Besluit van 30 september 2010, houdende regels over het personeel en de organisatie van het brandweerkorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit brandweer BES)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 2 juli 2010, nr. 2010-0000461929, CZW/WSG;

Gelet op de artikelen 27, negende lid, 33, derde, vierde en vijfde lid, en 80, vierde lid, van de Veiligheidswet BES;

De Raad van State gehoord (advies van 11 augustus 2010, nr. W04.10.0342/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 22 september 2010, nr. 2010-0000550361;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. functie:

samenstel van te verrichten werkzaamheden;

b. geneeskundig onderzoek:

geneeskundig onderzoek als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c, van de Wet materieel ambtenarenrecht BES.

HOOFDSTUK 2 BRANDWEERPERSONEEL

§ 2.1 Functies

Artikel 2

Bij ministeriële regeling worden voor het personeel van het brandweerkorps regels gesteld over de functies, genoemd in de bijlage, en de daarbij behorende eisen over opleiden, examineren, bijscholen en oefenen.

Artikel 3
  • 1. Bij de functies, genoemd in de bijlage, behoort een functiegerichte opleiding die wordt afgesloten met een Caribisch rijksexamen.

  • 2. Voor de functies, genoemd in de bijlage, gelden van laag naar hoog de volgende rangen: brandwacht, hoofdbrandwacht, hoofdbrandwacht, brandmeester, adjunct-hoofdbrandmeester, hoofdbrandmeester, commandeur en adjunct-hoofdcommandeur.

§ 2.2 Aanstelling en bevordering

Artikel 4
  • 1. Onze Minister kan een persoon slechts aanstellen of bevorderen tot een of meer functies, genoemd in de bijlage, indien deze

    • a. in het bezit is van het diploma van de bij de desbetreffende functie behorende opleiding; en

    • b. voor zover het betreft de aanstelling of bevordering tot de functie manschap a, manschap b, chauffeur, voertuigbediener, bevelvoerder, bevelvoerder luchthaven, instructeur, vakofficier van dienst, officier van dienst, hoofdofficier van dienst of commandant van dienst, indien deze blijkens een geneeskundig onderzoek geschikt is voor het verrichten van die functie.

  • 2. Onze Minister kan ontheffing verlenen voor het in het bezit zijn van het diploma van de bij de desbetreffende functie behorende opleiding, bedoeld in het eerste lid, onder a.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, onder a, kan degene die een opleiding volgt tot een van de functies, genoemd in artikel 2, als aspirant tot de desbetreffende functie worden aangesteld of bevorderd.

  • 4. De artikelen 6, tweede lid, 8 en 9, tweede lid, voor zover dit artikel 8 van overeenkomstige toepassing verklaart, van de Wet materieel ambtenarenrecht BES zijn niet van toepassing op het geneeskundig onderzoek, bedoeld in het eerste lid, onder b.

Artikel 5

Onverminderd artikel 10 van de Wet materieel ambtenarenrecht BES, wordt het personeel in een functie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, ten minste eenmaal per jaar onderworpen aan een geneeskundig onderzoek ter beoordeling of hij in staat wordt geacht de opgedragen werkzaamheden naar behoren te verrichten. Artikel 7 van de Wet materieel ambtenarenrecht BES is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6
  • 1. Het geneeskundig onderzoek, bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, onderdeel b en 5, geschiedt door een door Onze Minister aangewezen arts aan de hand van door Onze Minister vastgestelde vragen welke ten aanzien van de gezondheid zullen worden gesteld en de medische onderzoeken welke mogen worden verricht.

  • 2. De uitslag van het geneeskundig onderzoek wordt de betrokkene zo spoedig mogelijk medegedeeld.

  • 3. De kosten van het geneeskundig onderzoek komen ten laste van Onze Minister.

  • 4. Het geneeskundig onderzoek, bedoeld in artikel 4, eerste lid, vindt eerst plaats nadat alle overige beoordelingen van de geschiktheid van desbetreffende persoon hebben plaats gevonden en Onze Minister op grond daarvan voornemens is de betrokkene aan te stellen.

Artikel 7
  • 1. Indien aan het geneeskundig onderzoek een negatieve gevolgtrekking dan wel een positieve gevolgtrekking onder bepaalde beperkingen wordt verbonden, heeft de betrokkene het recht op herkeuring. Hij maakt zijn wens daartoe met redenen omkleed kenbaar binnen een week nadat de genoemde gevolgtrekking aan hem is medegedeeld. Onze Minister treft een regeling voor herkeuring door een onafhankelijk geneeskundige.

  • 2. De door Onze Minister te nemen beslissing wordt uitgesteld totdat de uitslag van de herkeuring hem is medegedeeld.

  • 3. De kosten van de herkeuring worden gedragen door Onze Minister. Deze mag echter een redelijke bijdrage van betrokkene verlangen.

§ 2.3 Kleding en uitrusting

Artikel 8

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de kleding en uitrusting voor het personeel van het brandweerkorps.

HOOFDSTUK 3 ORGANISATIE BRANDWEERKORPS

Artikel 9

Ten behoeve van de uitvoering van de taken, genoemd in artikel 27, tweede en derde lid, van de Veiligheidswet BES, draagt de korpsbeheerder brandweer er zorg voor dat het brandweerkorps in elk van de openbare lichamen ten minste een basisbrandweereenheid, een eenheid vliegtuigbrandbestrijding en een ondersteuningseenheid voor hulpverlening heeft.

Artikel 10

  • 1. De basisbrandweereenheid bestaat uit:

    • a. een bevelvoerder,

    • b. een chauffeur, tevens voertuigbediener, en

    • c. twee manschappen.

  • 2. De eenheid is belast met:

    • a. de brandbestrijding en redding;

    • b. technische hulpverlening;

    • c. basishandelingen bij de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen;

    • d. ondersteuning bij vliegtuigbrandbestrijding en scheepsbrandbestrijding.

  • 3. De eenheid beschikt over een tankautospuit met uitrusting.

Artikel 11

  • 1. De eenheid vliegtuigbrandbestrijding bestaat uit:

    • a. een bevelvoerder,

    • b. een chauffeur, tevens voertuigbediener, en

    • c. twee manschappen.

  • 2. De eenheid is belast met vliegtuigbrandbestrijding

  • 3. De eenheid beschikt over een crashtender met uitrusting.

Artikel 12

  • 1. De ondersteuningseenheid voor hulpverlening bestaat uit:

    • a. een bevelvoerder of een manschap a of b, en

    • b. een chauffeur, tevens voertuigbediener.

  • 2. De eenheid is belast met:

    • a. ondersteuning bij het bevrijden van beknelde en ingesloten mensen en dieren;

    • b. ondersteuning van basishandelingen bij de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen;

    • c. ondersteuning bij vliegtuigbrandbestrijding en scheepsincidenten.

  • 3. De eenheid beschikt over een hulpverleningsvoertuig met uitrusting.

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de gelijkstelling van diploma’s van het personeel van de brandweer die zijn verstrekt tot de dag, voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van de Veiligheidswet BES, met het diploma van de bij de desbetreffende functie behorende opleiding.

Artikel 14

  • 1. Indien het bij koninklijk besluit van 9 november 2009 ingediende voorstel van wet houdende bepalingen over de politie en over de brandweerzorg, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Veiligheidswet BES) tot wet is verheven en die wet in werking treedt, treden de artikelen 3, tweede lid, en 8 tot en met 12 van dit besluit op hetzelfde tijdstip in werking.

  • 2. De andere artikelen treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 15

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit brandweer BES.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 30 september 2010

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

Uitgegeven de eerste oktober 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage, behorende bij de artikelen 2, eerste lid, 3, tweede lid, en artikel 4, eerste lid, onderdeel b (Functies)

Functies:

Rang:

Keuring

bevelvoerder

brandmeester

ja

bevelvoerder luchthaven

brandmeester

ja

chauffeur

brandwacht of hoofdbrandwacht

ja

commandant van dienst

adjunct-hoofdcommandeur

ja

controleur brandpreventie

maximaal hoofbrandwacht

nee

docent

maximaal brandmeester

 

hoofdofficier van dienst

commandeur

ja

instructeur

maximaal hoofdbrandwacht

ja

manschap a

brandwacht of hoofdbrandwacht

ja

manschap b

hoofdbrandwacht

ja

medewerker brandpreventie

maximaal brandmeester

nee

medewerker operationele voorbereiding

maximaal brandmeester

nee

medewerker opleiden en oefenen

maximaal brandmeester

nee

oefencoördinator

maximaal hoofdbrandwacht

nee

officier van dienst

hoofdbrandmeester

ja

ploegchef

maximaal brandmeester

nee

specialist brandpreventie

maximaal hoofdbrandmeester

nee

specialist operationele voorbereiding

commandeur

nee

specialist opleiden en oefenen

maximaal hoofdbrandmeester

nee

vakofficier van dienst

adjunct-hoofdbrandmeester

ja

voertuigbediener

brandwacht of hoofdbrandwacht

ja

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

1. Brandweerpersoneel

Op de rechtspositie van het brandweerpersoneel zal in beginsel de Wet materieel ambtenarenrecht BES (de oorspronkelijke Nederlands-Antilliaanse Landsverordening Materieel ambtenarenrecht) van toepassing zijn, zij het dat het brandweerpersoneel niet langer in dienst is van de eilandgebieden, maar van de Nederlandse Staat (het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). Artikel 3 van de Wet materieel ambtenarenrecht BES bepaalt dat die wet van toepassing is, tenzij bij een andere wet anders is bepaald. Ingevolge artikel 33, derde lid, van de Veiligheidswet BES kunnen voor het personeel van het brandweerkorps bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot de functies en rangen, de eisen van aanstelling en bevordering en de eisen met betrekking tot de keuring en de controle op lichamelijke en geestelijke geschiktheid. Daarmee wordt deels afgeweken van hetgeen hieromtrent in de Wet materieel ambtenarenrecht BES is geregeld.

Bij de invulling van de regels met betrekking tot de functies en rangen, de eisen van aanstelling en bevordering en de eisen met betrekking tot de keuring en de controle op lichamelijke en geestelijke geschiktheid wordt zoveel mogelijk aangesloten bij hetgeen in het Europese deel van Nederland op dit terrein geldt. In het Europese deel van Nederland geldt op dit terrein het Besluit personeel veiligheidsregio’s. Aldus wordt enerzijds vergelijkbaarheid en gelijkvormigheid bewerkstelligd, terwijl anderzijds ook ruimte wordt geschapen om rekening te houden met de specifieke geografische, demografische en klimatologische omstandigheden die van belang zijn voor het optreden van de hulpverleners.

Het besluit voorziet in het fundament om bij ministeriële regeling per in de bijlage bij het besluit genoemde functie regels te stellen over kerntaken en competenties. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in zijn hoedanigheid van het bevoegd gezag van het personeel van het brandweerkorps dient er vervolgens voor zorg te dragen dat personen met een in dit besluit genoemde functie voldoen aan de bij ministeriële regeling te stellen eisen. Daarnaast zorgt de minister er niet alleen voor dat het brandweerpersoneel vakbekwaam wordt (met behulp van opleiden en zonodig examineren), maar dit ook gedurende de gehele loopbaan bij de brandweer blijft (bijscholen en oefenen).

Door de functies en bijbehorende taken en competenties vast te leggen, zal het brandweerpersoneel niet alleen (beter) inzetbaar zijn, maar wordt tegelijkertijd (vanwege de vergelijkbaarheid en de mogelijkheid tot het benoemen van onderlinge deficiënties) de mogelijkheid gecreëerd om tot uitwisseling van personeel met brandweerkorpsen in het Europese deel van Nederland te komen. Ook ten behoeve van de eigen veiligheid en de veiligheid van collega’s en burgers is het van belang dat personen met een in het onderhavige besluit genoemde functie binnen het brandweerkorps over basiskwaliteiten beschikken om de taken goed en veilig uit te voeren.

2. Voorgeschiedenis functiegericht stelsel

Hoofdstuk 2 van dit besluit legt een functiegericht stelsel vast ter verzekering van de basiskwaliteit van het brandweerpersoneel. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van het Besluit personeel veiligheidsregio’s. Verwezen zij nog naar de brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2004/05, 26 956, nr. 22) en het Algemeen Overleg van 9 november 2004 (Kamerstukken II 2004/2005, 26 956, nr. 26), waarbij het functiegericht stelsel voor het Europese deel van Nederland is aangekondigd.

De aanleiding voor de introductie van het systeem van kwaliteitseisen is enerzijds de wens om, overeenkomstig het model in het Europese deel van Nederland, te komen tot expliciete kwaliteitsnormen per functie en anderzijds de noodzaak om te komen tot eenduidigheid in diplomering, kennis en kunde van personeel van het brandweerkorps. De vakbekwaamheid van voornamelijk het repressieve en operationele brandweerpersoneel behoeft permanente aandacht. Dit houdt in, dat naast regels aangaande het opleiden en examineren ook regels gesteld moeten worden die na het initiële opleidings- en toetsmoment relevant blijven. Het brandweerpersoneel dat vakbekwaam en -bevoegd is, moet dat immers ook blijven. Deze nadere regels zullen worden gesteld in een ministeriële regeling ter uitvoering van dit besluit.

3. Functies

De functies die gelden voor het brandweerpersoneel worden in de bijlage bij dit besluit vastgesteld. Het betreft alleen de functies waaraan kwaliteitseisen worden gesteld. Uiteraard zijn ook mensen in andere functies werkzaam binnen het brandweerkorps, maar uitsluitend voor de in de bijlage bij dit besluit genoemde functies is het noodzakelijk om kwaliteitseisen te kunnen stellen. In de ministeriële regeling worden de regels voor deze functies vastgesteld. Dit betreft dan met name het vastleggen van de kerntaken en competenties die bij de functies horen binnen het brandweerkorps.

Een persoon kan één of meer functies uitoefenen. In de praktijk zal het personeel van het brandweerkorps in de openbare lichamen veelal gecombineerde functies uitoefenen. Een functie gecombineerd met functies ten behoeve van de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing is ook mogelijk. Dat neemt niet weg dat voor iedere in de bijlage bij dit besluit genoemde functie in het brandweerkorps in beginsel het bijbehorende diploma is vereist.

Het is aan de minister om over brandweerpersoneel te beschikken dat over de juiste opleiding en vaardigheden beschikt. Het voorliggende besluit heeft slechts als doel een kader te scheppen waarmee een uniform basiskwaliteitsniveau wordt vastgelegd. Binnen deze kaders is het aan de minister om invulling te geven aan hun verantwoordelijkheden op het terrein van het personeelsbeleid.

De huidige situatie van een variëteit aan ranggerichte bevoegdheidserkenningen wordt vervangen door een functiegericht besluit dat beter aansluit bij de beroepspraktijk van de brandweer. In de praktijk zijn de werkzaamheden immers gekoppeld aan de functie die men uitoefent en niet aan een (brandweer)rang. In het rangenstelsel wordt brandweerpersoneel opgeleid voor een rang die meerdere functies kan bevatten. In de praktijk wordt echter een functie uitgevoerd en geen rang. Door de omslag van een ranggericht systeem naar een functiegericht systeem zullen de bestaande Antilliaanse ranggerichte basisopleidingen vervallen en worden vervangen door functiegerichte opleidingen die worden afgesloten met een Caribisch rijksexamen. De functiegerichte opleidingen tot de functie van officier van dienst zullen verschillen met die in het Europese deel van Nederland. Vanaf de functie van officier van dienst zal dit gelijk zijn aan het Europese deel van Nederland, omdat deze functies inhoudelijk niet wezenlijk zullen verschillen van de Europees-Nederlandse equivalenten.

Het functiegerichte stelsel heeft mede ten doel de opleiding- en oefenbelasting voor het brandweerpersoneel te beperken tot de taken die nodig zijn om een functie uit te kunnen oefenen.

Het onderhavige besluit bepaalt tevens welke rangen voor welke functies gelden. Dit teneinde de interne organisatie en bevelsstructuur, die bij de brandweer operationeel gekoppeld is aan rangen, te behouden en te uniformeren.

Bij ministeriële regeling worden voor het personeel van de brandweer regels gesteld over de bij de functie behorende kerntaken en competenties. Deze basiseisen fungeren als uitgangspunten voor het opleiden, examineren, bijscholen en oefenen.

4. Ministeriële regeling

Ter uitvoering van dit besluit wordt bij ministeriële regeling per functie aangegeven wat de kerntaken zijn en de bijbehorende competenties. Het betreft basiskwaliteitseisen. Dit is noodzakelijk om helderheid te creëren in de basiskwaliteitseisen die per functie gelden.

Deze kwaliteitseisen geven aan welke kennis en vaardigheden een brandweerfunctionaris nodig heeft om zijn taken goed en veilig uit te voeren. Het gaat hier om minimumeisen, waarmee een functie- en competentiegericht stelsel voor de kwaliteit van functies binnen het brandweerkorps ontstaat. De minister (als bevoegd gezag) draagt er zorg voor dat het personeel met een in het besluit genoemde functie voldoen aan de in de ministeriële regeling neergelegde kwaliteitseisen.

De kerntaken en competenties zijn een uniformering en explicitering van de beroepspraktijk in het Europese deel van Nederland en aangepast aan de situatie in de openbare lichamen. Het betreft kerntaken die functionarissen reeds in de praktijk uitvoeren of geacht worden te kunnen uitvoeren. Tevens zal in een competentiematrix aangegeven worden over welke competenties die functionarissen minimaal moeten beschikken.

De minister (als bevoegd gezag) draagt er zorg voor dat het personeel van het brandweerkorps vakbekwaam wordt en gedurende de gehele loopbaan bij het brandweerkorps vakbekwaam blijft. Voor het personeel van de brandweer geldt dat de examens, opleidingen, bijscholingen en oefeningen worden gebaseerd op de kerntaken en de competenties die bij de brandweerfuncties horen.

5. Vrijwilligers

Met dit kader van kwaliteitseisen wordt invulling gegeven aan de verantwoordelijkheid voor het vakbekwaam worden en blijven van al het brandweerpersoneel in de openbare lichamen. Daarbij wordt het uitgangspunt gehuldigd dat er geen verschil bestaat tussen de beroepskrachten en het vrijwillige brandweerpersoneel als het gaat om eisen aan vakbekwaamheid. Ten eerste mag het niet uitmaken of het een beroepskracht of een vrijwilliger is, die de brand blust of iemand uit een voertuig redt. Beiden moeten dat even goed kunnen. Daarnaast zullen zowel beroepskrachten als vrijwilligers in monodisciplinaire en multidisciplinaire, in lokale en in grootschalige situaties met elkaar en met andere hulpdiensten moeten kunnen samenwerken. Ten tweede biedt een goede opleiding en oefening de beste waarborg voor de veiligheid in de gevaarlijke situaties waarin het brandweerpersoneel zich regelmatig begeeft. Dit is voor zowel de beroepskrachten als de vrijwilligers even relevant.

Het uitgangspunt dat voor vrijwilligers en beroepskrachten dezelfde eisen voor vakbekwaamheid gelden, zorgt voor een zekere spanning in het gebruik van de term vrijwilliger. Vrijwilligheid bij de brandweer betekent geenszins vrijblijvendheid. Vrijwilligers krijgen een vergoeding voor het werk dat ze bij de brandweer verrichten.

De vrijwilligers steken veelal een groot deel van hun beschikbare tijd in het werk bij de brandweer. Van deze tijd nemen de daadwerkelijk repressieve taken vaak een relatief klein deel in beslag. De meeste tijd gaat zitten in opleiden en oefenen. Vooral voor vrijwilligers, die het brandweervak naast hun hoofdberoep beoefenen, is dit soms een grote belasting. Het functiegerichte stelsel zal leiden tot een meer gerichte belasting van het brandweerpersoneel. Het stelt hen bovendien in staat om een bewuste keuze te maken voor een bepaalde functie. Verder wordt inzichtelijk welke belasting een functie met zich brengt.

6. Geneeskundig onderzoek

De artikelen 4, eerste lid, onder b, en 5 regelen het geneeskundig onderzoek van het brandweerpersoneel en zijn gebaseerd op artikel 33, derde lid, aanhef en onder c, van de Veiligheidswet BES. Deze artikelen zijn afgeleid van het huidige (Nederlandse) Besluit brandweerpersoneel. Na inwerkingtreding van de Wet Veiligheidsregio’s wordt dat besluit vervangen door het Besluit personeel veiligheidsregio’s. Het geneeskundig onderzoek dat in het Besluit personeel veiligheidsregio’s is geregeld, is expliciet aangemerkt als een onderzoek als bedoeld in de Wet op de medische keuringen. De regeling in het Besluit personeel veiligheidsregio’s zelf is daarom summier gebleven. De Wet op de medische keuringen is evenwel niet van toepassing in Bonaire, Sint Eustatius en Saba op het moment dat deze als openbare lichamen worden opgenomen in het Nederlandse staatsbestel. Vandaar dat in het onderhavige besluit de regeling over het geneeskundig onderzoek uitgebreider is opgenomen.

In de Wet materieel ambtenarenrecht BES staan een aantal algemene bepalingen over geneeskundige onderzoeken die – met uitzondering van de in artikel 6 van het besluit genoemde bepalingen – ook gelden voor het geneeskundig onderzoek op basis van het onderhavig besluit. Die bepalingen zien evenwel niet op het periodieke onderzoek, bedoeld in artikel 5. Om die reden zijn in de artikelen 6 en 7 van dit besluit ten aanzien van het geneeskundig onderzoek soortgelijke bepalingen als in de Wet materieel ambtenarenrecht opgenomen.

7. Uitvoerbaarheid

Een functiegericht besluit zal beter aansluiten bij de beroepspraktijk van de brandweer, omdat de werkzaamheden in de praktijk immers gekoppeld zijn aan de functie die men uitoefent en niet aan een (brandweer)rang. In het rangenstelsel wordt brandweerpersoneel opgeleid voor een rang die meerdere functies kan bevatten. In de praktijk wordt echter een functie uitgevoerd en geen rang. Het functiegerichte stelsel heeft mede ten doel de opleiding- en oefenbelasting voor het brandweerpersoneel te beperken tot de taken die nodig zijn om een functie uit te kunnen oefenen.

8. Basisbrandweerzorg

Dat het adequaat onder woorden brengen van de basis brandweerzorg voor de BES-eilanden geen sinecure is, blijkt uit de ontwikkeling die de equivalent van het Europese deel van Nederland heeft moeten doormaken.

Ruim twee decennia geleden werd in de context van het Europese deel van Nederland, hierbij nog enkel gedacht aan zaken als de opkomsttijden van voertuigen. De uit 1986 stammende «handleiding Brandweerzorg» mag daar een goed voorbeeld van zijn. In deze handleiding werden, op basis van (semi) wetenschappelijke en statistische gegevens, de opkomsttijden van verschillende voertuigen voor verschillende gebouwtypen vastgelegd.

Na een periode van zestien jaar moest echter, op basis van de resultaten van een evaluatie in 2002, vastgesteld worden dat de gewijzigde maatschappij de complexiteit van de risico’s op het terrein van de fysieke veiligheid dusdanig sterk had beïnvloed, dat een actualisatie van de richtlijnen voor de brandweerzorg diende plaats te vinden.

Dit leidde uiteindelijk in 2007 tot de Leidraad Repressieve Brandweerzorg. Deze Leidraad beoogt de bestuurder een transparant inzicht te bieden in de noodzakelijk te nemen besluiten om de repressieve brandweerzorg op het gewenste kwaliteitsniveau te kunnen garanderen. Met het toepassen van de Leidraad zou de bestuurder inzage in de door de brandweer te leveren en geleverde prestaties binnen het verzorgingsgebied.

Het belang dat aan deze Leidraad wordt gehecht, wordt onderstreept door het opnemen in het – in het Europese deel van Nederland geldende – Besluit Veiligheidsregio’s.

Dat zowel het nut als de noodzaak van het vastleggen van basis brandweerzorg normen, voor zowel de betrokken bestuurders als de uitvoerende diensten van groot belang is, mag evident zijn. Minder vanzelfsprekend is het echter, om de brandweerzorg normen van het Europese deel van Nederland zonder meer te transponeren in een «BES-arrangement». Zaken als het insulaire karakter, de soort bebouwing, de wegen, het klimaat, de sterke accidentatie van het terrein, het materieel en het personeel verschillen daartoe (vooralsnog) teveel. Zo zal bijvoorbeeld vooralsnog worden afgezien van het voorschrijven van standaardisatie en uitwisselbaarheid van materieel omwille van het feit dat uitwisseling van materieel eerder met de omringende eilanden zal plaatsvinden.

Daarnaast zijn statistische gegevens, waarop het Nederlandse model is gestoeld, nog onvoldoende aanwezig om generaliserende uitspraken te kunnen doen.

Met de basisnormen voor de brandweerzorg in het Europese deel van Nederland is uiteindelijk in een kwaliteitsimpuls voor de brede sector van de brandweer en rampenbestrijding voorzien. Om die reden is het wenselijk om ook op Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot een dergelijk instrumentarium te komen. Vooralsnog zal noodzakelijkerwijs volstaan worden met het vastleggen van de meest elementaire (organisatorische) aangelegenheden.

Hoofdstuk 3 van het besluit schrijft het minimum van de organisatie van de brandweerzorg voor elk van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor. Drie soorten eenheden worden voorgeschreven:

  • 1. een basisbrandweereenheid,

  • 2. een eenheid vliegtuigbrandbestrijding, en

  • 3. een ondersteuningseenheid voor hulpverlening.

De standaardbezetting van deze eenheden wordt in het besluit vastgesteld. Voor de functionarissen die de eenheden bezetten zijn in of krachtens de bepalingen in hoofdstuk 2 van dit besluit de functieaanduidingen en de vakbekwaamheidseisen aangegeven.

9. Gevolgen voor decentrale overheden

Dit besluit heeft geen financiële gevolgen voor de openbare lichamen. Het brandweerkorps valt immers onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de daarmee verband houdende uitgaven zullen worden bekostigd uit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

10. Toezicht

De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid is onder andere belast met het toetsen van de wijze waarop het brandweerkorps uitvoering geeft aan de taken met betrekking tot de brandweerzorg, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing. Dit betekent dat deze inspectie op grond van de Veiligheidswet BES bevoegd is ook de uitvoering van dit besluit te handhaven.

11. Consultatie en adviezen

Het besluit is ter consultatie aangeboden aan:

  • de bestuurscolleges van de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba,

  • de gezaghebbers van Bonaire en Saba en de waarnemend gezaghebber van Sint Eustatius,

  • de brandweercommandanten van Bonaire, Sint Eustatius en Saba,

  • de korpschef van het Korps politie Bonaire,

  • de leden van het Sector Overleg BES i.o.,

  • de Veiligheidsregio Haaglanden,

  • het Nederland bureau brandweerexamens (Nbbe),

  • het Nederlands instituut fysieke veiligheid (Nifv),

  • het Bestuur Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding,

  • Bonaire Petroleum Corp. N.N. (BOPEC),

  • Juancho E. Yrausquin Airport,

  • F.D. Roosevelt Airport,

  • Bonaire International Airport N.V.,

  • Statia Oil Terminal N.V.

De resultaten uit deze consultatie zijn verwerkt in het besluit en de nota van toelichting. Hierna wordt kort ingegaan op de inhoud van deze punten en de wijze waarop hiermee in het besluit is omgegaan.

Getwijfeld wordt of de opleidingseisen te hoog zijn in verhouding tot het huidige niveau van het brandweerpersoneel. Los van dit besluit zal een plan worden opgesteld om het brandweerpersoneel op te leiden naar het bij of krachtens dit besluit gestelde opleidingsniveau. Artikel 12 maakt mogelijk dat dit besluit per artikel of onderdeel daarvan in werking kan treden, zodat maatwerk kan worden geleverd. Voorts is aanleiding gezien om tussen de rang brandmeester en de rang hoofdbrandmeester de rang adjunct-hoofdbrandmeester op te nemen. Deze rang geldt voor de functie van vakofficier van dienst.

In de reacties van de bestuurscolleges is aanleiding gezien in de artikelen 9, tweede lid, onder d, en 11, tweede lid, onder c, «de ondersteuning bij waterongevallen» te vervangen door «ondersteuning bij vliegtuigbrandbestrijding en scheepsbrandbestrijding». Gelet op het feit dat het brandweerkorps tevens taken uitvoert op de luchthavens van de eilanden is «een ondersteuningseenheid voor redden en blussen op hoogte» vervangen door «een eenheid vliegtuigbrandbestrijding».

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Het personeel dat is aangesteld bij het brandweerkorps bestaat uit beroepsambtenaren en vrijwillige ambtenaren. Voor vrijwilligers en beroepsbrandweerpersoneel gelden dezelfde functies en dezelfde eisen voor vakbekwaamheid.

Het begrip functie is beperkt tot een samenstel van werkzaamheden. Een persoon kan één of meer functies uitoefenen. Het begrip functie moet niet worden verward met het begrip functie zoals dat in de rechtspositionele en arbeidsvoorwaardelijke sfeer wordt gehanteerd. Bij de in het besluit opgesomde functies behoren functiegerichte opleidingen die worden afgesloten met een Caribisch rijksexamen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geeft het diploma af.

Op grond van de Veiligheidswet BES is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties belast met het beheer van het brandweerkorps. Op grond van de Wet materieel ambtenarenrecht BES (de gewijzigde, oorspronkelijke Nederlands-Antilliaanse Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht) is deze minister ook het bevoegd gezag voor ambtenaren die werkzaam zijn in de openbare lichamen en in dienst zijn van de staat, waaronder het brandweerpersoneel van het brandweerkorps.

Hoofdstuk 2 Brandweerpersoneel

§ 2.1 Functies
Artikel 2

In de bijlage bij dit besluit worden de brandweerfuncties opgesomd waaraan kwaliteitseisen zullen worden gesteld. Voor deze functies geldt dat de examens, opleidingen, bijscholingen en oefeningen dienen te worden gebaseerd op de kerntaken en de daarbij behorende competenties. Het stellen van uniforme kerntaken en competenties zorgt ervoor dat het personeel van het brandweerkorps vakbekwaam wordt (opleiden en zonodig examineren) en gedurende de gehele loopbaan vakbekwaam blijft (bijscholen en oefenen).

In de opsomming zijn niet alle functies opgenomen, zoals deze zijn opgenomen in het Besluit personeel veiligheidsregio’s, omdat het brandweerkorps in omvang niet vergelijkbaar is met een veiligheidsregio in het Europese deel van Nederland. Indien wenselijk wordt geacht dat voor andere functies bij ministeriële regeling eisen over opleiden, examineren, bijscholen en oefenen dienen te worden gesteld, zal dit besluit daarvoor moeten worden gewijzigd.

Basiskennis over vliegtuigbrandbestrijding en ondersteuning bij scheepsbrandbestrijding zal in ieder geval voor de functies manschap a en bevelvoerder tot het vaste curriculum gaan behoren. Daarnaast is er ook een bevelvoerder luchthaven. De eisen die zullen worden gesteld voor de functies vanaf de functie van officier van dienst zullen (voor het overige) gelijk zijn aan de eisen die aan die functies worden gesteld in het Europese deel van Nederland krachtens het Besluit personeel veiligheidsregio’s.

In de functie van vakofficier van dienst is voorzien zodat kan worden voorzien in persoon met een leidinggevende functie tijdens de feitelijke, repressieve taak brandweerzorg.

Artikel 3

Bij de in de bijlage bij dit besluit opgesomde brandweerfuncties behoort een functiegerichte opleiding. In onderhavig artikel wordt, op grond van artikel 33, vijfde lid, van de Veiligheidswet BES, vastgelegd dat de bij deze functies behorende opleidingen worden afgesloten met een Caribisch rijksexamen. Dit teneinde de interne organisatie en bevelstructuur, die bij de brandweer operationeel gekoppeld is aan rangen, te behouden en te uniformeren. De koppeling van functies aan de verschillende brandweerrangen en voorgeschreven opleidingen komt de uniformering en uitwisselbaarheid van brandweermensen met korpsen in het Europese deel van Nederland ten goede. De opleidingen die worden afgerond met een Caribisch rijksexamen tot en met het niveau van de functie van vakofficier van dienst zullen evenwel verschillen van de opleidingen die worden afgesloten met een rijksexamen in het Europese deel van Nederland. Er zal dan ook een regeling worden getroffen met criteria voor gelijkstelling van de opleidingen van beide categorieën.

§ 2.2 Aanstelling en bevordering
Artikel 4

Het aanstellings- en bevorderingsbeleid bij het brandweerkorps is aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit besluit stelt evenwel twee eisen aan de aanstelling en bevordering van brandweerpersoneel. Een persoon dient voorafgaand aan de uitoefening van één of meer functies in het bezit dient te zijn van het Caribisch rijksdiploma van de bij desbetreffende functie behorende opleiding. Voor bepaalde functies geldt daarnaast de eis dat een persoon blijkens een geneeskundig onderzoek geschikt is voor die functie. Het gaat hier om de functies manschap a, manschap b, chauffeur, voertuigbediener, bevelvoerder, instructeur, vakofficier van dienst, officier van dienst, hoofdofficier van dienst en commandant van dienst. Dit zijn functies met bijzondere functie-eisen met betrekking tot de medische geschiktheid. Verdere (diploma-)eisen en vrijstellingsmogelijkheden worden bij ministeriële regeling geregeld.

Het tweede lid bepaalt dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een individueel geval ontheffing kan verlenen van de diploma-eis, bedoeld in het eerste lid. Deze bevoegdheid bestaat ten aanzien van alle brandweerfuncties, dus ook die functies waar de bestrijding van vliegtuigbranden is ondergebracht. Op deze wijze kan een persoon die niet in het bezit is van het vereiste Caribisch rijksdiploma toch een functie uitoefenen. Deze bevoegdheid van de minister is een afgeleide van zijn verantwoordelijkheid rond de afgifte van diploma’s op grond van artikel 33, vijfde lid, van de Veiligheidswet BES. Anders dan in het Europese deel van Nederland, is de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties niet van toepassing in de openbare lichamen. Indien een persoon in het bezit is van een ander brandweerdiploma dan het vereiste Caribisch rijksdiploma kan de minister bij de beoordeling of toepassing gegeven zal worden aan het tweede lid desgewenst gebruik maken van de kennis van het Nederlands bureau brandweerexamens.

Het derde lid bepaalt dat degene die een opleiding volgt tot één van de functies en nog niet over een Caribisch rijksdiploma beschikt, als aspirant de betreffende functie kan uitoefenen.

Van de Wet materieel ambtenarenrecht BES zijn de artikelen 6, tweede lid, 8 en 9, voor zover dit artikel 8 van overeenkomstige toepassing verklaart, uitgezonderd waar het betreft het geneeskundig onderzoek voor de in artikel 4, eerste lid, onder b, genoemde functies. Dit betekent dat een geneeskundig onderzoek altijd voorafgaand aan de aanstelling dient te geschieden, ook indien sprake zal zijn van een tijdelijke aanstelling voor maximaal zes maanden. Voorts is een tijdelijke aanstelling niet mogelijk, indien bij het geneeskundig onderzoek is gebleken dat betrokkene niet geschikt is bevonden. Ook bij een in artikel 9, eerste lid, van de Wet materieel ambtenarenrecht BES bedoelde overgang naar een functie waarvoor in artikel 4, eerste lid, onder b, van dit besluit een geneeskundig onderzoek is voorgeschreven, is artikel 8 van die wet uitgezonderd. De uitgezonderde artikelen zijn wel van toepassing op andere, niet in artikel 4, eerste lid, onder b, genoemde, functies.

Artikel 5

Artikel 33, derde lid, aanhef en onder c, van de Veiligheidswet BES biedt de basis voor controle op de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van het al aangestelde brandweerpersoneel in een van de functies genoemd in artikel 4, eerste lid, onder b. In het onderhavig artikel wordt voorgeschreven dat het personeel van de brandweer periodiek (eenmaal per jaar) wordt onderworpen aan een geneeskundig onderzoek.

Overigens is een ambtenaar ook in geval van ziekte en wanneer de Minister dat in verband met zijn gezondheidstoestand nodig acht, verplicht zich te onderwerpen aan een onderzoek door een of meer daartoe door Onze Minister aan te wijzen geneeskundigen. Dit schrijft artikel 10 van de Wet materieel ambtenarenrecht BES voor.

Artikel 6

Het geneeskundig onderzoek is niet alleen bedoeld met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de betrokkene, maar ook van derden. Het onderzoek zal in de praktijk in ieder geval bestaan uit een algemeen lichamelijk onderzoek en een onderzoek naar de fysieke en psychische gesteldheid van het personeel, in relatie tot de op te dragen werkzaamheden.

Artikel 7

In deze bepaling is het recht op het laten uitvoeren van een onafhankelijke herkeuring geregeld. Betrokkene heeft hier niet alleen recht op indien aan het geneeskundige onderzoek een negatieve gevolgtrekking wordt verbonden, maar ook indien er aan de uitslag van het geneeskundige onderzoek een positieve gevolgtrekking wordt verbonden maar hieraan wel voorwaarden worden verbonden.

Hoofdstuk 3 Organisatie brandweerkorps

Artikel 9

Uit het gebruik van «ten minste» volgt dit artikel een minimum voorschrijft van de eenheden die in elk van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba aanwezig zijn. Het wordt aan de korpsbeheerder brandweer overgelaten de standaardbezetting eventueel aan te vullen. Daartoe kan aanleiding bestaan in het geval in een gebied sprake is van een groter brandrisico. Ook kan het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsveiligheidswet BES ertoe leiden dat grotere bezetting per eenheid noodzakelijk is.

Artikel 10

Gelet op de taak van een basisbrandweereenheid, die zowel moet kunnen blussen als redden, is uitgegaan van een bezetting van vier personen, te weten een bevelvoerder, een chauffeur tevens voertuigbediener en twee manschappen.

Verder moet een basisbrandweereenheid technische hulpverleningswerkzaamheden kunnen verrichten bij een ongeval met een personenauto waarbij sprake is van beknelling. Het gaat hierbij om de taken verkennen, stabiliseren, alsmede redden van slachtoffers in overleg met de ambulancedienst. De derde taak van een basisbrandweereenheid betreft de basishandelingen bij een ongeval met gevaarlijke stoffen, inclusief verkennen en redden. De maatgevende inzet betreft in deze situatie een lekkage van een gevaarlijke stof die met behulp van de eigen beschikbare uitrusting kan worden verholpen. Als vierde en laatste taak geldt de ondersteuning bij vliegtuigbrandbestrijding en scheepsbrandbestrijding.

Artikel 11

Elk van de openbare lichamen beschikt over een luchthaven. Omdat het brandweerkorps op grond van artikel 28, eerste lid, van de Veiligheidswet BES de zogenoemde brandweertaken tevens op de luchthaven verricht, is in artikel 10 opgenomen dat in elk van de openbare lichamen er een eenheid vliegtuigbrandbestrijding is.

Artikel 12

De samenstelling van een ondersteuningseenheid voor hulpverlening is bepaald op twee personen, te weten een bevelvoerder of een manschap en een chauffeur. Eén van de taken betreft de bevrijding van beknelde en ingesloten personen en dieren, waaronder wordt begrepen het samen met de bezetting van een basisbrandweereenheid uitvoeren van een inzet bij een beknelling in een vrachtauto, alsmede het toegang verschaffen bij niet eenvoudig geblokkeerde ingangen als bedrijfsdeuren en rolluiken. Een verlichtingsset bestaande uit een lichtmast en mobiele verlichting behoort tot de uitrusting. Voorts kan deze eenheid bij een ongeval met gevaarlijke stoffen een verkenning en inzet plegen zonder dat sprake is van een ontsmettingssituatie. Ook kan deze eenheid in samenwerking met een basisbrandweereenheid beginnen met de stabilisatie van ongevallen met milieugevaarlijke stoffen.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 13

Artikel 12 voorziet erin dat niet alle artikelen van dit besluit gelijktijdig in werking treden, zodat dit besluit niet in de weg staat aan het plaatsingsproces van eilandsambtenaren die werkzaam waren bij de eilandelijke brandweer.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven