Besluit van 6 februari 2015, tot wijziging van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen in verband met onder meer het vervallen van de aanwijzing van de geschillencommissie nummergebruikers

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 7 november 2014, nr. WJZ / 14178532;

Gelet op de artikelen 4.4., 7.8, 12.1 en 18.2 van de Telecommunicatiewet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 december 2014, nr. W15.14.0412/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 3 februari 2015, nr. WJZ / 14205778;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1.1, onderdeel j, komt te luiden als volgt:

j. klacht:

iedere klacht of vraag van een abonnee aan een aanbieder van een openbare elektronische communicatiedienst omtrent de bedragen die deze aanbieder aan hem in rekening brengt.

B

Aan artikel 2.11, eerste lid, wordt de volgende zin toegevoegd: De verplichtingen die strekken tot uitvoering van bijlage I, Deel A, onderdeel e, van richtlijn nr. 2002/22/EG zijn van overeenkomstige toepassing op aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten die de eindgebruiker toegang verschaffen tot nummers uit het Nummerplan telefoon- en ISDN-diensten of internationale nummers, met uitzondering van aanbieders van carrierdiensten.

C

Artikel 3.4a vervalt.

D

Artikel 3.5a, eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:

  • e. de gevolgen van een klacht van een consument over een bedrag dat door een aanbieder van een openbare elektronische communicatiedienst aan de consument in rekening is gebracht, alsmede de gevolgen van de betwisting van dat bedrag ten overstaan van een geschillencommissie als bedoeld in artikel 12.1 van de wet.

E

Artikel 3.6 vervalt.

F

Artikel 3.6b wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Als gedragingen die betrekking hebben op het kennelijk misbruik maken van de tarifering van een nummer worden aangewezen het voorafgaand aan het leveren van een aan een oproep verbonden dienst:

    • a. verstrekken van feitelijk onjuiste informatie of informatie die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden als bedoeld in artikel 193c, eerste lid, en tweede lid, onderdeel b, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek,

    • b. weglaten van essentiële informatie als bedoeld in artikel 193d, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

2. In het tweede lid wordt ingevoegd na «0900»: , 0906, 0909.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 6 februari 2015

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Uitgegeven de vijfentwintigste februari 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Nummergebruikers en geschillenbeslechting

Momenteel geldt op grond van artikel 3.4a van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen (hierna: Bude) voor gebruikers van nummers uit de reeksen 0900 die worden gebruikt voor het aanbieden van een aan de oproep verbonden dienst, voor zover daarvoor een bijkomend tarief wordt gerekend boven het tarief voor het overbrengen van elektronische signalen, en voor gebruikers van nummers uit de reeksen 0906, 0909 en 18 uit het Nummerplan telefoon- en ISDN-diensten (hierna: Nummerplan) de verplichting om zich bij een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie erkende geschillencommissie aan te sluiten. Er wordt op dit moment maar weinig gebruik gemaakt van de diensten van deze geschillencommissie. Deze commissie zal zijn werkzaamheden dan ook na de inwerkingtreding van het onderhavige besluit staken. Om die reden wordt voorgesteld de verplichting voor bepaalde in dit besluit aangewezen categorieën van nummergebruikers om zich aan te sluiten bij een geschillencommissie te schrappen. Voorts bestaat het voornemen artikel 12.1, tweede lid, van de wet, waarin Onze Minister de discretionaire bevoegdheid is gegeven om bij algemene maatregel van bestuur bepaalde categorieën van nummergebruikers aan te wijzen die verplicht zijn zich bij een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie erkende geschillencommissie aan te sluiten, te schrappen. Nu artikel 12.1, tweede lid, van de wet, een discretionaire bevoegdheid bevat om bij algemene maatregel van bestuur tot aanwijzing van categorieën nummergebruikers over te gaan, bestaat er geen bezwaar om vooruitlopend op de intrekking van genoemd artikel ook artikel 3.4a van het Bude te laten vervallen.

Met het oog op het behoud van een adequaat beschermingsniveau voor consumenten ten aanzien van misbruik van nummers uit de reeksen 0900, 0906, 0909 en 18 en een effectieve inzet van middelen is het laten vervallen van de aansluitplicht voor nummergebruikers bij een geschillencommissie aanleiding om het publiekrechtelijke toezicht op dit misbruik, verricht door de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM), te versterken.

2. Misbruik van de tarifering van een nummer

Met een wijziging van artikel 3.6b van het Bude wordt het toepassingsbereik van het artikel uitgebreid en tevens op enkele punten verduidelijkt. Artikel 3.6b regelt bij welke gedragingen van nummergebruikers er sprake is van het «kennelijk misbruik maken van de tarifering van een nummer», op grond waarvan de ACM de maatregelen kan nemen zoals omschreven in de artikelen 4.4, 7.3a, 7.3b en 7.3c van de wet. Deze maatregelen betreffen:

  • de toekenning van een nummer weigeren, opschorten of intrekken;

  • de aanbieder van een openbare elektronische communicatiedienst een aanwijzing geven om de betaling die gerelateerd is aan het betreffende nummer op te schorten overeenkomstig artikel 7.3a van de wet;

  • de aanbieder van een openbare elektronische communicatiedienst een aanwijzing geven de aankiesbaarheid van het desbetreffende nummer op te schorten overeenkomstig artikel 7.3b van de wet; en

  • een mededeling doen in de Staatscourant betreffende vastgesteld misbruik overeenkomstig artikel 7.3c van de wet, zodat consumenten geen betaling verschuldigd zijn voor oproepen naar het betreffende nummer.

Volgens het eerste lid van artikel 3.6b gaat het bij misbruik van de tarifering van een nummer om gedragingen die bestaan uit «het voorafgaand aan een oproep verstrekken van feitelijk onjuiste informatie of informatie die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden als bedoeld in artikel 193c, eerste lid, en tweede lid, onderdeel b, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek». Daarnaast gaat het om «het weglaten van essentiële informatie als bedoeld in artikel 193d, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover die informatie geen betrekking heeft op de inhoud van de aan een oproep verbonden dienst of product». Met andere woorden: volgens 3.6b Bude is «misbruik van de tarifering van een nummer» een oneerlijke handelspraktijk in de zin van afdeling 6.3.3A van het Burgerlijk Wetboek, die wordt verricht met behulp van een informatienummer. In de Nota van Toelichting op het besluit van 2 april 2008, houdende wijziging van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen in verband met het stellen van nadere regels aan het gebruik van nummers ter bescherming van de consument (Stb. 2008, 119) is hierop reeds uitgebreid ingegaan. Van misbruik van de tarifering van informatienummers is onder meer sprake als de door de nummergebruiker aangeboden dienstverlening er, zonder dat dit besloten ligt in de aard van deze dienstverlening, kennelijk op gericht is de duur van de oproep te verlengen of als bellers aan de lijn worden gehouden zonder dat zij uiteindelijk iemand te spreken krijgen of dat aan hen een dienst wordt verleend (zogenoemde «loze nummers»).

2.1 Verduidelijking reikwijdte kennelijk misbruik tarifering nummer

Zoals hierboven aangegeven, bepaalt artikel 3.6b, eerste lid, dat het bij «kennelijk misbruik van de tarifering van een nummer» gaat om het verstrekken van feitelijk onjuiste informatie of informatie die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden. Daarnaast kan het ook gaan om het weglaten van essentiële informatie. Het eerste lid is nu alleen van toepassing «voor zover die informatie geen betrekking heeft op de inhoud van de aan een oproep verbonden dienst of product». Uit de praktijk blijkt echter dat er ook misbruik wordt gepleegd met de tarifering van een nummer door middel van misleidende of onvolledige informatie die juist wel betrekking heeft op de inhoud van de aan een oproep verbonden dienst of product. Een voorbeeld is de nummergebruiker die via een 0900-nummer een betaalde telefonische informatiedienst aanbiedt die meer specifiek bestaat uit een besteldienst voor bepaalde fysieke producten of diensten die na de oproep worden geleverd en die deze fysieke producten of diensten opzettelijk niet levert. In deze context is de besteldienst die de nummergebruiker via het 0900-nummer aanbiedt, te zien als een loze dienst en is sprake van misbruik van de tarifering van het 0900-nummer. Immers, achteraf kan worden geconstateerd dat – naast de betreffende fysieke producten of diensten – ook de informatiedienst die mocht worden verwacht via het 0900-nummer niet is geleverd, terwijl het bellen naar het 0900-nummer om de bestelling te plaatsen de nummergebruiker geld heeft opgeleverd. Indien een beller op basis van verstrekte informatie door de nummergebruiker vooraf zou hebben geweten dat een geplaatste bestelling niet zou worden geleverd, dan zou hij het nummer nooit gebeld hebben. In dergelijke gevallen van misbruik van de tarifering van een nummer is het wenselijk dat de ACM ook zonder meer kan optreden met maatregelen zoals omschreven in artikel 4.4, 7.3a, 7.3b en 7.3c van de wet. Aangezien de onjuiste of weggelaten informatie in dit geval echter mede betrekking heeft op het product of de dienst die door middel van het 0900-nummer wordt aangeboden, is niet volstrekt duidelijk of de ACM deze bevoegdheden nu mag uitoefenen. Het eerste lid van het huidige artikel 3.6b Bude beperkt de genoemde bevoegdheden van de ACM immers tot de gevallen waarbij «die informatie geen betrekking heeft op de inhoud van de aan een oproep verbonden dienst of product».

De zinsnede «voor zover die informatie geen betrekking heeft op de inhoud van de aan een oproep verbonden dienst of product» is destijds opgenomen met het oog op de afbakening van het toezicht op basis van artikel 3.6b door de voormalige Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) en het toezicht op basis van de Wet Oneerlijke Handelspraktijken door de voormalige Consumentenautoriteit (CA). Nu OPTA en de CA beide zijn opgegaan in de ACM is deze afbakening minder relevant. De ACM is immers bevoegd op te treden tegen zowel oneerlijke handelspraktijken in algemene zin als tegen kennelijk misbruik van de tarifering van een nummer als specifieke vorm. Mede omdat de zinsnede «voor zover die informatie geen betrekking heeft op de inhoud van de aan een oproep verbonden dienst of product» bedoelde een onderscheid te maken dat in de praktijk lastig toe te passen blijkt, is besloten deze zinsnede te schrappen. De reikwijdte van het eerste lid van artikel 3.6b Bude wordt daarmee duidelijker vastgesteld. De ACM heeft in alle gevallen waarbij sprake is van misbruik van de tarifering van een nummer de bevoegdheden genoemd in artikel 4.4. van de wet, ook als de informatie betrekking had op de inhoud van de aan een oproep verbonden dienst of product. Aspecten die betrekking hebben op de inhoud van een informatiedienst maar niet zijn gerelateerd aan de tarifering van een nummer blijven buiten de reikwijdte van artikel 4.4 van de wet. Immers, op grond van artikel 4.4, tweede lid, van de wet dient er een relatie te zijn tussen het in het eerste lid van artikel 3.6b bedoelde misbruik en de tarifering van het nummer. Of er sprake is van een aspect dat niet is gerelateerd aan de tarifering van een nummer moet per geval worden vastgesteld. Deze situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen indien sprake is van een gratis informatiedienst. Een andere hierbij denkbare situatie is dat bij een telefonische besteldienst voor bepaalde producten het geleverde product mankementen vertoont of door de leverancier per abuis een ander product uit zijn assortiment is geleverd dan het bestelde product.

2.2 Uitbreiding reikwijdte naar nummerreeksen 0906 en 0909

Artikel 3.6b, tweede lid, Bude beperkte de reikwijdte van het eerste lid tot nummers uit de categorieën 0900 en 18; hierdoor kon de ACM alleen bij deze nummerreeksen optreden tegen kennelijk misbruik van de tarifering van een nummer. De dienstverlening achter deze nummerreeksen is serieus van aard. Amusementsdiensten en erotische diensten hebben daarentegen hun eigen nummerreeksen: 0906 en 0909. In de reeks 0906 zijn ook diensten toegestaan die er naar hun aard op zijn gericht om de duur van het gesprek te verlengen. Destijds werd het niet zinvol geacht om het eerste lid van artikel 3.6b van toepassing te verklaren op 0906- en 0909-nummers. Dit vanwege een mogelijk spanningsveld tussen het doel van gespreksverlenging door de nummergebruiker (wat inherent is aan diensten van erotische aard of amusementdiensten en bij 0906-nummers expliciet in de bestemming in het Nummerplan is toegestaan) en onnodige wachttijd (misbruik van de tarifering van een nummer). In het geval van 0906- en 0909-nummers kunnen in de praktijk echter ook serieuze informatiediensten worden aangeboden. Verder is, niettegenstaande het genoemde spanningsveld, gebleken dat zich ook bij erotische en amusementsdiensten achter 0906- en 0909-nummers gevallen voordoen die zijn aan te merken als een loze dienst. Dit blijkt uit klachten die binnenkomen bij de ACM. Ook bij dit soort dienstverlening kunnen lange wachttijden voorkomen, die niet te scharen vallen onder een eventueel tot de aard van de dienst behorende gespreksverlenging. Een voorbeeld zijn erotische diensten waarbij de beller kiest om te worden doorverbonden met een bepaalde persoon, maar die vervolgens onevenredig lang moet wachten. Daarom wordt het tweede lid van artikel 3.6b met deze reeksen uitgebreid, waardoor op de nummerreeksen 0906 en 0909 dezelfde aanpak wordt toegepast als op de 0900- en 18-reeksen.

3. Regeldrukgevolgen

De verschillende onderdelen van dit besluit leiden gezamenlijk tot een structurele afname van de regeldruk voor de betrokken bedrijven (14.000 nummergebruikers) met € 102.000. Daar tegenover staat dat de toezichtlasten eventueel zouden kunnen stijgen. Hieronder volgt een toelichting op deze kosten.

Voor de berekening van de effecten op de regeldruk door het vervallen van de aansluitverplichting voor informatiedienstaanbieders bij een geschillencommissie zijn twee zaken relevant. Dat zijn enerzijds de omvang van deze effecten zoals toegelicht en geraamd bij de invoering van de aansluitverplichting en anderzijds de werkelijk gerealiseerde effecten. Een belangrijke reden hiervoor is dat de verplichting niet door alle relevante partijen is nageleefd. Voor de omvang van deze effecten zoals toegelicht en geraamd bij de invoering van de aansluitverplichting wordt verwezen naar de in de Memorie van Toelichting van het betreffende wetsvoorstel toegelichte administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten (Kamerstukken II, vergaderjaar 2006/20, 30 537, nr. 3, p. 20 e.v.). Bij deze ramingen ging het om lasten voor de betreffende categorieën nummergebruikers met het oog op de aansluitingsprocedure (initieel € 200.000 en structureel € 60.000 voor de ingebruikneming van nummers door aansluitplichtigen), de operationele kosten van de betreffende geschillencommissie (structureel € 300.000) en om lasten voor nummergebruikers bij het optreden als wederpartij bij geschilbeslechting (structureel € 250.000).

Met het oog op de daadwerkelijk ontstane lasten dalen deze lasten als gevolg van het vervallen van de verplichte aansluitprocedure met € 42.000 (er is sprake van gemiddeld ca. 560 bedrijven die jaarlijks € 75 registratiekosten betalen). De initiële registratiekosten kunnen niet worden afgeboekt omdat die eenmalig waren en bovendien grotendeels niet zijn gerealiseerd. In de Memorie van Toelichting uit 2006/2007 werden de registratiekosten aangemerkt als administratieve lasten. Door een veranderde definitie vallen deze kosten inmiddels in de categorie «inhoudelijke nalevingskosten». De inhoudelijke nalevingskosten dalen als gevolg van het vervallen van de registratiekosten structureel met 42.000.

Daarnaast vervallen de operationele kosten van de geschillencommissies. Deze waren begroot op € 300.000. Deze kosten zijn echter maar deels (voor 20%) gedragen door de betrokken ondernemers; 80% van de operationele kosten is door subsidie gedekt. De lastenvermindering voor de betrokken bedrijven is derhalve € 60.000 per jaar. Dit is een vermindering van de structurele inhoudelijke nalevingskosten.

De destijds geraamde lasten voor nummergebruikers bij het optreden als wederpartij bij geschilbeslechting (structureel € 250.000) zijn in de praktijk niet gerealiseerd en kunnen dus nu niet in mindering worden gebracht.

Het vervallen van de verplichte aansluitprocedure heeft geen regeldrukgevolgen voor burgers.

De uitbreiding van de reikwijdte van artikel 3.6b (misbruik van de tarifering van een nummer) en de versterking van het toezicht hierop leidt naar verwachting, in samenhang met het vervallen van artikel 3.4a, tot meer toezicht en potentieel daardoor ook tot meer toezichtlasten. Dit speelt met name indien deze uitbreiding wordt gehandhaafd door middel van de op grond van artikel 7.3a, 7.3b of 7.3c van de wet door de ACM op te leggen maatregelen aan aanbieders van elektronische communicatiediensten bij misbruik van nummers. Het gaat onder meer om een verplichting die de ACM aan de deze aanbieders kan opleggen om geen betaling te verlangen van consumenten voor oproepen naar nummers voor zover de ACM misbruik van de desbetreffende nummers heeft vastgesteld en hiervan mededeling heeft gedaan in de Staatscourant. De omvang van de toename van toezichtlasten is echter niet goed te ramen omdat dit sterk afhangt van de feitelijke ontwikkeling van de omvang van en de dynamiek in misbruik van informatienummers. In het kader van de uitvoeringstoets is de ACM van oordeel dat het besluit uitvoerbaar en handhaafbaar is; ACM stelt hierbij dat nog niet duidelijk is of en in hoeverre het besluit tot hogere uitvoeringslasten zal leiden.

4. Openbare consultatie

Het ontwerpbesluit is geconsulteerd door middel van een internetconsultatie op Overheid.nl. Deze consultatie vond plaats van 16 mei 2014 tot 13 juni 2014. Op deze consultatie zijn geen reacties ontvangen.

5. Uitvoeringstoets

De ACM heeft, overeenkomstig artikel 6, vijfde lid, van de Regeling gegevens-uitwisseling ACM en ministers, een uitvoeringstoets uitgevoerd. De ACM kan zich vinden in de wijzingen en is van oordeel dat het besluit uitvoerbaar en handhaafbaar is. De ACM geeft in overweging in de toelichting te verduidelijken wanneer sprake kan zijn van aspecten die wel betrekking hebben op de inhoud van een informatiedienst en die tegelijkertijd niet zijn gerelateerd aan de tarifering van een nummer. Naar aanleiding hiervan zijn in de toelichting enkele relevante voorbeeldsituaties opgenomen.

6. Inwerkingtreding

Met de inwerkingtreding van het besluit op de dag na de publicatie, wordt afgeweken van het beleid ten aanzien van Vaste Verandermomenten. Een van de gronden op basis waarvan van dit beleid mag worden afgeweken, is indien er hoge private of publieke voordelen van vervroeging van invoering zijn. Doelgroepen zijn gebaat bij spoedige inwerkingtreding, omdat het besluit tot een lichte lastenreductie voor ondernemers leidt en er tegelijkertijd sprake is van uitbreiding van consumentenbescherming.

II. Artikelen

Artikel I, onderdelen A en D

De definitiebepaling van «klacht» was voorheen opgenomen in de Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen. Nu artikel 3.5a, naast de benodigde aanpassing die voortvloeit uit de voorgenomen wijziging van artikel 12.1 van de wet (het laten vervallen van de aansluitplicht voor nummergebruikers bij een geschillencommissie), ook een redactionele wijziging ondergaat en hierin nu de term «klacht» voorkomt, wordt de definitiebepaling van deze term opgenomen in het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen, met een kleine redactionele wijziging zodat de klachten zo nodig niet alleen gericht kunnen worden tot aanbieders van openbare telefoondiensten, maar ook tot aanbieders van andere elektronische communicatiediensten.

Artikel I, onderdelen B en E

Door de wijziging van artikel 2.11 Bude wordt artikel 3.6 Bude overgeheveld naar artikel 2.11 Bude. Artikel 3.6 regelde dat de verplichtingen die krachtens artikel 2.11 zijn gesteld, voor zover deze strekken tot uitvoering van bijlage I, Deel A, onderdeel e, van richtlijn nr. 2002/22/EG, en die rusten op aanbieders van openbare telefoondiensten op een vaste locatie die krachtens artikel 9.2 van de wet zijn aangewezen, van overeenkomstige toepassing zijn op aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten die de eindgebruiker toegang verschaffen tot nummers uit het Nummerplan telefoon- en ISDN-diensten of internationale nummers, met uitzondering van aanbieders van carrierdiensten. Deze regeling blijft in stand, maar door de regeling van artikel 3.6 over te brengen naar artikel 2.11, wordt deze beter vindbaar. Artikel 3.6 komt ten gevolge van de aanpassing van artikel 2.11 te vervallen.

Artikel I, onderdeel C

Artikel 3.4a Bude heeft zijn grondslag in en stelt de reikwijdte vast van artikel 12.1, tweede lid, van de wet. In dit artikel wordt namelijk bepaald voor welke categorieën nummergebruikers een aansluitverplichting geldt bij een door onze Minister van Veiligheid en Justitie erkende geschillencommissie. Zoals vermeld in het algemeen deel van deze nota van toelichting zal dit tweede lid van artikel 12.1 het in het kader van de voorgenomen wetswijziging komen te vervallen. Vooruitlopend hierop wordt artikel 3.4a reeds nu geschrapt zodat de aansluitverplichting voor bepaalde nummergebruikers komt te vervallen.

Artikel I, Onderdeel F

In het eerste lid van artikel 3.6b Bude wordt de uitzonderingsbepaling («voor zover die informatie geen betrekking heeft op de inhoud van de aan een oproep verbonden dienst of product») geschrapt. Deze wijziging is reeds uitgebreid toegelicht in paragraaf 2.1 van het algemene deel van de toelichting. De uitbreiding van de reikwijdte van artikel 3.6b, tweede lid, met de reeksen 0906 en 0909 is in paragraaf 2.2 van het algemene deel toegelicht; deze wijziging is nodig om de consument beter te beschermen tegen misbruik van de tarifering van dure nummers in de nummerreeksen voor erotische en amusementsdiensten.

Verder wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om te verduidelijken wat in het huidige artikel 3.6b wordt verstaan onder «voorafgaand aan de oproep». Onder de reikwijdte van artikel 3.6b valt ook informatie die wordt verstrekt op een ander tijdstip dan gedurende het tijdsinterval tussen het aankiezen van een nummer en het moment waarop de tarifering van de oproep aanvangt. Dit is toegelicht in de Nota van Toelichting van het in het algemeen deel van de toelichting genoemde besluit van 2 april 2008 (Stb. 2008, 119). Dit omvat dus ook informatie die bijvoorbeeld via een website of bij openbare aanprijzingen van het nummer wordt verstrekt. In de praktijk, ook in internationale context, doelt het begrip «voorafgaand aan de oproep» echter uitsluitend op het tijdsinterval tussen het aankiezen van een nummer en het moment waarop de tarifering van de oproep aanvangt. Om verwarring ten aanzien van het gebruik van het begrip «voorafgaand aan de oproep» te voorkomen en zonneklaar te maken dat onder de reikwijdte van artikel 3.6b ook informatie valt die wordt verstrekt op een ander tijdstip dan gedurende het tijdsinterval tussen het aankiezen van een nummer en het moment waarop de tarifering van de oproep aanvangt, is »voorafgaand aan de oproep» vervangen door: «voorafgaand aan het leveren van een aan een oproep verbonden dienst».

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven