Besluit van 14 oktober 2015, houdende samenvoeging van de algemene maatregelen van bestuur op basis van de Tabakswet tot één besluit (Besluit uitvoering Tabakswet)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 7 juli 2015, kenmerk 767940-136602-WJZ;

Gelet op de artikelen 2, eerste en tweede lid, 3d, 7, eerste en tweede lid, 9, vierde lid en 10, eerste en tweede lid, van de Tabakswet;

Gelet op richtlijn 2015/1139/EU tot wijziging van Richtlijn 2012/9/EU wat de datum van omzetting en de uiterste datum van de overgangsperiode betreft (PbEU 2015, L 185);

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 26 augustus 2015, No.W13.15.0233/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 9 oktober 2015, kenmerk 767933-136602-WJZ;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1 Begripsbepalingen

Artikel 1.1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder

richtlijn:

richtlijn 2001/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 juni 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten (PbEG 2001, L 194).

§ 2 Producteisen

Artikel 2.1

  • 1. De gehaltes aan teer, nicotine en koolmonoxide van een sigaret bedragen niet meer dan:

    • a. 10 milligram teer;

    • b. 1 milligram nicotine;

    • c. 10 milligram koolmonoxide.

  • 2. Het teergehalte van shag is zodanig dat het gehalte in een sjekkie van 750 milligram niet meer dan 12 milligram bedraagt.

Artikel 2.2

Bij regeling van Onze Minister worden methoden van onderzoek aangewezen, die bij uitsluiting beslissend zijn voor de vaststelling of met betrekking tot een sigaret of een sjekkie aan de in dit besluit gestelde eisen ter zake van de gehaltes aan teer, nicotine of koolmonoxide is voldaan.

Artikel 2.3

  • 1. Tot het verrichten van metingen en onderzoekingen als bedoeld in artikel 3c, eerste en tweede lid, van de Tabakswet zijn uitsluitend bevoegd de laboratoria die als zodanig zijn aangewezen of erkend door Onze Minister.

  • 2. Voor aanwijzing of erkenning komen in aanmerking laboratoria waaraan accreditatie krachtens NEN-EN-ISO/IEC 17025 is verleend.

  • 3. Aanwijzing als laboratorium dat bevoegd is tot het verrichten van metingen en onderzoekingen als bedoeld in artikel 3c, tweede lid, van de Tabakswet is voorbehouden aan laboratoria die deel uitmaken van het Rijk.

  • 4. Onze Minister verleent een erkenning op aanvraag. Aan de erkenning kunnen voorschriften worden verbonden, die gericht zijn op het waarborgen van de kwaliteit en de onafhankelijkheid van de metingen en onderzoekingen.

  • 5. Een erkenning kan worden ingetrokken als niet langer aan de eisen, bedoeld in het vierde lid, wordt voldaan.

Artikel 2.4

Laboratoria die door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat van de Europese Unie zijn erkend om metingen en onderzoekingen als bedoeld in artikel 4 van de richtlijn te verrichten, worden gelijkgesteld met laboratoria die krachtens artikel 2.3 van dit besluit zijn aangewezen of erkend.

Artikel 2.5

  • 1. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de voorschriften die kunnen worden verbonden aan een erkenning als bedoeld in artikel 2.3 van dit besluit.

  • 2. Onze Minister maakt in de Staatscourant bekend welke laboratoria zijn aangewezen of erkend als bedoeld in artikel 2.3 van dit besluit.

§ 3 Verpakkingseisen

Artikel 3.1

  • 1. Op alle verpakkingseenheden van tabaksproducten worden, met uitzondering van tabak voor oraal gebruik en andere niet voor roken bestemde tabaksproducten, de volgende waarschuwingen aangebracht:

    • a. één van de volgende algemene waarschuwingen:

      Roken is dodelijk;

      Roken brengt u en anderen rondom u ernstige schade toe.

    • b. één van de volgende bijkomende waarschuwingen:

      Roken veroorzaakt 9 van de 10 gevallen van longkanker;

      Roken veroorzaakt mond- en keelkanker;

      Roken beschadigt uw longen;

      Roken veroorzaakt hartaanvallen;

      Roken veroorzaakt beroertes en ernstige handicaps;

      Roken verstopt uw slagaderen;

      Roken vergroot de kans op blindheid;

      Roken beschadigt uw gebit en tandvlees;

      Roken kan uw ongeboren kind noodlottig worden;

      Uw rook is schadelijk voor uw kinderen, familie en vrienden;

      Kinderen van rokers gaan zelf vaak roken;

      Stop nu – blijf leven voor je naaste familie en vrienden: www.stoppen-met-roken.nl

      Roken vermindert de vruchtbaarheid;

      Roken vergroot de kans op impotentie.

  • 2. Op alle verpakkingseenheden van niet voor roken bestemde tabaksproducten wordt de volgende waarschuwing aangebracht:

    Dit tabaksproduct kan uw gezondheid schaden en is verslavend.

  • 3. Op alle sigarettenpakjes worden voorts vermeld:

    • a. het nicotinegehalte, aangeduid met het woord nicotine, in tienden van een milligram per sigaret;

    • b. het teergehalte, aangeduid met het woord teer, in milligrammen per sigaret;

    • c. het koolmonoxidegehalte, aangeduid met het woord koolmonoxide, in milligrammen per sigaret.

  • 4. Op alle verpakkingseenheden van shag worden voorts vermeld:

    • a. het nicotinegehalte, aangeduid met het woord «nicotine», in tienden van een milligram per sjekkie van 750 milligram;

    • b. het teergehalte, aangeduid met het woord «teer», in milligrammen per sjekkie van 750 milligram.

Artikel 3.2

  • 1. De in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, bedoelde waarschuwingen wisselen elkaar op zodanige wijze af dat zij regelmatig voorkomen.

  • 2. De in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel b, bedoelde waarschuwingen wisselen elkaar eveneens op zodanige wijze af dat zij regelmatig voorkomen.

  • 3. De in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, bedoelde waarschuwingen worden aangebracht op de voorkant van de verpakkingseenheid en op elke in de detailverkoop gebruikte buitenverpakking, behalve op cellofaanverpakkingen.

  • 4. De in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel b, bedoelde waarschuwingen worden aangebracht op de achterkant van de verpakkingseenheid en op elke in de detailverkoop gebruikte buitenverpakking, behalve op cellofaanverpakkingen.

Artikel 3.3

  • 1. De waarschuwingen, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, en in artikel 3.1, tweede lid, beslaan minstens 30% van de buitenvoorkant van het betreffende oppervlak van de verpakkingseenheid waarop zij worden aangebracht.

  • 2. De waarschuwingen, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel b, beslaan minstens 40% van de buitenachterkant van het betreffende oppervlak van de verpakkingseenheid waarop zij worden aangebracht.

  • 3. Op verpakkingseenheden die bestemd zijn voor andere producten dan sigaretten en waarvan de buitenvoorkant groter is dan 75 cm2 beslaan de in artikel 3.1, eerste en tweede lid, bedoelde waarschuwingen ten minste 22,5 cm2 van de voorkant en van de achterkant.

  • 4. De vermeldingen, bedoeld in artikel 3.1, derde lid, worden in het Nederlands gedrukt op één zijkant van het sigarettenpakje en beslaan minstens 10% van het betreffende oppervlak.

  • 5. De vermeldingen, bedoeld in artikel 3.1, vierde lid, worden in het Nederlands gedrukt op dezelfde kant van de verpakkingseenheid als de in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel b, bedoelde waarschuwingen en beslaan minstens 2½% van het betreffende oppervlak.

  • 6. De krachtens artikel 3.1 vereiste waarschuwingen en vermeldingen van de gehaltes aan teer, nicotine en koolmonoxide worden aangebracht:

    • a. in zwarte vetgedrukte Helvetica-letters op een witte achtergrond, met een zodanige puntgrootte dat de tekst een zo groot mogelijk deel van de daarvoor bestemde ruimte beslaat, zonder aan leesbaarheid in te boeten;

    • b. in kleine letters, behalve de eerste letter van de boodschap;

    • c. gecentreerd op het voor de tekst bestemde oppervlak en evenwijdig met de bovenrand van het pakje;

    • d. voor andere dan de in artikel 3.1, tweede lid, bedoelde producten, omgeven door een ministens 3 mm en hoogstens 4 mm brede zwarte rand die geen belemmering vormt voor de leesbaarheid van de waarschuwingen of vermeldingen;

    • e. in het Nederlands.

  • 7. Bij regeling van Onze Minister kunnen omtrent de voorschriften, bedoeld in het vijfde en zesde lid, nadere technische specificaties worden gesteld.

  • 8. De in dit artikel voorgeschreven opschriften worden niet op de fiscale zegels van de verpakkingseenheden aangebracht. Zij zijn niet verwijderbaar of uitwisbaar en zijn in geen geval door andere aanduidingen of afbeeldingen bedekt of onderbroken, dan wel bij het openen van het pakje onduidelijk gemaakt of onderbroken. Bij andere tabaksproducten dan sigaretten mogen de teksten met behulp van stickers worden aangebracht, mits deze niet kunnen worden verwijderd.

  • 9. Ter wille van de identificatie en traceerbaarheid wordt het tabaksproduct op passende wijze gemerkt door vermelding van het partijnummer of een gelijkwaardige vermelding op de verpakkingseenheid, zodat plaats en tijd van productie kunnen worden vastgesteld.

§ 4 Rapportageverplichtingen

§ 5 Verkoopbeperkingen

Artikel 5.1

Het verbod op bedrijfsmatige verstrekking van tabaksproducten aan particulieren voor de instellingen, diensten en bedrijven, die door de Staat of andere openbare lichamen worden beheerd, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Tabakswet geldt niet in justitiële inrichtingen als bedoeld in:

  • a. artikel 1, onderdeel b, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • b. artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;

  • c. artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden;

  • d. artikel 6, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

Artikel 5.2

Als categorieën van inrichtingen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Tabakswet worden met uitzondering van verpleeghuizen, revalidatiecentra, psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, gezinsvervangende tehuizen voor gehandicapten en verzorgingshuizen aangewezen:

  • a. instellingen waarin zorg wordt verleend als bedoeld in de Kwaliteitswet zorginstellingen;

  • b. inrichtingen waarin voorzieningen worden aangeboden op het terrein van maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • c. inrichtingen op het terrein van de sport;

  • d. gebouwen en inrichtingen van gecertificeerde instellingen als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet, gebouwen en inrichtingen van jeugdhulpaanbieders als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, alsmede gebouwen van justitiële jeugdinrichtingen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen die niet door de Staat of openbare lichamen worden beheerd;

  • e. openbare en bijzondere onderwijsinstellingen als bedoeld in:

    • 1°. de Wet op het primair onderwijs;

    • 2°. de Wet op de expertisecentra;

    • 3°. de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • 4°. de Wet educatie en beroepsonderwijs;

    • 5°. de Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

    • 6°. de Experimentenwet onderwijs.

Artikel 5.3

  • 1. Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken via een tabaksautomaat.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde verbod geldt niet, indien het verstrekken van tabaksproducten geschiedt via een tabaksautomaat die standaard vergrendeld is en voor het uitvoeren van een verkooptransactie slechts ontgrendeld kan worden door of ten behoeve van personen van 18 jaar of ouder.

Artikel 5.4

  • 1. Tabaksautomaten bevinden zich niet in de buitenlucht.

  • 2. Tabaksautomaten bevinden zich in het zicht van degene voor wiens rekening en risico de automaat werkt of van zijn personeel, dan wel van de exploitant van de inrichting waar de automaat zich bevindt of van zijn personeel.

§ 6 Rookverbod en uitzondering op het rookverbod

Artikel 6.1

Degene die – anders dan in een hoedanigheid als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdelen a of b van de Tabakswet – het beheer heeft over een van de volgende gebouwen of ruimten, is verplicht daarin een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven:

  • overdekt winkelcentrum;

  • evenementenhal;

  • congrescentrum;

  • luchthaven;

  • besloten ruimte bestemd voor passagiers die gebruik maken van middelen voor personenvervoer.

Artikel 6.2

  • 1. De verplichting, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Tabakswet en in artikel 6.1 van dit besluit, geldt niet:

    • a. in ruimten waar geen inbreuk mag worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer;

    • b. in afsluitbare, voor het roken van tabaksproducten aangewezen en als zodanig aangeduide ruimten;

    • c. in de open lucht.

  • 2. In een ruimte als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden geen werkzaamheden verricht tijdens het gebruik van deze ruimte voor het roken van tabaksproducten.

Artikel 6.3

Indien in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg, ouderenzorg, gehandicaptenzorg of maatschappelijke opvang meer dan één ruimte, behorend tot een van de categorieën wachtruimten, kantines, recreatie- of soortgelijke ruimten aanwezig is, kan het bevoegde orgaan besluiten per categorie ten hoogste de helft van dit aantal ruimten van het rookverbod uit te zonderen.

§ 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1

Na de inwerkingtreding van dit besluit berust de Regeling methoden van onderzoek ten aanzien van teer-, nicotine- en koolmonoxidegehaltes in sigaretten en shag op artikel 2.2 van dit besluit.

Artikel 7.2

De volgende besluiten worden ingetrokken:

  • Aanduidingenbesluit tabaksproducten;

  • Besluit maximumgehaltes aan teer, nicotine en koolmonoxide in sigaretten en shag;

  • Besluit rookverbod;

  • Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten;

  • Besluit tabaksverkoop in justitiële inrichtingen;

  • Besluit tabaksautomaten;

  • Besluit criteria laboratoria Tabakswet.

Artikel 7.3

Tabaksproducten die zijn geproduceerd voor 20 mei 2016 en die voldoen aan het Aanduidingenbesluit tabaksproducten zoals dat luidde op 27 maart 2014 mogen worden verkocht tot 20 mei 2017.

Artikel 7.4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit uitvoering Tabakswet.

Artikel 7.5

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 14 oktober 2015

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Uitgegeven de vijfde november 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Het onderhavige besluit voorziet in een samenvoeging van de algemene maatregelen van bestuur die gebaseerd zijn op de Tabakswet, tot één besluit met de titel Besluit uitvoering Tabakswet. Hiermee worden alle op de Tabakswet gebaseerde besluiten overbodig, zodat ze kunnen worden ingetrokken. Met deze samenvoeging wordt beoogd de toegankelijkheid en de leesbaarheid van de tabakswetgeving te verbeteren. Hiermee wordt tevens tegemoetgekomen aan de aanbeveling om uitvoeringsregelingen ter uitvoering van een hogere regeling zoveel mogelijk in één algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling te concentreren (zie ook aanwijzing 104 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar)).

In dit besluit wordt al rekening gehouden met het wetsvoorstel tot wijziging van de Tabakswet ter implementatie van Richtlijn 2014/40/EU inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten dat op 19 juni 2015 is ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2014/15, 34 234, nr. 1). De paragraafindeling van dit besluit sluit alvast aan bij deze noodzakelijke aanpassing van de Tabakswet. Dat maakt het makkelijker om op termijn ook de bepalingen die uit Richtlijn 2014/40/EU van het Europese Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassingen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten (PbEG 2014, L 127), (hierna: de tabaksproductenrichtlijn) voortvloeien in dit besluit te implementeren. In dat verband is een paragraaf 4 «Rapportageverplichtingen» gereserveerd die nog niet ingevuld is. Bij de implementatie van de tabaksproductenrichtlijn is op dat gebied een aantal regels voorzien, dat zal worden opgenomen in deze paragraaf.

Het onderhavige besluit bevat geen nieuw beleid.

Wel is van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een aantal uitgewerkte bepalingen te schrappen, zoals:

  • artikel 2, derde lid, van het Besluit maximumgehaltes aan teer, nicotine en koolmonoxide in sigaretten en shag dat regelde dat de genoemde maximumgehaltes tot 2007 niet golden voor tabaksproducten die bestemd waren voor export naar landen buiten de Europese Unie;

  • artikel 3, tweede lid, van het Besluit maximumgehaltes aan teer, nicotine en koolmonoxide dat een uitverkoopregel bevatte voor shag die voor 1 mei 2004 was geproduceerd en tot 1 mei 2005 mocht worden uitverkocht;

  • de overgangsbepalingen die waren opgenomen in de artikelen 5 en 6 van het Aanduidingenbesluit tabaksproducten en die alle betrekking hadden op de jaren 2002 en 2003.

Notificatie, administratieve lasten en bedrijfseffecten

Het ontwerpbesluit is niet gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG 1998, L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG. Hoewel het besluit zeker technische voorschriften bevat in de zin van richtlijn 98/34/EG kan notificatie achterwege blijven, hetzij omdat die technische voorschriften bij hun totstandkoming in het (verre) verleden al genotificeerd zijn, hetzij omdat deze voorschriften implementatie van EU-richtlijnen vormen.

De vraag of het onderhavige besluit administratieve lasten voor burgers of het bedrijfsleven met zich meebrengt kan eveneens negatief beantwoord worden. Aangezien alle voorschriften ook vóór de totstandkoming van dit besluit al (feitelijk) van kracht waren, vloeien er noch voor de burger, noch voor het bedrijfsleven nieuwe informatieverplichtingen uit het besluit voort. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de bedrijfseffecten.

Paragraaf- en artikelsgewijze toelichting

§ 1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf is richtlijn 2001/37/EG gedefinieerd. Deze richtlijn is nog van toepassing op tabaksproducten, totdat de tabaksproductenrichtlijn geïmplementeerd is.

Het is niet meer nodig de begrippen teer, nicotine en ingrediënten te definiëren zoals dat het geval was in het Besluit maximum gehalten aan teer, nicotine en koolmonoxide in sigaretten en shag, omdat deze begrippen al in de Tabakswet gedefinieerd zijn.

§ 2 Producteisen

De in deze paragraaf vermelde bepalingen zijn nagenoeg ongewijzigd overgenomen uit het Besluit maximumgehaltes aan teer, nicotine en koolmonoxide in sigaretten en shag, onder samenvoeging van de bepalingen uit het Besluit criteria laboratoria Tabakswet. Deze samenvoeging ligt voor de hand aangezien deze bepalingen iets regelen over de maximale toegestane gehaltes aan teer, nicotine en koolmonoxide en de vaststelling daarvan.

De enige wijziging die is doorgevoerd is dat «shagje» in dit besluit aangeduid wordt als «sjekkie», hetgeen beter aansluit bij het spraakgebruik.

§ 3 Verpakkingseisen

In deze paragraaf zijn de bepalingen opgenomen die voorheen waren opgenomen als de artikelen 1, 2 en 4 in het Aanduidingenbesluit tabaksproducten. Artikel 3 van het Aanduidingenbesluit behoeft niet in deze paragraaf te worden opgenomen omdat een vergelijkbare bepaling al in paragraaf 2 Producteisen is opgenomen in artikel 2.2.

Artikel 3.2

In artikel 3.2 worden de frequenties van de waarschuwingen en kanten van de verpakkingseenheden waar de waarschuwingen geplaatst moeten worden conform artikel 5, tweede lid, onderdelen a en b, en vierde lid, van Richtlijn 2001/37/EG, aangegeven. Aan de nota van toelichting bij de wijziging van het Aanduidingenbesluit in 2002 (Stbl. 2002, 83, blz. 9) wordt het volgende ontleend: «Met «voorkant» wordt bedoeld de duidelijkst zichtbare kant van de verpakking; dat is over het algemeen de kant waar de verpakking wordt geopend. De «achterkant» is dan de andere duidelijkst zichtbare kant van de verpakking. Bij ouderwetse sigarettenverpakkingen, die aan de bovenzijde worden geopend, is de «voorkant» de kant met de centrale merkuitstraling (naam, logo et cetera).» In een oudere versie van het Aanduidingenbesluit tabaksprodukten was bepaald dat de gezondheidswaarschuwingen voor elk merk elk in een zodanige frequentie op de verpakking worden gedrukt dat daardoor op jaarbasis de onderlinge verschillen in frequentie de 5 procent niet overschrijden. De bovengenoemde nota van toelichting vermeldt met betrekking hiermee het volgende: «Aan de thans geldende formulering in het eerste en tweede lid, te weten «wisselen elkaar op zodanige wijze af dat zij regelmatig voorkomen» wordt dezelfde betekenis toegekend.»

§ 4 Rapportageverplichtingen

Deze paragraaf bevat nog geen artikelen en is gereserveerd voor bepalingen die zien op het leveren van gegevens over tabaksproducten. In deze paragraaf zullen bij de implementatie van de tabaksproductenrichtlijn artikelen opgenomen worden.

§ 5 Verkoopbeperkingen

De in deze paragraaf vermelde bepalingen zijn het resultaat van een ongewijzigde samenvoeging van de bepalingen uit het Besluit tabaksverkoop justitiële inrichtingen en het Besluit tabaksautomaten, onder toevoeging van artikel 4 uit het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten. Voor deze samenvoeging is gekozen omdat hierdoor de regels op het gebied van verkoopbeperkingen inzake tabaksproducten op een overzichtelijke wijze bij elkaar staan.

Artikel 5.1

Artikel 7, eerste lid, eerste volzin, van de Tabakswet bepaalt dat het verboden is in de instellingen, diensten en bedrijven, die door de Staat of andere openbare lichamen worden beheerd, bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben. De tweede volzin van dit artikellid voorziet in de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur gevallen aan te wijzen, waarvoor het verbod niet geldt. De onderhavige uitzondering heeft het oog op situaties waar sprake is van een onvrijwillige (semi-) permanente woonsituatie, zoals verblijf in justitiële inrichtingen. Achtergrond hiervan ligt besloten in artikel 2, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet. Hierin wordt bepaald dat personen ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging plaatsvindt van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die welke voor het doel van de vrijheidsbeneming of in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting noodzakelijk zijn.

Onderdeel e van artikel 1 van het Besluit tabaksverkoop in justitiële inrichtingen is niet meer opgenomen in dit artikel vanwege het feit dat de Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers is ingetrokken.

Artikel 5.2

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het bepaalde in artikel 7, tweede lid, van de Tabakswet. In de in dit artikel genoemde instellingen is het verboden tabaksproducten bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben. Op deze regel zijn een aantal uitzonderingen van toepassing. De belangrijkste daarvan betreft de mogelijkheid tabaksproducten te verkopen in zorginstellingen waarin de patiënten (semi) permanent woonachtig zijn en die patiënten niet of niet vaak buiten de instelling plegen te komen. In hun behoefte om tabaksproducten te kopen kan dus feitelijk alleen voorzien worden door die producten in de instellingen zelf te koop aan te bieden.

Artikel 5.3

Met betrekking tot de verkoop via tabaksautomaten zij opgemerkt dat daarvoor ook de leeftijdsgrens genoemd in artikel 8 van de Tabakswet geldt. Aan de nota van toelichting bij het Besluit tabaksautomaten van 26 januari 2004 is het volgende fragment ontleend:

Daarnaast zal de Keuringsdienst (inmiddels is dit de NVWA) erop toezien dat automaten daadwerkelijk geen tabaksproducten verstrekken aan personen onder de zestien (inmiddels gewijzigd in achttien jaar). Wanneer een controleur van de Keuringsdienst van Waren vaststelt dat een persoon onder de zestien tabak betrekt via een automaat, kan aan de exploitant van deze automaat een bestuurlijke boete worden opgelegd wegens overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Tabakswet (leeftijdsgrens). (Stbl. 2004, 55, p. 4)

Dit betreft na inwerkingtreding van het besluit van 18 juni 2015 houdende vervanging van de bijlage Tabakswet (Stb. 2015, 252) een bestuurlijke boete van categorie C. Dat wil zeggen een boete oplopend van € 1.360 tot € 4.500. Wanneer artikel 8, eerste lid, wordt overtreden door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die vijftig werknemers of meer telt, loopt de boete op van € 2.720 tot € 9.000. Artikel 8a Tabakswet, de three strikes out maatregel, kan worden toegepast wanneer in een periode van twaalf maanden drie maal artikel 8, eerste lid, is overtreden.

Daarbij zij nog opgemerkt dat een tabaksautomaat die niet voldoet aan de daarop van toepassing zijnde regels, aanleiding is voor het opleggen van een bestuurlijke boete. Na inwerkingtreding van de wijziging van de bijlage bij de Tabakswet zal dat een boete zijn van categorie A. Dat betreft een boete van € 450 die kan oplopen tot € 4.500.

Artikel 5.4

Deze bepaling vloeit voort uit artikel 2 van het Besluit tabaksautomaten. Uit de bovengenoemde nota van toelichting bij het Besluit tabaksautomaten van 26 januari 2004 is het volgende fragment ontleend:

Het verbod op verstrekken van tabaksproducten via automaten aan personen onder de zestien jaar (inmiddels gewijzigd in achttien jaar) wint aan effectiviteit als het elektronisch systeem wordt ondersteund en aangevuld door menselijk toezicht. Als de automaten zich in het zicht bevinden van degene voor wiens rekening en risico de automaat werkt of zijn personeel, dan wel van de exploitant van de inrichting waar de automaat zich bevindt of zijn personeel kan deze persoon of kunnen deze personen, zonder dat het normale werk eronder lijdt, erop toezien dat slechts personen die onmiskenbaar ouder dan zestien zijn tabak uit een automaat trekken en, als niet onmiskenbaar de vereiste leeftijd is bereikt, de klant vragen om een leeftijdsdocument, (Stbl. 2004, 55, p. 5).

§ 6 Rookverbod en uitzonderingen op rookverbod

In deze paragraaf zijn de bepalingen opgenomen uit het Besluit rookverbod en artikel 2 van het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten. Hiermee zijn de bepalingen rond het gebruik of het gebruiksverbod van tabaksproducten bij elkaar gezet.

Artikel 6.1

Op basis van artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de Tabakswet worden de in artikel 6.1, eerste lid, genoemde gebouwen of ruimten aangewezen waar naast de in de wet genoemde gevallen een rookverbod geldt. Het betreft de gebouwen die werden genoemd in artikel 3 van het Besluit rookverbod: een overdekt winkelcentrum, een evenementenhal, een congrescentrum, een luchthaven en een besloten ruimte bestemd voor passagiers die gebruik maken van middelen van personenvervoer. Voor de laatst genoemde ruimte kan gedacht worden aan besloten wachtruimten bestemd voor passagiers van personenvervoer op stations.

Artikel 6.2

Op grond van het eerste lid van dit artikel geldt een uitzondering op het rookverbod bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet en op het rookverbod bedoeld in artikel 6.1. De onderdelen a, b en c van het eerste lid van dit artikel regelen de bekende uitzonderingen op de rookvrije ruimte (privéruimten, rookruimten en open lucht). Op grond van het tweede lid geldt dat tijdens het gebruik van een specifiek voor het roken aangewezen ruimte als rookruimte, daarin door niemand werkzaamheden verricht mogen worden. Noodzakelijke werkzaamheden kunnen in de aangewezen rookruimte slechts worden verricht wanneer de ruimte niet als zodanig in gebruik is en nadat deze ruimte gelucht is. De huidige en voorgestelde formulering van het artikel brengt tot uitdrukking dat rookruimten weliswaar primair bestemd zijn om in te roken, maar tevens dat in rookruimten meer is toegestaan dan alleen roken. Speciaal met betrekking tot de horeca betekent dit dat men er ook een consumptie mee naar binnen mag nemen. In een dergelijke ruimte mogen echter geen werkzaamheden worden verricht zoals het ophalen van glazen en serviesgoed, terwijl de ruimte als rookruimte wordt gebruikt.

Artikel 6.3

In de in dit artikel met name genoemde zorginstellingen of instellingen voor maatschappelijk opvang, mag – als in die instellingen twee of meer wachtruimten, kantines of recreatie- en soortgelijke ruimten voorhanden zijn – door het daartoe bevoegde orgaan worden besloten dat in één van de bedoelde ruimten wel gerookt mag worden. In de praktijk wordt van deze regeling vrij weinig gebruik gemaakt. Vele van de bedoelde instellingen vinden het praktischer om geheel rookvrij te zijn of geheel rookvrij met uitzondering van één bepaalde daartoe aangewezen rookruimte.

§ 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 zorgt ervoor dat na de inwerkingtreding van dit besluit de Regeling methoden van onderzoek ten aanzien van teer- nicotine- en koolmonoxidegehaltes in sigaretten en shag op artikel 2.2 van dit besluit berust.

Artikel 7.2 somt de zeven uitvoeringsbesluiten op die met de totstandkoming van dit besluit konden worden ingetrokken. Aldus is een niet onbelangrijke bijdrage geleverd aan het verhogen van de leesbaarheid en toegankelijkheid van de uitvoeringswetgeving onder de Tabakswet.

Artikel 7.3 bevat een overgangsbepaling voor de bijkomende waarschuwingen die op verpakkingen van tabaksproducten moeten worden vermeld. Een vergelijkbare overgangsbepaling was opgenomen bij het besluit van 29 oktober 2012 tot wijziging van het Aanduidingenbesluit tabaksproducten ter implementatie van richtlijn 2012/9, (Stbl. 2012, 548). Deze richtlijn is sindsdien twee maal gewijzigd bij richtlijn 2014/39/EU (PbEG 2014, L 73) en bij richtlijn 2015/1139/EU tot wijziging van Richtlijn 2012/9/EU wat de datum van omzetting en de uiterste datum van de overgangsperiode betreft, (PbEG 2015, L 185). Deze wijzigingen van richtlijn 2012/9/EU hebben tot gevolg dat met betrekking tot tabaksproducten die voor 20 mei 2016 zijn geproduceerd nog de oude bijkomende waarschuwingen mogen worden gebruikt op de verpakkingseenheid, zoals in Nederland voorgeschreven in het Aanduidingenbesluit zoals dat luidde op 27 maart 2014. Voorts heeft de wijziging van artikel 3 van richtlijn 2012/9 tot gevolg dat de lidstaat ervoor kan kiezen dat deze tabaksproducten waarbij op de verpakkingseenheid de oude bijkomende waarschuwingen zijn vermeld nog tot 20 mei 2017 uitverkocht mogen worden. Omdat eerder al is gekozen voor een uitverkoopregeling wordt van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven