Besluit van 1 september 2014 tot wijziging van het Besluit inventarisatie broeikasgassen Wlv in verband met het vervallen van de protocollenmethodiek voor het nationaal inventarisatiesysteem

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 19 mei 2014, nr. IenM/BSK-2014/85303, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 4, eerste lid, van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, artikel 5, eerste en tweede lid, van het Protocol van Kyoto, de artikelen 5, eerste, tweede en derde lid, en 7, eerste tot en met vierde lid, van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG (PbEU 2013, L 165) en artikel 59, eerste lid, van de Wet inzake de luchtverontreiniging;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 juni 2014, nr. W14.14.0152/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 17 juli 2014, nr. IenM/BSK-2014/144858, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 3 van het Besluit inventarisatie broeikasgassen Wlv komt te luiden:

Artikel 3

Het opstellen van de nationale emissie-inventaris geschiedt overeenkomstig de methoderapporten inzake broeikasgassen, opgesteld door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, gepubliceerd op een bij ministeriële regeling aan te wijzen website.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 1 september 2014

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Uitgegeven de drieëntwintigste september 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING1

1. Aanleiding en hoofdlijnen

In Nederland bestond tot de inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit het nationaal inventarisatiesysteem voor de monitoring van broeikasgassen onder meer uit het geheel van de in de Regeling aanwijzing Nationaal loket inventarisatie broeikasgassen en Protocollen broeikasgassen (hierna: de regeling) genoemde protocollen. De protocollen beschreven de methode, de te gebruiken activiteitendata en de toe te passen emissiefactoren. Ook waren in de protocollen de rollen, verantwoordelijkheden, taken en werkprocessen uitgewerkt van de organisaties die betrokken zijn bij de inventarisatie van de broeikasgasemissies. Op grond van artikel 3 (oud) van het Besluit inventarisatie broeikasgassen Wlv diende bij de regeling te worden bepaald welke uitgaven van de protocollen moeten worden toegepast door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO.nl) (voorheen: Agentschap NL), zie artikel 2 van de regeling.

De afgelopen jaren is ervaring opgedaan met het systeem van protocollen, vastgelegd in de regeling. De protocollen hebben geleid tot een transparante beschrijving van methoden en werkprocessen. De protocollenmethodiek bleek echter niet efficiënt. Uitgangspunt was dat de protocollen alleen gewijzigd zouden worden bij grote methodewijzigingen. In de rapporten die op grond van artikel 8 van het Kyoto-Protocol door de United Nations Framework Convention on Climate Change (hierna: UNFCCC) zijn uitgebracht (hierna: «UNFCCC review rapporten») werd echter telkens om aanvullende data gevraagd, waardoor de protocollen vaker dan verwacht gewijzigd (en vervolgens onderhouden) moesten worden. Bovendien bleek het praktisch niet mogelijk om de jaarlijkse actualisatie van de protocollen op tijd af te ronden voor de nationale emissie-inventaris. Hierdoor waren de protocollen soms inconsistent met de nationale emissie-inventaris. Dit leverde kritische opmerkingen op in de UNFCCC review rapporten.

Met dit besluit is de protocollenmethodiek vervallen. Voortaan worden de methode, gebruikte activiteitendata, toegepaste emissiefactoren, rollen, verantwoordelijkheden, taken en werkprocessen opgenomen in «methoderapporten». Methoderapporten worden in opdracht van het ministerie door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) opgesteld, waarna RVO.nl de rapporten toetst aan (internationale) afspraken, wettelijke en organisatorische aspecten.

Voor sommige sectoren bestonden al methoderapporten met een uitgebreide beschrijving van de methode van inventarisatie. Deze bestaande methoderapporten zullen waar nodig worden uitgebreid met de informatie die in de protocollen stond. Voor sectoren waarvoor nog geen methoderapporten bestaan, worden methoderapporten opgesteld aan de hand van de protocollen.

De methoderapporten zullen niet in de regeling worden vastgelegd. Net als de protocollen bevatten ze geen algemeen verbindende voorschriften. Ze zijn alleen gericht tot de organisatie die belast is met de nationale emissie-inventaris, zijnde RVO.nl. De methoderapporten werken net als de protocollen niet door in de gegevensaanlevering door bedrijven en burgers. Het is derhalve niet nodig de methoderapporten in de regeling op te nemen. Ten behoeve van de kenbaarheid worden wel jaarlijks de methoderapporten gepubliceerd op de website van de National Inventory Entity.2

Gezien het bovenstaande is met dit besluit in artikel 3 van het Besluit inventarisatie broeikasgassen Wlv bepaald, dat de methoderapporten inzake broeikasgassen worden gepubliceerd op een bij ministeriële regeling aan te wijzen website. In de regeling wordt de website van de National Inventory Entity aangewezen. De regeling zal in lijn met bovenstaande worden aangepast en gelijktijdig met dit besluit in werking treden.

2. Uitvoering, handhaving en gevolgen

Het besluit betreft enkel een wijziging zonder inhoudelijke gevolgen. Immers, de informatie uit de protocollen blijft van toepassing via de methoderapporten. De informatie wordt enkel niet langer via de regeling aangewezen. Het besluit heeft dan ook geen gevolgen voor de uitvoering en handhaving, voor de administratieve en bestuurlijke lasten en inhoudelijke nalevingskosten of voor het milieu.

3. Advisering en consultatie

Bij het opstellen van dit besluit is RVO.nl betrokken.

Uit het kabinetsbeleid inzake de toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur (Kamerstukken II 2013/14, 32 802, nr. 5) volgt, dat als algemeen uitgangspunt openbare internetconsultatie geldt. Van dit uitgangspunt kan echter worden afgeweken indien er geen noemenswaardige gevolgen voor burgers, bedrijven en instellingen zijn en er geen verandering wordt gebracht in de rechten en verplichtingen, administratieve lasten of uitvoeringslasten. Daar is in het voorliggende geval sprake van.

4. Inwerkingtreding

Met het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit is voldaan aan het stelsel van vaste verandermomenten van regelgeving (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309).

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Naar boven