Besluit van 1 september 2014, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een onderdeel van de wet van 18 december 2013 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Warmtewet (wijzigingen samenhangend met het energierapport 2011) (Stb. 2013, 573)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 14 augustus 2014, nr. WJZ/14120181;

Gelet op artikel V van de wet van 18 december 2013 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Warmtewet (wijzigingen samenhangend met het energierapport 2011) (Stb. 2013, 573);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Artikel II, onderdeel L, onder 2 en 3, van de wet van 18 december 2013 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Warmtewet (wijzigingen samenhangend met het energierapport 2011) (Stb. 2013, 573) treden in werking met ingang van 1 oktober 2014.

Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 1 september 2014

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Uitgegeven de elfde september 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Met dit besluit wordt voorzien in de inwerkingtreding van een tweetal bepalingen van de wijziging van de Elektriciteitwet 1998, de Gaswet en de Warmtewet die samenhangt met het energierapport 2011 (Stb. 2013, 573). Een groot deel van deze wet is op 1 januari 2014 inwerking getreden (Stb. 2013, 574). Van een aantal andere onderdelen is reeds aangekondigd dat ze met ingang van 1 oktober 2014 in werking zullen treden (Stb. 2014, 163). Abusievelijk is in dit inwerkingtredingsbesluit niet bepaald dat artikel II, onderdeel L, onder 2 en 3 ook in werking treden met ingang van 1 oktober 2014. Met dit besluit gebeurt dat alsnog.

De inwerkingtreding van de onderdelen wijkt af van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten. Zoals ook is aangeven in het eerdere inwerkingtredingsbesluit is ervoor gekozen alle relevante regelgeving op hetzelfde moment in werking te laten treden en aan te sluiten bij een vast verandermoment dat voor ministeriële regelingen wordt gehanteerd (Stb. 2014, 163). Alle betrokken partijen rekenen bovendien op de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel L, onder 2 en 3, tegelijk met de overige bepalingen die de nieuwe regels voor de gaskwaliteit betreffen. Afwijken van het beleid inzake de vaste verandermomenten is dan ook gerechtvaardigd.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven