Besluit van 11 december 2014, houdende wijziging van het Besluit uitvoering kinderbijslag in verband met de aanpassing aanwijzing intensieve zorg

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 november 2014, nr. 2014-00000165007, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikelen 7a, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, en 7.1.2, derde lid, van de Wet langdurige zorg;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 26 november 2014, No.W12.14.0410/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 december 2014, nr. 2014-0000183003;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. BESLUIT UITVOERING KINDERBIJSLAG

Het Besluit uitvoering kinderbijslag wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6, vierde lid, wordt «31 december 2014» vervangen door «31 december 2016» en wordt «per kalendermaand» vervangen door: per kalenderkwartaal.

B

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op het extra bedrag aan kinderbijslag, bedoeld in artikel 7a, tweede lid, van de wet.

C

De artikelen 11 en 12 komen te luiden:

Artikel 11. Aanwijzing intensieve zorg

  • 1. Van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de wet is sprake als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop vastgesteld wordt of er sprake is van intensieve zorg als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 12. Aanwijzing adviseur intensieve zorg

  • 1. Om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, wint de Sociale verzekeringsbank een op medische gegevens gebaseerd advies in bij het Centrum indicatiestelling zorg, genoemd in artikel 7.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de procedure alsmede de beoordelingscriteria waarop het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd.

D

De artikelen 13 en 14 vervallen.

E

Na artikel 20 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 20a. Geldigheid oude indicatiebesluiten

  • 1. De artikelen van hoofdstuk 5 zoals die luidden voor de datum van inwerkingtreding van het besluit van 11 december 2014, Stb. 556 tot wijziging van het Besluit uitvoering kinderbijslag in verband met de aanpassing aanwijzing intensieve zorg blijven van toepassing voor een indicatiebesluit dat is afgegeven voor 1 januari 2015.

  • 2. In geval van toepassing van het eerste lid blijven indicatiebesluiten waarvan de geldigheidsduur eindigt in 2015 gedurende zes maanden na de datum van het einde van de geldigheidsduur van het indicatiebesluit van kracht.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Artikel I, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 juli 2014.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 11 december 2014

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Uitgegeven de vierentwintigste december 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit voorziet in een aanpassing van het Besluit uitvoering kinderbijslag (hierna: BUK), met name met betrekking tot de artikelen die zien op het recht op dubbele kinderbijslag voor thuiswonende kinderen met een intensieve zorgbehoefte. Deze wijziging zorgt er voor dat er een ander criterium geldt voor het recht op deze verdubbeling.

2. Beoordelingskader intensieve zorg

De Regeling tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen (hierna: TOG) is in 2000 ingevoerd. Deze regeling is het vervolg op de Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende meervoudig en ernstig lichamelijk gehandicapte kinderen die in 1997 in werking trad. De TOG is bedoeld voor ouders met thuiswonende ernstig gehandicapte kinderen die zeer veel extra inzet van de ouders vragen en die gelet op hun beperkingen aanspraak kunnen maken op opname in een intramurale inrichting. Het doel is een tegemoetkoming in de kosten te geven en een blijk van waardering.

De Wet hervorming kindregelingen (Kamerstukken 33 716) regelt onder andere dat de TOG per 1 januari 2015 wordt geïntegreerd in de Algemene Kinderbijslagwet (hierna: AKW). In plaats van de TOG wordt dubbele kinderbijslag verleend aan ouders met thuiswonende ernstig gehandicapte kinderen die veel extra inzet van de ouders vragen. De Wet hervorming kindregelingen wijzigt niet de toegangscriteria tot het verkrijgen van dubbele kinderbijslag voor een thuiswonend gehandicapt kind. Die wet regelt dat recht op dubbele kinderbijslag ontstaat bij een AWBZ-indicatie waaruit blijkt dat het kind is aangewezen op tien of meer uren zorg per week. Dit kan gaan om zowel intramurale zorg als extramurale zorg.

De langdurige zorg wordt echter per 1 januari 2015 hervormd en de Algemene wet bijzondere ziektekosten (hierna: AWBZ) wordt ingetrokken. Slechts een deel van de AWBZ-populatie komt te vallen onder de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz): kinderen met een blijvende, intensieve zorgbehoefte (in de zin van permanent toezicht of 24 uur per dag zorg nabij). Naar verwachting zal maar een klein deel van de huidige TOG-groep een Wlz-indicatie ontvangen. Het is niet mogelijk om de doelgroep «ouders van een thuiswonend ernstig gehandicapt kind» ook na de hervorming van de AWBZ te kunnen blijven onderscheiden door te verwijzen naar een AWBZ-, dan wel een Wlz-indicatie.

Het onderhavige besluit wijzigt daarom de artikelen in het BUK die zien op de beoordeling van de behoefte aan intensieve zorg. De behoefte aan intensieve zorg voor het thuiswonende kind zal voor het recht op dubbele kinderbijslag worden beoordeeld aan de hand van een specifiek beoordelingskader, dat gebruikt kan worden naast de Wlz-indicatie. Het nieuwe beoordelingskader is gebaseerd op het eerdere beoordelingskader dat tot 2010 bestond voor de TOG. Hoewel dat inhoudelijk gezien een passend kader was, omdat het kader gebaseerd was op de begrippen oppassing en verzorging, twee elementen die de extra zorg bepalen die ouders aan een thuiswonend gehandicapt kind hebben, is dit in 2010 vervangen door aansluiting bij AWBZ-indicaties om een vereenvoudiging van indicatiestellingen te bewerkstelligen.

Voor het recht op dubbele kinderbijslag voor een thuiswonend gehandicapt kind is bepalend of er sprake is van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AKW. Het onderhavige besluit bepaalt dat hiervan sprake is als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard. Dit criterium valt uiteen in twee voorwaarden: ten eerste dient het kind ernstig beperkt te zijn in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard. Deze voorwaarde vergt een objectief medische diagnose. Ten tweede dient de verzorging en oppassing van de ouders in ernstige mate te worden verzwaard als gevolg van die ziekte of stoornis. Dit wordt beoordeeld aan de hand van vijf items in elk van de twee categorieën «verzorging» en «oppassing». Bij verzorging moet men bijvoorbeeld denken aan hulp bij de lichaamshygiëne en de mate van zindelijkheid. Bij oppassing geldt dit bijvoorbeeld voor de mate van zelfstandigheid zowel binnenshuis als buitenshuis. Deze items en categorieën worden uitgewerkt in een ministeriële regeling op basis van het BUK. Aan de hand van deze ministeriële regeling kan worden bepaald of de oppassing en verzorging zodanig zijn dat sprake is van intensieve zorg.

Het is de bedoeling dat de omvang van de TOG-groep (circa 25.000 gerechtigden) gelijk blijft. Het is echter niet uit te sluiten dat er kinderen zijn die niet aan het nieuwe criterium zullen voldoen terwijl zij nu wel een AWBZ-indicatie en daardoor recht op TOG hebben. Daar staat tegenover dat er ouders zijn van wie de kinderen geen AWBZ-indicatie hebben die recht geeft op TOG (bijvoorbeeld omdat de ouders zoveel mantelzorg leveren dat de netto-zorgbehoefte vanuit de AWBZ onder het niveau van 10 uur per week ligt), maar die wel recht op dubbele kinderbijslag krijgen op grond van het nieuwe beoordelingskader.

Geldigheid oude indicatiebesluiten

Het nieuwe beoordelingskader geldt met ingang van 1 januari 2015 voor ouders van kinderen die voor het eerst dubbele kinderbijslag voor een thuiswonend gehandicapt kind aanvragen. Voor de huidige TOG-gerechtigden geldt dat indicaties voor 10 uur of meer AWBZ-zorg per week ook na 1 januari 2015 recht blijven geven op TOG/dubbele kinderbijslag tot het verloop van de geldigheidsdatum van de afgegeven indicatie. Voor de groep TOG-kinderen waarbij de indicatie in de loop van 2015 verloopt, geldt een specifieke regeling. Deze groep zou eigenlijk moeten worden herbeoordeeld op basis van het nieuwe kader. Geregeld wordt dat indicaties die in 2015 verlopen, nog een half jaar geldig blijven voor het recht op dubbele kinderbijslag. Hiermee wordt bereikt dat de uitvoeringspraktijk van de beoordeling van de intensieve zorg in 2015 geleidelijk kan worden opgebouwd, en wordt ouders de gelegenheid gegeven tijdig een aanvraag te doen op basis van de nieuwe regelgeving.

3. Adviezen door CIZ

De Sociale verzekeringsbank (SVB) voert de AKW uit en bepaalt of ouders in aanmerking komen voor dubbele kinderbijslag voor thuiswonende kinderen met een intensieve zorgbehoefte. Om te bepalen of het kind intensieve zorg behoeft, wint de SVB een op medische gegevens gebaseerd advies in bij het Centrum indicatiestelling zorg (hierna: CIZ). Het CIZ geeft op dit moment meer dan tweederde van de AWBZ-indicatiestellingen af die recht geven op TOG (de overige indicatiestellingen komen van de Bureaus Jeugdzorg). Om die reden is het CIZ de meest aangewezen partij om ook de nieuwe beoordelingen voor de intensieve zorg te doen. Een andere reden is dat het CIZ ook de indicatiestelling voor de Wlz zal uitvoeren. Omdat het onderhavige beoordelingskader nieuw is voor het CIZ, en het CIZ daarvoor de uitvoeringspraktijk moet aanpassen, is voorzien dat het CIZ in 2015 minder beoordelingen hoeft te doen.

Het CIZ kan (medische) gegevens die het heeft verkregen als indicatiesteller voor de Wlz op basis van artikel 9.1.3, eerste lid, onderdeel c, van de Wlz, gebruiken voor het advies aan de SVB, indien daarvoor uitdrukkelijk toestemming is verleend door de aanvrager. Op het aanvraagformulier voor dubbele kinderbijslag wegens langdurige zorg zal om deze toestemming worden gevraagd; zo hoeven aanvragers niet nog een keer alle gegevens te verstrekken aan het CIZ, indien het CIZ al over deze informatie beschikt door een aanvraag voor een Wlz-indicatie.

4. Buitenland

Er bestaan geen drempels om een aanvraag tot dubbele kinderbijslag te doen vanuit het buitenland. Het CIZ kan op basis van het nieuw op te stellen beoordelingskader ook voor deze gevallen een op medische gegevens gebaseerd advies afgeven. De SVB kan op basis van dat advies adequaat een beschikking afgeven.

De hoeveelheid aanvragen uit het buitenland wordt op miniem geschat, omdat de verplichting geldt dat het gehandicapte kind tot het huishouden van de verzekerde dient te behoren.

5. Financiële gevolgen

Uitkeringslasten

Het beoordelingskader wordt zodanig vormgegeven dat de omvang van de huidige doelgroep in stand blijft en is op dit punt budgettair neutraal. De uitkeringslasten van de TOG bedragen circa € 22 miljoen per jaar.

De kosten van het overgangsrecht voor personen waarvan de indicatie afloopt in 2015 bedragen circa € 0,5 miljoen in 2015 en € 0,5 miljoen in 2016.

Uitvoeringskosten

De SVB voorziet in 2014 incidentele uitvoeringskosten van € 63.000. Deze kosten hangen vooral samen met systeemaanpassing en voorlichting. De structurele uitvoeringskosten bedragen vanaf 2015 € 238.000. Deze kosten worden gemaakt ten behoeve van de verwerking van aanvragen en herindicaties en bezwaar- en beroepszaken.

Voor het CIZ bedragen de uitvoeringskosten in 2015 € 1,5 miljoen. Dit bedrag loopt in 2016 op tot € 2,6 miljoen en vanaf 2017 bedragen de structurele kosten voor het CIZ € 2,1 miljoen. Deze kosten worden gemaakt ten behoeve van aanvragen en heraanvragen en bezwaar- en beroepszaken. Uit de uitvoeringstoets van de SVB komt naar voren dat er een toename van het aantal beroepszaken wordt verwacht van 32 zaken per jaar, 10% van de verwachte stijging van het aantal bezwaarzaken.

Administratieve lasten

Als gevolg van de wijziging van het BUK nemen de administratieve lasten toe. Voor een groot deel van de doelgroep zal niet meer kunnen worden aangesloten bij een andere indicatiestelling. Ouders en kinderen zullen daarom in veel gevallen moeten meewerken aan de totstandkoming van het advies van het CIZ. Hiervoor zal bijvoorbeeld een medisch vragenformulier moeten worden ingevuld of mee moeten worden gewerkt aan een huisbezoek. De toename van de regeldruk wordt zoveel mogelijk beperkt door waar mogelijk geen apart medisch advies te vragen, maar bijvoorbeeld aan te sluiten bij een Wlz-indicatie.

De initiële administratieve lasten (kennismakingskosten) bedragen 8.000 uur. Structureel bedraagt de toename van de administratieve lasten 24.000 uur en € 36.000. Met name in 2015 is de toename van de administratieve lasten lager omdat de oude AWBZ-indicaties nog kunnen worden gebruikt voor een gedeelte van de doelgroep.

6. Adviezen

Het CIZ en de SVB hebben een uitvoeringstoets uitgebracht op de onderhavige wijziging van het BUK. Beide uitvoeringsorganisaties achten het wetsvoorstel uitvoerbaar en de beoogde inwerkingtredingsdatum haalbaar. Het CIZ heeft wel aangegeven in de eerste helft van 2015, in verband met een beperkte capaciteit, adviezen uit te brengen via een beperkte onderzoekmethode (zonder huisbezoeken). Door de mogelijkheid van het opvragen van contra-informatie bij de behandelende sector, kan echter wel een volledig en deugdelijk advies worden opgesteld.

Het juridische en redactionele commentaar van de SVB is, waar van toepassing, verwerkt.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Dit onderdeel wijzigt artikel 6, vierde lid. Abusievelijk is bij de totstandkoming van het BUK een onderhoudsbedrag per kalendermaand als voorwaarde gesteld, wil er een recht op dubbele kinderbijslag kunnen ontstaan voor het kind dat niet tot het huishouden van de ouder behoort. Met dit onderdeel wordt dit met terugwerkende kracht hersteld in een onderhoudsbedrag per kalenderkwartaal. De terugwerkende kracht is begunstigend; in plaats van € 1.103,– per kalendermaand, is € 1.103,– per kalenderkwartaal het geldende onderhoudsbedrag.

De SVB heeft in de periode van 1 juli 2014 tot 1 januari 2015 het bedrag per kalenderkwartaal aangehouden, waardoor er geen herstelacties hoeven plaats te vinden.

Tevens voorziet het onderdeel in verlenging van de periode waar artikel 6, vierde lid, van het BUK, op ziet. Hierdoor is geregeld dat het onderhoudsbedrag, voor de gevallen opgenomen in artikel 41a van de AKW, wordt vastgesteld voor de gehele periode van het in artikel 41a van de AKW opgenomen overgangsrecht. De einddatum van 31 december 2016 correspondeert met de in artikel 41a, vierde lid, van de AKW, zoals deze luidt na inwerkingtreding van de Verzamelwet SZW 2015, opgenomen einddatum.

Artikel I, onderdeel B

In artikel 18, tweede tot en met zevende lid, van de AKW is de uitbetaling van kinderbijslag in situaties van meerdere rechthebbenden vastgelegd. Voor de uitbetaling van dit recht is bijvoorbeeld relevant of een kind tot het huishouden van een verzekerde behoort.

Voor co-ouders is voor de betaling van het recht op kinderbijslag sprake van een bijzondere situatie, omdat het kind afwisselend bij de ene, dan wel de andere ouder is. In een dergelijke situatie wordt de kinderbijslag gesplitst uitbetaald, tenzij tussen de ouders anders is overeengekomen in een overeenkomst of rechterlijke beschikking.

Bij co-ouders die een kind in overwegend gelijke mate verzorgen en onderhouden gaat de SVB ervan uit dat beide ouders recht hebben op kinderbijslag, omdat het kind tot de huishoudens van beide ouders behoort. De SVB moet in deze gevallen altijd vaststellen welk recht op kinderbijslag wordt uitbetaald, omdat het recht op kinderbijslag voor eenzelfde kind maar eenmaal tot uitbetaling komt. In tegenstelling tot de reguliere kinderbijslag is het recht op een extra bedrag aan kinderbijslag op grond van artikel 7a, tweede lid, van de AKW niet alleen gekoppeld aan het kind, maar eveneens aan het huishoudtype (alleenverdiener of alleenstaande) van de desbetreffende ouder. Het recht op een extra bedrag aan kinderbijslag wordt daarom conform artikel 7a, vierde lid, van de AKW, beoordeeld aan de hand van de situatie van de ouder wiens recht op kinderbijslag tot uitbetaling komt. Voor wat betreft de uitbetaling van dit extra bedrag geldt de mogelijkheid van gesplitst betalen niet.

Slechts indien de ouder wiens recht op kinderbijslag wordt uitbetaald hiertoe een verzoek indient, is gesplitste betaling van het extra bedrag aan kinderbijslag vanaf het moment van het verzoek wel mogelijk op grond van artikel 18, achtste lid, van de AKW.

Artikel I, onderdeel C

Zoals in het algemene deel (onder «beoordelingskader intensieve zorg») is aangegeven, zorgen de wijzigingen in het zorgdomein ervoor dat er vanaf 1 januari 2015 geen indicatiebesluiten meer af worden gegeven voor minder dan 24 uren per week zorg. Aangezien het oude artikel 12 uitging van het verkrijgen van een indicatiebesluit in het geval van 10 of meer uren per week zorg, wordt dit artikel aangepast.

Dit onderdeel regelt de aanwijzing van de intensieve zorg en het criterium voor deze aanwijzing. Voorts wordt een delegatiegrondslag geschapen om bij ministeriële regeling te regelen in welke gevallen er sprake is van intensieve zorg. In die ministeriële regeling wordt geregeld aan welke voorwaarden dient te worden voldaan, wil er sprake zijn van intensieve zorg.

Daarnaast is in het nieuwe artikel 12 het CIZ aangewezen als adviseur in het kader van de aanwijzing intensieve zorg. Het proces omtrent het advies wordt nader uitgewerkt in de ministeriële regeling.

Artikel I, onderdeel D

De artikelen 13 en 14 zijn met dit besluit komen te vervallen. De (vergelijkbare) inhoud van deze artikelen wordt waar nodig tezamen met de procedure en de criteria in de ministeriële regeling onder dit besluit geregeld.

Artikel I, onderdeel E

Artikel I, onderdeel E, regelt dat indicatiebesluiten, die reeds zijn afgegeven op het moment van inwerkingtreding van onderhavige besluit, van toepassing blijven voor het verkrijgen van dubbele kinderbijslag. Hierdoor komen personen die in aanmerking kwamen voor de tegemoetkoming vanuit de TOG met een geldig indicatiebesluit in aanmerking voor dubbele kinderbijslag.

Voorts wordt bepaald dat indicatiebesluiten die zijn afgegeven met een looptijd, die eindigt in het jaar 2015, met een half jaar worden verlengd. Zoals in het algemeen deel van de toelichting is toegelicht, beoogt de regering hiermee dat personen, die mogelijk een nieuw indicatiebesluit krijgen dat ongunstiger is dan het huidige indicatiebesluit, de gelegenheid krijgen daarop te anticiperen en voorts de uitvoeringspraktijk de gelegenheid te geven om een ordentelijke overgang naar het nieuwe beoordelingskader mogelijk te maken.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven