Besluit van 20 juni 2016 tot wijziging van het Besluit brandweer BES in verband met een aanpassing van de functies bij de brandweer, het uitsluiten van een aantal functies van het examenvereiste, aanpassing van de regels omtrent het geneeskundig onderzoek en enkele technische aanpassingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van onze Minister van Veiligheid en Justitie van 7 april 2016, nr. 751870;

Gelet op de artikelen 33, derde, vierde en vijfde lid, en 80, vierde lid, van de Veiligheidswet BES;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 25 mei 2016);

Gezien het nader rapport van onze Minister van Veiligheid en Justitie van 15 juni 2016, nr. 767565;

Hebben goed gevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit brandweer BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel b, wordt «artikel 6, eerste lid, onder c, van de Wet materieel ambtenarenrecht BES» vervangen door: artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES.

B

In artikel 2 wordt «genoemd in de bijlage» vervangen door: genoemd in de bijlagen 1 en 1A.

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

  • 1. Bij de functies, genoemd in de bijlage 1, behoren functiegerichte opleidingen die worden afgesloten met een Caribisch examen, voor zover daarbij uitsluitend de aanduiding «CN» is vermeld. Voor zover bij de functies uitsluitend de aanduiding «EN» is vermeld, behoren daarbij functiegerichte opleidingen die worden afgesloten met een Europees examen, gevolgd door een op de lokale praktijk in Caribisch Nederland gerichte, beperkte bijscholing. Voor zover bij de functies de aanduiding «CN/EN» is vermeld behoren daarbij functiegerichte opleidingen die worden afgesloten met een Caribisch examen, waarvoor als alternatief gelden functiegerichte opleidingen die worden afgesloten met een Europees examen.

  • 2. Voor de functies, genoemd in de bijlagen 1 en 1A, gelden van laag naar hoog de volgende rangen: brandwacht, hoofdbrandwacht, brandmeester, hoofdbrandmeester, commandeur en adjunct-hoofdcommandeur.

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt «in de bijlage» vervangen door: in bijlage 1.

2. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. voor zover het betreft de aanstelling of bevordering tot de functie bevelvoerder, bevelvoerder vliegtuigbrandbestrijding, chauffeur/voertuigbediener, hoofdofficier van dienst, instructeur A, instructeur B, manschap A, manschap A vliegtuigbrandbestrijding, manschap B, officier van dienst, on scene commander of vakofficier van dienst, op basis van een geneeskundig onderzoek geschikt is geoordeeld voor het verrichten van die functie.

3. In het derde lid wordt «artikel 2» vervangen door: bijlage 1.

4. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De artikelen 3, tweede lid, 5, en 6, tweede lid, voor zover dit artikel 5 van overeenkomstige toepassing verklaart, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES zijn niet van toepassing op het geneeskundig onderzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

E

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

Onverminderd artikel 7 van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, wordt het personeelslid, aangesteld of bevorderd tot een functie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, periodiek onderworpen aan een geneeskundig onderzoek ter beoordeling of hij in staat is de opgedragen werkzaamheden naar behoren te verrichten. Artikel 4 van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES is van overeenkomstige toepassing.

F

Artikel 6, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het geneeskundig onderzoek, bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, onderdeel b, en 5, en de beoordeling van de resultaten daarvan geschieden door een door Onze Minister aangewezen arts. Bij ministeriële regeling worden regels gegeven over het geneeskundig onderzoek.

G

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gegeven over de gelijkstelling van diploma’s van het personeel van de brandweer die zijn verstrekt tot de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit artikel, met het diploma dan wel deel van het diploma van de bij de desbetreffende functie behorende opleiding.

H

Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 13a

  • 1. Het personeelslid dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel is aangesteld in een functie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, wordt uiterlijk een jaar na dat tijdstip voor het eerst onderworpen aan een periodiek geneeskundig onderzoek als bedoeld in artikel 5.

  • 2. Het personeelslid dat op grond van het geneeskundig onderzoek, bedoeld in het eerste lid, niet of slechts onder beperkingen in staat wordt geacht de opgedragen werkzaamheden naar behoren te verrichten, wordt uiterlijk twee jaren na het tijdstip van inwerkingtreding voor een tweede maal onderworpen aan een periodiek geneeskundig onderzoek, teneinde te beoordelen of hij alsnog respectievelijk zonder beperkingen in staat wordt geacht de opgedragen werkzaamheden naar behoren te verrichten.

  • 3. Indien het personeelslid op grond van het tweede periodiek geneeskundig onderzoek niet alsnog en zonder beperkingen in staat wordt geacht de opgedragen werkzaamheden naar behoren te verrichten, maar grond bestaat aan te nemen dat het personeelslid binnen uiterlijk een jaar na het tweede periodiek geneeskundig onderzoek daartoe wel in staat zal zijn, kan de korpsbeheerder brandweer op voordracht van de algemeen commandant besluiten het personeelslid uiterlijk een jaar na het tweede periodiek geneeskundig onderzoek een derde maal aan een zodanig onderzoek te onderwerpen. De korpsbeheerder brandweer stelt zowel de algemeen commandant als het Instituut Fysieke Veiligheid schriftelijk in kennis van een zodanig besluit.

I

De bijlage wordt vervangen door de bijlagen 1 en 1A behorende bij dit besluit.

ARTIKEL II

Dit besluit en de artikelen 1, 2, 3, eerste lid, 4 tot en met 7, 13 en 13a van het Besluit brandweer BES treden in werking met ingang van 1 juli 2016.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 20 juni 2016

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Uitgegeven de dertigste juni 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Bijlage 1, behorende bij de artikelen 2 en 3, eerste lid (functies met functioneel examenvereiste, met rangen en opleidings- en examenstelsel)

Functies:

Rang:

Stelsel:

bevelvoerder

maximaal brandmeester

CN/EN

bevelvoerder vliegtuigbrandbestrijding

maximaal brandmeester

CN

chauffeur/voertuigbediener

brandwacht of hoofdbrandwacht

CN/EN

controleur brandpreventie

maximaal hoofbrandwacht

CN/EN

docent

maximaal brandmeester

EN

hoofdofficier van dienst

commandeur

EN

instructeur a

maximaal hoofdbrandwacht

CN

instructeur b

maximaal brandmeester

EN

manschap a

brandwacht of hoofdbrandwacht

CN

manschap a vliegtuigbrandbestrijding

brandwacht of hoofdbrandwacht

CN

manschap b

hoofdbrandwacht

CN

medewerker brandpreventie

maximaal brandmeester

CN/EN

officier van dienst

hoofdbrandmeester

EN

specialist brandpreventie

maximaal hoofdbrandmeester

EN

vakofficier van dienst

hoofdbrandmeester

CN

Betekenis van de stelselafkortingen:

CN: Caribisch Nederlands

EN: Europees Nederlands, gevolgd door beperkte bijscholing gericht op de lokale praktijk in Caribisch Nederland

CN/EN: Europees Nederlands geldt als alternatief voor Caribisch Nederlands

Bijlage 1A, behorende bij de artikelen 2 en 3, tweede lid (functies zonder functioneel examenvereiste, met rangen)

Functies:

Rang:

algemeen commandant

adjunct-hoofdcommandeur

lokaal commandant

maximaal commandeur

medewerker operationele voorbereiding

maximaal brandmeester

medewerker opleiden en oefenen

maximaal brandmeester

oefencoördinator

maximaal hoofdbrandwacht

on scene commander

maximaal hoofdbrandmeester

ploegchef

maximaal brandmeester

specialist operationele voorbereiding

maximaal hoofdbrandmeester

specialist opleiden en oefenen

maximaal hoofdbrandmeester

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Het brandweerkorps van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Caribisch Nederland) vervult binnen de brandweerzorg, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing in Caribisch Nederland een centrale rol. Daarom moet zowel de kwaliteit van de brandweerorganisatie als die van het personeel aan hoge eisen voldoen. De eisen ten aanzien van het personeel hebben betrekking op het functioneel opleidings- en examenvereiste voor operationele functies, inclusief permanente educatie en het bijhouden van vaardigheden (opleiden, examineren, bijscholen en oefenen), het geneeskundig onderzoek en de gelijkstelling van diploma’s.

Dit besluit strekt tot wijziging van enkele bepalingen van het Besluit brandweer BES (hierna: het Besluit). Het betreft in de eerste plaats wijzigingen met betrekking tot de functies bij het brandweerkorps en voorts de vaststelling van een aantal functies waarvoor geen functioneel opleidings- en examenvereiste geldt. Daarnaast ziet dit besluit op wijzigingen ten aanzien van het geneeskundig onderzoek en de gelijkstelling van diploma’s. Ten slotte zijn enkele technische wijzigingen aangebracht.

Op het moment waarop het Besluit tot stand is gekomen was ten aanzien van een aantal bepalingen ervan nog onvoldoende duidelijk wanneer deze in werking zouden kunnen treden. Met ingang van de datum van de staatkundige hervormingen, 10 oktober 2010, is slechts een beperkt aantal bepalingen van het Besluit in werking getreden.

Sindsdien is geleidelijk aan het inzicht ontstaan dat de nog niet in werking getreden bepalingen niet of niet langer aansloten bij de (behoeften van de) praktijk in Caribisch Nederland dan wel Europees Nederland, of niet langer strookten met wijzigingen in andere regelgeving.

Daarom was het nodig om nog niet in werking getreden bepalingen van het Besluit te wijzigen, alvorens deze in werking te kunnen laten treden en was het wegens het tijdsverloop dan wel nader inzicht nodig om een nog niet in werking getreden bepaling van overgangsrecht aan te passen en een nieuwe toe te voegen.

Als gevolg van een en ander zijn in deze toelichting de nieuwe bepalingen ter vervanging of wijziging van nog niet eerder in werking getreden bepalingen veelal toegelicht alsof deze nieuw zijn en niet hoe deze zijn gewijzigd ten opzichte van de nog niet in werking getreden bepalingen.

Hierna komen achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan de orde: de functies en het opleidings- en examenvereiste, het geneeskundig onderzoek, het overgangsrecht met betrekking tot de diploma’s, het overgangsrecht met betrekking tot het periodiek geneeskundig onderzoek en de technische wijzigingen.

2. Functies en opleidings- en examenvereiste

De wijzigingen ten aanzien van de functies en het opleidings- en examenvereiste betreffen de benamingen van enkele functies, het schrappen van enkele functies die in Caribisch Nederland niet van toepassing zijn, het aanpassen van de rangen dan wel rangbenamingen, het laten vervallen van het functioneel opleidingsvereiste voor sommige functies en het aanduiden van de bij de te onderscheiden functies behorende functiegerichte opleidingen die worden afgesloten met een examen, onder vervanging van de bijlage bij het Besluit door twee nieuwe bijlagen.

Op basis van artikel 33, derde en vierde lid, van de Veiligheidswet BES waren door middel van de artikelen 2 en 3, tweede lid, van het Besluit via de daarbij behorende bijlage de functies aangeduid waaraan vakbekwaamheidseisen worden gesteld. Voor deze functies geldt dat de examens, opleidingen, bijscholingen en oefeningen dienen te worden gebaseerd op de kerntaken en de daarbij behorende competenties. Het stellen van uniforme kerntaken en competenties zorgt ervoor dat het personeel van het brandweerkorps vakbekwaam wordt (opleiden en zo nodig examineren) en gedurende de gehele loopbaan vakbekwaam blijft (bijscholen en oefenen)1.

Het artikel 2, dat nog niet in werking was getreden, van het Besluit vormt de basis voor een gelijktijdig met dit artikel in werking te treden ministeriële regeling, waarin voor elk van de in de bijlage genoemde functies regels worden gesteld over kerntaken en competenties.

Het in de ministeriële regeling neer te leggen systeem van kwaliteitseisen voor het brandweerkorps BES bevat een «leven lang leren» cyclus van opleiden, examineren, bijscholen en oefenen (OEBO2) dat, met gestelde normering en bijbehorende kwaliteitsinstrumenten, dient om de vakbekwaamheidseisen concrete inhoud te geven.

In Europees Nederland hebben zich ten aanzien van de functionele kwaliteitseisen ontwikkelingen voorgedaan die hun vertaling hebben gevonden in een wijziging van het Besluit personeel Veiligheidsregio’s3, waarbij voor enkele brandweerfuncties het opleidings- en examenvereiste is komen te vervallen en waarbij onderscheid is gemaakt tussen beheersmatige (niet-operationele) functies en de andere (veelal operationele) functies. Het ligt in de rede om, waar mogelijk, daarbij aan te sluiten.

In dat kader is bezien in hoeverre het nog noodzakelijk is voor alle functies genoemd in de bijlage bij het Besluit een op de functie gerichte opleiding te eisen, af te sluiten met een Caribisch examen.

Er is in eerste instantie onderzocht of het Europees-Nederlandse stelsel in de openbare lichamen van toepassing kon zijn. Er zijn echter geen permanent aanwezige opleidingsinstituten en voorts onvoldoende examenlocaties in de openbare lichamen.

Door een andere mate van gevaarzetting, het capaciteitsbeslag en de onmogelijkheid van bijstand als gevolg van het eilandelijk karakter en de onderlinge afstanden tussen de openbare lichamen is in de afzonderlijke openbare lichamen van Caribisch Nederland een andere brandweerman of -vrouw nodig dan in Europees Nederland.

Deze factoren hebben ertoe geleid dat het Europees-Nederlandse systeem weliswaar als voorbeeld heeft gediend, maar voor het brandweerkorps van Caribisch Nederland een daarop toegespitst stelsel van vakbekwaamheidseisen is gemaakt.

Voor het nu gemaakte onderscheid tussen functies met dan wel zonder functioneel opleidings- en examenvereiste zijn meerdere redenen te noemen. Ten eerste sluit het aan bij het onderscheid dat ook in Europees Nederland wordt aangehouden. Het gaat in bijlage 1A om niet-operationele functies, waarvoor ook in het Europees-Nederlandse stelsel geen functioneel opleidings- en examenvereiste bestaat. Het functioneel opleidings- en examenvereiste spitst zich vooral toe op operationele functies waarbij bepaalde technische vaardigheden en kennis vereist zijn.

Functies zonder een functioneel opleidings- en examenvereiste zijn vooral functies waarbij bepaalde competenties en ervaring benodigd zijn. Daarbij is steeds de vraag gesteld welke bijdrage wordt geleverd door het met succes doorlopen hebben van een functioneel opleidings- en examentraject.

In de bijlagen is niet langer per functie mede aangegeven of een geneeskundig onderzoek van toepassing is. De functies, waarvoor een geneeskundig onderzoek is voorgeschreven, zijn opgesomd in het gewijzigde en hierna nog toe te lichten artikel 4, eerste lid, onderdeel b, alsmede de bijlage 1 bij het Besluit.

Het maken van een onderscheid tussen functies waarvoor wel of geen opleiding en examen zijn vereist is mede ingegeven door de relatief hoge kosten die gemoeid zijn bij het ontwikkelen en houden van opleidingen en examens. In Caribisch Nederland geldt dat des temeer omdat het om relatief geringe aantallen gaat. Hetzelfde geldt voor de bij enkele functies gemaakte keuze voor uitsluitend een Europees examen in plaats van een Caribisch examen.

Voor de functies waarvoor een opleiding en examen is voorgeschreven van het Caribisch Nederlandse stelsel is in de tabel van de bijlage 1 de aanduiding «CN» vermeld.

Voor enkele functies kan, gelet op het vorenstaande, niet alleen maar aan de vakbekwaamheidsvereisten worden voldaan door overlegging van een diploma dat is afgegeven na het gevolgd hebben van een opleiding die is afgesloten met een succesvol afgelegd examen, gebaseerd op het Caribisch-Nederlandse stelsel. Als alternatief geldt voor die functies de overlegging van een diploma als bewijs dat succesvol een examen is afgelegd dat is gebaseerd op het Europees-Nederlandse stelsel. In de bijlage 1 komt dat – in overeenstemming met het nu gewijzigde artikel 3, eerste lid, tot uitdrukking doordat op de betreffende regel in de tabel is vermeld: «CN/EN».

Voor die functies waarvoor geen functionele opleiding en examen bestaan in Caribisch Nederland, maar wel in Europees Nederland, zijn een opleiding en examen voorgeschreven van het Europees-Nederlandse stelsel. In die gevallen is bij de betreffende functie uitsluitend vermeld «EN». In die gevallen is een beperkte bijscholing voor de betreffende functie, gericht op de lokale praktijk in Caribisch Nederland, voldoende.

Voor de functies waarvoor in Europees Nederland het opleidings- en examenvereiste is komen te vervallen, voor zover die functies ook in Caribisch Nederland voorkomen, is het opleidings- en examen vereiste eveneens vervallen.

Met het oog op een en ander is de bijlage bij het Besluit vervangen door de bijlagen 1 en 1A bij dit besluit, naar model van de bijlagen 1 en1A bij het Besluit personeel veiligheidsregio’s.

De functies waarvoor het functioneel opleidings- en examenvereiste blijft gelden zijn ondergebracht in de bijlage 1 van het Besluit.

De functies waarvoor geen functioneel opleidings- en examenvereiste geldt zijn opgenomen de bijlage 1A van het Besluit.

3. Geneeskundig onderzoek

In de oude formulering van het artikel 6, eerste lid, dat nog niet in werking was getreden, was aangegeven dat de minister de arts aan moest wijzen die het geneeskundig onderzoek deed. Tevens was in dat artikel geregeld dat de minister de vragen zou vaststellen welke in het onderzoek moesten worden gesteld en welke medische onderzoeken er gedaan moesten worden. Deze grondslag stelde echter niet veilig dat de medewerker ook daadwerkelijk geschikt is voor de functie en in staat is de op te dragen werkzaamheden naar behoren te verrichten, hetgeen echter wel het doel is van een geneeskundig onderzoek, gelet op de artikelen 4, eerste lid, onder b, en 5, die overigens evenmin in werking waren getreden.

Verder was in het artikel 5 de frequentie van het periodiek geneeskundig onderzoek gesteld op tenminste eenmaal per jaar. Een zodanige frequentie is niet nodig en zou bovendien leiden tot hoge uitvoeringslasten.

Daarom is aansluiting gezocht bij het in Europees Nederland bestaande systeem, waarin met het oog op de vast te stellen frequentie van het onderzoek onder meer wordt aangesloten bij de leeftijdscategorie waartoe het personeelslid behoort.

Met het oog op het een en ander is het artikel 6, eerste lid, zodanig verruimd dat zowel de inhoud als de frequentie van het periodiek geneeskundig onderzoek bij ministeriële regeling kunnen worden vastgesteld.

In de ministeriële regeling zal daartoe met name ook worden bepaald wat per leeftijdscategorie de frequentie zal zijn van het periodiek medisch onderzoek, met de mogelijkheid om over te gaan tot een tussentijds geneeskundig onderzoek, alsmede om jaarlijks de fysieke conditie te testen, een en ander naar analogie van de in Europees Nederland van toepassing zijnde artikelen 19a:3 en 19a:4 van het CAR UWO.

Het is voorts aan de arts om te beoordelen of de ambtenaar in staat is zijn functie uit te oefenen. Dit komt tot uitdrukking doordat thans in artikel 6, eerste lid, is bepaald dat het geneeskundig onderzoek en de beoordeling de resultaten daarvan geschieden door een door de minister aangewezen arts. Het verschil met het oude systeem is dat meer wordt vertrouwd op het professioneel oordeel van de keuringsarts met betrekking tot het antwoord op de vraag of een ambtenaar «fit for function» is. Het nieuwe systeem is minder «digitaal» in zijn oordeel en meer toegespitst op de mogelijkheden van de gekeurde, in die zin dat het oordeel, afgezien van geschikt of niet geschikt, ook kan zijn: geschikt, met beperkingen.

4. Overgangsrecht – gelijkstelling van diploma’s

In het nog niet eerder in werking getreden artikel 13 was bepaald dat bij ministeriële regeling regels konden worden gesteld over de gelijkstelling van diploma’s die zijn verstrekt tot de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Veiligheidswet BES, met het diploma bij de desbetreffende functie behorende opleiding.

Omdat het artikel 13 toen niet in werking is getreden, zouden diploma’s die na die datum zijn behaald, maar voor de inwerkingtreding van het artikel 13, niet kunnen worden gelijkgesteld met de diploma’s die na de datum van inwerkingtreding van dat artikel kunnen worden behaald. Er zou dan geen grondslag zijn om deze eerder verkregen diploma’s gelijk te stellen, terwijl juist beoogd is om alle diploma’s volgens hetzelfde systeem te beoordelen. De uiterste datum van diploma’s die eerder zijn verstrekt en gelijk gesteld kunnen worden is daarom aangepast naar de datum direct voorafgaand aan die waarop het artikel 13 in werking is getreden.

5. Overgangsrecht – periodiek geneeskundig onderzoek

Aan de overgangs- en slotbepalingen is een artikel 13a toegevoegd, waarin een regeling is getroffen in verband met de invoering van het periodiek geneeskundig onderzoek van de personeelsleden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel zijn aangesteld een functie, voor de uitoefening waarvan de betrokkene blijkens een geneeskundig onderzoek geschikt moet zijn. Voor deze personeelsleden geldt dat zij ingevolge artikel 5 periodiek aan een geneeskundig onderzoek worden onderworpen om te beoordelen of zij nog steeds in staat zijn die functie volledig te vervullen. Voor de inhoud van de overgangsregeling wordt verwezen naar het artikelsgewijze deel van deze toelichting (artikel I, onderdeel H).

6. Technische wijzigingen

De technische wijzigingen houden verband met de wijzigingen in andere regelgeving, waardoor verwijzingen naar die andere regelgeving moesten worden aangepast, en het onderscheid dat thans is gemaakt tussen functies waarvoor een opleidings- en examenvereiste geldt en functies waarvoor zodanig vereiste niet geldt.

De wijzigingen worden nader toegelicht in het artikelsgewijze deel van deze toelichting.

7. Regeldruk

De wijzigingen die zijn opgenomen in dit besluit brengen geen verzwaring van de administratieve lasten met zich mee voor burgers en professionals. Voor de brandweerfunctionarissen zal dit besluit tot gevolg hebben dat de lasten voor de examens zullen gaan verminderen, aangezien er voor de functies die nu zijn vermeld in de bijlage 1A geen vakbekwaamheidsexamens meer noodzakelijk zijn.

Dit besluit heeft geen financiële gevolgen voor de openbare lichamen. Het brandweerkorps valt immers onder de verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie en de daarmee verband houdende uitgaven zullen worden bekostigd uit de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Dat geldt ook voor de kosten van de ontwikkeling en het houden van examens.

8. Totstandkoming – voorbereiding – (internet)consultatie

De bonden van brandweerpersoneel hebben tijdens het Sector Overleg Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 12 november 2015 gemeld unaniem te kunnen instemmen met het ontwerpbesluit en de nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit is in december 2015 ter consultatie aangeboden aan:

  • de bestuurscolleges van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba,

  • de algemeen commandant van de brandweer van Bonaire, Sint Eustatius en Saba,

  • de korpschef van het Korps politie Bonaire, Sint Eustatius en Saba,

  • de leden van het Sector Overleg BES,

  • het Instituut Fysieke veiligheid (IFV),

  • het dagelijks bestuur van de Raad van Brandweercommandanten,

  • Bonaire Petroleum Corp. N.N. (BOPEC),

  • Juancho E. Yrausquin Airport,

  • F.D. Roosevelt Airport,

  • Bonaire International Airport N.V.,

  • Statia Oil Terminal N.V. (Nustar)

De voorzitter van het dagelijks bestuur van de Raad van Brandweercommandanten heeft bij brief van 11 januari 2016 namens het dagelijks bestuur positief geadviseerd. De bestuurscolleges van de openbare lichamen Bonaire en Sint Eustatius hebben bij brieven van respectievelijk 9 februari 2016 en 3 maart 2016 positief geadviseerd.

Er zijn geen andere reacties ontvangen.

Het ontwerpbesluit is niet opengesteld voor internetconsultatie omdat sprake is van een situatie waarin internetconsultatie niet in betekende mate kan leiden tot aanpassing van het voorstel.

9. Inwerkingtreding

De ministeriële regeling, bedoeld in artikel 2 van het Besluit zal per 1 juli 2016 in werking kunnen treden. Wegens de afhankelijkheid van de ministeriële regeling, bedoeld in het artikel 2, was het nodig te bepalen dat het artikel 2, zijnde de basis voor die regeling, diezelfde datum in werking treedt. Wegens de samenhang van het artikel 2 met de overige onderdelen van het Besluit, de artikelen 1, 3, eerste lid, 4 tot en met 7 en 13a, dienden deze nog niet eerder in werking getreden bepalingen eveneens per die datum in werking te treden.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, D, vierde subonderdeel, en E

Enkele nog niet eerder in werking getreden artikelen van het besluit kenden verwijzingen naar de Wet materieel ambtenarenrecht BES, die op 9 oktober 2011 deels is vervallen en waarvan de inhoud is overgeheveld naar het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES. Een en ander hield verband met de inwerkingtreding van de Regeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 3 oktober 2011 tot herstructurering van het materiele ambtenarenrecht BES4. De verwijzingen in de artikelen 1, onderdeel b, 4, vierde lid, en artikel 5 in het besluit zijn dienovereenkomstig aangepast. Het betreft technische aanpassingen; inhoudelijke wijzigingen zijn daarmee niet beoogd, met uitzondering van hetgeen hierna wordt vermeld.

Het nu gewijzigde artikel 5 (onderdeel E) kende nog wel de verplichting om ieder zittend personeelslid met een operationele functie ten minste eenmaal per jaar te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek. Thans is het artikel 5 tevens zodanig geformuleerd dat er een periodiek geneeskundig onderzoek moet plaatsvinden, zonder vermelding van een frequentie. De nu geschrapte frequentie van eenmaal per jaar was, zoals gezegd in het algemeen deel van deze toelichting, bij nader inzien niet nodig en zou bovendien hoge uitvoeringslasten veroorzaken.

Onderdeel B

De wijziging van het niet nog niet eerder in werking getreden artikel 2 is een technische wijziging die verband houdt met het onderscheid dat ingevolge het in de paragraaf 2 vermelde en hetgeen hierna nog toe te lichten onderdeel C wordt gemaakt tussen operationele en niet-operationele functies, waarvoor wel respectievelijk geen functioneel opleidings- en examenvereiste geldt.

Onderdeel C

Ten eerste bevat dit onderdeel een technische wijziging, waarmee het in werking zijnde artikel 3, tweede lid, in overeenstemming is gebracht met de wijziging die heeft plaatsgevonden in de delegatiebepaling die is vervat in het artikel 33, vijfde lid, van de Veiligheidswet BES5. Daarin was, voor zover hier van belang, bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over opleidingen die worden afgesloten met een Caribisch rijksexamen. Daarin is, voor zover hier van belang, «Caribisch rijksexamen» vervangen door «Caribisch examen».

Teneinde de niet-operationele functies uit te sluiten van het opleidings- en examenvereiste is de bijlage 1 vervangen door de bijlagen 1 en 1A bij dit besluit. De bijlage 1 bevat alleen de operationele functies waarvoor wel een functioneel opleidings- en examenvereiste geldt, onder vermelding per functie van de aanduiding van de daarbij behorende, hoogst mogelijke rang. De niet-operationele functies en de operationele functie on scene commander, waarvoor geen functioneel examenvereiste geldt, zijn ondergebracht in de bijlage 1A, eveneens onder vermelding per functie van de aanduiding van de daarbij behorende, hoogst mogelijke rang dan wel enig mogelijke rang.

Onderdeel D, eerste, tweede en derde subonderdeel

Artikel 4 is aangepast aan de verwijzingen naar de nieuwe bijlagen en de daarin opgenomen opsommingen van functies.

Door middel van het tweede subonderdeel is de opsomming in het nog niet eerder in werking getreden artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit aangepast in verband met de wijzigingen in benamingen van functies voor de uitoefening waarvan geldt dat de betrokkene door een arts geschikt moet zijn bevonden. In de meer operationele functies is een bepaalde fysieke gesteldheid noodzakelijk, omdat bij een inzet daar een stevig beroep op wordt gedaan. Voor een aantal functies is een goede conditie van minder belang voor de uitoefening. Een keuring draagt dan niet bij aan een goede taakuitoefening.

Het artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit is tegelijk een voorwaarde voor de aanstelling of bevordering tot de betreffende functies.

De wijzigingen die zijn doorgevoerd in de benamingen zijn in nauw overleg gegaan met zowel het Instituut Fysieke Veiligheid als de expertgroep OEBO BES, welke bestond uit experts van de brandweerkorpsen van zowel de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba als de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten. De oude functies en de benamingen zijn hierbij bekeken met het oog op de feitelijke behoefte en mogelijkheden. Zo is de functie commandant van dienst geschrapt omdat deze binnen de context van Caribisch Nederland, bijvoorbeeld de geringe schaalgrootte, niet nodig is. Voor de brandweerfuncties op het terrein van de luchthaven is ook overleg gevoerd met het College Commandanten Brandweer Luchthaventerreinen en is er voor gekozen om aan te sluiten bij de functiebenamingen die zij hanteren. Het gaat hierbij om de functies manschap vliegtuigbrandbestrijding, bevelvoerder vliegtuigbrandbestrijding en de On Scene Commander. Voor de overzichtelijkheid is in de opsomming de nieuwe volgorde, waarin de functies in onderdeel b en de bijlage 1 voorkomen, aangesloten bij de (alfabetische) volgorde in de bijlage 1 bij het Besluit personeel veiligheidsregio’s, die van toepassing is in Europees Nederland.

In het tweede lid stond de rang hoofdbrandwacht abusievelijk tweemaal vermeld. Dit is gecorrigeerd. Daarnaast is de rang adjunct-hoofdbrandmeester geschrapt, aangezien deze niet werd gebruikt.

Onderdeel F

Verwezen wordt naar hetgeen is vermeld bij het onderwerp «3. Geneeskundig onderzoek» in het algemeen deel van deze toelichting en de laatste alinea van de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onderdelen A, D, vierde subonderdeel, en E.

Onderdeel G

Dit onderdeel heeft betrekking op het nog niet eerder in werking getreden artikel 13 dat een overgangsregeling bevat die ziet op de gelijkstelling van diploma’s. Ten aanzien van het artikel 13 was het moment van inwerkingtreding van de Veiligheidswet BES als ijkmoment voorzien. Die wet is op 10 oktober 2010 in werking getreden. Het artikel 13 is echter niet ook op dat moment in werking getreden. Als er vastgehouden zou worden aan het moment van inwerkingtreding van de Veiligheidswet BES als ijkmoment zouden er problemen kunnen ontstaan met de beoogde gelijkstelling van diploma’s oude stijl die na die datum maar voor het moment van inwerkingtreding van het artikel 13 verkregen zijn, met diploma’s van de bij de desbetreffende functies behorende opleidingen of delen daarvan die na de inwerkingtreding van artikel 13 kunnen worden behaald. Er zou dan geen grondslag zijn om deze eerder verkregen diploma’s gelijk te stellen, terwijl juist beoogd is om alle diploma’s volgens hetzelfde systeem te beoordelen. Daarom is het ijkmoment gewijzigd in het moment waarop artikel 13 van het besluit in werking is getreden, en waarop ook de daarop gebaseerde ministeriële regeling in werking is getreden.

Deze gelijkstelling betreft de codificatie van met het personeel en met het IFV gemaakte afspraken.

Onderdeel H

Door middel van dit onderdeel is een artikel 13a ingevoegd, waarin een overgangsregeling is opgenomen die ziet op het verplichte periodiek geneeskundig onderzoek, bedoeld in artikel 5, om vast te stellen of het personeelslid voortgezet in staat wordt geacht om een opgedragen functie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, naar behoren te vervullen. Deze overgangsregeling is bedoeld voor het zittend personeel, dat wil zeggen de personeelsleden die in dienst waren op het tijdstip waarop het artikel 13a in werking is getreden.

De overgangsregeling bestaat daarin dat alle personeelsleden die in een zodanige functie zijn aangesteld uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van artikel 13a worden onderworpen aan een eerste periodiek geneeskundig onderzoek. Dit is geregeld in het eerste lid.

De personeelsleden ten aanzien van wie aan de resultaten van het eerste periodiek geneeskundig onderzoek een negatieve gevolgtrekking dan wel een positieve gevolgtrekking onder bepaalde beperkingen is verbonden, hebben een termijn van maximaal twee jaren na die datum van inwerkingtreding, teneinde de fysieke of psychische gesteldheid op het voor de opgedragen werkzaamheden vereiste niveau te brengen. Het personeelslid wordt in dat geval uiterlijk twee jaren na die inwerkingtreding onderworpen aan een tweede periodiek geneeskundig onderzoek. Dat is geregeld in het tweede lid.

In het derde lid is een voorziening getroffen voor gevallen, waarin het personeelslid blijkens de resultaten van het tweede periodiek geneeskundig onderzoek niet alsnog en zonder beperkingen in staat wordt geacht de opgedragen werkzaamheden te verrichten, maar grond bestaat aan te nemen dat het personeelslid daartoe wel in staat zal zijn binnen uiterlijk een jaar na het tijdstip van dat tweede periodiek geneeskundig onderzoek. Met het oog daarop is bepaald dat de korpsbeheerder brandweer op voordracht van de algemeen commandant aan het individuele personeelslid een derde tevens laatste termijn van maximaal een jaar kan geven, na de datum van het tweede periodiek geneeskundig onderzoek, waarbinnen het personeelslid aan een derde periodiek geneeskundig onderzoek wordt onderworpen. De korpsbeheerder brandweer stelt de algemeen commandant en het Instituut Fysieke Veiligheid van dat besluit schriftelijk in kennis.

Wanneer het personeelslid bij het tweede of derde periodiek geneeskundig onderzoek de fysieke of psychische gesteldheid nog steeds niet op het voor de opgedragen werkzaamheden vereist niveau heeft gebracht, zal in overleg met het personeelslid worden bezien of plaatsing in een andere passende functie binnen het brandweerkorps of binnen een andere organisatie van de Rijksdienst in Caribisch Nederland mogelijk is en waarvoor geen verplichting geldt om zich periodiek aan een geneeskundig te onderwerpen. In het uiterste geval kan het personeelslid voor ontslag worden voorgedragen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Stb. 2010, 377, Nota van toelichting, p. 12.

X Noot
2

Opleiden, Examineren, Bijscholen en Oefenen

X Noot
3

Besluit van 15 oktober 2015, houdende wijziging van het Besluit personeel veiligheidsregio’s ter vereenvoudiging, actualisering en verbetering van dat besluit (Stb. 2015, 380)

X Noot
4

Regeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 3 oktober 2011, nr. 2011-2000437015, tot herstructurering van het materiële ambtenarenrecht BES, Stcrt. 7 oktober 2011, nr. 18097; ingevolge artikel XXXVI in werking getreden op 9 oktober 2011; goedgekeurd ingevolge artikel 1, tweede lid, van het Goedkeurings- en reparatiebesluit BES

X Noot
5

Artikel II, onderdeel A, van de Wet van 27 september 2012 tot wijziging van de Wet veiligheidsregio’s in verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid en in verband met de volledige regionalisering van de brandweer (Stb. 2012, 443); inwerkingtreding 1 januari 2013 [Besluit van 26 oktober 2012 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 27 september 2012 tot wijziging van de Wet veiligheidsregio’s in verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid en in verband met de volledige regionalisering van de brandweer en het Besluit rijksbijdragen IFV (Stb. 2012, 526)]

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven