Besluit van 5 december 2014, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel L, voor zover het artikel 12c van de Wet op de architectentitel betreft, van de wet van 4 maart 2010 (Stb. 130) tot wijziging van de Wet op de architectentitel (beroepservaring, bij- en nascholingsregeling voor stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten, wijzigingen in verband met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, alsmede enige andere wijzigingen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van 1 december 2014, Nr. 2014-0000634082, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;

Gelet op artikel VIII van de wet van 4 maart 2010 (Stb. 130) tot wijziging van de Wet op de architectentitel (beroepservaring, bij- en nascholingsregeling voor stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten, wijzigingen in verband met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, alsmede enige andere wijzigingen);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Artikel I, onderdeel L, voor zover het artikel 12c van de Wet op de architectentitel betreft, van de wet van 4 maart 2010 (Stb. 130) tot wijziging van de Wet op de architectentitel (beroepservaring, bij- en nascholingsregeling voor stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten, wijzigingen in verband met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, alsmede enige andere wijzigingen) treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de bijbehorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 5 december 2014

Willem-Alexander

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Uitgegeven de zestiende december 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

De wet van 4 maart 2010 (Stb. 130) tot wijziging van de Wet op de architectentitel (beroepservaring, bij- en nascholingsregeling voor stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten, wijzigingen in verband met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, alsmede enige andere wijzigingen) voorziet in een gefaseerde inwerkingtreding van de verschillende onderdelen van die wet.

Bij besluit van 13 december 2010 (Stb. 878) is eerstgenoemde wet, met uitzondering van artikel I, onderdeel L, voor zover het de artikelen 12a, 12b en 12c van de Wet op de architectentitel betreft, onderdelen Y, Z en CC, en onderdeel EE, voor zover het de zinsnede «Hoofdstuk VIIA» en artikel 30 van de Wet op de architectentitel betreft, op 1 januari 2011 in werking getreden. Artikel I, onderdeel L, voor zover het de artikelen 12a en 12b van de Wet op de architectentitel betreft, onderdelen Y, Z en CC, en onderdeel EE, voor zover het de zinsnede «Hoofdstuk VIIA» en artikel 30 van de Wet op de architectentitel betreft, zijn bij dat besluit op 1 januari 2012 in werking getreden. Daarbij is aangegeven dat het tijdstip van inwerkingtreding van het in artikel I, onderdeel L, opgenomen artikel 12c van de Wet op de architectentitel zal worden bepaald op het tijdstip waarop de regels, bedoeld in artikel 12e, tweede lid, van de Wet op de architectentitel van kracht worden. Deze regels treden op 1 januari 2015 in werking, zodat thans ook het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 12c van die wet kan worden vastgesteld op 1 januari 2015.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Naar boven