Besluit van 26 januari 2004, houdende uitvoering van artikel 9, vierde lid, van de Tabakswet (Besluit tabaksautomaten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 21 februari 2003, kenmerk POG/GB 2.358.163;

Gelet op artikel 9, vierde lid, van de Tabakswet;

De Raad van State gehoord (advies van 6 juni 2003, nummer W13.03.0074/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 januari 2004, POG/GB 2.391.699;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken via een tabaksautomaat.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde verbod geldt niet, indien het verstrekken van tabaksproducten geschiedt via een tabaksautomaat die standaard vergrendeld is en voor het uitvoeren van een verkooptransactie slechts ontgrendeld kan worden door of ten behoeve van personen van zestien jaar of ouder.

Artikel 2

  • 1. Tabaksautomaten bevinden zich niet in de buitenlucht.

  • 2. Tabaksautomaten bevinden zich in het zicht van degene voor wiens rekening en risico de automaat werkt of van zijn personeel, dan wel van de exploitant van de inrichting waar de automaat zich bevindt of van zijn personeel.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de vierde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit tabaksautomaten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 26 januari 2004

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de negentiende februari 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In de Wet van 18 april 2002 tot wijziging van de Tabakswet (Stb. 2002, 201) is bepaald dat tabaksproducten niet bedrijfsmatig mogen worden verstrekt aan personen jonger dan zestien jaar (artikel 8, eerste lid). Dit onderdeel van de gewijzigde Tabakswet trad op 1 januari 2003 in werking (Stb. 2002, 362). De gewijzigde Tabakswet bevat een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur een verbod te stellen op methoden voor het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van tabaksproducten aan particulieren zonder terhandstelling door tussenkomst van een verstrekkende persoon (artikel 9, vierde lid). Een voorbeeld van een dergelijke methode vormen tabaksautomaten. De gewijzigde Tabakswet bevat ook een grondslag om op een dergelijk verbod beperkingen aan te brengen. Op die basis geeft deze algemene maatregel een geclausuleerd verbod op verstrekking van tabaksproducten via tabaksautomaten. Verstrekking van tabaksproducten via tabaksautomaten is verboden, tenzij het gebeurt volgens de eisen die in dit besluit worden gesteld.

Nederland telt circa 23 000 tabaksautomaten. De klassieke tabaksautomaat kan niet vaststellen of een aspirant-koper de vereiste leeftijd heeft. Hierdoor zouden tabaksautomaten ernstig afbreuk doen aan de naleving van de wettelijke leeftijdsgrens voor de verkoop van tabaksproducten. Een algeheel verbod op tabaksautomaten lag daarom voor de hand. Tijdens de openbare behandeling van het wijzigingsvoorstel in de Tweede Kamer op 31 mei 2001 is de mogelijkheid van ontgrendeling met een bankchipkaart aan de orde gekomen. De conclusie was dat er geen automatenverbod hoefde te komen, als automaten ontgrendeld zouden worden met bankchipkaarten met een leeftijdskenmerk (TK 82-5175–5239). De Eerste Kamer kon dit onderschrijven (EK 24-1236–1275 en 25-1285–1287). Vooral vanwege europeesrechtelijke vragen is echter besloten deze weg toch niet in te slaan.

Voor de ontgrendeling van tabaksautomaten wordt volstaan met het voorschrift dat een automaat voor het uitvoeren van een verkooptransactie slechts ontgrendeld kan worden door of ten behoeve van personen van zestien jaar of ouder. Marktpartijen kunnen het naleven van dit leeftijdsvereiste desgewenst faciliteren door gebruik te maken van technische hulpmiddelen. Het voorschrift dat een automaat slechts ontgrendeld kan worden door of ten behoeve van personen van zestien jaar of ouder sluit niet uit dat de koper zelf een aandeel heeft in de ontgrendeling, bijvoorbeeld met behulp van een bankpasje of een aan de bar verkregen munt. Wel is dan vereist dat een correcte vaststelling van de leeftijd voorwaarde was voor het verstrekken van het pasje of de munt. Aan de techniek van de ontgrendeling worden verder geen eisen gesteld. Daarmee wordt ook ruimte gelaten voor de in de markt ontwikkelde systemen «AgeKey» en «Duomaat» toegestaan.

Er is vooralsnog geen reden om aan te nemen dat de naleving van de wettelijke leeftijdsgrens bij verkoop via automaten met een ontgrendelingssyteem en in het zicht van de relevante personen minder goed zal zijn dan bij bedrijfsmatige verstrekking via terhandstelling door een verstrekkende persoon (verkoop over de toonbank). Personen van zestien of ouder kunnen weliswaar sigaretten trekken uit een automaat en die doorverkopen aan personen jonger dan zestien, maar deze mogelijkheid bestaat ook bij verkoop over de toonbank.

Toezicht op naleving

Al zolang de Tabakswet bestaat is de Keuringsdienst van Waren belast met het toezicht op de naleving ervan. Het verbod van verkoop van tabaksproducten aan personen jonger dan zestien is als gezegd op 1 januari 2003 in werking getreden; en wel ongeacht het verkoopkanaal dat daarbij gebruikt wordt (automaat of toonbank). De Keuringsdienst van Waren heeft het toezicht op naleving van de Tabakswet georganiseerd in gespecialiseerde teams («Drank, Horeca en Tabak-teams»). Door combinatie-inspecties wordt gebruik gemaakt van de synergie tussen de Drank- en Horecawet en de Tabakswet en wordt de beschikbare handhavingscapaciteit zo doelmatig mogelijk ingezet. Verder worden in de loop van 2003 extra middelen beschikbaar gesteld om de structurele handhavingscapaciteit voor tabak uit te breiden. De inzet van de Keuringsdienst van Waren wordt afgestemd op onder andere klachten, op de resultaten van uitgevoerde acties en op gegevens uit onderzoek naar de naleving. Het toezicht op de naleving van de leeftijdsgrens is een van de speerpunten van de Keuringsdienst van Waren.

Wanneer deze algemene maatregel van bestuur van kracht is, zal de Keuringsdienst optreden tegen automaten die niet werken volgens de in dit besluit gestelde eisen. Het exploiteren van een tabaksautomaat die niet voldoet aan de eisen is een overtreding die kan worden bestraft met een bestuurlijke boete van categorie B, dat wil zeggen een boete oplopend van € 450,– tot € 4500,–. Wanneer het met de overtreding behaalde of te behalen voordeel de hoogte van de boete overtreft, kan ook worden gekozen voor de strafrechtelijke aanpak op grond van de Wet op de economische delicten. Dit laatste kan leiden tot verbeurdverklaring van de automaat.

Daarnaast zal de Keuringsdienst erop toezien dat automaten daadwerkelijk geen tabaksproducten verstrekken aan personen onder de zestien. Wanneer een controleur van de Keuringsdienst van Waren vaststelt dat een persoon onder de zestien tabak betrekt via een automaat, kan aan de exploitant van deze automaat een bestuurlijke boete worden opgelegd wegens overtreding van artikel 8, eerste lid (leeftijdsgrens). Het gaat hier eveneens om een bestuurlijke boete van categorie B, dat wil zeggen een boete oplopend van € 450,– tot € 4500,–.

Bedrijfseffecten en administratieve lasten

Maatregelen gericht op beperking van het tabaksgebruik kunnen, als ze succes hebben, uit hun aard leiden tot vermindering van de verkoop van tabaksproducten en dus tot negatieve bedrijfseffecten in de tabaksbranche. Het parlement heeft de afgelopen jaren tot een aantal van zulke maatregelen besloten. Het heeft ook een aantal wijzigingen in de Tabakswet aangenomen. Het is begrijpelijk dat de branche op dergelijke maatregelen reageert. Zo hebben na de gedachtenwisseling in het parlement over tabaksautomaten leveranciers en exploitanten van deze automaten minstens twee systemen van ontgrendeling van tabaksautomaten ontwikkeld, en geïnstalleerd. Volgens de Landelijke Belangenvereniging Tabaksdistributeurs Nederland (LBT-Nederland) was met het ontwikkelen van haar systeem van ontgrendeling en het aanpassen van de automaten in 2001 en 2002 een bedrag gemoeid van € 23 miljoen. Het systeem van LBT-Nederland werkt met een bankchipkaart waarop de leeftijd van de houder is aangebracht. Daarnaast bedragen volgens deze brancheorganisatie de structurele kosten van onderhoud en instandhouding van dit systeem € 5,5 miljoen per jaar. In 2003 verwacht LBT-Nederland verder bij de automaten een omzetderving van 25 à 35%, vanwege de moeilijker toegang tot automaten (rokers van zestien jaar en ouder). Verder is in de markt het zogenoemde Duomaat-ontgrendelingssysteem ontwikkeld. De kosten daarvan waren volgens haar woordvoerders aanzienlijk lager dan die van het LBT-systeem.

Wanneer het gaat om administratieve lasten moet allereerst worden opgemerkt dat dit besluit niet leidt tot een rechtstreekse informatieverplichting voor de exploitanten van tabaksautomaten richting overheid en evenmin richting publiek. Op de exploitanten rust wel de verplichting om op de hoogte te komen en te blijven van de wet- en regelgeving ter zake. Daarnaast kan er een informatieverplichting zijn in het kader van de handhaving. Deze zal in dit geval weinig om het lijf hebben. Het is voor de Keuringsdienst van Waren immers relatief eenvoudig om vast te stellen of tabaksautomaten aan de gestelde eisen voldoen en of automaten desondanks tabaksproducten leveren aan personen onder de zestien jaar.

Dit besluit is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). Het College heeft besloten het besluit niet te selecteren voor een Actaltoets op de gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

Notificatie

Het besluit is op 28 januari 2004 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn 98/34/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG 1983 L 109) (2004/0029/NL). Daarbij is tot dusverre niet gebleken van bezwaren tegen het besluit.

Artikelsgewijs

Artikel 2

1. De bepaling dat tabaksautomaten zich niet geheel of gedeeltelijk in de buitenlucht bevinden (bijvoorbeeld onder een afdak of overkapping) vormt de wettelijke bekrachtiging van een maatregel, waartoe de automatenbranche enkele jaren geleden in het kader van de zelfregulering besloten heeft. Dit resultaat van zelfregulering wordt thans tot wettelijke norm verheven. De reden is dat het ongewenst wordt geacht als tabaksautomaten opvallend het straatbeeld zouden beheersen juist nu tabaksreclame en -sponsoring vergaand uit het publieke domein verbannen zijn.

2. Het verbod op verstrekken van tabaksproducten via automaten aan personen onder de zestien jaar wint aan effectiviteit als het in artikel 1 omschreven systeem wordt ondersteund en aangevuld door menselijk toezicht. Als de automaten zich in het zicht bevinden van degene voor wiens rekening en risico de automaat werkt of zijn personeel, dan wel van de exploitant van de inrichting waar de automaat zich bevindt of zijn personeel kan deze persoon of kunnen deze personen, zonder dat het normale werk eronder lijdt, erop toezien dat slechts personen die onmiskenbaar ouder dan zestien zijn tabak uit een automaat trekken en, als niet onmiskenbaar de vereiste leeftijd is bereikt, de klant vragen om een leeftijdsdocument. Het gaat hier om een leeftijdsdocument als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Tabakswet of een leeftijdsdocument als bedoeld in artikel 1 van het Besluit documenten leeftijdsvaststelling Tabakswet.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 maart 2004, nr. 47.

Naar boven