30 537
Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met het vaststellen van nadere bepalingen over het gebruik van nummers ter bescherming van de consument

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

I ALGEMEEN DEEL

1. Algemene inleiding en strekking van het wetsvoorstel

Het onderhavige wetsvoorstel ziet op wijziging van de Telecommunicatiewet (verder: de wet) met als hoofddoel het versterken van consumentenbescherming bij het gebruik van nummers met hoge tarieven.

Via het telefoonverkeer geleverde diensten hebben qua aard en volume een hoge vlucht genomen en, als consequentie daarvan, ook de afrekening van deze diensten via de telefoonrekening. Daar waar 15 jaar geleden het telefoonverkeer vrijwel uitsluitend via het vaste telefoonnet verliep, het om spraakdiensten ging en de gebruikte nummers voornamelijk geografische nummers betroffen, is er thans sprake van een andere, meer veelzijdige telefonie-omgeving. Naast vaste netwerken zijn er mobiele netwerken aangelegd. Het aantal mogelijke diensten wordt met iedere nieuwe generatie netwerken groter. Dit komt mede door de integratie van netwerken, waardoor deze meer met elkaar interoperabel worden, de hierdoor mogelijk geworden vergroting van de functionaliteit van de netwerken als geheel en de integratie van de diensten over deze netwerken. Illustratief zijn de toegenomen mogelijkheden om naast de reguliere spraakdiensten ook internetdiensten aan te bieden op mobiele telefoontoestellen, en om inhoudsdiensten te leveren die zelf geen elektronische communicatiediensten zijn, maar op afstand door derden worden geleverd met gebruikmaking van elektronische communicatiediensten. In de huidige praktijk wordt de facturering van dergelijke diensten voor zover die in een telefonie-omgeving worden geleverd, uitgevoerd door aanbieders van openbare telefoondiensten en carrier-selectiediensten.

Naast de bekende geografische nummers is er een aantal nieuwe nummercategorieën geïntroduceerd waarmee andere diensten worden geboden dan de traditionele spraaktelefonie. Deze ontwikkeling is goed terug te zien in het Nummerplan telefonie- en ISDN-diensten (verder: nummerplan). In het afgelopen decennium is dit nummerplan vele malen gewijzigd. Het nummerplan is een ordeningsinstrument voor nummers en bepaalt welke nummers voor welke bestemming gebruikt mogen worden. Uit artikel 4.1 van de wet volgt dat voor een bestemming die is opgenomen in een nummerplan geen andere nummers mogen worden gebruikt dan die in het nummerplan voor die bestemming zijn opgenomen. Naast geografische nummers bestaan er bijvoorbeeld nummerreeksen voor mobiele aansluitingen (06), voor het aanbieden van informatiediensten (0800, 0900, 0906 en 0909; de zogenoemde informatienummers), voor toegang tot internet (06760), voor persoonlijke assistent-diensten (084/087) en voor toegang tot ondernemingen en instellingen (088).

De wet voorziet, uitgezonderd de bepalingen over de universele dienstverlening, niet in tarifering van de diensten. Voor iedere nummerreeks, maar ook binnen een nummerreeks, kunnen verschillende tarieven voor de diensten die met die nummers worden aangeboden bij de consument in rekening worden gebracht. De hoogte varieert in de praktijk van een paar cent tot meer dan een euro per minuut of per gesprek.

Voor de consument is het belangrijk goed geïnformeerd te zijn over het nummer zelf en de kosten die gemoeid zijn met het bellen naar dat nummer. Het nummer zelf vertelt hem iets over de bestemming van dat nummer en geeft daarmee een indicatie van de soort van dienstverlening dat hij kan verwachten. Zo zijn 0900-nummers bestemd voor serieuze informatie; hieronder valt bijvoorbeeld informatie over het reizen per openbaar vervoer; 0906-nummers voor erotische dienstverlening en 0909-nummers voor amusement, zoals het uitbrengen van een stem bij televisie-entertainment. Het belang van nummertransparantie is daarom groot, juist ook bij systemen waarbij sprake is van geheel of gedeeltelijk geautomatiseerd aankiezen van nummers.

Artikel 4.11 van de wet maakt het mogelijk om instellingen te erkennen die een gedragscode hanteren voor het gebruik van informatienummers en toezien op de naleving van die gedragscode. Hiermee werd een privaatrechtelijk stelsel van zelfregulering beoogd, dat werd versterkt door enerzijds de erkenning door de Minister van Economische Zaken en anderzijds de aansluitplicht voor platformaanbieders. Tot nu toe zijn er twee van dergelijke instellingen erkend. Dit stelsel werkt echter niet zo goed als ten tijde van de invoering ervan was gehoopt. Partijen zijn, ondanks dat het ging om zelfregulering, onvoldoende geneigd tot naleving van deze gedragscodes. Dit heeft geleid tot een grote klachtenstroom van consumenten bij deze instellingen. In een procedure tussen een nummergebruiker en een erkende instelling voor het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft dit college in haar uitspraak van 19 februari 2005 deze erkende instelling aangemerkt als een bestuursorgaan. Dit heeft onder meer als consequentie dat de instellingen wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag niet langer boetes of andere bestuursrechtelijke sancties kunnen opleggen. Deze omissie zou weliswaar gerepareerd kunnen worden, doch reparatie moet worden afgewogen tegen de vraag welke toegevoegde waarde het heeft om een onbekend aantal bestuursorganen (het is immers mogelijk meerdere instellingen te erkennen) met dit toezicht te belasten als er al een zelfstandig bestuursorgaan is dat als toezichthouder op grote delen van de wet is aangewezen.

Met dit wetsvoorstel wordt ervoor gekozen om het stelsel van zelfregulering ex artikel 4.11 van de wet te verlaten, om regels over nummer- en tarieftransparantie bij of krachtens de wet vast te stellen en het toezicht uit te laten oefenen door de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (verder: het college). Het college is immers al belast met het toezicht op de naleving van de wet voor onder meer het gebruik van nummers. Het college zal echter geen geschillen tussen consumenten en aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten of aanbieders van andere diensten beslechten. Haar rol als toezichthouder is het controleren of aanbieders van elektronische communicatienetwerken, -diensten en nummerhouders zich houden aan onder andere de bepalingen over tarief- en nummertransparantie. Het beslechten van consumentengeschillen past niet goed bij het karakter van deze taakstelling en kan daarom beter niet bij het college worden gelegd.

Om toch in een laagdrempelige geschillenbeslechting te voorzien is in dit wetsvoorstel opgenomen dat nummergebruikers zich moeten aansluiten bij een door de Minister van Justitie erkende geschillencommissie.

2. Object van het wetsvoorstel

Het wetsvoorstel ziet op via nummers toegankelijk gemaakte dienstverlening die voldoet aan de volgende twee karakteristieken:

a) de tarifering van de dienstverlening is gekoppeld aan het gebruik van het nummer (bijvoorbeeld een tarief per minuut) en binnen de betreffende nummercategorie is sprake van of kan sprake zijn van hogere dan de gemiddelde tarieven voor het normale telefonische belverkeer;

b) de facturering van de dienstverlening vindt plaats door de aanbieder van een openbare elektronische communicatiedienst.

Naast elektronische communicatiediensten betreft het diensten die zelf geen elektronische communicatiediensten zijn, maar op afstand door derden worden geleverd met gebruikmaking van openbare elektronische communicatiediensten (informatiediensten). In het kader van dit wetsvoorstel dient dit begrip als volgt te worden verduidelijkt. Ten eerste gaat het niet alleen om inhoudelijke informatieve diensten (zoals serieuze informatie en amusement) maar tevens om andersoortige diensten waarvoor een bestemming is opgenomen in het Nummerplan telefonie- en ISDN-diensten. Een voorbeeld is het met een informatienummer verschaffen van toegang tot systemen voor bancair betaalverkeer. Ten tweede ziet dit wetsvoorstel niet op de inhoud van informatiediensten, maar beperkt de reikwijdte zich tot de tarifering en facturering van deze diensten (zonder overigens de hoogte van tarieven te reguleren).

In het wetsvoorstel wordt aan een aantal categorieën marktpartijen die bepaalde rollen hebben in een verticale keten van dienstverlening bij het totstandkomen van elektronische communicatiediensten en informatiediensten verplichtingen opgelegd. Hieronder worden deze partijen en hun rollen nader toegelicht.

Aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten zijn gedefinieerd in artikel 1.1, onderdeel g van de wet. Binnen deze categorie is de rol van aanbieders van openbare telefoondiensten en carrierselectiediensten van bijzondere betekenis omdat zij een directe contractuele relatie met de consument onderhouden en daarin doorgaans ook voor de andere typen van dienstverlening (waaronder informatiediensten) factureren. Een ander type aanbieder binnen deze categorie is de platformaanbieder. Platformaanbieders zijn ondernemingen die zich jegens een nummergebruiker ertoe verbinden om een informatiedienst via dat nummer toegankelijk te maken, en vervullen daarmee een intermediaire rol tussen nummergebruikers en aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten.

Nummerhouders zijn degenen aan wie het college op aanvraag een nummer heeft toegekend. In de praktijk valt deze rol nagenoeg altijd samen met die van een andere categorie aanbieders in de onderhavige keten van dienstverlening. Zo zijn aan platformaanbieders veel nummers voor informatiediensten toegekend ten behoeve van de dienstverlening aan nummergebruikers.

Nummergebruikers tenslotte, zijn degenen die daadwerkelijk een nummer gebruiken. Hieronder vallen degenen met een nummer toegang bieden tot bijvoorbeeld een informatiedienst die zij aanbieden (ook wel nummerexploitanten en informatiedienstaanbieders genoemd), maar ook de consument die een geografisch nummer gebruikt.

De laatste categorie verdient geen geld met het gebruik van het hem in gebruik gegeven nummer.

De in dit wetsvoorstel voorgestelde maatregelen zullen alleen betrekking hebben op categorieën van nummers die bij ministeriële regeling worden aangewezen. Indien deze categorieën bij wet zouden worden aangewezen, zou dat leiden tot een inflexibel stelsel. De bestemming van nummers wordt vastgelegd in nummerplannen. Bij het opnemen van een nieuwe bestemming zal moeten worden beoordeeld of voor de nieuwe nummerreeks maatregelen nodig zijn. De procedure van wetswijziging werkt dan belemmerd op de introductie van nieuwe nummerreeksen.

Belangrijk is te constateren dat in de onderhavige dienstverlening er twee actoren zijn die een overeenkomst met de consument hebben. Bij de aanbieder van de openbare telefoondienst of carrierselectiedienst gaat het om een directe contractuele relatie. Bij een partij die een informatienummer commercieel exploiteert is sprake van een overeenkomst die indirect op afstand tot stand komt bij het afnemen van de betreffende informatiedienst door de consument.

2.1 Aanleiding: consumentenproblemen

Voor het goed functioneren van de markten voor openbare elektronische communicatiediensten en informatiediensten is het belangrijk dat het type dienstverlening en de tarieven van deze diensten transparant zijn voor de consument. Het belang van adequaat toezicht hierop is toegenomen omdat, zoals eerder aangegeven, deze markten in de afgelopen jaren snel zijn gegroeid. Met name de markt voor informatiediensten die in een telefonie-omgeving worden geleverd kent een grote dynamiek, zowel qua inhoud van de dienstverlening als qua wijze waarop de dienstverlening wordt aangeboden. Een van de oorzaken daarvan is de integratie van telefonie- en internetdiensten. Voorbeelden zijn inhoudelijke internetdiensten die via telefoonnummers en sms-nummers toegankelijk worden gemaakt. De voor deze diensten doorgaans gebruikte betaal- en factureringsstructuren spelen daarbij een belangrijke rol. Hier wordt gedoeld op de facturering voor deze diensten door de aanbieder van openbare telefoondienst, zijnde de partij met wie de consument een directe contractuele relatie is aangegaan voor het afnemen van de openbare telefoondienst maar die niet de feitelijke aanbieders van de betreffende informatiediensten is. Als gevolg van genoemde ontwikkelingen is er vanuit het perspectief van de consument een behoefte ontstaan aan betere transparantie en beheersbaarheid van tarieven en kosten die gemoeid zijn met het gebruik van openbare elektronische communicatiediensten en informatiediensten.

Voor wat betreft elektronische communicatiediensten gaat het om categorieën telefoondiensten waarbij hogere dan gemiddelde tarieven kunnen voorkomen, bijvoorbeeld bij internationale nummers en nummers voor persoonlijke assistent-diensten (084/087).

Voor wat betreft informatiediensten, waarbij de afrekening via de telefoonrekening of het beltegoed plaatsvindt, gaat het om categorieën diensten waarbij voor de dienstverlening een relatief hoog tarief ten opzichte van het verkeerstarief wordt gerekend. Dit is bijvoorbeeld het geval bij betaalde informatienummers (0900-, 0906- en 0909-nummers of kortweg 090X-nummers) en bij sms-nummers. Omdat de aanbieder van de openbare telefoondienst of de carrierselectiedienst zowel de verkeerskosten als de kosten voor de informatiedienst zelf in rekening brengt worden consumentenproblemen bij betaalde informatiediensten versterkt.

Bij ieder van de hierboven genoemde nummercategorieën ondervinden consumenten al gedurende een langere tijd problemen als gevolg van intransparante dienstverlening. Deze problemen vinden in ieder geval veelvuldig plaats bij het gebruik van telefoonnummers voor toegang tot betaalde informatiediensten die via internet worden aangeboden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van inbelprogrammatuur (ook wel dialer genoemd) die, door geheel of gedeeltelijk geautomatiseerd in te bellen naar een duur telefoonnummer, toegang verschaft tot informatiediensten die via het internet worden geleverd (datadiensten). De problemen worden veroorzaakt doordat het tarief of het nummer niet of niet duidelijk worden vermeld en het onduidelijk is hoe de betreffende software werkt. Dit kan resulteren in onverwacht hoge telefoonrekeningen. Een vorm van intransparante dienstverlening waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een dialer is het aanbieden van een dienst waarbij een duur nummer wordt gepresenteerd als een goedkoper nummer en waarbij het daadwerkelijke tarief niet wordt vermeld. Belangrijk is verder te constateren dat er steeds vaker misbruik plaatsvindt met gebruikmaking van internationale nummers. Ook hier gaat het veelal om via internet geleverde datadiensten.

De problemen zijn tot uiting gekomen door het grote aantal klachten over deze nummers bij de aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten, het college, de Stichting Informatiedienstencode (Stic), de Stichting Onafhankelijke Commissie Informatienummers (Stichting OCI) en consumentenorganisaties. De problemen zijn naar alle waarschijnlijkheid groter dan wat bekend is op basis van ingediende klachten. Bij de Nederlandse nummers gaat het veelal om erotische dienstverlening en dat geeft in de praktijk een relatief hoge drempel om een klacht in te dienen. Het zij opgemerkt dat het misbruik van nummers in de praktijk verder strekt dan de hiervoor genoemde consumentenproblemen. Het gaat daarbij om misbruik van nummers met het oogmerk op wederrechtelijke bevoordeling van de nummergebruiker, zonder dat sprake is van misleiding van consumenten. Een voorbeeld is een diefstal van beltegoedkaarten, die vervolgens worden verzilverd door het bellen naar een betaald informatienummer en waarbij beller en nummergebruiker met elkaar samenwerken.

2.2 Ontoereikendheid huidige wetgeving

Op basis van artikel 4.11 kan de Minister van Economische Zaken instellingen erkennen die een gedragscode hanteren inzake de herkenbaarheid en de betrouwbaarheid van informatienummers. Sinds de inwerkingtreding van dit artikel in 1999 zijn er twee instellingen erkend; de Stic in 2001 en de Stichting OCI in 2003. De Stic heeft per 1 januari 2005 geen aangesloten platformaanbieders meer, waardoor er thans feitelijk slechts één erkende instelling actief is.

De erkende instelling heeft als taak erop toe te zien dat de gedragscode wordt nageleefd. Dit geschiedt meestal aan de hand van klachten van consumenten over informatienummers. Klachten kunnen ertoe kan leiden dat de betreffende aanbieders kunnen worden gesanctioneerd. In het Besluit erkenningseisen instelling en aansluitingsplicht platformaanbieders (Stb. 1999, 372), worden verdere voorwaarden gesteld aan een erkende instelling. Deze voorwaarden dienen onder meer de onafhankelijkheid van deze instelling en de kwaliteit van de klachtbehandeling te waarborgen. Zo dient bij de klachtbehandeling sprake te zijn van een klachtencommissie en een beroepscommissie.

Platformaanbieders zijn op grond van artikel 10 van dit besluit verplicht zich bij een instelling aan te sluiten. Door deze aansluitingsplicht zijn alle platformaanbieders gebonden aan een gedragscode. De erkende instelling financiert zijn activiteiten grotendeels met contributiegelden van de bij haar aangesloten platformaanbieders.

De reden waarom niet de nummerhouders of nummergebruikers zelf, maar juist de platformaanbieders een aansluitplicht hebben gekregen is dat zij een belangrijke schakel vormen in de dienstverlening naar nummergebruikers. Het stopzetten van deze dienstverlening is een belangrijk sanctiemiddel jegens malafide nummergebruikers. Deze keuze om platformaanbieders een aansluitplicht te geven was destijds in lijn met de wensen van zowel aanbieders van openbare telefoondiensten als van platformaanbieders zelf, en is indertijd mede op aandringen van deze partijen tot stand gekomen.

De werking van dit toezicht is niet zo effectief gebleken als ten tijde van de invoering was geschat. Meerdere factoren spelen daarbij een rol. Een belangrijke factor is dat door de eerdergenoemde integratie van telefoniediensten en internetdiensten het misbruik van een informatienummer relatief eenvoudig is geworden. Het sanctioneren van partijen die misbruik plegen is echter moeilijk gebleken, onder meer doordat zich diverse schakels in de keten van dienstverlening bevinden. Het gevolg was een grote klachtenstroom. Dit heeft op zijn beurt hoge kosten veroorzaakt in verband met de afhandeling daarvan door de klachten- en beroepscommissie van de Stic. Deze kosten worden gedragen door een beperkt aantal partijen (de platformaanbieders). Sommige platformaanbieders vinden dit systeem niet eerlijk, maar kunnen zich er niet aan onttrekken omdat zij op grond van het Besluit erkenningeisen instelling en aansluitplicht platformaanbieders verplicht zijn zich bij een instelling aan te sluiten. Platformaanbieders vervullen echter een intermediaire rol jegens de gebruikers van informatienummers, welke laatste betrokken zijn bij het eventuele misbruik van deze nummers. Dit zet grote druk op dit systeem. Al met al is een blijvend gebrek te constateren aan gezamenlijk optreden tegen het genoemde misbruik door alle marktpartijen gezamenlijk die zich in de keten van dienstverlening bevinden. Niet alleen de huidig gekozen basis van het systeem (enkel de platformaanbieders) maar tevens conflicterende belangen bij aanbieders van elektronische communicatiediensten spelen daarbij in de praktijk een rol. Immers, de afzet van informatiediensten beïnvloedt het volume van het belverkeer en genereert daarmee inkomsten voor de aanbieders van elektronische communicatiediensten.

De effectiviteit van het huidige stelsel wordt verder aangetast door het feit dat in toenemende mate door malafide nummergebruikers wordt uitgeweken naar andere nummers, zoals internationale nummers, waarop de gedragscode niet van toepassing is. Het stelsel is dus te beperkt in haar werkingssfeer. Voor het verruimen van het toepassingsbereik van de gedragscode is echter een wetswijziging nodig.

Een derde factor is het feit dat, zoals eerder vermeld, het College van Beroep voor het bedrijfsleven de erkende instellingen heeft aangemerkt als bestuursorgaan. Dit heeft onder meer als consequentie dat deze instellingen, wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag, geen boetes of andere bestuursrechtelijke sancties kunnen opleggen.

Deze omissie zou gerepareerd kunnen worden, doch reparatie moet worden afgewogen tegen de vraag welke toegevoegde waarde het heeft om een onbekend aantal bestuurorganen (het is immers mogelijk meerdere instellingen te erkennen) met dit toezicht te belasten als er al een zelfstandig bestuursorgaan (het college) is dat als toezichthouder is aangewezen en op grond van hoofdstuk 15 van de wet bevoegd is tot het opleggen van sancties.

Een ander gemis in de huidige wetgeving ligt op het vlak van de beslechting van geschillen over het gebruik van informatienummers. Een op basis van artikel 4.11 van de wet erkende instelling ziet toe op het naleven van een zelf ingestelde gedragscode, maar is niet in het leven geroepen als geschillencommissie. Hier is juist gebleken dat er een grote behoefte bij de consument bestaat aan een (betere) mogelijkheid voor geschillenbeslechting. Het is van de zijde van de Stic bekend dat bij deze instelling ongeveer 1200 klachten per jaar werden ingediend met een gemiddeld schadebedrag in de orde van grootte € 500. Sinds de erkenning van de Stichting OCI is dit beeld niet veranderd. De relatief hoge schadebedragen worden mede veroorzaakt doordat een consument vaak pas op een vrij laat moment (bij ontvangst van de telefoonnota) onraad vermoedt. Op basis van artikel 12.1 van de wet zijn aanbieders van de openbare telefoondienst of andere bij algemene maatregel van bestuur aangewezen openbare elektronische communicatiediensten verplicht zich bij een van overheidswege erkende geschillencommissie aan te sluiten. Deze bepaling is bedoeld om de consument de mogelijkheid te bieden om geschillen over het gebruik van dure nummers, op laagdrempelige wijze te kunnen beslechten. In de praktijk blijkt echter dat de reikwijdte van dit artikel onvoldoende is om bij ongewenst gebruik van informatienummers, de schade die wordt toegebracht door de nummergebruiker te kunnen verhalen op één van de aangesloten aanbieders.

2.3 Algemene uitgangspunten van het wetsvoorstel

Het uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat de verantwoordelijkheden voor het juiste gebruik van dure nummers wordt verbreed, en bij meer partijen in de betreffende keten van dienstverlening wordt neergelegd dan nu op basis van de wet het geval is. Traditioneel richt de wet (aangaande kenbaarheidverplichtingen) zich op aanbieders van elektronische communicatienetwerken en -diensten. Nummerhouders die niet tevens aanbieder van een netwerk of elektronische communicatiedienst zijn, komen in de wet nauwelijks aan bod. Dit wetsvoorstel brengt daar om twee redenen verandering in.

Ten eerste zijn bij telefonie (zowel spraak als data) zowel nummerhouders als nummergebruikers een belangrijke partij bij het aanbod van informatiediensten waarvoor hoge tarieven worden gevraagd die via de telefoonrekening in rekening worden gebracht.

Om consumenten een betere bescherming te bieden tegen misleidend gedrag dat plaatsvindt met gebruikmaking van nummers, moeten alle partijen die betrokken zijn in de keten van de dienstverlening voldoen aan bepaalde verplichtingen en daar ook op kunnen worden aangesproken door het college. Partijen zullen zich dan moeilijker dan thans het geval is, kunnen onttrekken aan het toezicht.

Ten tweede zullen de kosten die gerelateerd zijn aan het op orde houden van deze markt (waaronder mogelijke kosten van klachtbehandeling), op meer evenwichtige wijze worden gedragen door de markt als geheel, wat de stabiliteit en draagvlak voor het toezicht vergroot. Het college brengt kosten voor toezicht op grond van artikel 16.1 van de wet in rekening bij de nummerhouders die ook zelf de nummergebruiker kunnen zijn. Daarnaast zullen de kosten van het behandelen van consumentenklachten niet meer door een beperkt aantal intermediaire partijen worden gedragen.

De uitwerking van het bovengenoemde uitgangspunt is gestoeld op twee onderliggende gedachten. Ten eerste wordt een passende verantwoordelijkheid gelegd bij de aanbieder die de incasso verricht voor een informatiedienst bij de consument ten behoeve van een derde partij. De afrekening van de informatiedienst via de telefoonrekening brengt minder lasten met zich mee voor de betreffende nummergebruiker, maar kan afbreuk doen aan de belangen van de consument. Het wetsvoorstel beoogt niet deze praktijk te veranderen, maar omvat maatregelen die bij deze vorm van facturering ten minste dezelfde zekerheid voor de consument opleveren als in het geval hij direct door de betreffende nummergebruiker wordt gefactureerd. Ten tweede voorziet het wetsvoorstel zoveel mogelijk in de behoefte bij marktpartijen aan het toepassen van het beginsel «de vervuiler betaalt». Hiermee wordt gedoeld op het leggen van een aantal passende verantwoordelijkheden bij de groep van nummergebruikers, waarbinnen zich de partijen bevinden die feitelijk misbruik plegen met dure nummers al dan niet met medewerking of andere betrokkenheid van aanbieders van elektronische communicatiediensten.

Het wetsvoorstel is in de uitwerking van de genoemde uitgangspunten technologieneutraal. Dat is belangrijk om de volgende reden. De dienstverlening waar dit wetsvoorstel zich op richt kent verschillende vormen van misleidende praktijken, waarbij verschillende technieken, zoals dialers, worden gebruikt. De gebruikte technieken volgen elkaar in snel tempo op. Om die reden dient de wetgeving technologieneutraal te zijn.

De nieuwe eisen in de gelden met name voor de nummerhouder. De nummerhouder kan in Nederland zijn gevestigd, maar dat is geen verplichting. Wel moet hij binnen de EER zijn gevestigd. Deze eis houdt geen beperking in van het vrije verkeer van diensten omdat de vrijheid om diensten te verrichten alleen van toepassing is indien een onderdaan van de EG in een lidstaat is gevestigd.

De eisen die aan nummerhouders worden gesteld kunnen worden aangemerkt als maatregelen zonder onderscheid. Zij worden aan alle nummerhouder die bij het college een nummer aanvragen opgelegd, ongeacht de nationaliteit van de nummerhouder. Deze maatregelen zijn geoorloofd omdat zij dienen ter bescherming van de consument en niet zwaarder zijn dan voor die bescherming noodzakelijk is.

2.4 Transparantie van tarieven en nummers voor nummergebruikers

Artikel 7.8 van de wet wordt verruimd waardoor er bij of krachtens algemene maatregel van bestuur verplichtingen kunnen worden opgelegd aan nummergebruikers ten aanzien van het geven van transparantie over tarieven en nummers. Thans kunnen op basis van artikel 7.8 van de wet dergelijke verplichtingen alleen aan aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken endiensten worden opgelegd.

De verruiming is noodzakelijk om uitvoering te geven aan het hoofdbeginsel van het wetsvoorstel en doet in het bijzonder recht aan het uitgangspunt «de vervuiler betaalt». De nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen en de Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen. Het zij opgemerkt dat op grond van de genoemde verruiming ook aan gebruikers van nummers die niet in het Nummerplan telefonie- en ISDN-diensten zijn opgenomen, zoals sms-nummers, verplichtingen kunnen worden opgelegd.

In het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen en de Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen zijn, vooruitlopend op dit wetsvoorstel al verplichtingen betreffende tarief- en nummertransparantie voor aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten opgenomen. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van de wijziging van artikel 7.8 zullen ook verplichtingen betreffende tarief- en nummertransparantie voor gebruikers van enkele nummercategorieën worden opgelegd. Vanaf dat moment rust de plicht tot het bekendmaken van tarieven en nummers op zowel de aanbieder van de elektronische communicatiedienst als de nummergebruiker. Partijen kunnen echter verder onderling afspreken wie de tarief- en nummermelding feitelijk uitvoert. Dit zal de partij doen die hiertoe technologisch gezien het beste toe in staat is of dit het goedkoopst kan realiseren, te weten de aanbieder van de openbare elektronische communicatiedienst, de nummergebruiker of een derde partij. In lijn met de huidige praktijk kunnen dus bijvoorbeeld platformaanbieders bij spraakdiensten een auditieve tariefmelding geven, terwijl bij datadiensten juist nummergebruikers beter in staat zijn een tekstuele melding van tarief en nummer te geven. Technologische ontwikkelingen kunnen er voor zorgen dat op enig moment een andere partij in de keten van de dienstverlening de melding gaat verrichten. Afhankelijk van de stand van de techniek, kan het college hierbij ook beleidsregels opstellen die duidelijk maken onder welke omstandigheden welke partijen over de beste mogelijkheden beschikken om de betreffende plicht uit te voeren. Waar zowel de aanbieder van elektronische communicatiedienst als de nummergebruiker over goed toepasbare mogelijkheden beschikken kunnen beide partijen door het college worden aangesproken. Door deze mogelijkheden is de maatregel flexibel, technologieneutraal en toekomstvast. Door de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de aanbieder van de openbare elektronische communicatiedienst en de nummergebruiker kunnen bij niet naleving van de transparantieverplichtingen in beginsel deze beide partijen door het college worden aangesproken.

2.5 Verantwoordelijkheden en plichten nummerhouders

Het komt in de praktijk veelvuldig voor dat bij malafide gebruik van nummers een nummerhouder een nummer in gebruik geeft aan een andere partij, die het op zijn beurt ook weer doorgeeft aan een derde partij. Het college houdt weliswaar een register bij van de nummerhouders, maar daarin staat niet of en aan wie een nummerhouder zijn nummers in gebruik heeft gegeven. Als er dan klachten zijn over misbruik met een bepaald nummer is het voor het college, en eventueel ook andere instanties zoals de politie of het openbaar ministerie, veelal door gebrek aan medewerking van de betreffende nummerhouder, lastig te achterhalen wie het nummer feitelijk in gebruik heeft en dus op wie de klacht betrekking heeft.

De nummerhouder kan op basis van het huidige artikel 4.9 van de wet door het college worden aangesproken op mogelijk gebruik van een nummer in strijd met de wet en kan bij de nummerhouder in dit geval de toekenning van een nummer door het college worden opgeschort of ingetrokken. Desalniettemin is dit een onbevredigende situatie en is niet in lijn met het in dit wetsvoorstel gehanteerde beginsel «de vervuiler betaalt». Het wetsvoorstel brengt hier op twee manieren verbetering in aan.

Ten eerste kan voor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen nummercategorieën een nummer slechts één keer in gebruik worden gegeven aan een andere partij; dit kan dus alleen nog door de nummerhouder gedaan worden. Dit voorkomt een ondoorzichtig stelsel van nummergebruikers; een nummer is of in gebruik bij de nummerhouder zelf (die dan dus zelf kwalificeert als nummergebruiker) of bij een andere nummergebruiker. Gelet op de huidige problemen zal deze verplichting in ieder geval worden opgelegd voor het gebruik van betaalde informatienummers. Ten tweede krijgt de nummerhouder de plicht enkele gegevens over de partij aan wie hij het nummer in gebruik heeft gegeven, te registreren, om te kunnen weten wie die gebruiker is en daarmee effectievere handhaving te kunnen realiseren. Indien de nummerhouder zelf ook de nummergebruiker is, dient hij zijn eigen gegevens te registreren. Alleen op deze wijze is het register sluitend voor wat betreft de in gebruik gegeven nummers.

De verwachting is dat het verbod op het in gebruik geven van een nummer door een partij die niet zelf de nummerhouder is, niet tot significante belemmeringen zullen leiden op de bestaande vormen van deze dienstverlening. In het bonafide deel van deze dienstverlening is namelijk voor wat betreft betaalde informatienummers in de meeste gevallen sprake van het in gebruik geven van een dergelijk nummer aan maximaal één partij achter de nummerhouder; de nummerhouder is hier doorgaans de platformaanbieder of de nummergebruiker zelf.

2.6 Geschilbeslechting

De bestaande bepaling die aanbieders van de openbare telefoondienst of andere bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen openbare elektronische communicatiediensten verplicht zich aan te sluiten bij een van overheidswege erkende geschillencommissie (artikel 12.1 van de wet) wordt uitgebreid. Deze verplichting wordt ook van toepassing op gebruikers van bepaalde nummercategorieën, voor zover het geschil verplichtingen betreft die bij of krachtens de wet zijn opgelegd. Deze categorieën worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen.

Gelet op de huidige problemen zullen dit in ieder geval betaalde informatienummers betreffen. Hiermee wordt aangesloten bij de bestaande systematiek dat bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten zich moeten aansluiten bij een erkende geschillencommissie.

Met de verruiming van artikel 12.1 van de wet wordt tegemoetgekomen aan de wens te voorzien in een laagdrempelige geschilbeslechtingsmogelijkheid voor de consument ten aanzien van bijvoorbeeld 090X-nummers waarbij de aanbieder van de openbare telefoondienst de incasso verzorgt voor deze diensten. Een aansluitingsplicht voor gebruikers van 090X nummers is ook een wens uit de sector zelf (zowel aanbieders van openbare telefoondiensten als gebruikers van 0800- en 090X-nummers).

Dit artikel maakt het mogelijk dat een consument niet alleen een geschil over een elektronische communicatiedienst maar ook een geschil over bijvoorbeeld een 090X nummer bij een geschillencommissie aanhangig kan maken. Immers, met een verplichting tot tarief- en nummertransparantie die op zowel op zijn aanbieder van de openbare elektronische communicatiedienst als de betreffende nummergebruiker rust, is er voor de consument altijd een partij aanspreekbaar bij niet naleving van de betreffende plichten ten aanzien van dat nummer; welke partij dat is, is afhankelijk van de mogelijkheden voor deze aanbieders om uitvoering te geven aan deze plichten. Dit bevordert tevens een adequate geschillenprocedure omdat ontwijkgedrag noch aan de zijde van de aanbieder van de openbare telefoondienst, noch aan de zijde van de nummergebruiker mogelijk is door naar elkaar te verwijzen.

Een ander belangrijk voordeel waar dit artikel een basis voor legt is dat voor de consument tevens een duidelijkere situatie ontstaat over tot welke instantie hij zich moet richten met het oog op geschilbeslechting over het gebruik van bijvoorbeeld 090X-nummers. Voordat een consument een geschil aan de geschillencommissie kan voorleggen zal hij eerst zelf een klacht moeten indienen bij zijn aanbieder van de openbare telefoondienst. Als een consument een klacht indient zal de aanbieder van de openbare telefoondienst deze consument de mogelijkheid moeten geven de betaling van het betwiste deel van de rekening op te schorten. Het overige deel van de rekening dient de consument wel te betalen. Leidt de afhandeling van de klacht niet tot een bevredigend resultaat kan de consument zich wenden tot de geschillencommissie. De mogelijkheid tot het opschorten van het betalen van het betwiste deel van de rekening wordt in dat geval verlengd totdat de geschillencommissie het geschil heeft beslecht. Dit zal worden vastgelegd in de Regeling universele dienst en eindgebruikersbelangen.

De reikwijdte van de onderhavige regeling is beperkt tot geschillen over de dienstverlening van nummergebruikers voor zover deze geschillen zijn gestoeld op verplichtingen die bij of krachtens deze wet zijn opgelegd. Daarmee vallen mogelijke geschillen over andere aspecten van deze dienstverlening, zoals de levering, inhoud of kwaliteit van deze dienstverlening, buiten deze reikwijdte.

Tenslotte zij opgemerkt dat de periode waarvoor de verplichte aansluiting geldt nader wordt vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur. Hierdoor wordt het mogelijk om de aansluitplicht voor nummergebruikers na de beëindiging van het gebruik van het nummer een bepaalde periode voort te laten duren.

Hiermee kan worden voorkomen dat nummergebruikers die slechts voor een zeer korte duur een nummer gebruiken en daar vanwege het niet bieden van tarief- en nummerinformatie, veel geld mee verdienen niet meer aangesloten zouden zijn op het moment dat de rekening bij de consument binnenkomt. In dat geval zou het voor de consument niet meer mogelijk zijn om gebruik te maken van de geschilbeslechtingsprocedure van artikel 12.1. De bepaalde periode zal bestaan uit een aantal maanden plus de periode dat de nummergebruiker betrokken is bij een geschilbeslechtingsprocedure.

2.7 Uitbreiding bevoegdheden van het college

Voor het college wordt een aantal nieuwe bevoegdheden gecreëerd in de sfeer van het nummerbeheer. De wet kent een aantal weigering-, opschorting- en intrekkingsgronden die het college moet of kan toepassen. In de praktijk is gebleken dat deze bevoegdheden niet toereikend zijn, gelet op onder meer de gewenste snelheid van handelen. Daarom worden er nieuwe bevoegdheden in hoofdstuk 4 van de wet opgenomen. In het navolgende wordt aangegeven om welke uitbreidingen het gaat qua inhoudelijke gronden. Daarna wordt ingegaan op de nieuwe specifieke handhavingsbevoegdheden.

Als algemene grond geldt dat het college de toekenning van een nummer kan weigeren, opschorten of intrekken indien de nummerhouder zich niet houdt aan het bij of krachtens de wet gestelde. Daarnaast wordt, middels het nieuwe artikel 4.4, een nieuwe bevoegdheid opgenomen op grond waarvan het college, als zij een aanwijzing heeft dat de nummergebruiker zich zodanig gedraagt dat hij kennelijk misbruik maakt van het feit dat er voor het nummer een (hoog) bedrag in rekening wordt gebracht, de toekenning van een nummer kan weigeren, opschorten of intrekken. Een voorbeeld van dergelijk handelen is de situatie waarin een diefstal plaatsvindt van beltegoedkaarten, die vervolgens worden verzilverd door het bellen naar een betaald informatienummer en waarbij beller en nummergebruiker met elkaar samenwerken. De nummergebruiker gebruikt het nummer dan om zichzelf op wederrechtelijke wijze te bevoordelen waarbij het gebruik van het nummer een wederrechtelijke daad faciliteert. De betreffende gedragingen worden bij algemene maatregel van bestuur nader ingevuld. Een aantal van de bedoelde nieuwe bevoegdheden zal alleen van toepassing zijn op bepaalde bij ministeriële regeling aan te wijzen categorieën van nummers. Deze beperking is aangebracht omdat het niet toekennen, opschorten of intrekken van een nummer ingrijpende maatregelen zijn die niet lichtvaardig mogen worden toegepast. Aan de andere kant moet het college passende maatregelen kunnen nemen indien de nummergebruiker zich niet houdt aan het bij of krachtens de wet gestelde en waardoor derde partijen worden gedupeerd, of indien de nummergebruiker het nummer gebruikt met het oogmerk zich wederrechtelijk te verrijken. Nummercategorieën waarbij het treffen van dergelijke maatregelen een waardevolle toevoeging is zijn in ieder geval betaalde informatienummers en nummers voor persoonlijke assistent-diensten. In het navolgende wordt ingegaan op ieder van de bedoelde bevoegdheden.

Een eerste nieuwe bevoegdheid voor het college betreft het geheel of gedeeltelijk weigeren van een toekenning op een aanvraag in het geval dat aan de betreffende aanvrager eerder een nummer door het college ambtshalve is opgeschort of ingetrokken, of indien een toekenning op een aanvraag eerder door het college is geweigerd.

Door deze weigeringgrond kan herhaald misbruik met een nummer door dezelfde partij op relatief eenvoudige wijze worden tegengegaan. Zo kan worden voorkomen dat aan deze partij toch weer een nummer zou worden toegekend terwijl een eerdere toekenning door het college was geweigerd.

Daarnaast kan het college de toekenning van een nummer uit een bij ministeriële regeling aangewezen categorie geheel of gedeeltelijk weigeren wanneer de aanvrager buiten de Europese Economische Ruimte is gevestigd. In de praktijk is gebleken dat verhoudingsgewijs veel misbruik plaatsvindt in de gevallen dat informatienummers zijn toegekend aan partijen die buiten Nederland zijn gevestigd. In het bijzonder geldt dit voor houders van informatienummers die buiten Europa zijn gevestigd. Dit misbruik wordt gevoed door het feit dat effectief toezicht op partijen met een vestigingsplaats in het buitenland moeilijk is te realiseren. De eis dat de aanvrager van een informatienummer binnen de Europese Economische Ruimte moet zijn gevestigd wordt hierdoor gerechtvaardigd. Bovendien wordt het vrije verkeer van diensten binnen de Europese Unie door deze maatregel niet belemmerd; de weigeringgrond geldt immers niet voor nummerhouders die binnen de Europese Economische Ruimte zijn gevestigd.

Een derde uitbreiding van de bevoegdheden van het college om de toekenning van een nummer te kunnen weigeren betreft een uitgebreidere toetsing van de aanvrager op mogelijk toekomstig misbruik van een nummer. Het college kan thans alleen weigeren een nummer toe te kennen indien de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden die in de wet zijn opgenomen. Het is wenselijk, indien een aanvrager in het verleden fraude heeft gepleegd of op een andere wijze heeft gehandeld met het oogmerk zich wederrechtelijk te bevoordelen met gebruikmaking van een telefoonnummer, dat het college de toekenning kan weigeren om te voorkomen dat deze aanvrager een nummer zal gebruiken om zich wederrechtelijk te bevoordelen. Dit handelen in het verleden is echter voor het college niet zichtbaar. Om deze reden wordt het mogelijk voor het college om advies te vragen bij het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Indien het college twijfelt aan de integriteit van de aanvrager van een nummer uit een bij ministeriële regeling aangewezen categorie, kan zij het voornoemd bureau verzoeken een advies, bedoeld in artikel 9 van voornoemde wet, uit te brengen. Op grond van artikel 31 van die wet wordt daarbij de termijn van drie weken waarbinnen de toekenning van het nummer dient plaats te vinden, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen. Het college kan een toekenning geheel of gedeeltelijk weigeren indien voornoemd advies negatief is. De omstandigheden die aanleiding geven tot gebruikmaking van deze bevoegdheid kunnen verder nader worden vastgesteld in beleidsregels van het college.

De toegevoegde waarde van het onderhavige instrument ligt in de ondersteuning die dit instrument biedt aan het college om preventief te kunnen handelen jegens een aanvrager van een nummer van wie het college op basis van de organisatorische structuur en het historisch gedrag van deze nummeraanvrager, vermoedt dat een nummer in de toekomst misbruikt zou kunnen worden.

Voorts worden voor wat betreft bij ministeriële regeling vast te stellen categorieën nummers de bevoegdheden van het college uitgebreid met nieuwe gronden om de toekenning van een reeds toegekend nummer te kunnen opschorten. Deze bevoegdheid heeft een meer repressieve werking dan de eerdergenoemde bevoegdheden, die juist een meer preventief karakter hebben. Het college kan tot opschorting voor een door het college te bepalen termijn van maximaal twee weken overgaan als zij een aanwijzing heeft dat de nummergebruiker zich niet houdt aan het bij of krachtens deze wet gestelde, de aan het toekenningsbesluit verbonden voorschriften niet nakomt of een gedraging als bedoeld in artikel 4.4 verricht. Die aanwijzing zou kunnen volgen uit eigen onderzoek of uit ingediende klachten. Het college kan de genoemde periode eenmalig met twee weken verlengen en dient zich binnen die periode een definitief oordeel te vormen.

Indien uit onderzoek door het college blijkt dat de toekenning van een nummer terecht is opgeschort, zal het college het nummer definitief kunnen intrekken op grond van artikel 4.7, vierde lid, onderdeel a, van de wet. Indien het college binnen deze periode geen definitief oordeel kan vormen, is de opschorting van de toekenning van het nummer van rechtswege beëindigd en kan de nummergebruiker het gebruik van het nummer weer voortzetten. Opschorten is een tijdelijke maatregel die niet onbeperkt kan worden toepast.

2.8 Opschorting betaling en aankiesbaarheid voor aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten

Het misbruik met dure nummers is een activiteit die winstgevend kan zijn binnen een kort tijdsbestek. Consumenten worden individueel gedupeerd en hebben dikwijls geen weet dat ook andere consumenten zijn gedupeerd. Voor de nummergebruiker is dit een belangrijk gegeven om zijn activiteiten voort te zetten. Getroffen consumenten zullen zelf geen gebruik meer maken van de betreffende dienst, maar daar staan andere potentiële bellers en dus blijvende potentiële inkomsten tegenover.

Het college heeft reeds op basis van artikel 4.7, vierde lid, onderdeel a, van de wet de mogelijkheid om, indien het gebruik van het nummer niet voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde regels, de toekenning van een nummer op te schorten of in te trekken als een repressief middel tegen het geconstateerde misbruik van een nummer. Tevens wordt in dit wetsvoorstel een nieuwe bevoegdheid voor het college opgenomen om de toekenning van een nummer op te schorten, indien zij een aanwijzing heeft van een overtreding van het bij of krachtens deze wet gestelde, de aan het toekenningsbesluit verbonden voorschriften niet nakomt of een gedraging als bedoeld in artikel 4.4 verricht.

Deze bevoegdheden kennen bepaalde beperkingen. Zo leidt de inzet van deze bevoegdheden tot een relatief zware sanctie voor de nummergebruiker. Inherent hieraan vereist zorgvuldig handelen ook enige tijd om binnen deze bevoegdheden over te gaan tot inzet van de betreffende sanctie. Tenslotte zijn deze bevoegdheden niet toepasbaar bij het gebruik van internationale nummers die immers niet door het college worden toegekend.

Gelet op deze beperkingen en de behoefte om snel te kunnen ingrijpen, worden twee additionele bevoegdheden voor het college in de wet opgenomen die het mogelijk maken om binnen kort tijdsbestek het betreffende misbruik van een nummer te stoppen.

De sancties die op basis van deze bevoegdheden mogelijk zijn verschillen qua zwaarte zowel onderling als ten opzichte van de tevens in dit wetsvoorstel opgenomen gronden voor opschorting van de toekenning van een nummer, en zullen daarom in verschillende omstandigheden die qua aard en ernst verschillen, kunnen worden toegepast.

De eerste bevoegdheid betreft het (tijdelijk) ontnemen aan de nummergebruiker van zijn inkomsten. Aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten die een betaling verzorgen ten aanzien van een nummer uit een bij ministeriële regeling aan te wijzen categorie van nummers, schorten op aanwijzing van het college die betaling voor een door het college te bepalen periode op, indien het college een aanwijzing heeft dat de nummergebruiker niet voldoet aan het gestelde bij of krachtens deze wet of een gedraging als bedoeld in artikel 4.4 verricht.

Het college kan zo’n aanwijzing geven zodra zij signalen ontvangt op basis waarvan overtreding van de wet kan worden geconstateerd of redelijkerwijs kan worden vermoed.

Een voorbeeld waarbij dit artikel kan worden toegepast is indien er sprake is van overtreding van het bepaalde in artikel 4.1 van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen, dat ziet op het wijzigen van gegevens in computersystemen. Het college kan een dergelijke aanwijzing in beginsel richten tot alle aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten die een deel van het verkeer dat wordt getermineerd bij de betreffende nummergebruiker, voor hun rekening nemen. In de praktijk zal deze mogelijkheid zich beperken tot dat deel van de keten waar afdracht nog moet plaatsvinden. Verder is van belang dat het meest directe aangrijpingspunt wordt gevormd door de aanbieders van elektronische communicatiediensten die een directe contractuele relatie met nummergebruikers hebben, doorgaans de platformaanbieders. Het voordeel van het adresseren van de laatstgenoemde aanbieders is dat reguliere interconnectievergoedingen niet door de maatregel worden getroffen. Buitenlandse platformaanbieders vallen echter niet onder Nederlands recht. In dat geval is er in Nederland altijd nog een aanbieder van openbare telefoondienst of een carrierselectiedienst betrokken bij de doorgifte van het nummer en van de betaalstroom en kan de onderhavige maatregel aan laatstgenoemde aanbieders worden opgelegd.

Als betreffende categorieën nummers kunnen die categorieën worden aangewezen waar in de praktijk ruimte bestaat voor hoge eindgebruikerstarieven zoals in het voorgaande beschreven, waarbij in ieder geval gedacht kan worden aan informatienummers, nummers voor persoonlijke assistent-diensten en internationale nummers. Opgemerkt zij dat bij internationale nummers de bevoegdheid niet gebruikt zal kunnen worden indien dat strijdig zou zijn met internationale verdragen.

Een dergelijke aanwijzing van het college heeft enkele voordelen ten opzichte van het opschorten van de toekenning van een nummer. Zo heeft dit instrument minder verstrekkende gevolgen voor de nummergebruiker. Deze kan immers, uitgaande van een bonafide activiteit, in beginsel zijn activiteiten voortzetten. Verder is dit instrument ook toepasbaar bij internationale nummers.

De aanwijzing heeft twee effecten. Ten eerste kan de betreffende nummergebruiker binnen korte tijd zijn activiteit niet meer winstgevend voortzetten. Indien het om een correct vermoeden van het college gaat zal hij zijn handelswijze alsnog definitief moeten staken of wijzigen zodat hij wel conform de wet handelt. Het tweede effect is dus dat voorkomen wordt dat meer consumenten gedupeerd worden.

De maatregel biedt de betreffende aanbieder van een openbare elektronische communicatiedienst ook een grotere mate van rechtszekerheid bij het opschorten van de betreffende betalingen.

Het op aanwijzing van het college moeten stopzetten van de genoemde betaalstroom kan in beginsel de relatie tussen de betrokken aanbieder van een openbare elektronische communicatiedienst en de partij met wie deze interconnecteert onder druk zetten indien de maatregel in de werkingssfeer treedt van door deze aanbieder aangegane interoperabiliteitsovereenkomsten. Dit stimuleert dat een aanbieder van een openbare elektronische communicatiedienst ook op eigen initiatief relevante betalingscondities afdwingt aan zijn klanten. Naar mate meer aanbieders dit zouden doen, zou ook het financiële risico van aanbieders die hun overeenkomsten voor de betreffende dienstverlening hier niet in lijn mee brengen, worden vergroot. Daarmee wordt de vicieuze cirkel doorbroken dat in de huidige praktijk door concurrentiedruk aanbieders er niet zelf voor kiezen de betreffende betalingsstromen bij malafide praktijken stop te zetten, zonder dat daarbij ingrijpen van het college nodig is.

Daarnaast wordt opgemerkt dat in de Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen ook een plicht voor aanbieders van openbare telefoondiensten en carrierselectiediensten wordt opgenomen om de consument de mogelijkheid te bieden de betaling van een betwist deel van de rekening, zoals het deel dat betrekking heeft op 090X-nummers, onder bepaalde omstandigheden op te schorten. In gevallen waarbij sprake is van een terecht ingehouden afdracht zal de consument via deze weg dus financiële schade vergoed kunnen krijgen.

Omdat bij de onderhavige maatregel sprake is van een tijdelijke sanctie totdat het college een oordeel vormt omtrent door haar vermoed misbruik van een nummer, dienen er additionele waarborgen te zijn ten aanzien van de rechtszekerheid voor de nummergebruiker. De opschortingsperiode is maximaal drie weken en kan eenmalig met drie weken worden verlengd. Het college dient derhalve binnen uiterlijk zes weken na het ingaan van de betaalopschorting zich een definitief oordeel te vormen over of het gebruik van het nummer wel of niet overeenkomt met het bij of krachtens de wet gestelde. Verder dient het college de nummergebruiker te informeren indien deze bij het college bekend is.

De tweede bevoegdheid waarnaar in het voornoemde werd gerefereerd, betreft het opschorten van de aankiesbaarheid van een nummer. Het staken van dienstverlening is een vergaand middel in het licht van artikel 6.3 van de wet. Ofschoon dit artikel ziet op het kader waarbinnen eind-tot-eindverbindingen tot stand kunnen komen en in beginsel niet op reeds bestaande individuele eind-tot-eindverbindingen, is het gewenst om mogelijkheden die aanbieders van elektronische communicatiediensten hebben ten aanzien van eerdergenoemd aspect een wettelijke basis te geven. Daarom wordt de bepaling opgenomen dat een aanbieder van een openbare elektronische communicatiedienst die een betaling verzorgt ten aanzien van een nummer uit een bij ministeriële regeling aan te wijzen categorie van nummers, op aanwijzing van het college de aankiesbaarheid van dat nummer op dient te schorten voor een door het college te bepalen periode, indien ofwel het college zelf een aanwijzing heeft dat de nummergebruiker niet voldoet aan het gestelde bij of krachtens deze wet of een gedraging als bedoeld in artikel 4.4 verricht.

Het wettelijke kader geldend voor de nummergebruiker op basis waarvan het college kan overgaan tot deze maatregel en de categorie aanbieders aan wie de aanwijzing kan zijn gericht, zijn dezelfde als bij de voorgaande beschreven bevoegdheid van het college.

Het stopzetten van de aankiesbaarheid van een nummer door de aanbieder van de openbare elektronische communicatiedienst is, net als de opschorting van de toekenning van een nummer, een effectief, doch verdergaande sanctie voor de nummergebruiker dan het bevriezen van zijn inkomsten. De nummergebruiker derft immers met zekerheid alle verdere inkomsten vanaf het moment waarop de sanctie ingaat. Daar staat tegenover dat het middel voor de uitvoerende partij, de aanbieder van de openbare elektronische communicatiedienst, en tevens andere aanbieders van de openbare elektronische communicatiedienst die met deze aanbieder interconnecteren, minder belastbaar kan zijn, met name bij internationale nummers. Een dergelijke aanwijzing kan daarmee proportioneel zijn in situaties waarin sprake is van grove schending van consumenten-belangen die momenteel vaak zijn te signaleren bij internationale nummers.

Verder is relevant dat voor wat betreft eind-tot-eindverbindingen met betrekking tot in Nederland aangeboden elektronische communicatiediensten, mogelijkheden voor het stopzetten van de aankiesbaarheid van nummers reeds worden verruimd via de reeds genoemde uitbreiding van intrekkingsgronden voor toegekende nummers. Voor wat betreft eind-tot-eindverbindingen met betrekking tot in het buitenland aangeboden elektronische communicatiediensten is de onderhavige bevoegdheid daarom noodzakelijk om soortgelijke mogelijkheden te creëren. Het college kan immers nummers die door een buitenlandse autoriteit zijn toegekend niet intrekken. Om deze redenen zullen bij ministeriële regeling internationale nummers worden aangewezen bij de onderhavige bevoegdheid. Het zij opgemerkt dat bij internationale nummers de bevoegdheid niet gebruikt zal kunnen worden indien dat strijdig zou zijn met internationale verdragen.

De onderhavige bevoegdheid van het college complementeert de overige in dit wetsvoorstel opgenomen mogelijkheden tot het sanctioneren van een nummergebruiker bij vermoed nummermisbruik. Dit geheel geeft het college een instrumentarium om te kiezen voor qua zwaarte passende sancties, zowel bij nationale nummers als bij internationale nummers. Hierbij wordt tevens gehoor gegeven aan de wens van aanbieders van elektronische communicatiediensten tot verruiming van de mogelijkheden om de aankiesbaarheid van een nummer in bepaalde omstandigheden stop te zetten. Overigens blijft de onderhavige bevoegdheid wel beperkt tot het opschorten van de aankiesbaarheid van individuele nummers in het buitenland. Alle nummers van een geheel land niet langer aankiesbaar maken is niet proportioneel en schaadt bovendien de belangen van bonafide nummergebruikers in het buitenland.

2.9 Vervallen van de mogelijkheid tot het reserveren van een nummer

In de wet is de mogelijkheid opgenomen om een nummer gedurende een periode van maximaal drie jaar te reserveren. Daarna moet alsnog een aanvraag worden ingediend voor de omzetting van de reservering in een toekenning van dat nummer. Het leidt tot dubbele administratieve lasten omdat er twee keer een aanvraag bij het college moet worden ingediend.

Ook zorgt de mogelijkheid om te reserveren ervoor dat nummers gedurende een bepaalde periode niet beschikbaar zijn voor toekenning. Dit kan onnodig schaarste veroorzaken in de nummervoorraad. Tenslotte is het zo dat het college gehouden is om voldoende nummers beschikbaar te stellen wat het belang van de reservering van nummers verkleint. De mogelijkheid tot het reserveren van nummers komt om deze redenen te vervallen.

2.10 Alternatieven

Zoals in de inleiding is aangegeven is het hoofddoel van dit wetsvoorstel het bieden van meer bescherming aan de consument tegen misbruik met dure nummers. Dit heeft geleid tot de in de bovenstaande paragrafen genoemde voorstellen. Voor sommige van deze voorstellen zijn alternatieven overwogen. Bij het in dit wetsvoorstel opgenomen voorstel om artikel 4.11 van de wet te laten vervallen is gekeken of de systematiek van zelfregulering toch niet op een of andere manier kon blijven voortbestaan.

Dit zou vorm kunnen krijgen door volledige zelfregulering. Echter, de bescherming van de belangen van de consument die verankerd is de wet zelf wegen zwaarder dan pogen die bescherming via zelfregulering te bewerkstelligen. Verder is uit de eerder genoemde uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven gebleken dat de wijze waarop de zelfregulering in artikel 4.11 en het Besluit erkenningseisen instelling en aansluitplicht platformaanbieders is geregeld er juist sprake is van geen zelfregulering en wordt aan de klachtencommissie van de Stic de status van bestuursorgaan gegeven. Een ander alternatief zou zijn de bevoegdheden van de erkende instellingen uitbreiden en hen het toezicht laten uitoefenen op de naleving van verplichtingen inzake tarief- en nummertransparantie. Dit wordt echter niet wenselijk geacht omdat het college reeds is aangewezen als instantie die is belast met het houden van toezicht van (onder meer) hoofdstuk 4 van de wet.

Een van de problemen met informatienummers betreft het feit dat de niet de aanbieder van de informatiedienst de consument de factuur stuurt, maar dat de aanbieder van de openbare telefoondienst of de carrierselectiedienst de kosten van de informatiedienst betreffende factureert en incasseert. In het wetsvoorstel is gekozen voor een systeem waarbij zowel de aanbieder van de elektronische communicatiedienst als de nummergebruiker verantwoordelijk zijn voor het melden van het tarief en van het nummer. Een alternatief voor dit systeem kan zijn een verbod op de incassofunctie door de aanbieder van de openbare telefoondienst of de carrierselectiedienst voor de aanbieder van de informatiedienst. Dit heeft echter een groot nadeel. De kosten die gemoeid zijn met het administreren en incasseren door de aanbieder van de informatiedienst zelf zijn zo hoog dat de markt voor informatiediensten zeer waarschijnlijk zal verdwijnen. Een dergelijke maatregel schiet zijn doel dan voorbij. Bovendien is zo’n verbod op de incassofunctie niet toepasbaar op internationale nummers en zullen er toch maatregelen genomen moeten worden om de consument te informeren over het van toepassing zijne tarief. Derhalve is gekozen voor tarief- en nummertransparantie voor alle dure nummers.

3. Consultatie van het OPT

Aan het overlegplatform post en telecommunicatie (OPT) zijn de hoofdlijnen van dit wetsvoorstel, als onderdeel van een breder beleidsvoornemen ten aanzien van consumentenbelangen bij het gebruik van nummers, voorgelegd voor advies in oktober en december 2004. Op 28 februari 2005 heeft het OPT schriftelijk advies uitgebracht. In aanvulling hierop hebben OPT deelnemers op 13 januari 2005 een voorstel gedaan voor een alternatief op de onderhavige regelingen. Hieronder wordt op de hoofdlijnen van het advies en het alternatieve voorstel ingegaan.

3.1 Algemeen

In zijn algemeenheid deelt het OPT de ernst van de onderhavige consumentenproblemen met betrekking tot informatienummers, de noodzaak dat de markt voor informatiediensten meer transparant gemaakt wordt en tevens dat adequaat toezicht noodzakelijk is. Ook het gemis aan bestaande mogelijkheden voor buitenrechtelijke geschillenbeslechting wordt onderschreven.

Het OPT benadrukt het belang van maatregelen op korte termijn vanuit het perspectief van de consument en voor het imago van de dienstverlening, en acht regulering van het toezicht, al dan niet ten dele, noodzakelijk.

Het OPT deelt het belang van het toepassen van het beginsel «de vervuiler betaalt», en de verantwoordelijkheden en plichten ten aanzien van de transparantie van tarieven en nummers die worden opgelegd aan gebruikers van informatienummers. Over het toedelen van een vergelijkbare rol aan partijen die de kosten van het afnemen van een informatiedienst bij de consument in rekening brengen, bestaat binnen het OPT verdeeldheid. Aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten onderschrijven, in tegenstelling tot consumentenorganisaties, dit uitgangspunt niet. De motivatie daarvoor is dat bonafide aanbieders geen verantwoordelijkheid, en daarmee geen financiële en administratieve lasten, zouden moeten dragen voor het gedrag van derden. Aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten vinden het in dit verband ook prematuur om het huidige stelsel van toezicht op grond van artikel 4.11 van de wet te verlaten.

In de huidige praktijk wordt echter geconstateerd dat de door aanbieders van openbare telefonie uitgevoerde incasso voor informatiediensten zich niet goed verhoudt met de mate waarin deze partijen zich verantwoordelijk stellen voor deze diensten, ten nadele van de consument. Om de rechtspositie voor de consument in dit opzicht te waarborgen is het noodzakelijk dat bij het bestaande systeem van incasso voor informatiediensten, aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten aan bepaalde verantwoordelijkheden en plichten worden onderworpen. Naast het genoemde beginsel speelt hierbij een belangrijke rol dat bij een aantal van de voorgestelde maatregelen, waaronder tarieftransparantie, afhankelijkheid bestaat van de infrastructuur van deze aanbieders. Daarom blijft het betreffende uitgangspunt en de betreffende verplichtingen voor deze categorie aanbieders gehandhaafd in dit wetsvoorstel en tevens in de in lijn met dit wetsvoorstel te wijzigen Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen en de Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen.

3.2 Bevoegdheden van het college

Het OPT acht een sterkere toezichtsrol van het college op het gebied van nummerbeheer, in zowel preventieve als repressieve zin, nodig om de problemen met informatienummers aan te kunnen pakken. Het schaart zich daarmee achter de in dit wetsvoorstel daarop betrekking hebbende elementen. De aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten stellen echter ook een aanvullende maatregel voor ten aanzien van nummerbeheer. Het gaat hier om het creëren van een nummerreeks in het Nummerplan telefonie- en ISDN diensten waarvan de bestemming is beperkt tot het aanbieden van informatiediensten waarvan toegang plaatsvindt door dialers, en het koppelen van een aantal specifieke wettelijke voorwaarden aan het gebruik van nummers uit deze nummerreeks. De argumentatie hiervoor is dat hiermee de transparantie en de blokkeringmogelijkheden van deze diensten voor de consument worden vergroot en de handhaving van het juiste gebruik van deze informatienummers wordt versterkt.

De voorgestelde maatregel kent een aantal zwaarwegende nadelen. Ten eerste zou de regeling met haar specifieke eisen aan het gebruik van dialers niet neutraal zijn ten aanzien van gebruikte technologie. Hiermee zou deze niet toekomstvast zijn.

Dit risico is groot gezien de huidige dynamiek in deze markt ten aanzien van gebruikte technologie. Reeds in de huidige situatie bestaan verschillende gradaties van geautomatiseerd aankiezen van nummers, die vergelijkbaar zijn met het gedrag van dialers. Ten tweede is de meerwaarde van deze maatregel boven de in of krachtens dit wetsvoorstel op te nemen maatregelen (tarief- en nummertransparantie) beperkt. Ten derde zouden kwaadwillende nummergebruikers voor het aanbieden van datadiensten gebruik kunnen blijven maken van nummers uit de bestaande reeksen van informatienummers. Aanbieders van openbare telefonie hebben namelijk aangegeven geen mogelijkheden te hebben onderscheid te maken tussen verkeer voor spraakdiensten en verkeer voor datadiensten. Op basis van deze nadelen wordt deze voorgestelde maatregel niet overgenomen als onderdeel van dit wetsvoorstel. Deze kan echter worden heroverwogen indien blijkt dat de in te voeren maatregelen niet voldoende effectief zijn.

3.3 Geschilbeslechting

Het OPT onderschrijft het belang van een adequate geschilbeslechtingsregeling voor het gebruik van informatienummers en een wettelijke aansluitplicht voor gebruikers van informatienummers bij een onafhankelijke geschillencommissie.

Een consumentenorganisatie geeft aan dat een plicht zich aan te sluiten bij een onafhankelijke geschillencommissie voor zowel de aanbieder van elektronische communicatiediensten als de gebruiker van een informatienummer kan leiden tot complexe procedures omdat niet altijd duidelijk zou zijn voor welk aspect van de levering van een via een informatienummer geleverde informatiedienst de aanbieder van de elektronische communicatiedienst dan wel de gebruiker van het informatienummer aanspreekbaar zou zijn voor de consument.

Deze vrees wordt echter niet gedeeld. De in dit wetsvoorstel opgenomen transparantieplichten vormen een adequaat referentiekader voor het toewijzen van verantwoordelijkheden aan de betreffende categorieën aanbieders.

Het college kan ook, gegeven een bepaalde stand der techniek, hier beleidsregels bij opstellen. Doordat de inrichting van procedures voor de behandeling van klachten over informatienummers en de financiële afwikkeling van schadeclaims van consumenten, door de markt zelf ingevuld kan worden ontstaat juist een voordeel uit het oogpunt van efficiëntie. Het risico dat deze regeling tot een onduidelijke situatie voor de consument zou kunnen leiden, zal worden ondervangen in de hiertoe te wijzigen Regeling Universele dienst en eindgebruikersbelangen. Deze bevat de mogelijkheid tot opschorting van de betaling van een betwist deel van de rekening aan de aanbieder van de openbare elektronische communicatiedienst indien de consument een klacht indient bij deze aanbieder en eventueel een geschillencommissie zonder de betreffende nummergebruiker te hoeven adresseren. Hiermee is voor de consument een relatief eenvoudige procedure voldoende om zijn financiële belang veilig te stellen.

4. Uitvoeringstoets college

Op grond van artikel 5 van het Informatiestatuut Onafhankelijke Post- en Telecommunicatieautoriteit is het college bij brief van 15 juni 2005, kenmerk TP/MO 5037496, om een uitvoeringstoets verzocht. Bij brief met kenmerk OPTA/NER/2005/201779 heeft het college in het kader van deze uitvoeringstoets opmerkingen geplaatst bij dit wetsvoorstel.

Het college deelt de visie dat de huidige wet- en regelgeving (gebaseerd op zelfregulering) niet toereikend is om de onderhavige problematiek op te lossen. Zij wijst daarbij op het belang van een generieke aanpak van problemen die thans bij bepaalde nummerreeksen spelen omdat zij de verwachting heeft dat deze problemen kunnen verschuiven naar andere nummerreeksen, waarvan het toegenomen misbruik van internationale nummers een voorbeeld is. Het college vindt het van belang dat de consument te allen tijde goed is geïnformeerd over nummers, tarieven en kosten van te bellen nummers. Het college heeft een aantal specifieke opmerkingen gemaakt waarvan een drietal alternatieve tekstvoorstellen bevat. Deze worden hieronder toegelicht.

In het licht van de genoemde visie van het college heeft het college een voorkeur om de reikwijdte van de artikelen 4.3, derde lid, 4.7, vijfde en zesde lid, en 7.3b, eerste lid niet tot bepaalde nummerreeksen te beperken. Doordat de betreffende nummerreeksen bij ministeriële regeling kunnen worden vastgesteld is er voldoende flexibiliteit in het wetsvoorstel aanwezig om in het geval dat een verschuiving optreedt van problemen naar andere reeksen, de regelgeving binnen een kort tijdsbestek aan te passen aan de dan ontstane situatie. Indien noodzakelijk zouden de maatregelen zich tot alle nummerreeksen kunnen uitstrekken.

Afhankelijk van de problematiek binnen bepaalde nummerreeksen kunnen gerichte maatregelen genomen worden die alleen van toepassing zijn op die nummerreeksen. Reeksen waar zich geen problemen voordoen worden dan ook niet getroffen door extra eisen.

Het college acht het van belang om een extra lid toe te voegen aan het voorgestelde artikel 7.3a. De strekking van deze extra bepaling zou moeten zijn een aanbieder van een openbare elektronische communicatiedienst de door de consument geleden schade dient te vergoeden, indien vastgesteld is dat een betreffende nummergebruiker aan het gestelde bij of krachtens deze wet niet heeft voldaan en de betreffende aanbieder van een openbare elektronische communicatiedienst voor deze vaststelling betalingen heeft gedaan aan de nummergebruiker. Dit voorstel wordt niet overgenomen omdat een dergelijke maatregel beperkte toegevoegde waarde heeft boven een in eerder in deze toelichting genoemde voorgenomen wijziging van de Regeling universele dienst en eindgebruikersbelangen op te nemen bepaling. Deze bepaling houdt in dat een aanbieder van een openbare telefoondienst of een carrierselectiedienst de consument de mogelijkheid biedt tot opschorting van betaling van het betwiste deel van de rekening, indien de consument een klacht bij hem heeft ingediend of, onder zekere voorwaarden, een geschil aanhangig maakt bij een op grond van artikel 12.1 van de wet erkende geschillencommissie. Een oordeel of een nummergebruiker aan het gestelde bij of krachtens deze wet niet heeft voldaan wordt dan geveld door deze geschillencommissie.

Met een actieve houding kan dan de consument in gevallen van vermeende benadeling dus zijn financiële schade beperken. Op deze wijze wordt het financiële belang van de consument voldoende gewaarborgd.

In artikel 7.3a, derde lid, en 7.3b, derde lid, wordt een (in beide artikelen gelijke) maximale termijn gesteld aan de mogelijke opschorting van de betaling door een aanbieder van een openbare elektronische communicatiedienst respectievelijk de opschorting door deze partij van de aankiesbaarheid van een nummer. In verband met te betrachten zorgvuldigheid bij benodigd onderzoek wenst het college de bedoelde termijn uit te breiden tot vier weken met de mogelijkheid deze termijn eenmalig te verlengen met vier weken, indien de opschorting volgt op een aanwijzing die het college heeft. Deze wens is deels overgenomen door de bedoelde termijn uit te breiden tot drie weken met de mogelijkheid deze termijn eenmalig te verlengen met drie weken.

5. Bedrijfseffecten

Een belangrijke verandering ten opzichte van het oude stelsel is dat de kosten voor het op orde houden van de onderhavige markt op een meer evenwichtige wijze worden gealloceerd bij marktpartijen. Er worden meer belanghebbende partijen in deze sector betrokken terwijl de kosten tevens zoveel mogelijk gelegd worden bij partijen die problemen veroorzaken. Een aantal van de verplichtingen en verantwoordelijkheden die in dit wetsvoorstel zijn opgenomen hebben echter specifieke financiële gevolgen voor de betreffende aanbieders. Het gaat daarbij deels om verplichtingen of verantwoordelijkheden die in lagere wetgeving hun beslag krijgen of waarbij in lagere wetgeving wordt vastgesteld op welke partijen deze betrekking hebben. De exacte impact van deze laatstgenoemde maatregelen op het bedrijfsleven hangt dan ook met die implementatie samen. In het navolgende wordt indicatief op hoofdlijnen ingegaan op de financiële gevolgen en specifiek voor wat betreft administratieve lasten. Deze zijn mede gebaseerd op een inschatting van het EIM.

De volgende maatregelen leiden tot wijzigingen in financiële lasten voor het bedrijfsleven:

– de opheffing van het huidige stelsel van toezicht;

– tarief- en nummertransparantie voor bepaalde nummergebruikers;

– de registratieplicht voor bepaalde nummerhouders;

– de aansluitplicht voor bepaalde nummergebruikers bij een onafhankelijke geschillencommissie.

De in dit wetsvoorstel gecreëerde bevoegdheden voor het college zullen op ad hoc basis worden ingezet en leiden derhalve niet tot significante administratieve lasten. Voor wat betreft adviesprocedures door het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, valt op te merken dat administratieve lasten hiervan onder de verantwoordelijkheid vallen van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

5.1 De opheffing van het huidige stelsel van toezicht

Het wegvallen van het wettelijk kader voor het huidige stelsel van toezicht leidt tot een significante lastenverlichting voor de betrokken aanbieders. Het gaat om een totale reductie van structurele jaarlijkse kosten van rond € 1 000 000. De helft hiervan bestaat uit operationele kosten van het tot dusverre bestaande toezicht door erkende instelling(en). De andere helft bestaat uit lasten voor aanbieders die voortkomen uit het optreden als wederpartij bij klachtbehandeling, doch vormen geen administratieve lasten in de zin van de wet.

5.2 Tarief- en nummertransparantie

Voor wat betreft telefonische informatiediensten wordt met deze maatregel volledig aangesloten bij de thans bestaande praktijk van dienstverlening en wijze waarop tarieftransparantie wordt aangeboden. Binnen deze dienstverlening wordt in de praktijk bij spraakdiensten een auditieve tariefmelding gegeven en bij datadiensten een tekstuele melding van tarief en nummer. Hoewel met deze maatregel de verantwoordelijkheid voor tarief- en nummertransparantie bij zowel aanbieders van elektronische communicatiediensten als nummergebruikers gelegd wordt, vereist deze daarom bij informatienummers geen significante technische aanpassingen en ook geen administratieve lasten aan de zijde van een van deze categorieën aanbieders. Voor wat betreft andere nummers dan informatienummers kunnen de onderhavige tarief- en nummertransparantieverplichtingen wel leiden tot significante technische aanpassingen voor aanbieders van elektronische communicatiediensten. De wettelijke grondslag hiervoor bestond al op basis van artikel 7.8 van de wet en daarom vloeien de hieraan gerelateerde lasten niet direct voort uit het onderhavige wetsvoorstel. De bedoelde aanpassingen zijn ook sterk afhankelijk van de nadere vormgeving van deze verplichtingen in het hiervoor te wijzigen Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen en de Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen.

5.3 Registratieplicht voor bepaalde nummerhouders

De registratie van enkele contactgegevens van nummergebruikers door de nummerhouders, leidt bij de nummerhouders tot administratieve lasten. Overigens sluit deze plicht voor nummerhouders net als de transparantieverplichting aan bij de huidige praktijk van dienstverlening. Het gaat immers in hoofdzaak om gegevens die normaliter in het contract tussen deze partijen vastgelegd worden. Per saldo leidt de maatregel daarom niet tot merkbare extra lasten. De exacte gegevens die de nummerhouder moet registeren zullen bij ministeriële regeling worden vastgesteld.

De omvang van de betreffende administratieve lasten hangt sterk af van het jaarlijks aantal te registreren nummergebruikers. Dit aantal is afhankelijk voor welke categorieën van nummers deze verplichting wordt vastgesteld. Gelet op de huidige problemen met betaalde informatienummers, zullen in ieder geval die nummers worden aangewezen (dus de reeksen 0900, 0906 en 0909). In deze reeksen zijn momenteel naar schatting 14 000 nummergebruikers actief. Jaarlijks wisselen naar schatting zo’n 4000 nummers in deze reeksen van gebruiker. In dit scenario bedragen de initiële administratieve lasten € 50 000 en de structurele administratieve lasten € 15 000 per jaar.

5.4 Aansluitplicht voor bepaalde nummergebruikers bij een onafhankelijke geschillencommissie

De aansluitplicht voor bepaalde nummergebruikers bij een onafhankelijke geschillencommissie kan leiden tot een aantal financiële lasten voor marktpartijen. Het gaat hier ten eerste om operationele kosten van de betreffende geschillencommissie die zullen worden gedragen door marktpartijen. Ten tweede betreft het lasten voor de betreffende categorieën nummergebruikers met het oog op de aansluitingsprocedure. Ten derde gaat het om lasten voor deze nummergebruikers bij het optreden als wederpartij bij geschilbeslechting.

Alleen de tweede categorie financiële lasten vallen onder de definitie van administratieve lasten. De verplichte aansluiting bij een geschillencommissie is een inhoudelijke verplichting vanuit de wet. De geschilbeslechting zelf brengt wel nalevingskosten voor bedrijven met zich mee, maar deze vallen niet onder de definitie van administratieve lasten. Er is hier immers geen sprake van een wettelijke informatieverplichting die administratieve lasten veroorzaakt. Het uitwisselen van informatie tussen nummergebruiker, geschillencommissie en consument gebeurt in het kader van de beslechting van een geschil dat in het normale handelsverkeer tussen bedrijf en consument is ontstaan. Overigens is de gang naar een geschillencommissie niet verplicht: de consument kan een dergelijk geschil kan ook aan de kantonrechter voorleggen en de behandeling valt dan onder het privaatrecht.

De operationele kosten van de geschilbeslechting hebben naar verwachting een orde van grootte van € 300 000. Hierbij wordt uitgegaan van een halvering van de huidige klachtenstroom over informatienummers. Dit aantal geeft, gelet op de aard van de klachten, een goede indicatie van de behoefte aan geschillenbeslechting. Daarnaast wordt een preventieve werking van onderdelen van het onderhavige wetsvoorstel in acht genomen, die het aantal incidenten zal verminderen. Door deze invloed zal naar verwachting de behoefte aan geschillenbeslechting ten opzichte van de huidige situatie halveren. Een andere overweging bij de inschatting van de betreffende kosten is dat op basis van marktwerking een efficiënte organisatie zal ontstaan voor geschillenbeslechting.

De administratieve lasten gekoppeld aan de aansluitprocedure kennen het volgende beeld. De omvang hiervan is gerelateerd aan het aantal aansluitplichtige nummergebruikers. De categorieën van nummers waarvan de gebruikers zich moeten aansluiten bij een geschillencommissie worden bij algemene maatregel van bestuur aangewezen. Hiermee wordt aangesloten bij de huidige wijze van het opleggen van een aansluitplicht voor aanbieders van elektronische communicatiediensten. Gelet op de bestaande problematiek met betaalde informatienummers zullen in ieder geval de nummerreeksen 0900, 0906 en 0909 worden aangewezen. Het betreft in ieder geval een huidig aantal van naar schatting 14 000 nummergebruikers; verder wisselen jaarlijks naar schatting zo’n 4000 nummers in deze reeksen van gebruiker. De lasten hierbij worden geschat op initieel € 200 000 en structureel € 60 000. Een drukkende werking op deze lasten gaat uit van relevante schaalvoordelen die behaald kunnen worden binnen de reeds bestaande intermediaire dienstverlening door bijvoorbeeld platformaanbieders. Immers, daarmee kan in veel gevallen worden voorkomen dat iedere nummergebruiker individueel een aansluitprocedure zal moeten ingaan door gebruik te maken van de dienstverlening van bijvoorbeeld een platformaanbieder; de laatste kan dit efficiënter uitvoeren.

De lasten voor nummergebruikers bij het optreden als wederpartij bij klachtbehandeling zijn evenredig met het aantal klachten dat wordt ingediend. Deze lasten worden geschat op € 250 000.

5.5 Totale lasten

Het totaalbeeld van de bovengenoemde financiële lasten die uit dit wetsvoorstel voortvloeien is:

– Structurele administratieve lasten: verhoging van € 75 000;

– Eenmalige administratieve lasten: € 250 000;

– Structurele overige uitvoeringslasten: verlaging van € 450 000;

– Eenmalige overige uitvoeringslasten: nihil.

5.6 Actal

Het wetvoorstel is aan de Adviescommissie toetsing administratieve lasten (Actal) voorgelegd. Actal heeft besloten het wetsvoorstel niet te toetsen. Wel zijn enkele opmerkingen gemaakt.

Het voorliggende wetsvoorstel bevat een aantal nieuwe bevoegdheden voor het college om handhavend op te treden jegens aanbieders die de bij of krachtens dit wetsvoorstel opgelegde verplichtingen niet nakomen. Actal vraagt zich in dit verband af wat de mogelijkheden zijn om de consument het bedoelde beschermingsniveau te bieden via de weg van bestaande wetgeving (strafrecht en algemeen burgerlijk recht). Gelet op de wijze waarop misleiding met dure nummers plaatsvindt volstaat handhaving via het strafrecht en het algemeen burgerlijk recht niet. De drempel voor de consument om via de burgerlijke rechter zijn gelijk te krijgen wordt te hoog geacht. Om die reden voorziet het wetsvoorstel in een laagdrempelige mogelijkheid voor de consument om een geschil te beslechten.

Daarnaast is het vaak moeilijk aan te tonen dat de misleiding een overtreding van een of meerdere bepalingen van het Wetboek van Strafrecht betreft. Strafrechtelijke handhaving zal in de praktijk daarom niet zo snel voorkomen.

Tevens vraagt Actal zich af in hoeverre de genoemde rol van het college zich verhoudt tot de rol die is voorzien voor een toekomstige Consumentenautoriteit. Daarbij kan opgemerkt worden dat de Consumentenautoriteit niet zal optreden waar reeds een sectorspecifieke toezichthouder een taak heeft. Het college is op grond van de wet reeds toezichthouder voor de sector elektronische communicatiediensten. Er is geen reden om hier overlap te creëren. Ten slotte wijst Actal op een mogelijk alternatief om de administratieve lasten die gepaard gaan met de invoering van de voorgenomen verplichtingen te vermijden. Dit alternatief betreft een verbod voor aanbieders van openbare telefoondiensten om de facturering van informatiediensten via de telefoonnota te laten verlopen. De verwachting is echter dat een dergelijke maatregel de bestaande markt, die juist is gestoeld op een efficiënt factureringsmodel, zal doen verdwijnen. Immers, voor zover dat operationeel mogelijk zou zijn, zullen nummergebruikers in dat geval geconfronteerd worden met hoge bijkomende factureringslasten en zal een grote mate van inefficiëntie gecreëerd worden. Bovendien zou de maatregel geen oplossing bieden bij de problemen met internationale nummers.

Over de berekening van de administratieve lasten heeft Actal twee vragen gesteld. Ten eerste vraagt Actal verder af in hoeverre er administratieve lasten zouden optreden als gevolg van het ter kennis moeten nemen door aanbieders die zich moeten aansluiten bij een geschillencommissie, van de betreffende aansluitvoorwaarden alsmede van de inhoudelijke criteria (zoals algemene voorwaarden) waarmee geschillen door deze commissie worden behandeld. Hierover kan opgemerkt worden dat het zwaartepunt van dergelijke lasten liggen bij kennisname van de inhoudelijke criteria. Het gaat daarbij echter om eenmalige lasten. Bovendien zijn deze lasten al verdisconteerd in de geschatte lasten die ontstaan bij een daadwerkelijk geschil; die zijn namelijk gebaseerd op een ruime schatting voor het tijdsbeslag op een aanbieder. Ten tweede wijst Actal er op dat de redenering dat het slechts ad-hoc inzetten van de nieuwe bevoegdheden van het college, namelijk in verdachte situaties, geen voldoende onderbouwing is voor een lage inschatting van de gerelateerde lasten voor het college. Bij het inschatten van de extra lasten van het college is gekeken naar het feit dat het college nu al bij iedere nummeraanvraag toetst of de betreffende aanvrager voldoet aan de gestelde eisen. In het onderhavige wetsvoorstel zijn een aantal extra eisen opgenomen die bij het behandelen van de aanvraag slechts een marginaal extra tijdsbeslag voor het college opleveren.

Het zij nogmaals benadrukt dat de inzet van enkele van deze nieuwe bevoegdheden, waaronder het laten uivoeren van een toets op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, via de lagere regelgeving zal worden beperkt tot aanvragers in de nummerreeks 090X.

Een laatste opmerking van Actal heeft betrekking op een mogelijke evaluatie van het wetsvoorstel. Dit is vooralsnog niet voorzien omdat lasten van de verschillende maatregelen in dit wetsvoorstel sterk samenhangen met de mate waarin problemen blijven bestaan. Indien de maatregelen met een preventieve aard relatief veel effect blijken te hebben, zullen de lasten die gepaard gaan met repressieve maatregelen, zoals geschilbeslechting, reduceren.

Het is daarbij niet nodig om de verplichtingen vervolgens in trekken; immers daarmee zou afbreuk gedaan worden aan de zekerheid die dit wetsvoorstel de consument biedt op een basisbeschermingsniveau.  

II ARTIKELSGEWIJS DEEL

Artikel I

Artikel 1

Aan artikel 1.1 worden twee definities toegevoegd. Het betreft de definitie voor nummerhouder en nummergebruiker. Hoewel de figuur van nummerhouder al in de wet voorkwam, is voor de duidelijkheid thans een definitie toegevoegd. De nummerhouder is de partij die een nummer heeft aangevraagd bij en toegekend heeft gekregen door het college. De nummerhouder kan een nummer zelf in gebruik nemen, of in gebruik geven aan een andere partij. De partij die een nummer in gebruik heeft wordt aangeduid als de nummergebruiker. De nummerhouder kan dus tevens de nummergebruiker zijn.

Artikel 4.3

De wijziging van artikel 4.3 omvat drie nieuwe gronden voor het college om de toekenning van een nummer geheel of gedeeltelijk te kunnen weigeren. Op grond van het nieuwe onderdeel f van het tweede lid kan het college de toekenning van een nummer geheel of gedeeltelijk weigeren indien reeds eerder de toekenning van een nummer aan die aanvrager is geweigerd of een nummer is opgeschort of ingetrokken. Het nieuwe derde lid bevat twee gronden om de toekenning van een nummer van bij ministeriële regeling te bepalen categorieën van nummers geheel of gedeeltelijk te weigeren. Op grond van het derde lid, onderdeel a, kan het college een aanvraag geheel of gedeeltelijk weigeren indien de aanvrager buiten de Europese Economische Ruimte is gevestigd. Voorts kan het college op grond van het derde lid, onderdeel b, een aanvraag geheel of gedeeltelijk weigeren indien wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Daartoe kan op grond van het vierde lid het college het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur verzoeken een advies, bedoeld in artikel 9 van voornoemde wet uit te brengen. Een toekenning kan derhalve geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien voornoemd advies negatief is. Het college kan gebruik maken van deze bevoegdheid indien zij twijfelt aan de integriteit van een aanvrager van een informatienummer. De omstandigheden die hiertoe aanleiding geven kunnen verder nader worden vastgesteld in beleidsregels van het college.

Artikel 4.4

De wijzigingen in hoofdstuk 4 en hoofdstuk 7 van de wet beogen in zijn algemeenheid het misbruik van dure nummers tegen te gaan, waarbij met name gestreefd wordt naar een betere bescherming van de consument. Van een nummergebruiker wordt verwacht dat hij zich aan het gestelde bij of krachtens de wet houdt, en dat hij zich onthoudt van gedragingen die een afbreuk doen aan de positie van de consument en andere belanghebbende partijen. Deze gedragingen worden nader vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur. In het tweede lid van het nieuwe artikel 4.4 is als uitgangspunt opgenomen dat de gedragingen betrekking hebben op het kennelijk misbruik maken van de tarifering van een nummer.

Het gaat hier dus om andere gedragingen dan welke in strijd zijn met verplichtingen bij of krachtens de Telecommunicatiewet. Zo gaat het niet om het achterwege laten van de tariefmelding omdat tariefmelding op grond van artikel 7.8 verplicht is. Indien een nummergebruiker niet aan deze verplichting voldoet, heeft het college al de bevoegdheid de toekenning van een nummer op te schorten of in te trekken. Bij de hier bedoelde gedragingen moet gedacht worden aan een handelswijze waarmee de nummergebruiker zich op een andere ongeoorloofde wijze – ten koste van ander – probeert te verrijken.

Voorbeelden van een dergelijke gedragingen zijn het witwassen van geld door met beltegoedkaarten naar informatienummers te (laten) bellen of deze nummers te (laten) bellen via ongeautoriseerde toegang tot een bedrijfscentrale. In dergelijke gevallen werken oproeper en nummergebruiker met elkaar samen en trachten binnen korte tijd zoveel mogelijk verkeer naar het betreffende nummer te genereren. Een ander voorbeeld is het niet daadwerkelijk leveren van een bepaalde, op basis van verstrekte informatie, te verwachten dienst door de nummergebruiker.

Indien het college dergelijke gedragingen vermoedt, kan dat voor het college aanleiding zijn de toekenning van een nummer te weigeren, op te schorten of in te trekken, of de betaling die gerelateerd is aan het nummer dan wel de aankiesbaarheid van het nummer op te doen schorten.

Artikel 4.7

Met de wijziging van artikel 4.7 krijgt het college nieuwe inhoudelijke gronden om de toekenning van een nummer te kunnen opschorten voor een door het college te bepalen termijn. Deze nieuwe gronden zullen alleen van toepassing zijn op bij ministeriële regeling aan te wijzen categorieën van nummers.

Op grond van het gewijzigde lid 5 kan een toekenning door het college ambtshalve worden opgeschort voor een door het college te bepalen termijn die niet langer duurt dan twee weken, indien het college een aanwijzing heeft dat de nummergebruiker de bij of krachtens deze wet gestelde regels of de aan het toekenningsbesluit verbonden voorschriften niet nakomt dan wel een gedraging als bedoeld in artikel 4.4 verricht. Voor een voorbeeld van een situatie waar een aanwijzing op kan duiden, wordt verwezen naar het algemene deel van de toelichting en de toelichting op artikel 4.4. Het college kan de betreffende periode eenmalig met maximaal twee weken verlengen en dient zich dus uiterlijk binnen vier weken zich een oordeel te vormen. Op dat moment eindigt de opschortingsperiode van rechtswege.

Tot slot zijn in artikel 4.7 de verwijzingen naar gereserveerde nummers vervallen. Dit houdt verband met het vervallen van de mogelijkheid tot reserveren van nummers.

Artikel 4.9

In dit wetsvoorstel worden bepaalde verplichtingen aan de nummergebruiker opgelegd. Het college moet deze partij kunnen aanspreken als een nummergebruiker zich niet aan die verplichtingen houdt. Om die reden worden in artikel 4.9 twee nieuwe verplichtingen voor nummerhouders en nummergebruikers opgenomen waarmee de identiteit van de nummergebruiker gemakkelijk is te achterhalen. Ten eerste wordt in het nieuwe derde lid, onderdeel a, van artikel 4.9, bepaald dat de nummergebruiker een aan hem in gebruik gegeven nummer niet in gebruik geeft aan een ander. Een nummer kan dus slechts eenmaal aan ander in gebruik worden gegeven, en niet keer op keer van gebruiker overgaan; eventuele tussenpersonen vallen er tussen uit. Hiermee wordt voorkomen dat het voor de consument, het college of een andere instantie, niet of moeilijk is te achterhalen wie de feitelijke gebruiker van een nummer is. Ten tweede wordt in het derde lid, onderdeel b, bepaald dat de nummerhouder bij ministeriële regeling vastgestelde gegevens over de nummergebruiker en het gebruik van het nummer registreert. Gegevens over de nummergebruiker zijn niet bij het college bekend. Het college registreert immers alleen de nummerhouder. Om effectief toezicht te kunnen houden op de nummergebruiker moet het college weten wie de nummergebruiker is. Daarom moet de nummerhouder gegevens over de nummergebruiker en over het gebruik van het nummer registreren.

Artikel 4.11

Dit artikel wordt ingetrokken. Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.2 van het algemene deel van de toelichting.

Artikel 7.3a

In het eerste lid van het nieuwe artikel 7.3a wordt de mogelijkheid opgenomen dat het college aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten een aanwijzing geeft de betaling die gerelateerd is aan het gebruik van bij ministeriële regeling aan te wijzen categorieën van nummers op te schorten voor een door het college te bepalen periode, indien het college een aanwijzing heeft dat de nummergebruiker niet voldoet aan het gestelde bij of krachtens deze wet of een gedraging als bedoeld in artikel 4.4 verricht. De betreffende categorieën van nummers zullen categorieën zijn waar risico op misbruik hoog is als gevolg van voorkomende hoge tarieven en zal in ieder geval de betaalde informatiediensten (de reeksen 0900, 0906 en 090) omvatten.

In het nieuwe tweede lid wordt bepaald dat de aanbieder van een openbare elektronische communicatiedienst die een dergelijke aanwijzing van het college heeft ontvangen, daadwerkelijk de betaling onverwijld opschort. Voorts wordt in het derde lid bepaald dat de door het college te bepalen periode maximaal drie weken is en door het college eenmalig met maximaal drie weken kan worden verlengd. Binnen zes weken dient het college zich dus een oordeel te vormen. Na afloop van de door het college bepaalde termijn, en uiterlijk na afloop van deze zes weken eindigt de opschortingsperiode van rechtswege.

Tenslotte wordt in het vierde lid bepaald dat het college de nummergebruiker, voorzover deze bij het college bekend is, op de hoogte stelt van de aanwijzing. In het geval van internationale nummers kan het zijn dat het college niet op de hoogte is wie de nummergebruiker is.

Overigens zal in de Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen ook een plicht voor aanbieders van openbare telefoondiensten en carrierselectiediensten worden opgenomen om de consument de mogelijkheid te bieden de betaling van een betwist deel van de rekening, zoals het deel dat betrekking heeft op 090X nummers, onder bepaalde omstandigheden op te schorten.

Artikel 7.3b

In het eerste lid van het nieuwe artikel 7.3b wordt, naar analogie met het bepaalde in artikel 7.3a, de mogelijkheid opgenomen dat het college aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten verzoekt de aankiesbaarheid van een nummer uit bij ministeriële regeling aan te wijzen categorieën van nummers op te schorten voor een door het college te bepalen periode die maximaal drie weken bedraagt, indien het college een aanwijzing heeft dat de nummergebruiker niet voldoet aan het gestelde bij of krachtens deze wet of een gedraging als bedoeld in artikel 4.4 verricht. Beoogd wordt internationale nummers aan te wijzen als betreffende categorieën van nummers.

De strekking van de verdere bepalingen in dit artikel die op deze bevoegdheid betrekking hebben zijn verder gelijk met die van artikel 7.3a, tweede tot en met vierde lid.

Artikel 7.8

Op grond van artikel 7.8, eerste lid, van de wet kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, verplichtingen aan aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken en openbare elektronische communicatiediensten worden opgelegd inzake de bescherming van de consument. Voor de transparantie van tarieven en van nummers is het echter wenselijk dat ook de gebruikers van deze nummers verplichtingen op dit vlak opgelegd kunnen krijgen. Ten aanzien van informatienummers zijn nummergebruikers echter de partijen die daadwerkelijk de informatiedienst aanbieden. Daarom worden nummergebruikers toegevoegd aan de reikwijdte van deze bepaling.

Artikel 12.1

De wijziging van artikel 12.1 strekt er toe de reikwijdte van dit artikel te vergroten. In aanvulling op geschillen over een overeenkomst met betrekking tot de levering van een openbare elektronische communicatiedienst, kan het tevens gaan om geschillen over de levering van een dienst door een nummergebruiker aan een consument. Bepaalde categorieën nummergebruikers krijgen, als zijnde de aanbieders van de laatstbedoelde diensten, daarom een plicht zich aan te sluiten bij een door de Minister van Justitie erkende geschillencommissie die geschillen over deze diensten behandelt. Deze categorieën van nummergebruikers worden bij algemene maatregel van bestuur aangewezen.

Een geschil over de levering van een dienst door een nummergebruiker kan in theorie gaan over inhoudelijke aspecten van deze dienstverlening, zoals bijvoorbeeld de kwaliteit van de geleverde dienst. Deze aspecten vallen echter buiten de reikwijdte van het nieuwe tweede lid. Het geschil moet verplichtingen betreffen die bij of krachtens de wet zijn gesteld en die de nummergebruiker niet is nagekomen. Het zal daarbij in hoofdzaak gaan om bij of krachtens artikel 7.8 van de wet gestelde regels.

De periode waarvoor de verplichte aansluiting geldt wordt nader vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur. Hierdoor wordt de mogelijkheid opengelaten om de aansluitplicht langer te laten duren dat de periode dat een nummergebruiker het nummer feitelijk in gebruik heeft. Hierbij wordt gedacht aan een beperkte periode van een aantal maanden na beëindiging van het gebruik van een nummer, en ieder geval ook zolang er nog geschil omtrent dat nummer bij een geschillencommissie in behandeling is.

In het huidige artikel 12.1 is bepaald dat een instelling van overheidswege wordt erkend. Hiermee werd bedoeld de door de Minister van Justitie erkende Stichting geschillencommissies. In het nieuwe artikel 12.1 is bij deze bestaande praktijk aangesloten: het moet gaan om een door de Minister van Justitie erkende geschillencommissie.

Artikel 20.15a

In artikel 20.15a is een aantal overgangsmaatregelen opgenomen. Op grond van het eerste lid blijven op reservering die voor de inwerkingtreding dit wetsvoorstel zijn gedaan, de bepalingen uit hoofdstuk 4 van de wet van toepassing. Op deze wijze zal het aantal gereserveerde nummers in de loop van de tijd afnemen. Nummers kunnen ten hoogste voor de duur van drie jaar worden gereserveerd. Drie jaar na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zullen er geen gereserveerde nummers meer voorkomen.

Het tweede lid ziet op de huidige praktijk waarin nummers door de nummerhouder in gebruik worden gegeven aan een partij, die het nummer op zijn beurt weer doorgeeft aan een nummergebruiker. Voor het registreren van een nummergebruiker door de nummerhouder wordt een termijn van zes maanden gehanteerd. Dit is een redelijke termijn gelet op het feit dat slechts sprake hoeft te zijn van een administratieve handeling door de nummerhouder. Vanaf het moment van registratie gaat het gebruik van het nummer van rechtswege over van de nummerhouder op de feitelijke nummergebruiker (de eerstgenoemde blijft de nummerhouder).

Het derde lid bepaalt dat de bij een op grond van artikel 4.11 van de wet erkende instelling ingediende klachten door deze instelling kunnen worden afgehandeld.

Artikel II

Omdat in de wet de mogelijkheid wordt opgenomen om de toekenning van een nummer te weigeren indien het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, dient de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur te worden gewijzigd. Aan artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van laatstgenoemde wet wordt de toekenning van nummers op grond van Telecommunicatiewet toegevoegd als een van de wetten waarop de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur van toepassing is.

Artikel III

Op grond van artikel 1, ten vierde van de Wet op de economische delicten is het overtreden van het gestelde bij of krachtens artikel 4.11, derde lid van de wet aangewezen als een economisch delict. Met het vervallen van het gehele artikel 4.11 van de wet dient de Wet op de economische delicten op dit punt te worden aangepast.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Naar boven