerking te brengen.
4. Onderdeel van de aanvraag van een niet-bekostigde instelling is een verzoek om aan de met goed gevolg afgelegde examens of onderdelen van examens van een experimentele opleiding, een diploma of certificaat te verbinden, als bedoeld in artikel 1.4.1 van de wet.
1. De aanvraag, bedoeld in artikel 11, eerste lid, bevat de volgende informatie:
a. een beschrijving van de cross-over kwalificatie, waarbij wordt vermeld:
1°. de naam van de cross-over kwalificatie en de daaruit voortvloeiende naam van de opleiding;
2°. op welke opleidingsdomeinen de cross-over kwalificatie betrekking heeft;
3°. uit welke bestaande kwalificaties en daarbinnen uit welke delen de cross-over kwalificatie wordt samengesteld;
4°. op welke leerweg of leerwegen de cross-over kwalificatie is gericht;
5°. op welke soort opleiding, als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel b tot en met d, van de wet, de cross-over kwalificatie is gericht;
6°. op welk beroep of groep van beroepen de cross-over kwalificatie is gericht;
b. welke keuzedelen bij de cross-over kwalificatie behoren;
c. een toelichting op de arbeidsmarktrelevantie van het beroep waarop de cross-over kwalificatie is gericht;
d. een samenwerkingsovereenkomst met één of meer bedrijven, waaruit blijkt dat in de regio behoefte is aan de cross-over kwalificatie;
e. de terugvalopties voor de deelnemer die voortijdig uitstroomt uit de experimentele opleiding;
f. een inschatting van het aantal cohorten en het aantal deelnemers dat de instelling verwacht in te schrijven per cohort.
2. Ten behoeve van de eindtoets geeft de instelling informatie over de uitwerking van de cross-over kwalificatie, conform het model en toetsingskader als bedoeld in artikel 9.
3. De aanvraag, bedoeld in artikel 11, tweede lid, bevat de informatie, bedoeld in het eerste lid, onder a, ten eerste en ten vierde, en onder b tot en met f.
1. Een aanvraag kan worden ingediend uiterlijk op 15 september van het studiejaar voorafgaand aan het studiejaar waarin de instelling de experimentele opleiding beoogt te starten, met dien verstande dat:
a. een aanvraag voor het aanbieden van een vierjarige opleiding uiterlijk op 15 september 2020 wordt ingediend;
b. een aanvraag voor het aanbieden van een driejarige opleiding uiterlijk op 15 september 2021 wordt ingediend; en
c. een aanvraag voor het aanbieden van een tweejarige opleiding uiterlijk op 15 september 2022 wordt ingediend.
2. De informatie, bedoeld in het eerste lid van artikel 12, wordt verstrekt bij de aanvraag. De informatie, bedoeld in het tweede lid van artikel 12, wordt verstrekt uiterlijk 9 weken nadat Onze minister heeft laten weten dat de in het eerste lid bedoelde informatie voldoende is.
1. De beoordeling van de aanvraag is gesplitst in een ingangstoets en een eindtoets. De ingangstoets wordt gebaseerd op de vereisten van de artikelen 6 tot en met 8, de eisen die rechtstreeks voortvloeien uit de wet en de informatie, bedoeld in het eerste lid dan wel het derde lid van artikel 12. Indien de ingangstoets ten aanzien van een aanvraag, bedoeld in artikel 11, eerste lid, positief is beoordeeld, verstrekt de indiener de informatie, bedoeld in het tweede lid van artikel 12, ten behoeve van de eindtoets.
2. De Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven brengt over de ingediende aanvragen advies uit aan Onze minister, zowel ten behoeve van de ingangstoets als van de eindtoets.
1. Op een aanvraag die is ingediend conform de artikelen 11 tot en met 13, beslist Onze Minister positief indien de instelling heeft aangetoond dat zij voldoet aan de vereisten van de artikelen 6 tot en met 8 en – voor zover het een niet-bekostigde instelling betreft – tevens aan de voorwaarden gesteld in artikel 1.4.1, eerste lid, van de wet.
2. Indien Onze minister de aanvraag afwijst op grond van de ingangstoets, wordt de desbetreffende beschikking afgegeven binnen negen weken nadat de informatie, bedoeld in het eerste lid dan wel het derde lid van artikel 12, is verstrekt of nadat de termijn voor het geven van deze informatie ongebruikt is verstreken.
3. Indien het vorige lid niet van toepassing is, geeft Onze Minister een beschikking af uiterlijk op 1 april, voorafgaand aan het studiejaar waarop de gewenste cross-over kwalificatie betrekking heeft. Deze beslistermijn kan met vijf weken worden verlengd.
4. Indien Onze minister de aanvraag toewijst, wordt in de desbetreffende beschikking vastgesteld:
a. de cross-over kwalificatie, waarin staat beschreven wat een gediplomeerde van de experimentele opleiding moet kennen en kunnen als hij met het diploma start op de arbeidsmarkt;
b. het laatste studiejaar dat deelnemers mogen worden ingeschreven;
c. indien het een aanvraag van een bekostigde instelling betreft, dat de desbetreffende experimentele opleiding wordt bekostigd, alsmede de prijsfactor van de opleiding;
d. indien het een aanvraag van een niet-bekostigde instelling betreft, dat aan de op de cross-over kwalificatie gebaseerde experimentele opleiding een diploma of certificaat is verbonden als bedoeld in artikel 7.4.6 van de wet.
Indien ten aanzien van de experimentele opleiding een waarschuwing is gegeven als bedoeld in artikel 6.1.5, artikel 6.1.5b, tweede lid of artikel 6.2.3.b, tweede lid, van de wet of indien is gebleken dat de instelling de voorschriften van dit besluit niet naar behoren naleeft, kan Onze Minister bepalen dat de instelling geen nieuwe cohorten deelnemers meer mag inschrijven aan de experimentele opleiding.
Onze minister registreert een op grond van dit Besluit vastgestelde cross-over kwalificatie in het Centraal register beroepsonderwijs, waarbij de volgende gegevens worden vermeld:
1. de naam en de code van de cross-over kwalificatie,
2. voor zover het een bekostigde instelling betreft, de prijsfactor.
1. Onze minister evalueert het experiment in 2021.
2. Onze minister evalueert het experiment op basis van ten minste de volgende criteria:
a. de behoefte aan cross-over kwalificaties bij het bedrijfsleven, bij deelnemers en bij instellingen;
b. de wijze waarop de cross-over kwalificaties tot stand komen, waaronder de doelmatigheid van de procedure, mede in relatie tot de administratieve lasten.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 8 juli 2016
Willem-Alexander
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
Uitgegeven de eenentwintigste juli 2016
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
De regels in dit besluit gelden ook voor het middelbaar beroepsonderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel. Dit besluit is daarom afgestemd met de Staatssecretaris van Economische Zaken.
Dit besluit is een uitwerking van het, in de Kamerbrief «Ruim baan voor vakmanschap: een toekomstgericht mbo» (TK, 2013/14, 31 524, nr. 207) aangekondigde en in de Kamerbrief «Een responsief mbo voor hoogwaardig vakmanschap» (TK, 2014/15, 31 524, nr. 250) nader toegelichte, experiment met cross-over kwalificaties. Met dit experiment wordt, in aanvulling op de herziening van de kwalificatiestructuur en de keuzedelen, ruimte geboden aan instellingen in samenwerking met het (regionale) bedrijfsleven om cross-sectorale kwalificaties samen te stellen en op basis hiervan onderwijs te geven.
Met een cross-over kwalificatie wordt bedoeld: een kwalificatie die niet behoort bij één opleidingsdomein (hierna: domein), maar waarin delen van kwalificaties uit twee of meer domeinen worden samengevoegd tot een nieuwe, domeinoverschrijdende kwalificatie. Onder opleidingsdomein wordt verstaan de opleidingsdomeinen vastgesteld op grond van artikel 7.2.5a van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna WEB).
Het creëren van de mogelijkheid om cross-over kwalificaties tot stand te brengen, heeft ten doel dat mbo-instellingen in samenwerking met het bedrijfsleven snel kunnen inspelen op opkomende, cross-sectorale beroepen met een nieuwe kwalificatie die op twee of meer domeinen betrekking heeft. Door beter in te kunnen spelen op arbeidsmarktontwikkelingen wordt tegemoet gekomen aan de vraag vanuit het bedrijfsleven, in het bijzonder ten aanzien van innovatieve, opkomende cross-sectorale beroepen en kunnen deelnemers worden opgeleid voor deze beroepen van morgen. Dat er behoefte is aan cross-over kwalificaties, bleek onder meer tijdens de MBO tour in 2013/2014, toen in het hele land gesprekken zijn gevoerd met studenten en bestuurders van mbo-instellingen, werkgevers, gemeenten en andere betrokkenen.
Uit dit experiment zal blijken hoe groot en op welke terreinen in de praktijk behoefte blijkt te zijn aan cross-over kwalificaties en of er aanleiding is om de mogelijkheid daartoe structureel te gaan regelen. Een ander doel van dit experiment is dat de komende jaren hieruit lessen zullen worden getrokken die van grote waarde kunnen zijn bij de beleidsvorming en besluitvorming over de toekomst van het mbo-stelsel. Het gaat dan onder meer om lessen over de wijze van totstandkoming van kwalificaties en de daarbij betrokken partijen. Zie ook bij § 3. Nut en noodzaak van een experimentele regeling inzake cross-over kwalificaties.
Het tempo waarin beroepen veranderen, verdwijnen en ontstaan, neemt toe. Uit gesprekken met instellingen en relevante stakeholders, komt een toenemende behoefte aan een responsief mbo naar voren. Een responsief mbo betekent dat onderwijsinstellingen, samen met het bedrijfsleven, snel kunnen inspelen op actuele ontwikkelingen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Op die manier kan sneller onderwijs worden aangeboden dat aansluit bij de banen van de toekomst.
Met de herziening van de kwalificatiestructuur en met name de introductie van keuzedelen worden al belangrijke stappen gezet om een responsief mbo te realiseren. De mogelijkheid om nieuwe kwalificaties tot stand te brengen die op het snijvlak van twee of meer domeinen liggen, maakt echter nog geen deel uit van de nieuwe kwalificatiestructuur, terwijl daar wel behoefte aan blijkt te zijn op de arbeidsmarkt. Bedrijven en onderwijsinstellingen verwachten dat er in toenemende mate beroepen opkomen die op meerdere sectoren betrekking hebben. Afwijking van de wet is nodig omdat een cross-over kwalificatie bij meerdere domeinen hoort (voor grotere delen dan via keuzedelen mogelijk is) terwijl volgens de WEB een kwalificatie in één kwalificatiedossier moet zijn beschreven en een kwalificatiedossier onder slechts één domein valt. Ook een adviesorgaan als de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) wijst indringend op het belang van adaptatie, ook voor het onderwijs1. Ook wijst de WRR op het belang van soepele aanpassing van het stelsel aan wisselende omstandigheden op de arbeidsmarkt. Welke beroepen zich precies zullen gaan aandienen, is nu nog lastig te voorspellen. In het kader van dit experiment kan duidelijk worden in welke sectoren de beroepen zodanig veranderen dat behoefte is aan nieuwe cross-sectorale beroepsopleidingen.
Een andere factor is dat de huidige overlegstructuren, waarbinnen kwalificatiedossiers tot stand komen, zich er onvoldoende voor lenen om snel tot een geheel nieuwe kwalificatie te komen. Snelheid is echter wel noodzakelijk als het onderwijs adequaat wil kunnen inspelen op veranderingen op de arbeidsmarkt.
Uitgangspunt is en blijft het beroep waar op de arbeidsmarkt behoefte aan is. Het is noodzakelijk dat opleidingen en de daaraan ten grondslag liggende kwalificaties daar goed op aansluiten, ook als het innovatieve, cross-sectorale beroepen betreft. In de meeste gevallen kan dat binnen de bestaande wet- en regelgeving en de daaruit voortvloeiende kwalificatiestructuur inclusief de keuzedelen. Maar dit kan niet in alle gevallen. De drie voornaamste knelpunten zijn:
1. Kwalificaties vallen onder slechts één domein, terwijl nieuwe beroepen in toenemende mate elementen van meerdere sectoren bevatten. Onderwijs en bedrijfsleven zoeken bijvoorbeeld naar een combinatie van kwalificaties in opleidingsdomeinen om een technisch verpleegkundige op te kunnen leiden of iemand die technische en ict-kennis combineert met kennis en vaardigheden uit het domein zorg. En voor een nieuw beroep in de e-commerce kan er vraag zijn naar een opleiding die is gebaseerd op kwalificaties in de domeinen «Techniek en procesindustrie», «Handel en ondernemerschap» en «Informatie en communicatietechnologie». En een brede opleiding dienstverlener met facetten van Helpende zorg en welzijn, facilitair medewerker, medewerker ict, logistiek medewerker, verkoper, gastheer/vrouw, medewerker financiële administratie en medewerker secretariaat en receptie. Ook zijn er beroepen waarvoor een opleiding wordt gevraagd met elementen gericht op de groene ruimte (hovenier, onderhoud of opzichter) in combinatie met elementen uit bijvoorbeeld de opleiding tot recreatiemedewerker of sociaal cultureel medewerker. Zo zijn er tal van ideeën en mogelijke initiatieven voor cross-over kwalificaties in gesprekken met instellingen naar voren gekomen. Hoewel thans nog niet exact duidelijk is op welke terreinen vooral behoefte is aan cross-over kwalificaties en hoe groot deze behoefte is, is het van belang dat het beroepsonderwijs de mogelijkheid krijgt om voor cross-sectorale beroepen op te leiden.
2. Indien inhoudelijk een nieuwe opleiding tot stand komt doordat aan een opleiding met behulp van keuzedelen elementen van opleidingen uit andere domeinen worden toegevoegd, blijft de opleiding in de huidige structuur de oorspronkelijke naam houden. In dat geval blijft het dus een zorgdiploma of een techniek- of ICT-diploma, met de specifieke naam uit dat domein, terwijl er behoefte aan kan zijn dat uit de naam van de opleiding het innovatieve, cross-sectorale karakter blijkt. Voor de herkenbaarheid van de opleiding en het civiel effect van het daaraan verbonden diploma kan het in dit soort gevallen wenselijk zijn om een naam te hebben die dekkend is voor de inhoud van de opleiding en het beroep waarvoor wordt opgeleid. Bovendien is een keuzedeel slechts een verrijking van de kwalificatie. Hiermee kan de student zijn vakmanschap verbreden of verdiepen. Het keuzedeel kan de student eveneens ondersteunen bij de doorstroom naar het hbo. Het gaat bij keuzedelen immers om additionele vaardigheden die van waarde zijn bovenop de kennis en vaardigheden, die vereist zijn voor een bepaald beroep. Een keuzedeel is bovendien beperkt in omvang. Hoewel een keuzedeel een duidelijke meerwaarde heeft en in sommige gevallen voldoende mogelijkheden biedt voor de vormgeving van de gewenste opleiding, zal het niet in alle gevallen mogelijk zijn om hiermee een opleiding vorm te geven voor een cross-sectoraal beroep.
3. De procedure om te komen tot een geheel nieuwe kwalificatie vergt relatief veel tijd. De doorlooptijd voor het opstellen van een nieuw kwalificatiedossier kan – als gevolg van de afstemming met landelijke partijen – oplopen tot meerdere jaren. Bovendien wordt de reguliere route gekenmerkt door een landelijke structuur die weinig ruimte biedt voor initiatieven vanuit individuele onderwijsinstellingen in samenspraak met regionale bedrijven.
Uit deze knelpunten blijkt dat er een inhoudelijke relatie is tussen het experiment cross-overs en de mogelijkheden die keuzedelen bieden aan onderwijsinstellingen. De introductie van keuzedelen en het experiment cross-overs zijn complementaire maatregelen om het mbo responsief te maken (zie de Kamerbrief «Een responsief mbo voor hoogwaardig vakmanschap»). Het principe van complementariteit betekent dat de noodzaak van het ene instrument niet afhangt van het (dis)functioneren van het andere instrument. Het experiment cross-overs is aanvullend op de mogelijkheden van de herziening en de keuzedelen. Hiermee wordt het palet aan instrumenten vergroot dat instellingen hebben om de responsiviteit van het beroepsonderwijs in hun regio te verbeteren. Concreet betekent dit dat een opleiding die reeds vormgegeven kan worden middels de herziene kwalificaties inclusief keuzedelen, niet geschikt is voor het experiment cross-overs. Dan is de gewenste opleiding immers reeds mogelijk zonder een beroep te doen op deze experimentele regeling. Dit is het geval als enkel extra vaardigheden, bijvoorbeeld ict-vaardigheden, relevant zijn voor de deelnemer. Pas wanneer er sprake is van een cross-sectoraal beroep waarvoor het noodzakelijk is om substantiële delen uit kwalificaties van verschillende domeinen samen te voegen, is het gebruik van de mogelijkheden van het experiment cross-overs aan de orde. Om die reden is ook als expliciete voorwaarde opgenomen dat de cross-over kwalificatie noodzakelijk is in die zin dat het niet mogelijk is de beoogde experimentele opleiding tot stand te brengen door middel van een bestaande kwalificatie, al dan niet in combinatie met keuzedelen. In de communicatie over het experiment cross-overs zal er voldoende aandacht zijn om het onderscheid tussen beide maatregelen duidelijk te maken. Bovendien is er bewust voor gekozen om de start van opleidingen op basis van een cross-over kwalificatie een jaar later te laten plaatsvinden dan de introductie van keuzedelen. Op die manier kunnen onderwijsinstellingen zich eerst richten op het laten landen van de keuzedelen en de mogelijkheden die deze bieden. Indien zij hier aanleiding toe zien kunnen zij vervolgens besluiten om deel te nemen aan het experiment cross-overs. Van belang is ook dat er geen enkele verplichting is voor onderwijsinstellingen om een cross-over kwalificatie samen te stellen. Enkel wanneer een instelling daar zelf toe besluit en hiervoor een aanvraag indient, is het mogelijk dat de cross-over kwalificatie tot stand komt. Uit gesprekken met instellingen is gebleken dat sommige zullen besluiten om niet meteen in het eerste jaar van het experiment deel te nemen, maar dat zij dat bijvoorbeeld pas in het tweede of derde aanvraagtijdvak zullen doen. Hiervoor kiezen zij juist vanwege de inzet die van hen wordt gevraagd in relatie tot de herziening en de introductie van keuzedelen. Er zijn echter ook instellingen die in samenwerking met het regionale bedrijfsleven al zijn begonnen met de ontwikkeling van een cross-over kwalificatie en die met de realisering van de bijbehorende experimentele opleiding zo snel mogelijk willen beginnen.
Uit de gesprekken in het land blijkt dat er een zekere behoefte is aan de mogelijkheid van cross-over kwalificaties, maar de exacte omvang daarvan en op welke terreinen deze behoefte zich bevindt is nog niet helder.. Ook is het nog de vraag wat de beste manier is om cross-over kwalificaties tot stand te brengen. Daarom is ervoor gekozen de cross-over kwalificatie eerst bij wijze van experiment in te voeren. Uit dit experiment zal blijken hoe groot de daadwerkelijk behoefte is aan cross-over kwalificaties en zal duidelijk worden wat de meerwaarde is van de met het besluit mogelijk gemaakte. Op grond van de evaluatie wordt bepaald of en zo ja, op welke wijze structurele inbedding wenselijk is.
De Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) blijft van toepassing op de cross-over kwalificaties en op de experimentele opleidingen die op grond daarvan worden gegeven, voor zover er niet bij dit besluit van wordt afgeweken. Dat betekent dat het grootste deel van de WEB onverkort van toepassing is op cross-over kwalificaties.
Afwijking van de WEB is allereerst nodig omdat bij cross-over kwalificaties de wijze van totstandkoming anders is. Op grond van artikel 7.2.4, tweede lid van de WEB stelt de minister bij ministeriële regeling de landelijke kwalificatiestructuur voor het beroepsonderwijs vast op voorstel van de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven (SBB). Cross-over kwalificaties komen daarentegen tot stand bij beschikking, naar aanleiding van een aanvraag van een instelling (zie ook § 5 van deze toelichting). Een daarmee samenhangende afwijking van de WEB is dat een opleiding die is gebaseerd op een cross-over kwalificatie, uitsluitend mag worden verzorgd door een instelling die een positieve beschikking van de minister heeft ontvangen (zie ook het laatste onderdeel van § 7).
Een andere reden waarom van een aantal WEB-artikelen wordt afgeweken, is dat volgens de WEB een kwalificatie onderdeel is van een kwalificatiedossier, terwijl aan een cross-over kwalificatie geen kwalificatiedossier te pas komt. De desbetreffende bepalingen zijn ook van toepassing op cross-over kwalificaties, met uitzondering van het gedeelte dat betrekking heeft op kwalificatiedossiers. Zie ook de toelichting op artikel 4.
Van het Uitvoeringsbesluit WEB wordt afgeweken omdat in artikel 2.2.3, vierde lid, van het besluit is voorgeschreven dat de prijsfactor van een beroepsopleiding bij ministeriële regeling moet worden vastgesteld, terwijl de prijsfactor van een experimentele opleiding bij beschikking wordt vastgesteld.
Met dit besluit wordt ruimte gegeven aan onderwijsinstellingen om in samenwerking met het (regionale) bedrijfsleven gezamenlijk een cross-sectorale kwalificatie samen te stellen uit delen van twee of meer bestaande kwalificaties en op basis hiervan onderwijs vorm te geven. Er zijn twee belangrijke verschillen ten opzichte van de reguliere procedure. Ten eerste is de wijze waarop de kwalificatie tot stand komt anders. Ten tweede bevat de cross-over kwalificatie elementen vanuit meerdere domeinen, terwijl een reguliere kwalificatie op één domein betrekking heeft.
Het ontwikkelen van kwalificaties is vanaf 1 augustus 2015 belegd bij de SBB. Met dit experiment wordt het mogelijk dat niet de SBB, maar de instellingen zelf een nieuwe kwalificatie samenstellen, in samenwerking met het bedrijfsleven. Hiermee wordt dus expliciet ruimte gegeven aan, maar ook een grote verantwoordelijkheid neergelegd bij het samenwerkende onderwijs en het (regionale) bedrijfsleven. Door andere organisaties dan de SBB de mogelijkheid te bieden om kwalificaties samen te stellen, verandert ook de wijze waarop deze tot stand komen. In plaats van overleg tussen landelijke organisaties, vindt afstemming plaats tussen partners in de regio. Het experiment zal lessen opleveren over de (meer)waarde van deze aanvullende route.
Na inwerkingtreding van dit besluit, zijn er twee routes voor de totstandkoming van kwalificaties:
A. De reguliere route, waarbij kwalificatiedossiers/kwalificaties worden opgesteld door (landelijke sectorkamers binnen) de SBB.
B. De experimentele cross-over route, waarbij kwalificaties door een onderwijsinstelling in samenwerking met het (regionale) bedrijfsleven worden samengesteld, op basis van delen van bestaande kwalificaties.
Voor het grootste deel van de kwalificaties is route A de geëigende weg. In het experiment wordt onderzocht of route B kan worden gezien als een aanvullende route, die geschikt is voor het samenstellen van specifieke kwalificaties, die gericht zijn op innovatieve, snel opkomende, cross-sectorale beroepen
Ongeacht de route van totstandkoming (A of B) wordt de kwaliteit altijd getoetst door de Toetsingskamer SBB. Deze rol heeft de Toetsingskamer SBB momenteel reeds ten aanzien van elk opgesteld kwalificatiedossier, elk keuzedeel en de koppeling van elk keuzedeel aan de kwalificatie(s). Voor de in het experiment cross-overs samengestelde kwalificaties krijgt de Toetsingskamer SBB een adviserende rol. Hiermee verandert de wijze van totstandkoming van een kwalificatie, maar blijft de kwaliteit gewaarborgd.
Het experiment biedt de ruimte om een cross-over kwalificatie op te bouwen aan de hand van delen van bestaande kwalificaties uit meerdere domeinen. Denk bijvoorbeeld aan vernieuwende combinaties van techniek en zorg of zelfs combinaties van delen uit meer dan twee kwalificaties. Of aan een combinatie van kwalificaties in de domeinen «Zorg en welzijn» en «Voedsel, natuur en leefomgeving» om een medewerker voor een zorgboerderij op te kunnen leiden.
Het is de bedoeling dat bij het tot stand brengen van een cross-over kwalificatie alleen wordt geput uit kwalificaties die tot stand zijn gekomen in het kader van de herziene kwalificatiestructuur.
Het is in het kader van dit experiment niet mogelijk nieuwe delen van kwalificaties op te stellen (met uitzondering van keuzedelen). Er kan alleen gebruik worden gemaakt van delen van bestaande kwalificaties. Door te kiezen voor samenstellen uit delen van bestaande kwalificaties wordt enerzijds de kwaliteitswaarborging en nauwkeurige totstandkoming van het reguliere proces benut en anderzijds de ruimte geboden om op basis hiervan tot nieuwe kwalificaties te komen. Bovendien hoeven aanvragers bij het komen tot een nieuwe cross-over kwalificatie dan niet vanaf nul te starten.
Hoewel de cross-over kwalificatie is opgebouwd uit delen van bestaande kwalificaties, wordt voldoende ruimte geboden om tot een nieuw geheel te komen. Het is van belang dat de cross-over kwalificatie een logische samenhang kent zodat sprake is van voldoende (te verwachten) civiel effect van het diploma van de cross-over opleiding.
De vereisten voor deelname aan het experiment zijn enerzijds gericht op het vaststellen van de meerwaarde van de cross-over kwalificatie en anderzijds op het waarborgen van het belang van de deelnemer. Een aanvraag voor een cross-over kwalificatie en het verzorgen van een experimentele opleiding op grond daarvan, wordt getoetst aan de hand van die voorwaarden.
De cross-over kwalificatie moet zijn opgebouwd uit delen van bestaande kwalificaties uit twee of meer domeinen. Hierbij kan geput worden uit alle bestaande kwalificaties van de herziene kwalificatiestructuur. Het uitgangspunt voor en de grondslag van een cross-over kwalificatie is altijd een beroep of groep van beroepen met cross-sectorale elementen. Het achterliggende doel is immers om het onderwijs beter aan te laten sluiten op de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Er is sprake van inhoudelijke samenhang, dat wil zeggen dat de cross-over kwalificatie een logisch geheel vormt. Deze inhoudelijke samenhang is gerelateerd aan het beroep waarvoor de experimentele opleiding op basis van de cross-over kwalificatie zal opleiden.
Indien het nieuwe beroep, waarop de cross-over kwalificatie is gericht, voor het grootste deel binnen één sector valt en de desbetreffende opleiding kan worden gerealiseerd door middel van een bestaande kwalificatie al dan niet in combinatie met keuzedelen, is een cross-over kwalificatie niet nodig en zal de aanvraag worden afgewezen. Wanneer een aanvraag betrekking heeft op een beroep, dat slechts in beperkte mate cross-sectorale elementen bevat, kan de opleiding voor dit beroep immers met behulp van een of meerdere keuzedelen worden vormgegeven. Pas wanneer het beroep in substantiële mate cross-sectorale elementen bevat, is het nodig om hiervoor een cross-sectorale kwalificatie samen te stellen.
Indien de gewenste opleiding ten behoeve van een cross-sectoraal beroep kan worden vormgegeven op basis van een eerder vastgestelde cross-over kwalificatie, al dan niet in combinatie met keuzedelen, is een nieuwe cross-over kwalificatie niet nodig en zal de aanvraag worden afgewezen. Er kan in dat geval immers gebruik worden gemaakt van de bestaande cross-over kwalificatie. Voor instellingen die een experimentele opleiding willen vormgeven op basis van een bestaande cross-over kwalificatie wordt een versnelde aanvraagprocedure mogelijk gemaakt. De aanvraagprocedure is versneld, omdat er immers geen nieuwe kwalificatie tot stand hoeft te komen en er dus ook van de aanvrager geen informatie wordt gevraagd op dit vlak. De aanvrager moet uiteraard wel altijd voldoen aan de eisen die betrekking hebben op zijn specifieke instelling en zijn contacten met het regionale bedrijfsleven.
Uit de samenwerkingsovereenkomst, die deel uitmaakt van de aanvraag, blijkt tot op zekere hoogte al de arbeidsmarktrelevantie van de samen te stellen cross-over kwalificatie te blijken. Arbeidsmarktrelevantie vereist echter ook dat de waarde voor de arbeidsmarkt verder reikt dan een incidentele vraag van een enkel bedrijf. Dit is van belang voor de duurzame inzetbaarheid van de deelnemer. Op die manier wordt ook het civiel effect van het cross-over diploma gewaarborgd.
Nauwe betrokkenheid van het (regionale) bedrijfsleven is vereist. Deze betrokkenheid wordt gewaarborgd via een samenwerkingsovereenkomst. Verder zorgen de betrokken bedrijven in beginsel voor praktijkplaatsen voor deelnemers die deelnemen aan een experimentele opleiding op basis van een cross-over kwalificatie.
De aanvrager dient zorgt te dragen voor een terugvaloptie voor deelnemers, dat wil zeggen dat er een of meerdere niet-experimentele opleidingenmoeten zijn waarop deelnemers kunnen uitstromen. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn wanneer er problemen zijn met praktijkplekken of anderszins tijdens het traject geconstateerd wordt dat een overstap naar een andere opleiding wenselijk en/of noodzakelijk is. Ook kan een deelnemer om hem moverende redenen uitstromen. Mogelijke terugvalopties kunnen bijvoorbeeld de kwalificaties zijn, waaruit geput is bij het samenstellen van de cross-over kwalificatie. Vanzelfsprekend vindt eerst overleg met de deelnemer plaats, voordat deze wordt geplaatst in een vervangende opleiding.
Om in aanmerking te komen voor deelname aan het experiment mag geen sprake zijn van tekortkomingen in de kwaliteit binnen een domein dat is betrokken bij de aanvraag. Tekortkomingen in de kwaliteit kunnen blijken uit een beschikking tot het ontnemen van rechten, als bedoeld in de artikelen 6.1.4, 6.1.5b, eerste lid, 6.2.2 en 6.2.3b, eerste lid van de wet maar ook uit een waarschuwing als bedoeld in de artikelen 6.1.5, 6.1.5b, tweede lid en 6.2.3.b, eerste lid, van de wet. De reden hiervoor is dat bij geconstateerde tekortkomingen in de kwaliteit de instelling eerst die tekortkomingen zou moeten verhelpen, voordat met nieuwe opleidingen wordt begonnen. Dit is vooral in het belang van de deelnemer, maar ook in het belang van het bedrijfsleven dat behoefte heeft aan goed gekwalificeerde werknemers. Zie ook de toelichting op artikel 8, vierde lid.
Naast de voorwaarden waaraan de aanvraag wordt getoetst, zijn er ook nog voorwaarden opgenomen in de WEB ten aanzien van bijvoorbeeld de opleiding en de examinering, waarvan niet wordt afgeweken in dit besluit. Dat betekent dat deze wettelijke vereisten nog steeds gelden en dat bijvoorbeeld de verplichting van kracht blijft dat de generieke onderdelen, zoals Nederlandse taal en rekenen, deel uitmaken van de cross-over kwalificaties. Ook de verplichting tot het aanbieden van keuzedelen blijft van kracht bij de cross-over kwalificatie. Keuzedelen bieden de mogelijkheid om een opleiding nader vorm te geven met elementen van buiten de kwalificatie.
NB Keuzedelen kunnen dus geen onderdeel zijn van een cross-over kwalificatie, maar behoren er wel aan te worden toegevoegd.
De looptijd van dit experiment is gesteld op acht jaar. Deze periode kan worden verlengd indien het experiment wordt omgezet in een structurele wettelijke regeling en met het oog daarop, vóór afloop van het experiment, een wetsvoorstel wordt ingediend bij de Tweede kamer.
In het Besluit wordt verstaan onder experiment: de tijdelijke mogelijkheid om een cross-over kwalificatie tot stand te brengen en op basis daarvan een experimentele opleiding te geven. Het experiment cross-overs biedt de mogelijkheid om opleidingen op basis van een cross-over kwalificatie aan te bieden in de periode van 1 augustus 2017 tot 1 augustus 2025. Uitgangspunt bij het experiment cross-overs is dat binnen deze periode eveneens de diplomering plaats vindt. De aanvraagprocedure inclusief het uitwerken van de cross-over kwalificatie en, na goedkeuring van de cross-over kwalificatie, de voorbereiding op het verzorgen van onderwijs vergt alles bij elkaar ongeveer een jaar. Dat betekent dat de laatste aanvraagmogelijkheid voor cross-over kwalificaties gericht op 4-jarige opleidingen in 2020 is, voor cross-over kwalificaties gericht op 3-jarige opleidingen in 2021 en voor cross-over kwalificaties gericht op 2-jarige opleidingen in 2022.
Voor kwalificatiedossiers die op de reguliere wijze tot stand zijn gekomen, geldt dat alle bekostigde en (na het verkrijgen van een licentie) niet-bekostigde mbo-instellingen in Nederland onderwijs mogen vormgeven en aanbieden op basis hiervan. Voor de in het experiment cross-overs samengestelde kwalificaties is dit echter onwenselijk. Alleen een instelling die een positieve beschikking heeft ontvangen, mag de – op de aangevraagde cross-over kwalificatie gebaseerde – experimentele opleiding geven. Dit wordt hieronder toegelicht.
In het experiment cross-overs wordt om verschillende redenen gekozen voor het principe «de onderwijsinstelling die de cross-over kwalificatie samenstelt, voert uit». De focus en beheersbaarheid van het experiment wordt vergroot door te garanderen dat het samenstellen van de kwalificatie en het verzorgen van onderwijs en examinering op basis hiervan door dezelfde partij wordt gedaan. Degene die de cross-over kwalificatie heeft samengesteld, heeft ook de meeste kennis in huis over de invulling daarvan. Deze kennis maakt het eenvoudiger om snel en kwalitatief goed onderwijs vorm te geven op basis van de betreffende kwalificatie. De koppeling is ook van belang voor de uitvoerbaarheid van de monitoring. Tot slot is er hiermee een directe relatie tussen enerzijds de arbeidsmarktvraag van het betrokken bedrijfsleven en anderzijds de ontwikkeling van een kwalificatie, de vormgeving van het onderwijs en uiteindelijk de gediplomeerde uitstroom.
Een instelling, die een experimentele opleiding wil verzorgen, dient bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) een aanvraag in voor het tot stand brengen van een cross-over kwalificatie en het verzorgen van de daarop gebaseerde experimentele opleiding. DUO zal aanspreekpunt («front office») zijn voor de aanvragers. De Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en de SBB brengen over de ingediende aanvragen adviezen uit, ten behoeve van die beoordeling. De SBB brengt over de ingediende aanvragen advies uit aan de minister, in de vorm van een ingangstoets en een eindtoets. De ingangstoets is de eerste beoordeling, gebaseerd op de informatie bedoeld in het eerste lid van artikel 12. Indien uit de ingangstoets blijkt dat de informatie voldoende is, heeft de aanvrager 9 weken om de cross-over kwalificatie volledig uit te werken conform het model en toetsingskader als bedoeld in artikel 9. De eindtoets is de uiteindelijke beoordeling van de aanvraag, op grond van alle aanwezige informatie.
NB Er komt géén financiële tegemoetkoming aan onderwijsinstellingen voor het indienen van een aanvraag.
Het besluit is op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid getoetst door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en de Inspectie van het Onderwijs (IvhO). DUO en de IvhO achten de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.
Getracht is de informatieverplichting in verband met de aanvraag om aan het experiment te mogen deelnemen, zo beperkt mogelijk te houden. Met het oog daarop is gekozen voor een getrapte aanvraagprocedure in twee delen. Op basis van de informatie die in eerste instantie wordt geleverd, wordt de meerwaarde van de cross-over kwalificatie vastgesteld. Pas na een positief eerste advies van SBB wordt de aanvrager verzocht om de cross-over kwalificatie volledig uit te werken en in te dienen voor goedkeuring. Door de aanvraagprocedure getrapt in te richten in twee delen wordt voorkomen dat de aanvrager te maken krijgt met onnodige administratieve lasten. (Zie ook de toelichting op artikel 14.)
De administratieve lasten hangen samen met het komen tot een cross-over kwalificatie die meerwaarde heeft ten opzichte van de bestaande kwalificaties inclusief keuzedelen, en het waarborgen van het belang van de deelnemer. Het gaat daarbij om informatie over de samen te stellen cross-over kwalificatie, zoals de naam en uit welke kwalificaties deze zal worden samengesteld. Voorts wordt van het bevoegd gezag een samenwerkingsovereenkomst met het bedrijfsleven gevraagd. Om de kosten hiervoor te beperken wordt elektronisch een handreiking voor een samenwerkingsovereenkomst aangeboden. De kosten die samenhangen met de aanvraag, die onderwijsinstellingen moeten doen om aan het experiment te mogen deelnemen, worden geraamd op gemiddeld ongeveer 6.200 euro. In het experiment worden geen aanvullende eisen gesteld aan het verzorgen van het onderwijs. Er zijn daarom geen specifieke nalevingskosten als gevolg van deelname aan het experiment.
Om de effecten van het experiment te kunnen vaststellen wordt aan onderwijsinstellingen gevraagd medewerking te verlenen aan de monitoring en evaluatie. De administratieve lasten als gevolg van de monitoring en evaluatie zullen beperkt worden door – waar mogelijk – gebruik te maken van gegevens die reeds voorhanden zijn (in BRON). De kosten die samenhangen met de monitoring en evaluatie per onderwijsinstelling worden geraamd op gemiddeld ongeveer 2.300 euro.
Deelname aan het experiment is op vrijwillige basis.
De veronderstelling is dat ieder jaar ongeveer vijftien aanvragen voor cross-over kwalificaties zullen worden ingediend, dus negentig in totaal. De administratieve lasten die samenhangen met de aanvraag en de monitoring en evaluatie van het experiment worden geraamd op € 0,77 mln. in totaal, oftewel ongeveer 8.500 euro per aanvraag. Bij de berekening is uitgegaan van zes jaar omdat de laatste twee jaar voor de afloop van de experimenteerperiode geen aanvragen meer kunnen worden ingediend in het kader van het experiment.
Het experiment wordt budgettair neutraal vormgegeven. Het kabinet verwacht dat er sprake zal zijn van deelnemers aan dit experiment die anders een opleiding op basis van een bestaande kwalificatie hadden gekozen. Er is voor onderwijsinstellingen en betrokken bedrijven geen financiële ondersteuning voor deelname aan het experiment.
Het experimenteerbesluit heeft geen consequenties voor de privacy van deelnemers. In het kader van de in het experiment verzorgde opleidingen en examinering worden geen aanvullende gegevens gevraagd ten opzichte van de voor reguliere opleidingen gevraagde gegevens. In het kader van de evaluatie van het experiment is het niet noodzakelijk om gegevens op persoonsniveau door te geven.
De uitvoering en de resultaten van de experimenten worden gemonitord. Op basis hiervan zullen een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie worden uitgevoerd, waarbij wordt bepaald in hoeverre de doelstellingen van het experiment zijn behaald.
De doelstellingen van het experiment hebben onder meer betrekking op de mate waarin er behoefte is aan cross-sectorale kwalificaties en of de in dit experiment opgenomen procedure om deze tot stand te brengen doelmatig is.
Uiteraard zullen tal van aspecten die hieronder vallen worden gemonitord en geëvalueerd. Het gaat dan onder meer om aspecten die betrekking hebben op de deelnemende instellingen en studenten, de ontwikkelde kwalificaties en de wijze van totstandkoming daarvan en de samenwerking met het (regionale) bedrijfsleven. Ook zal er aandacht zijn voor de meerwaarde van de met dit besluit geboden ruimte ten opzichte van de reguliere procedure. Er wordt immers in eerste instantie op tijdelijke basis ruimte geboden om vervolgens op grond van de evaluatie te bepalen of en zo ja, op welke wijze structurele inbedding wenselijk is.
Deelnemers aan een experimentele opleiding op basis van een cross-over kwalificatie moeten de mogelijkheid krijgen om de opleidingen af te ronden binnen de looptijd van het experiment. Daarnaast is het wenselijk de continuïteit van experimentele opleidingen te borgen. Om die reden is de duur van het experiment gesteld op acht jaar en wordt de tussentijdse evaluatie gedaan in 2021. Op dat moment zijn er reeds voldoende cohorten afgerond. Ook is op dat moment voldoende ervaring opgedaan met de procedure van de totstandkoming van de cross-over kwalificatie. Hierdoor is tijdig bekend of de effecten van het experiment dermate positief zijn, dat het wenselijk is om structurele inbedding van de experimentele ruimte in gang te zetten. Omdat de uitkomsten van de tussentijdse evaluatie vier jaar voor het einde van de looptijd van het experiment bekend zijn, is de continuïteit geborgd, zelfs voor 4-jarige experimentele opleidingen.
De evaluaties zullen zowel kwantitatieve als kwalitatieve componenten omvatten. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van gegevens die reeds voorhanden zijn (in BRON), informatie van aan het experiment deelnemende organisaties (onderwijsinstellingen) en informatie van de bij de uitvoering van het experiment betrokken SBB.
Afstemming over het experiment cross-overs heeft plaats gevonden met de volgende stakeholders:
• MBO-Raad, als belangenbehartiger van de bekostigde mbo-instellingen;
• NRTO, als belangenbehartiger van de niet-bekostigde onderwijsinstellingen;
• JOB, als belangenbehartiger van de deelnemers; en
• VNO-NCW / MKB Nederland, vanwege de rol en betrokkenheid van het (regionale) bedrijfsleven in dit experiment en de meerwaarde die het experiment voor hen kan hebben.
Er is breed draagvlak in het veld voor het experiment cross-overs. Zowel onder de genoemde externe stakeholders/koepelorganisaties als bij instellingen in het land waarmee is gesproken over het experiment cross-overs. Alle gesprekspartners onderschrijven dat de economie en de samenleving steeds sneller en ingrijpender veranderen, onder meer als gevolg van technologische innovaties. Ook zien ze dat de dynamiek op de arbeidsmarkt steeds groter wordt. Ze zien daarom ook de noodzaak van een responsief beroepsonderwijs. Het experiment cross-overs wordt als een positieve stap gezien om het mogelijk te maken dat mbo-onderwijsinstellingen snel kunnen inspelen op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.
De Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB) benadrukt het belang van goede waarborgen voor de deelnemer, zoals een garantie voor praktijkplekken en een marktconforme beloning. Evenals duidelijkheid voor aanvang van de opleidingen over de terugvaloptie(s) voor deelnemers.
Op 11 januari 2016 is het ontwerpbesluit experiment cross-over kwalificaties ter voorhang voorgelegd aan de Eerste en Tweede Kamer2. De leden van de Eerste Kamer hadden geen vragen bij het ontwerpbesluit. De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van de Tweede Kamer hebben op 2 februari 2016 een aantal schriftelijke vragen gesteld en opmerkingen gemaakt die bij brief van 29 februari 2016 zijn beantwoord3. Tijdens het voortgezet schriftelijk overleg van 31 maart 2016 zijn drie moties ingediend. In de plenaire vergadering van 5 april 2016 is de motie van het lid Lucas over het jaarlijks informeren over de stand van zaken bij de cross-over kwalificaties4 overgenomen en is de motie van het lid Siderius over mbo-instellingen verplicht laten samenwerken aan eenzelfde cross-overkwalificatie5 verworpen. De motie van het lid Lucas6 is tijdens de plenaire vergadering van 12 april 2016 aangenomen. Naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Lucas over het op dezelfde wijze behandelen van cross-overopleidingen als reguliere nieuwe opleidingen ten aanzien van het aantonen van arbeidsmarktperspectief, is het besluit op enkele punten aangepast.
Op 30 september 2015 is het concept besluit experiment cross-over kwalificaties gedurende een periode van vier weken (van 30 september 2015 tot en met 28 oktober 2015) opengesteld voor internetconsultatie, waarbij gevraagd werd naar de mening van de respondenten over dit voorstel. Er zijn in totaal 29 reacties binnengekomen. De reacties zijn binnengekomen van onder andere onderwijsinstellingen (roc’s, aoc’s en vakinstellingen), (vertegenwoordigers van) branches en bedrijven, vertegenwoordigers van het samenwerkend beroepsonderwijs en bedrijfsleven, onderwijsplatforms- en adviesbureaus en studentenvertegenwoordiging.
Er is over het algemeen positief gereageerd op het experiment cross-overs en de uitwerking daarvan in dit besluit. Er zijn echter ook aandachtspunten benoemd en/of kanttekeningen geplaatst bij onder andere de relatie van cross-over kwalificaties tot de mogelijkheden van keuzedelen, het waarborgen van het civiel effect van het diploma en de doorlooptijden van het experiment. Hieronder wordt nader ingegaan op de reacties.
Respondenten geven in ruime meerderheid aan dat de maatregelen uit dit besluit bijdragen aan het mogelijk maken dat mbo-instellingen snel kunnen inspelen op opkomende, cross-sectorale beroepen en reageren positief op de mogelijkheid voor mbo-instellingen, in samenwerking met het (regionale) bedrijfsleven, om een kwalificatie samen te stellen uit delen van bestaande kwalificaties. De positieve respons op het experiment cross-overs die uit gesprekken met stakeholders (zowel onderwijsinstellingen als koepelorganisaties) naar voren kwam, wordt onderschreven door de overwegend positieve respons die uit de internetconsultatie blijkt. Ook kunnen de meeste respondenten zich vinden in de gestelde eisen en in de opdeling van de aanvraagprocedure in twee fasen.
Enkele respondenten wijzen op de relatie tussen het experiment cross-overs en de mogelijkheden die de introductie van keuzedelen biedt aan onderwijsinstellingen. Daarbij wordt gevraagd of keuzedelen niet al voldoende ruimte bieden aan onderwijsinstellingen om in te spelen op ontwikkelingen en wordt gewaarschuwd dat het experiment cross-overs niet ten koste moet gaan van een succesvolle introductie van keuzedelen.
Het is inderdaad van groot belang dat beide mogelijkheden elkaar aanvullen. Om dit nader toe te lichten is een extra paragraaf toegevoegd in het algemene deel van de toelichting. Het experiment cross-overs wordt expliciet gepositioneerd als aanvullend op de mogelijkheden van de herziening en de keuzedelen. Een opleiding die reeds vormgegeven kan worden middels herziene kwalificaties inclusief keuzedelen, is niet geschikt voor het experiment cross-overs. Dit is zelfs een van de expliciete voorwaarden van het experiment. De introductie van keuzedelen en het experiment cross-overs zijn complementaire maatregelen om het mbo responsief te maken (zie de Kamerbrief «Een responsief mbo voor hoogwaardig vakmanschap»). Ook in de communicatie over het experiment cross-overs zal er voldoende aandacht zijn om het onderscheid tussen beide maatregelen duidelijk te maken.
Verschillende respondenten gaan in op het belang van het waarborgen van de arbeidsmarktrelevantie van de cross-over kwalificatie en het civiel effect van het diploma. Daarbij is ook gewezen op de herkenbaarheid van het diploma en gewaarschuwd dat een cross-over kwalificatie niet alleen op de specifieke vraag van een enkel bedrijf gericht zou mogen zijn. Dit zijn terechte aandachtspunten. Om de arbeidsmarktrelevantie te waarborgen is een nauwe samenwerking met het (regionale) bedrijfsleven vereist. Verder wordt in de aanvraagprocedure als voorwaarde gesteld dat de arbeidsmarktrelevantie van de gewenste cross-over kwalificatie wordt aangetoond. Daarnaast wordt bij ministeriële regeling een model vastgesteld, alsmede een toetsingskader ten behoeve van de aanvraag van een cross-over kwalificatie en de daarop gebaseerde experimentele opleiding. Deze zullen gebaseerd worden op actuele versies van het toetsingskader en model dat voor de toetsing van reguliere kwalificatiedossiers wordt gehanteerd met eventuele aanpassingen voor zover deze noodzakelijk zijn voor de deugdelijke uitvoering van het experiment cross-overs. Cross-over kwalificaties komen weliswaar tot stand (door een onderwijsinstelling en bedrijfsleven) in een bepaalde regio, maar het gaat om beroepen die niet regionaal gebonden zijn. De voorwaarden van het experiment en de kwalitatieve toetsing van de samengestelde cross-over kwalificatie waarborgen dus dat er sprake is van voldoende arbeidsmarktrelevantie en civiel effect.
Door respondenten wordt ten aanzien van de doorlooptijd enerzijds aangegeven dat deze zo kort mogelijk moet zijn en dat onderwijsinstellingen tijdig de instemming van de minister moeten ontvangen. Anderzijds worden vragen gesteld of er in de aanvraagprocedure voldoende tijd is gereserveerd voor de totstandkoming van de cross-over kwalificatie. De aanvraagprocedure is gericht op het ophalen van de noodzakelijke informatie, zodat de kwaliteit van het onderwijs geborgd is. Deze noodzakelijke informatie gaat onder andere over de arbeidsmarktrelevantie van de cross-over kwalificatie en de samenwerking met het regionale bedrijfsleven. Onderwijsinstellingen hebben de snelheid in eigen hand. De in het besluit genoemde datum van 1 april is een uiterste datum. Als de noodzakelijke informatie compleet is en de samengestelde cross-over kwalificatie gereed is, dan kan de procedure snel doorlopen worden.
De reacties hebben geleid tot enkele wijzigingen en aanvullingen van het voor de internetconsultatie aangeboden concept besluit en het algemene deel van deze nota van toelichting.
Het begrip «bestaande kwalificatie» is gedefinieerd om – waar nodig – onderscheid te kunnen maken tussen deze kwalificaties en de cross-over kwalificaties. Een cross-over kwalificatie wordt samengesteld uit delen van bestaande kwalificaties en door deze begripsbepaling wordt duidelijk dat voor een nieuwe cross-over kwalificatie niet kan worden geput uit bestaande cross-over kwalificaties.
De begripsbepaling «cohort» is opgenomen omdat een aanvraag betrekking kan hebben op meerdere cohorten. Met een cohort deelnemers wordt gedoeld op de deelnemers die vanaf het eerste jaar van een opleiding tot en met het laatste jaar aan de opleiding deelnemen, uitgaande van de studieduur van de opleiding, als bedoeld in artikel 7.2.4a, derde lid, onder b, c of d, van de wet. De entreeopleiding (a) en de specialistenopleiding (e) maken vanwege de aard van die opleidingen geen deel uit van het experiment.
Onder «experiment» wordt verstaan de tijdelijke mogelijkheid om een cross-over kwalificatie tot stand te brengen en op basis daarvan een experimentele opleiding te verzorgen. Experiment is dus niet hetzelfde als experimentele opleiding en is ook niet synoniem aan dit Besluit.
Met «eindtoets» wordt gedoeld op de uiteindelijke beoordeling van de aanvraag, die plaatsvindt nadat Onze minister heeft laten weten dat de ingangstoets voldoende was, conform artikel 13, derde lid.
Met « ingangstoets» wordt gedoeld op de eerste beoordeling van de aanvraag, die plaatsvindt op basis van de informatie die meteen bij de aanvraag dient te worden overgelegd.
«Instelling» is zodanig gedefinieerd dat hieronder zowel bekostigde als niet-bekostigde instellingen vallen.
Voor een nadere toelichting op het doel van het experiment, zie § 1 en 3 van het algemeen deel van de toelichting.
In het tweede lid wordt geregeld dat de periode waarin het mogelijk is om op basis van een cross-over kwalificatie een experimentele opleiding te verzorgen, loopt van 1 augustus 2017 tot en met 31 juli 2025. Deze periode duurt acht jaar en start een jaar na inwerkingtreding van dit besluit. Het experiment start niet op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, omdat de experimentele opleidingen pas kunnen beginnen nadat door de minister toestemming is verleend.
Ingevolge artikel 11a.1, vierde lid, van de wet mag het experiment niet langer duren dan zes jaar, tenzij een langere duur gezien de bijzondere aard van het experiment noodzakelijk is. In dit geval is gekozen voor een duur van acht jaar in plaats van zes jaar om de continuïteit te waarborgen vooral in verband met 4-jarige opleidingen. Deze periode is ook nodig voor de evaluatie en om, indien de evaluatie daar aanleiding toe geeft, tijdig een structurele inbedding in gang te kunnen zetten.
Het doel van cross-over kwalificaties is niet identiek aan het doel van het experiment. Ter verduidelijking hiervan is dit artikel opgenomen. In § 1 tot en met 3 van het algemeen deel van deze toelichting wordt uitgebreid aandacht geschonken aan dit doel.
Afwijking van artikel 7.2.4, tweede, derde, vierde en zesde lid, van de wet is noodzakelijk omdat de totstandkoming van een cross-over kwalificatie afwijkt van de wettelijke regeling. Cross-over kwalificaties komen namelijk tot stand bij beschikking en niet op voorstel van de SBB, terwijl kwalificaties volgens artikel 7.2.4 van de wet bij ministeriële regeling worden vastgesteld naar aanleiding van een voorstel van de SBB. Voor het overige wordt van deze bepalingen niet afgeweken, behalve dat waar «kwalificatiedossier» staat, in het kader van dit experiment «kwalificatie» moet worden gelezen. In het experiment cross-overs wordt immers geen kwalificatiedossier vastgesteld, maar enkel een cross-over kwalificatie. Zie ook de toelichting bij § 3 en 4.
De artikelen 6.4.1, tweede lid, 7.1.3 en 7.4.2, tweede lid, van de wet zijn ook van toepassing op cross-over kwalificaties. In deze artikelen worden kwalificaties echter genoemd als onderdeel van een kwalificatiedossier, terwijl – in het kader van deze experimentele regeling – een cross-over kwalificatie geen deel uitmaakt van een kwalificatiedossier. Zo gaat artikel 7.1.3 er vanuit dat de eisen van de kwalificatie zijn beschreven in een kwalificatiedossier. In het kader van dit experiment komt er echter geen kwalificatiedossier aan te pas en stelt de minister bij beschikking de cross-over kwalificatie vast. Artikel 7.1.3 van de wet is dus van toepassing met uitzondering van het zinsdeel «en dat is beschreven binnen een kwalificatiedossier».
Volgens artikel 7.4.2, tweede lid, moet het examen een onderzoek omvatten en moeten de uitkomsten van dat onderzoek worden beoordeeld aan de hand van de eindtermen of kwalificatie-eisen in het kwalificatiedossier. Aangezien een cross-over kwalificatie geen deel uitmaakt van een kwalificatiedossier, moet deze bepaling worden gelezen als: Het examen moet een onderzoek omvatten en de uitkomsten van dat onderzoek moeten worden beoordeeld aan de hand van de eindtermen of kwalificatie-eisen, zoals vastgesteld bij de beschikking tot vaststelling van de cross-over kwalificatie.
Afwijking van artikel 2.2.3, vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit WEB is nodig omdat volgens deze bepaling de prijsfactor van een beroepsopleiding bij ministeriële regeling moet worden vastgesteld, terwijl de prijsfactor van een experimentele opleiding bij beschikking wordt vastgesteld.
Een cross-over kwalificatie komt tot stand door een positieve beschikking van Onze minister naar aanleiding van een aanvraag van een instelling. Deze beschikking heeft uitsluitend gevolgen voor de instelling die de aanvraag indiende. Dit is anders dan bij bestaande kwalificaties die bij ministeriële regeling worden vastgesteld, waarna elke bekostigde instelling de daarop gebaseerde opleidingen aan kan bieden als bekostigde opleiding. Een experimentele opleiding mag uitsluitend worden aangeboden, door zowel bekostigde als niet-bekostigde instellingen, indien de instelling op een verzoek daartoe een positieve beschikking heeft ontvangen.
In artikel 6 zijn vereisten opgenomen, waaraan een cross-over kwalificatie moet voldoen. In hoofdstuk 2 (artikel 11 tot en met 16) staan procedurele vereisten.
Het eerste lid gaat over de voorwaarde dat een cross-over kwalificatie moet zijn opgebouwd uit delen van bestaande kwalificaties uit twee of meer domeinen. Zie voor een nadere toelichting hierop § 6 van het algemeen deel van de toelichting.
Ingevolge het tweede lid moet een cross-over kwalificatie alle voor het nieuwe beroep benodigde bekwaamheden bevatten en dient er sprake te zijn van inhoudelijke samenhang. De cross-over kwalificatie dient een logisch geheel te vormen, toegespitst op het nieuwe beroep.
Het derde lid gaat over de noodzaak van de gevraagde cross-over kwalificatie. Er is geen noodzaak wanneer de beoogde experimentele opleiding al mogelijk is binnen de bestaande kwalificatiestructuur, al dan niet met toepassing van keuzedelen of als de opleiding kan worden gerealiseerd op grond van een bestaande cross-over kwalificatie (al dan niet met toepassing van keuzedelen). In dat geval kan een aanvraag worden ingediend op grond van artikel 11, tweede lid. Zie in dit verband ook § 6 van het algemeen deel van de toelichting.
Het vierde lid betreft de arbeidsmarktrelevantie van de cross-over kwalificatie. Op grond van artikel 6.1.3 van de WEB heeft iedere bekostigde mbo-instelling een zorgplicht voor het aanbieden van beroepsopleidingen met arbeidsmarktperspectief. Ook beroepsopleidingen die zijn gebaseerd op een cross-over kwalificatie moeten op grond hiervan voldoende arbeidsmarktperspectief hebben. Arbeidsmarktperspectief kan aannemelijk worden gemaakt door te verwijzen naar relevante openbare bronnen.
Voor een cross-over kwalificatie wordt als extra voorwaarde gesteld dat deze ook arbeidsmarktrelevantie moet hebben. Er is arbeidsmarktrelevantie wanneer er op de arbeidsmarkt vraag is naar gediplomeerden die beschikken over de kennis en vaardigheden, behorende bij de desbetreffende cross-over kwalificatie. Deze vraag mag niet beperkt zijn tot één bedrijf aangezien het risico dan bestaat dat wanneer dat bedrijf ermee ophoudt (om welke reden dan ook) er onvoldoende arbeidsperspectief is voor gediplomeerden van de experimentele opleiding die behoort bij de cross-over kwalificatie. Arbeidsmarktrelevantie kan bijvoorbeeld worden aangetoond doordat meerdere bedrijven praktijkplaatsen beschikbaar stellen.
De experimentele opleiding kan alleen een basisberoepsopleiding, een vakopleiding of een middenkaderopleiding zijn. De specialistenopleiding.is uitgezonderd omdat deze naar zijn aard niet cross-sectoraal is. De entreeopleiding is uitgezonderd omdat er op dat niveau weinig herziene kwalificaties zijn om uit te putten voor een cross-over kwalificatie. Daarbij biedt ook de korte duur van de entreeopleiding – 1 jaar – weinig ruimte om delen van kwalificaties te combineren.
Het vereiste van het tweede lid, dat een experimentele opleiding niet tegelijkertijd betrokken kan zijn bij een ander experiment is opgenomen omdat de monitoring en evaluatie van de effecten van het experiment anders niet goed mogelijk zouden zijn. Vaak zou dan immers niet duidelijk zijn welk effect aan welk experiment moet worden toegeschreven. Bovendien zou de kwaliteit van een opleiding eronder kunnen lijden wanneer meerdere experimenten tegelijkertijd spelen.
Het derde lid is opgenomen omdat ook bij cross-over kwalificaties de keuzedelen zodanig moeten worden gekozen dat deze een verrijking en verdieping zijn van de opleiding. Dat zou niet het geval zijn indien de keuzedelen samenvallen met onderdelen van de cross-over kwalificatie zelf.
Het eerste lid betreft de samenwerkingsovereenkomst die de aanvrager met één of meer bedrijven moet hebben afgesloten. In de samenwerkingsovereenkomst kunnen afspraken worden vastgelegd over de beschikbaarheid van praktijkplaatsen. Het bedrijf dat de praktijkplaatsen beschikbaar stelt, hoeft bij het indienen van de aanvraag nog geen erkend leerbedrijf te zijn in de zin van artikel 7.2.8 van de WEB. Pas bij aanvang van de experimentele opleiding dient het bedrijf voor deze kwalificatie een erkenning als leerbedrijf van de SBB te hebben ontvangen.
De voorwaarde van het tweede lid is opgenomen met het oog op de beheersbaarheid van het experiment. Daarnaast zou de kwaliteit van de opleidingen eronder kunnen lijden wanneer een instelling tegelijkertijd meer dan tien experimentele opleidingen zou aanbieden.
Het derde lid gaat over de terugvaloptie, voor wanneer deelnemers, om welke reden dan ook, tussentijds stoppen met de experimentele opleiding. In dat geval moeten er voor de deelnemer andere opleidingen zijn, waarnaar ze kunnen overstappen. Zie ook § 6 van het algemeen deel van de toelichting.
Het vereiste van het vierde lid heeft betrekking op de kwaliteit van de instelling die de aanvraag doet en de kwaliteit van de opleidingen gebaseerd op kwalificaties waaruit geput wordt voor het samenstellen van de experimentele opleiding. De achtergrond hiervan is dat niet goed denkbaar is dat opleidingen waaraan een waarschuwing is gegeven omdat de kwaliteit beneden de maat is bevonden, een goede basis kunnen bieden voor kwalitatief goede cross-over kwalificaties en experimentele opleidingen. Er worden immers delen van bestaande kwalificaties, waarop deze opleidingen zijn gebaseerd, gebruikt voor het vormgeven van de cross-over kwalificatie. Deze voorwaarde wordt beperkt tot opleidingen die worden verzorgd binnen een domein dat is betrokken bij de aanvraag, dat wil zeggen: een domein waaruit delen worden gebruikt om de cross-over kwalificatie vorm te geven. Indien de kwaliteit te kort schiet van een opleiding die niet valt onder een domein dat is betrokken bij de gevraagde cross-over kwalificatie, kan dat dus geen reden zijn om de aanvraag af te wijzen.
Ingevolge artikel 7.2.4, zesde lid, tweede zin, van de wet moeten bij ministeriële regeling een model en een toetsingskader voor kwalificatiedossiers worden vastgesteld. Het onderhavige artikel is opgenomen ter vervanging van deze bepaling. Dat is nodig omdat cross-over kwalificaties geen deel uitmaken van een kwalificatiedossier.
Het model ten behoeve van de aanvraag, zal vergezeld gaan van een invulinstructie. Het toetsingskader zal een nadere uitwerking zijn van de in dit Besluit vastgelegde criteria en de toepasselijke bepalingen van de wet.
Het eerste lid heeft betrekking op de informatie die de instelling moet verschaffen ten behoeve van aanstaande deelnemers, opdat deze zich een oordeel kunnen vormen over bijvoorbeeld de inhoud van de opleiding, het beroep waarvoor wordt opgeleid en het arbeidsmarktperspectief. Het is de bedoeling dat de instelling deze informatie tijdig via haar website kenbaar maakt. Deze bepaling is zoveel mogelijk in overeenstemming met artikel 6.1.3a van de WEB opgesteld. Artikel 6.1.3a van de WEB is hier niet rechtstreeks van toepassing omdat volgens dit artikel informatie moet worden verstrekt aan aspirant deelnemers van beroepsopleidingen en experimentele opleidingen geen beroepsopleidingen zijn in de zin van de WEB (op grond van artikel 1.1.1,onder i, juncto artikel 7.1.2, tweede lid, van de WEB).
Het tweede lid gaat over de verplichting om aan de minister informatie te geven en medewerking te verlenen aan de monitoring en evaluatie van het experiment.
Een aanvraag heeft in eerste instantie betrekking op het tot stand brengen van een cross-over kwalificatie. Nadat de eerste cross-over kwalificaties tot stand zijn gekomen, kan de aanvraag ook het verzoek bevatten om op grond van een bestaande cross-over kwalificatie een experimentele opleiding te mogen verzorgen. Dit laatste is nodig omdat in het kader van dit experiment een experimentele opleiding uitsluitend mag worden verzorgd indien de instelling op het daartoe strekkende verzoek een positieve beschikking heeft ontvangen. De aanvraag van een bekostigde instelling bestaat in eerste instantie uit twee componenten: een aanvraag voor het tot stand brengen van een cross-over kwalificatie alsmede een verzoek om de daarop gebaseerde experimentele opleiding voor bekostiging in aanmerking te brengen en met het oog daarop de prijsfactor vast te stellen. Het tweede deel van de aanvraag is nodig omdat een experimentele opleiding niet wordt bekostigd op grond van artikel 2.1.1 van de wet.
Indien verzocht wordt om op grond van een bestaande cross-over kwalificatie een experimentele opleiding te mogen verzorgen, bevat de aanvraag geen verzoek om een cross-over kwalificatie tot stand te brengen, maar wordt volstaan met het verzoek ten aanzien van de experimentele opleiding en de vraag om die voor bekostiging in aanmerking te brengen.
De aanvraag van een niet-bekostigde instelling bevat eveneens een aanvraag voor het tot stand brengen van een cross-over kwalificatie. Deze aanvraag bevat daarnaast een verzoek om een diploma of certificaat als bedoeld in artikel 7.4.6 van de WEB uit te mogen reiken in verband met de experimentele opleiding.
Het vierde lid heeft betrekking op de niet-bekostigde instellingen. Deze instellingen verzoeken tevens om diploma’s of certificaten te mogen uitreiken aan degenen die met goed gevolg examens van een experimentele opleiding hebben afgelegd. Deze bepaling is nodig omdat het geen beroepsopleidingen in de zin van de WEB betreft en artikel 1.4.1 WEB daardoor niet rechtsreeks van toepassing is.
De in het eerste lid bedoelde informatie (a tot en met f) moet meteen bij de aanvraag worden verstrekt. Op grond van deze informatie vindt de eerste toets (de ingangstoets) plaats. Zie de toelichting op artikel 14 over de beoordeling in twee fases.
De informatie die moet worden geleverd, vloeit ofwel voort uit de vereisten, opgenomen in artikel 6 tot en met 8, of vloeit rechtstreeks voort uit de wet. In de instructie bij het model, bedoeld in artikel 9, wordt een nadere toelichting gegeven op de te leveren informatie.
Ad a. De informatie, opgenomen onder a, betreft de basisgegevens van de kwalificatie. De naam van de opleiding zal in beginsel dezelfde zijn als de naam van de kwalificatie aangezien er aan elke aangevraagde cross-over kwalificatie slechts één experimentele opleiding is verbonden.
Ad b. Aangegeven moet worden welke keuzedelen bij de cross-over kwalificatie behoren, aangezien de desbetreffende wettelijke bepalingen ook hier van toepassing zijn. Zie ook § 3 en § 5 van het algemeen deel van de toelichting.
Ad c. De arbeidsmarktrelevantie van het beroep waarop de kwalificatie is gericht, kan op meerdere manieren inzichtelijk worden gemaakt. Zie § 6 van het algemeen deel van de toelichting, alsmede de toelichting op artikel 6, vierde lid.
Ad d. Zie de toelichting op artikel 8, eerste lid, voor informatie over de samenwerkingsovereenkomst.
Ad e. Zie § 6 van het algemeen deel van de toelichting voor een toelichting op de terugvaloptie waarvoor de instelling moet zorgen, alsmede de toelichting op het derde lid van artikel 8.
Ad f. Gedurende het experiment kunnen meerdere cohorten deelnemers de experimentele opleiding volgen. Bij de aanvraag wordt aangegeven om hoeveel cohorten het naar verwachting gaat. Uitgangspunt is hierbij dat de diplomering van deelnemers in een experimentele opleiding plaatsvindt binnen de looptijd van het experiment. Hoeveel cohorten er mogelijk zijn binnen het experiment, is afhankelijk van de vraag of het om 2-jarige, 3-jarige of 4-jarige opleidingen gaat en in welk jaar van het experiment de aanvraag wordt ingediend.
De informatie bedoeld in het tweede lid, kan meteen bij de aanvraag worden gegeven, maar hoeft ingevolge artikel 13, derde lid, niet eerder te worden geleverd dan uiterlijk negen weken nadat de minister heeft medegedeeld dat de in het eerste lid bedoelde informatie voldoende was. Zie ook § 8 van het algemeen deel van de toelichting en de toelichting op artikel 13.
Indien de aanvraag betrekking heeft op een reeds tot stand gekomen cross-over kwalificatie, hoeft bij de aanvraag om een daarop gebaseerde experimentele opleiding te mogen verzorgen, de gegevens van het eerste lid, onder a, ten tweede, derde, vijfde en zesde niet te worden verstrekt, aangezien deze gegevens al blijken uit de reeds tot stand gekomen cross-over kwalificatie. In dat geval is het ook niet nodig de informatie, bedoeld in het tweede lid te verstrekken en wordt de beschikking uitsluitend gebaseerd op de informatie, bedoeld in het eerste lid onder a, ten eerste en vierde, alsmede onder b tot en met f.
De eerste aanvragen kunnen worden ingediend vanaf de dag van inwerkingtreding van dit besluit, naar verwachting vanaf 1 augustus 2016. Aangezien het besluit eerder in internetconsultatie is gegaan, hebben instellingen al lang vóór 1 augustus 2016 de gelegenheid een aanvraag voor te bereiden. De aanvraag voor een experimentele opleiding die zou starten op 1 augustus 2017, moet uiterlijk op 15 september 2016 zijn ingediend. Voor experimentele opleidingen die in de daaropvolgende jaren van start gaan, is de uiterste aanvraagdatum steeds op 15 september van het daaraan voorafgaande jaar. Daarbij moet rekening worden gehouden met het gegeven dat een opleiding moet kunnen worden afgerond binnen de looptijd van het experiment. De einddatum van dit experiment is 1 augustus 2025. Op die datum moeten alle experimentele opleidingen kunnen zijn afgerond. Het laatste jaar waarin een nieuw cohort kan starten is afhankelijk van de duur van de opleiding. Een 2-jarige opleiding kan nog van start gaan op 1 augustus 2023, een 3-jarige opleiding moet uiterlijk een jaar daarvoor van start gaan en een 4-jarige opleiding nog een jaar eerder. Dat betekent dat de daarop betrekking hebbende aanvragen uiterlijk moeten zijn ingediend op 15 september 2022 (voor een 2-jarige opleiding), respectievelijk 15 september 2021 (voor een 3-jarige opleiding) en 15 september 2020 (voor een 4-jarige opleiding).
Indien, voordat het experiment is afgelopen, een wetsvoorstel is ingediend bij de Tweede Kamer waarmee de mogelijkheid van cross-over kwalificaties structureel wordt geregeld, kan de minister het experiment verlengen tot de datum van inwerkingtreding van de desbetreffende wet (op grond van artikel 11a.1, vierde lid, van de wet).
In het tweede lid wordt de termijn geregeld waarin de informatie moet worden verstrekt. Voor de beoordeling in het kader van de ingangstoets moet de informatie, genoemd in het eerste lid van artikel 12, meteen bij het indienen van de aanvraag worden gegeven. Voor de beoordeling in het kader van de eindtoets hoeft de informatie genoemd in het tweede lid van artikel 12, pas te worden gegeven nadat de ingangstoets is beoordeeld. Indien de aanvraag wordt afgewezen op basis van de ingangstoets, ontvangt de aanvrager de desbetreffende beschikking en is verdere informatieverstrekking niet meer aan de orde.
Het eerste lid gaat over de beoordeling van de aanvraag in twee fases. De ingangstoets (fase 1) heeft alleen betrekking op de informatie die is verstrekt ingevolge het eerste lid van artikel 12. Indien op grond daarvan blijkt dat de aanvraag niet voldoet aan de voorwaarden, wordt de aanvraag afgewezen. De aanvrager ontvangt in dat geval een beschikking, waartegen bezwaar en beroep mogelijk is. Indien de informatie wel voldoende is, krijgt de aanvrager nog geen beschikking, maar volgt voor aanvragen, gebaseerd op artikel 11, eerste lid, de tweede fase van beoordeling. De aanvrager krijgt dan het verzoek om binnen negen weken de informatie te leveren als bedoeld in het tweede lid van artikel 12. Deze informatie betreft de nadere uitwerking van de gevraagde cross-over kwalificatie. Voor aanvragen die zijn gebaseerd op het derde lid van artikel 11, is de eindtoets – inzake de uitwerking van de cross-over kwalificatie – niet van toepassing en volgt meteen de beschikking waarmee al dan niet toestemming wordt gegeven voor de experimentele opleiding.
Deze beoordeling in twee fases is opgenomen om de lasten voor de aanvrager niet nodeloos groot te maken en ook bestuurlijke lasten tot een minimum te beperken.
Ingevolge het tweede lid wordt zowel over de ingangstoets als de eindtoets geadviseerd door de SBB. De minister besluit op de aanvraag met inachtneming van deze adviezen. Zie in dit verband ook § 5.1 van het algemeen deel van de toelichting.
Voor de totstandkoming van een cross-over kwalificatie en het recht om de daarop gebaseerde experimentele opleiding te geven, is expliciet toestemming van de minister vereist. Daarvoor is altijd nodig dat de instelling een aanvraag indient en dat daarop een positieve beschikking volgt. Nadat de cross-over kwalificatie zo tot stand is gekomen heeft alleen de instelling die de aanvraag daartoe indiende, het recht de opleiding te verzorgen (zie ook de laatste alinea van § 7 en de toelichting op artikel 5).
Er komt slechts één besluit per aanvraag. Als de aanvraag naar aanleiding van de begintoets wordt afgewezen, volgt meteen het enige besluit (waartegen uiteraard bezwaar en beroep mogelijk is). Indien een afwijzing in dat stadium niet aan de orde is, geeft de aanvrager desgevraagd de overige informatie en volgt naar aanleiding daarvan pas de beschikking.
In het eerste lid van artikel 15 staat dat een positieve beschikking volgt indien de aanvraag zowel aan de inhoudelijke als aan de procedurele voorwaarden voor indiening voldoet. De inhoudelijke voorwaarden staan in artikel 6 tot en met 8. De procedurele voorwaarden staan in de artikelen 11 tot en met 13. Voor niet-bekostigde instellingen komt daar nog bij dat ook moet worden voldaan aan de voorwaarden gesteld in artikel 1.4.1, eerste lid, van de wet.
De termijnen, genoemd in het tweede en derde lid, zijn zodanig gekozen dat naar verwachting de gehele procedure voor alle aanvragen daarbinnen kan worden afgerond en de beschikking kan worden afgegeven. De beslistermijn kan eenmalig worden verlengd. De opgenomen termijnen zijn uiterste termijnen. Gelet op de doorlooptijden zullen de beschikkingen veelal eerder kunnen worden afgegeven.
Het vierde lid gaat over de inhoud van de beschikking. Een positieve beschikking bestaat uit twee componenten.
– Voor een bekostigde instelling wordt in de beschikking niet alleen de cross-over kwalificatie tot stand gebracht, maar wordt ook de daarop gebaseerde experimentele opleiding voor bekostiging in aanmerking gebracht en wordt met het oog daarop de prijsfactor vastgesteld.
– Voor een niet-bekostigde instelling wordt in de beschikking, naast het vaststellen van de cross-over kwalificatie, ook toestemming gegeven om een diploma of certificaat als bedoeld in artikel 7.4.6 van de WEB uit te reiken in verband met de experimentele opleiding die onder de gevraagde cross-over kwalificatie valt.
Een negatieve beschikking kan in de eerste fase worden afgegeven, op grond van de informatie die is verstrekt ingevolge artikel 12, eerste lid. Een negatieve beschikking kan ook in de tweede fase worden afgegeven, maar dan op grond van de informatie die is verstrekt ingevolge artikel 12, tweede lid.
Door te regelen dat besloten kan worden dat geen nieuwe cohorten deelnemers meer mogen worden ingeschreven indien een waarschuwing is gegeven, als bedoeld in de artikelen 6.1.5 of 6.1.5b, tweede lid, of 6.2.3.b, tweede lid, van de wet of indien de voorschriften van dit besluit onvoldoende worden nageleefd, kan bij het nemen van een maatregel rekening worden gehouden met de belangen van reeds ingeschreven deelnemers. Indien een instelling bijvoorbeeld weigert om mee te werken aan monitoring of aan de evaluatie of indien de kwaliteit van de opleiding zodanig te kort schiet dat een waarschuwing wordt gegeven, kan besloten worden dat de instelling de experimentele opleiding nog wel kan afronden voor de reeds ingeschreven deelnemers, maar dat geen nieuwe cohorten deelnemers mogen worden ingeschreven.
Aangezien de wijze van totstandkoming van een cross-over kwalificatie anders is dan die van een reguliere kwalificatie, moet ook de opname in het Crebo van cross-over kwalificaties en de daarop gebaseerde opleidingen worden geregeld. Deze regeling is zoveel mogelijk overeenkomstig artikel 6.4.1 van de wet.
Voor de evaluatie zal een extern bureau worden ingeschakeld. In 2021 wordt het evaluatierapport opgesteld en openbaar gemaakt. De experimentele opleidingen kunnen weliswaar lopen tot 1 augustus 2025, maar naar verwachting zullen voldoende cohorten eerder zijn doorlopen, op een zodanig tijdstip dat de resultaten ervan kunnen worden meegenomen in de evaluatie. Uit de evaluatie zal blijken of het wenselijk is om cross-over kwalificaties structureel mogelijk te maken en ook of, naast de reguliere, thans bestaande route om tot een kwalificatie te komen, een versnelde route wenselijk is, naar het voorbeeld van de totstandkoming van cross-over kwalificaties. Verder zal uit de evaluatie blijken of de route om tot een cross-over kwalificatie te komen, doelmatig is, mede gezien de ermee samenhangende administratieve lasten.
Het besluit treedt in werking op 1 augustus 2016 en vervalt negen jaar later, op 1 augustus 2025. De looptijd van dit besluit is een jaar langer dan de duur van het experiment dat met dit besluit wordt geregeld. Zie ook de toelichting op artikel 2.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
WRR-rapport «Naar een lerende economie» (http://www.wrr.nl/actueel/nieuwsbericht/article/wrr-rapport-naar-een-lerende-economie-investeren-in-het-verdienvermogen-van-nederland/)
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2016-287.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.