Besluit van 14 april 2014, houdende wijziging van diverse besluiten in verband met de overname van taken van de bedrijfslichamen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 20 februari 2014, nr. WJZ / 14012112, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en na overleg met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op richtlijn nr. 2007/45 van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van regels betreffende nominale hoeveelheden voor voorverpakte producten, tot intrekking van de Richtlijnen 75/106/EEG en 80/232/EEG van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 76/211/EEG van de Raad (PbEU 2007, L 247), richtlijn 90/167/EEG van de Raad van 26 maart 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bereiding, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking (PbEG 1990, L 092), artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet, artikel 3 van de Plantenziektenwet en de artikelen 2.20, eerste en tweede lid, 7.1, 7.3, derde lid, 7.4, 7.5, vierde lid, 7.6, 7.8 en 7.9, van de Wet dieren;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 19 maart 2014, nr. W15.14.0049/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 9 april 2014, nr. WJZ / 14051595, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en na overleg met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 14, onderdeel d, van het Besluit bestrijding schadelijke organismen wordt vervangen door:

  • d. het oogsten of rooien, bewaren, voorhanden of in voorraad hebben, verhandelen, verplaatsen, vervoeren, zich ontdoen van of vernietigen, bewerken en behandelen van een partij;

  • e. het telen van planten.

ARTIKEL II

Het Besluit diergeneesmiddelen wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 7.2, eerste lid, aanhef, 7.3, eerste lid, en 7.4, eerste lid, vervalt «eerste lid,».

B

Artikel 7.6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef vervalt «eerste lid,».

2. Onderdeel a, onder 1°, komt te luiden:

  • 1°. in bedrijfsruimtes en met technische installaties die voldoen aan regels die hieraan bij ministeriële regeling worden gesteld en die door een krachtens artikel 10.2 van de wet aangewezen toezichthouder vooraf zijn gecontroleerd;.

C

Artikel 7.7 vervalt.

D

Artikel 7.8 komt te luiden:

Artikel 7.8 Vergunning voor vervaardiging

  • 1. Een aanvraag om een vergunning voor vervaardiging als bedoeld in artikel 7.1, onderdeel a, wordt ingediend bij Onze Minister.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de bij de aanvraag te overleggen documenten.

  • 3. De artikelen 4.3 tot en met 4.15, 4.16, eerste en derde lid, en 4.17 zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

    • a. in aanvulling op artikel 4.6 een vergunning wordt geweigerd indien niet wordt voldaan aan het gestelde bij en krachtens de artikelen 7.2 tot en met 7.6;

    • b. in aanvulling op de artikelen 4.13 en 4.14 Onze minister een besluit tot schorsing of intrekking kan nemen indien niet wordt voldaan aan het gestelde bij en krachtens de artikelen 7.2 tot en met 7.6;

    • c. daar waar verwezen wordt naar één of meerdere documenten als bedoeld in artikel 4.2 moet worden gelezen de documenten, bedoeld in het tweede lid.

E

Artikel 7.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

  • 1. Een aanvraag om een vergunning voor invoer als bedoeld in artikel 7.1, onderdeel a, wordt ingediend bij Onze Minister.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De artikelen 7.8, tweede en derde lid, 4.19 en 4.21 zijn van overeenkomstige toepassing.

3. In het derde lid wordt «het Productschap Diervoeder» vervangen door: Onze Minister.

F

Artikel 7.10 komt te luiden:

Artikel 7.10. Uitvoer

  • 1. Artikel 4.22 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Onze Minister verstrekt op aanvraag van een fabrikant of exporteur van een diervoeder met medicinale werking volgens regels die Onze Minister voor uitvoering van artikel 10, derde lid, van Richtlijn 90/167/EEG bij ministeriële regeling stelt, een verklaring als bedoeld in artikel 10, derde lid, in samenhang met bijlage B, van Richtlijn 90/167/EEG.

G

Na artikel 9.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9.2a. Overgangsrecht diervoeders met medicinale werking

  • 1. Besluiten, niet inhoudende een algemeen verbindend voorschrift, genomen bij of krachtens de Verordening PDV gemedicineerd voeder 2003, die golden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel, worden geacht te zijn genomen op grond van dit besluit, onder dezelfde voorschriften, beperkingen en voorwaarden.

  • 2. De op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel aanhangige aanvragen, worden overeenkomstig dit besluit behandeld met inachtneming van de termijn die op dat tijdstip is verstreken sinds het tijdstip van indiening van de aanvraag.

ARTIKEL III

Het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt na de begripsbepaling van richtlijn 98/56/EG ingevoegd:

richtlijn 2007/45/EG:

richtlijn 2007/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van regels betreffende nominale hoeveelheden voor voorverpakte producten, tot intrekking van de Richtlijnen 75/106/EEG en 80/232/EEG van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 76/211/EEG van de Raad (PbEU 2007, L 247);

wijn:

niet-mousserende wijn, gele wijn, mousserende wijn en likeurwijn als bedoeld in punt 2 van de bijlage bij richtlijn 2007/45/EG;

gearomatiseerde wijn:

gearomatiseerde wijn als bedoeld in punt 2 van de bijlage bij richtlijn 2007/45/EG;.

B

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

  • 1. Wijn en gearomatiseerde wijn die in voorverpakkingen binnen de in punt 1 van de bijlage bij richtlijn 2007/45/EG vermelde intervallen zijn verpakt, worden slechts in de handel gebracht indien zij zijn verpakt in de nominale hoeveelheden vermeld in punt 1 van die bijlage.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op voorverpakkingen die in belastingvrije winkels worden verkocht voor consumptie buiten de Europese Unie.

  • 3. Bij twee of meer individuele voorverpakkingen die samen een meervoudige verpakking vormen, zijn de in het eerste lid bedoelde nominale hoeveelheden van toepassing op elke individuele voorverpakking.

  • 4. Indien een voorverpakking bestaat uit twee of meer individuele verpakkingen die niet voor individuele verkoop zijn bestemd, zijn de in het eerste lid bedoelde nominale hoeveelheden van toepassing op de voorverpakking.

C

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, wordt aan artikel 17, eerste lid, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. het toezicht op de naleving van bij dit besluit gestelde regels inzake wijn en gearomatiseerde wijn.

ARTIKEL IV

Archiefbescheiden van de bedrijfslichamen betreffende zaken die op grond van dit besluit worden behartigd door de Minister van Economische Zaken, worden overgedragen aan de Minister van Economische Zaken, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2014.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 14 april 2014

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Uitgegeven de dertigste april 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Doel en aanleiding

In het Regeerakkoord «Bruggen slaan» van het kabinet Rutte II (hierna: het Regeerakkoord) is afgesproken dat de product- en bedrijfschappen worden opgeheven. Een wetsvoorstel strekkende tot opheffing van het stelsel van bedrijfslichamen is thans in voorbereiding. De publieke taken van de bedrijfslichamen worden overgenomen door de Minister van Economische Zaken en in een aantal gevallen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of de Minister van Infrastructuur en Milieu.

Het onderhavige besluit wijzigt diverse besluiten in verband met de overname van publieke taken van de bedrijfslichamen door de Minister van Economische Zaken. In het rapport «De PBO in 2010» van onderzoeksbureau EIM (De PBO in 2010, Een inventarisatie van cijfers, feiten en visies, EIM/IOO 2010, als bijlage gevoegd bij Kamerstukken II 2011/12, 32 615, nr. 3) is in kaart gebracht welke taken door de product- en bedrijfschappen worden uitgevoerd. Op basis van deze inventarisatie heeft de Commissie Jorritsma in de publieke taken drie categorieën onderscheiden: medebewindtaken (alle taken en activiteiten van het schap die strekken tot uitvoering van een «hogere» regeling, niet zijnde de Wet op de bedrijfsorganisatie), autonome taken die betrekking hebben op de bevordering van plant- en diergezondheid en van dierenwelzijn en autonome taken die betrekking hebben op voedselveiligheid en gezondheid.

In samenwerking met de bedrijfslichamen is in detail geïnventariseerd welke taken en activiteiten als publiek zijn aan te merken. Daarbij is tevens bezien of bepaalde taken, hoewel deze niet onder de publieke taken vallen, toch door de Rijksoverheid moeten worden overgenomen, omdat ze onmisbaar zijn voor een goede uitoefening van een publieke taak.

Bij de bepaling van de medebewindstaken is uitgegaan van een ruime uitleg van medebewind. Het gaat niet alleen om taken waarvoor een formele taakoverdracht of -opdracht is gegeven, maar ook om:

  • i) rechtstreekse implementatie van EU-verplichtingen door middel van productschapregelgeving;

  • ii) taken die de bedrijfslichamen op verzoek van de Rijksoverheid op zich hebben genomen, en

  • iii) autonome regelgeving van de bedrijfslichamen die door de Rijksoverheid is aangewend ter voldoening aan EU-verplichtingen.

Een deel van de publieke taken van de bedrijfslichamen is met ingang van 1 januari 2014 overgenomen door de Minister van Economische Zaken. Voor zover mogelijk worden de resterende taken per 1 juli 2014 overgenomen. Dit betreft taken waarvan de regering te allen tijde kan besluiten ze zelf ter hand te nemen, omdat daarvoor reeds een wettelijke basis aanwezig is. Door van deze mogelijkheid gebruik te maken wordt vooruitgelopen op de wetgeving waarmee de bedrijfslichamen formeel worden opgeheven. Zoals in schriftelijk en mondeling overleg met de Eerste Kamer is aangegeven, is vooruitlopen op die wetgeving noodzakelijk vanwege het waarborgen van dier- en plantgezondheid, voedselveiligheid en crisismanagement. Stappen dienen gezet te worden om de expertise te behouden en de continuïteit van uitvoering van publieke taken en de dienstverlening naar de sectoren te kunnen blijven garanderen (Kamerstukken I 2012/13, 32 615, A, B, C, D, E en F).

Met het oog op zorgvuldige besluitvorming en de te volgen procedures kunnen niet alle taken gelijktijdig worden overgenomen. De wijzigingen waarin het onderhavige besluit voorziet strekken ertoe, eventueel in combinatie met ministeriële regelingen die eveneens per 1 juli 2014 in werking zullen treden, een aantal zaken te regelen dat tot nu toe door de bedrijfslichamen werd geregeld.

Het besluit betreft de volgende onderwerpen:

  • de grondslag om ter voorkoming van het optreden en de verbreiding van schadelijke organismen en ter bestrijding daarvan bij ministeriële regeling regels te stellen omtrent het oogsten of rooien en het zich ontdoen van of het vernietigen van een partij planten of plantaardige producten en omtrent het telen van planten;

  • de nominale hoeveelheden waarin wijn en gearomatiseerde wijn mogen worden verpakt;

  • gemedicineerd diervoeder.

Per taak is bezien op welke wijze deze kan worden ingevuld en uitgevoerd. Hoofdlijn bij de overname van taken is dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij het stelsel van de wet die de grondslag biedt om de desbetreffende taak over te nemen. Dat betekent dat de handhavingsinstrumenten worden ingezet waarin de desbetreffende wet voorziet. Hierdoor zal niet langer sprake zijn van tuchtrechtelijke handhaving van de taken die worden overgenomen.

2. Regeldruk

Dit besluit strekt ertoe een aantal zaken te regelen dat tot nu toe door de bedrijfslichamen werd geregeld. Voor de over te nemen taken in het kader van de opheffing van de bedrijfslichamen geldt het uitgangspunt dat de regelgeving gebaseerd wordt op de bestaande verordeningen. Derhalve is dit besluit gebaseerd op hetgeen voorheen was geregeld in de genoemde productschapsverordeningen en zijn geen minder belastende alternatieven overwogen.

Dit besluit bevat geen nieuwe verplichtingen voor burgers en bedrijven. Er is dus geen sprake van nieuwe administratieve lasten en nalevingskosten.

3. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2014. Deze datum is in lijn met het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten voor regelgeving, dat inhoudt dat ministeriële regelingen slechts inwerkingtreden per 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober.

II. Artikelen

Artikel I

Artikel I regelt dat de minister ter voorkoming van het optreden en de verbreiding van schadelijke organismen en ter bestrijding daarvan tevens regels kan stellen omtrent het oogsten of rooien en het zich ontdoen van of het vernietigen van een partij. Dit omdat het noodzakelijk is om ook voorschriften te kunnen stellen met betrekking tot deze handelingen teneinde door de productschappen in autonomie tot stand gebrachte regelgeving te kunnen overnemen.

Voorts omvat artikel I de toevoeging van onderdeel e aan artikel 14 van het Besluit bestrijding schadelijke organismen om te voorzien in de behoefte om bepaalde eisen te stellen aan de teelt van planten. Zo kunnen onder andere regels worden gesteld met als doel de realisering van vruchtwisseling en het tegengaan van het telen van planten besmet met een plantenziekte, en kunnen gebieden worden aangewezen waarin bepaalde planten of rassen niet mogen worden geteeld.

Artikel II

In hoofdstuk 7 van het Besluit diergeneesmiddelen zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot gemedicineerde diervoeders. Met deze bepalingen wordt uitvoering gegeven aan Richtlijn 90/167/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 maart 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bereiding, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking (PbEG 1990, L 092) (hierna: richtlijn 90/167). In artikel 7.1 is op grond van artikel 2.20, eerste lid, onderdeel b, van de Wet dieren een verbod opgenomen op (onder meer) het vervaardigen en in Nederland brengen van gemedicineerde diervoeders zonder vergunning voor vervaardiging of invoer. De overige bepalingen van hoofdstuk 7 bevatten aanvullende regels omtrent de omgang met gemedicineerde diervoeders.

De door het Productschap Diervoeder gestelde voorschriften en activiteiten omtrent gemedicineerde diervoeders zijn opgesteld ter uitvoering van verplichtingen die voortvloeien uit richtlijn 90/167 en zijn aangemerkt als een publieke taak (Kamerstukken II, 2012–13, 32 615, nr. 8). De desbetreffende voorschriften worden daarom opgenomen in EZ-regelgeving. Dit artikel voorziet hierin.

Met onderdeel C vervalt artikel 7.7. Met dit artikel werd medewerking van het Productschap Diervoeder gevorderd met betrekking tot het nemen van besluiten op aanvragen om een vergunning voor vervaardiging of invoer van gemedicineerde diervoeders en het bij verordening stellen van nadere regels over administratie, etikettering en opslag en bewaring van gemedicineerde diervoeders. Met de onderdelen D tot en met F wordt de beëindiging van het medebewind doorgevoerd in de artikelen 7.8 tot en met 7.10. In deze artikelen wordt thans opgenomen dat de Minster van Economische Zaken besluit op een aanvraag om een vergunning voor vervaardiging en invoer van gemedicineerde diervoeders. De tot op heden door het Productschap diervoeders bij verordening gestelde regels zullen op grond van artikel 7.6, eerste lid, onderdelen g tot en met i, van het Besluit diergeneesmiddelen in de Regeling diergeneesmiddelen worden opgenomen. Onderdeel B, onder 2, voorziet in een wijziging van artikel 7.6 teneinde alle gestelde regels over te kunnen nemen. Met onderdeel G wordt voorzien in overgangsrechtelijke bepalingen ten behoeve van de overgang van de verlening van vergunningen voor vervaardiging en invoer van gemedicineerde diervoeders van het Productschap Diervoeders naar de Minister van Economische Zaken. Met de onderdelen A en B, onder 1, wordt in dit verband een aantal onjuiste verwijzingen naar artikel 7.1 van het Besluit diergeneesmiddelen hersteld.

Artikel III

Met de wijziging van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 wordt uitvoering gegeven aan richtlijn 2007/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van regels betreffende nominale hoeveelheden voor voorverpakte producten, tot intrekking van de Richtlijnen 75/106/EEG en 80/232/EEG van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 76/211/EEG van de Raad (PbEU 2007, L 247) (hierna: richtlijn 2007/45).

Richtlijn 2007/45 regelt de nominale hoeveelheden waarin wijn, gearomatiseerde wijn en gedistilleerde dranken mogen worden verpakt.

Voorheen gaf de verordening HPA wijn 2009 uitvoering aan deze richtlijn voor de onderdelen wijn en gearomatiseerde wijn. Vanwege de voorgenomen opheffing van de bedrijfslichamen, waaronder het Hoofdproductschap Akkerbouw, is bezien of de door die productschappen gestelde regels inzake verpakkingsvolumes van wijn en gearomatiseerde wijn in aanmerking komen voor overname door de Minister van Economische Zaken. Omdat de desbetreffende regels uitvoering geven aan bindende EU-rechtshandelingen kwalificeren deze als taak die in verband met de opheffing van de bedrijfslichamen wordt overgenomen door de Minister van Economische Zaken. Voor het onderdeel gedistilleerde dranken gaf de Verpakkingsverordening Productschap Dranken 2003 uitvoering aan richtlijn 2007/45. De overname van dat onderdeel wordt geregeld door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Inhoudelijk blijven de regels over verpakkingsvolumes van wijn ongewijzigd. In artikel 3, eerste lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 wordt geregeld dat wijn en gearomatiseerde wijn alleen in de handel mogen worden gebracht indien zij zijn verpakt in nominale hoeveelheden overeenkomstig punt 1 van de bijlage bij richtlijn 2007/45. Punt 1 van die bijlage regelt de verpakkingsvolumes die binnen een bepaald interval (bijvoorbeeld 0,1 liter tot 1,5 liter) mogen worden gebruikt. Artikel 3 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 geldt dus alleen voor verpakkingen binnen de in de bijlage bij richtlijn 2007/45 genoemde intervallen.

Het tweede lid van artikel 3 geeft uitvoering aan artikel 1, tweede lid, van richtlijn 2007/45, dat bepaalt dat die richtlijn niet van toepassing is op producten die in belastingvrije winkels worden verkocht voor consumptie buiten de Europese Unie. Het derde en vierde lid van artikel 3 regelen de toepassing van het eerste lid in geval van meervoudige verpakkingen en voorverpakkingen bestaande uit individuele verpakkingen die niet voor individuele verkoop zijn bestemd (artikel 5 van richtlijn 2007/45).

Met de wijziging van artikel 17, eerste lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 wordt het toezicht belegd bij de Minister van Economische Zaken. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit zal dit toezicht uitvoeren en is in de Landbouwkwaliteitsregeling 2007 reeds aangewezen als toezichthouder.

Ingevolge artikel 19 van de Landbouwkwaliteitswet kan een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom worden opgelegd ter handhaving van de gestelde verplichtingen. Overtreding van de regels betreffende verpakkingsvolumes voor wijn is bovendien een overtreding in de zin van de Wet op de economische delicten. De voorschriften over verpakkingsvolumes van wijn werden door het Hoofdproductschap Akkerbouw tuchtrechtelijk gehandhaafd. Zowel in het tuchtrecht als op grond van de Wet op de economische delicten kan, naast andere sancties, een boete worden opgelegd. Waar voorheen een tuchtrechtelijke boete van maximaal de derde categorie kon worden opgelegd, kan nu een boete van maximaal de vierde categorie worden opgelegd. Hoewel het boetemaximum hoger is, betekent dit niet per definitie dat hogere boetes zullen worden opgelegd. Het is immers aan de rechter om binnen het geldende maximum een passende sanctie vast te stellen.

Artikel IV

Teneinde te voldoen aan artikel 4, eerste lid, van de Archiefwet 1995 regelt artikel IV dat de archiefbescheiden betreffende zaken die op basis van dit besluit worden behartigd door de Minister van Economische Zaken, aan hem worden overgedragen, voor zover zij niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

III. Tranponeringstabel

Onderstaande transponeringstabel heeft betrekking op richtlijn 2007/45 voor de onderdelen wijn en gearomatiseerde wijn. Het onderdeel gedistilleerde dranken wordt geïmplementeerd in Warenwetregelgeving. In de tabel is in de rechterkolom aangegeven waar de in de linkerkolom vermelde artikelen van de richtlijn in het besluit zijn verwerkt.

Richtlijn 2007/45

Landbouwkwaliteitsbesluit 2007

Artikel 1

Artikel 3, tweede lid

Artikel 2

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 3

Artikel 3, eerste lid

Artikel 4

Is reeds geïmplementeerd (artikel 4, eerste lid, onderdeel b van het Warenwetbesluit drukverpakkingen)

Artikel 5

Artikel 3, derde en vierde lid

Artikel 6 t/m 10

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven