Besluit van 3 maart 2014 tot wijziging van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging in verband met de implementatie van Richtlijn 2012/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft (PbEU 2012, L 327) en wettechnische aanpassingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 9 december 2014, nr. IenM/BSK-2013/255459, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op Richtlijn 2012/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft (PbEU 2012, L 327) en op Richtlijn 1999/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 april 1999 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG (PbEG 1999, L 121);

Gelet op de artikelen 9.2.2.1, 9.2.2.6a en 9.5.1 van de Wet milieubeheer;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 februari 2014, nr. W14.13.0447/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 25 februari 2014, nr. IenM/BSK-2014/46417, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 wordt in de begripsomschrijving bij het begrip brandstofleveringsnota «artikel 4 bis, zesde lid, tweede gedachtestreepje» vervangen door: artikel 4 bis, zesde lid, onderdeel b.

B

Na het opschrift van hoofdstuk 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.0

  • 1. Paragraaf 3.1 is van toepassing op het zwavelgehalte van dieselolie voor de scheepvaart, gasolie voor de scheepvaart en scheepsbrandstof.

  • 2. Paragraaf 3.2 is van toepassing op het zwavelgehalte van zware stookolie en gasolie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, van richtlijn 1999/32/EG.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid zijn met uitzondering van artikel 3.3 de paragrafen 3.1 en 3.2 niet van toepassing op brandstoffen die:

    • a. bestemd zijn voor onderzoek en testen;

    • b. voor hun definitieve verbranding nog een processtap ondergaan;

    • c. in de raffinage-industrie worden verwerkt;

    • d. bestemd zijn voor het gebruik door oorlogsschepen en andere vaartuigen die in militair verband worden gebruikt, of

    • e. vervaardigd zijn in een andere lidstaat van de Europese Unie, en waarvoor door de bevoegde instantie van die lidstaat de procedure van artikel 5 van richtlijn 1999/32/EG is toegepast en door de Europese Commissie hogere grenswaarden zijn toegestaan.

C

Artikel 3.1 komt te luiden:

Artikel 3.1

Het zwavelgehalte van de in dit hoofdstuk bedoelde brandstoffen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 6 van richtlijn 1999/32/EG.

D

Na artikel 3.1 wordt een paragraafopschrift ingevoegd, luidende:

Paragraaf 3.1 Uitvoering van richtlijn 1999/32/EG betreffende het zwavelgehalte van brandstoffen bestemd voor de zeescheepvaart

E

Artikel 3.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het is voor binnenschepen die zich op zee bevinden verboden om scheepsbrandstoffen te gebruiken met een zwavelgehalte:

    • a. tot 31 december 2014 van meer dan 1 massaprocent;

    • b. vanaf 1 januari 2015 van meer dan 0,1 massaprocent.

2. Het derde lid vervalt.

F

Na artikel 3.3 wordt een opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 3.2 Uitvoering van richtlijn 1999/32/EG betreffende het zwavelgehalte van zware stookolie en gasolie

G

Artikel 3.4 komt te luiden:

Artikel 3.4

Het is verboden als brandstof te gebruiken:

  • 1. zware stookolie met een zwavelgehalte van meer dan 1 massaprocent, tenzij

    • a. het gebruik voor 31 december 2015 in een installatie als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van richtlijn 1999/32/EG plaatsvindt, of

    • b. het gebruik vanaf 1 januari 2016 plaatsvindt in een installatie als bedoeld in artikel 3, derde lid, van richtlijn 1999/32/EG.

  • 2. gasolie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, van richtlijn 1999/32/EG, met een zwavelgehalte van meer dan 0,1 massaprocent.

H

In artikel 3.5 wordt «artikel 3.2, eerste lid» telkens vervangen door: artikel 3.4, eerste lid, onderdeel a of b.

I

Het opschrift van hoofdstuk 4 komt te luiden:

Hoofdstuk 4. Regels betreffende het zwavelgehalte van overige brandstoffen

J

Artikel 4.1 komt te luiden:

Artikel 4.1

  • 1. Het is verboden andere vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen dan genoemd in dit besluit, met een zwavelgehalte van meer dan 1,2 massaprocent als brandstof te gebruiken.

  • 2. Het is tevens verboden om brandstoffen als bedoeld in het eerste lid in te voeren, ten verkoop aan te bieden, te verkopen of af te leveren, tenzij die brandstoffen bestemd zijn voor een gebruiker die die brandstoffen naar redelijkerwijs moet worden aangenomen anders dan als brandstof gebruikt.

K

Artikel 4.2 komt te luiden:

Artikel 4.2

Het zwavelgehalte van brandstoffen als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, wordt vastgesteld overeenkomstig een bij ministeriële regeling voorgeschreven testmethode.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 18 juni 2014.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 3 maart 2014

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Uitgegeven de twintigste maart 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit tot wijziging van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging strekt tot gedeeltelijke implementatie van Richtlijn 2012/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft (PbEU 2012, L 327) (hierna: richtlijn 2012/33/EU). Tevens is een aantal wettechnische reparaties doorgevoerd ten behoeve van de implementatie van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen (PbEG 1999, L 121) (hierna: richtlijn 1999/32/EG).

2. Beschrijving van de uit te voeren regelgeving

Eén van de doelstellingen van het milieubeleid van de Europese Unie is het realiseren van luchtkwaliteitniveaus die geen significante negatieve effecten en risico’s voor de menselijke gezondheid en het milieu tot gevolg hebben. Ten behoeve van die doelstelling, stelt richtlijn 1999/32/EG het maximaal toegestane zwavelgehalte vast van in de Europese Unie verkochte en gebruikte zware stookolie, gasolie, gasolie voor de zeescheepvaart en dieselolie voor de zeescheepvaart. Richtlijn 2012/33/EU wijzigt richtlijn 1999/32/EG en moest uiterlijk 18 juni 2014 geïmplementeerd zijn in de Nederlandse wetgeving. In richtlijn 2012/33/EU wordt richtlijn 1999/32/EG afgestemd op de in 2008 in de Internationale Maritieme Organisatie overeengekomen herziene bijlage VI bij het MARPOL-verdrag. Tevens zijn ingevolge richtlijn 2012/33/EU in richtlijn 1999/32/EG maatregelen opgenomen die tot doel hebben de naleving op de in richtlijn 1999/32/EG en bijlage VI van het MARPOL-verdrag opgenomen zwavelnormen te bevorderen.

3. Verhouding tot bestaande regelgeving en hoofdlijnen van het voorstel

Dit besluit betreft niet de gehele implementatie van richtlijn 2012/33/EU. Ten behoeve van de implementatie van richtlijn 2012/33/EU is ook de Regeling voorkoming verontreiniging door schepen gewijzigd. Die ministeriële regeling is gebaseerd op de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (hierna: Wvvs).

In de regelgeving op grond van de Wvvs (en de Wet havenstaatcontrole) staan die verboden en verplichtingen die gericht zijn op gedragingen aan boord van zeeschepen.1 De onderdelen die verboden en verplichtingen betreffen die gericht zijn tot de leveranciers van brandstof, zijn geïmplementeerd in het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging.2 3

Richtlijn 1999/32/EG ziet niet alleen op «echte» zeeschepen, maar ook op binnenschepen die zich op zee bevinden.4 Uit de definitie van «Nederlands schip» in de Wvvs volgt dat die wet alleen ziet op zeeschepen. Ten behoeve van een goede implementatie is daarom in het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging ook een bepaling opgenomen die ziet op gedragingen aan boord van binnenschepen die zich op zee bevinden. In de praktijk varen binnenschepen in Nederland overigens zelden op zee.

Aan het onderscheid in de reikwijdte tussen de regelgeving bij of krachtens de Wvvs en de Wet havenstaatcontrole en de regelgeving in het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging is bij de implementatie van richtlijn 2012/33/EU vastgehouden (zie ook transponeringstabel 1 bij deze toelichting).

Bij de implementatie van richtlijn 2012/33/EU bleek dat er enkele omissies in de implementatie van richtlijn 1999/32/EG zaten. Deze omissies waren het gevolg van de splitsing van de implementatie van richtlijn 1999/32/EG over twee hoofdstukken (hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4), waarbij het onderscheid in reikwijdte tussen deze twee hoofdstukken niet altijd duidelijk was. In dit wijzigingsbesluit zijn de omissies gerepareerd en is de implementatie van richtlijn 1999/32/EG in één hoofdstuk ondergebracht, namelijk hoofdstuk 3 (zie ook transponeringstabel 2 bij deze toelichting). Hoofdstuk 3 van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging ziet voortaan dus op de uitvoering van richtlijn 1999/32/EG. Hoofdstuk 4 betreft nationale regels. Ten behoeve van deze verduidelijking is in het Besluit brandstoffen luchtkwaliteit een aantal artikelen verplaatst (zie ook transponeringstabel 3 bij deze toelichting).

4. Uitvoering en handhaving

Het toezicht op het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging was en blijft in handen van de Inspectie Leefomgeving en Transport, dat deel uitmaakt van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. De artikelen in het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging zijn gebaseerd op onder meer de artikelen 9.2.2.1, 9.2.2.6a en 9.5.1 van de Wet milieubeheer. Overtreding van deze artikelen is een economisch delict op grond van artikel 1a, onder 1° en 2°, en artikel 2 van de Wet op de economische delicten. Hier brengt het onderhavige wijzigingsbesluit geen veranderingen in.

Richtlijn 2012/33/EU brengt (voor wat betreft de regels die in het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging behoren) met betrekking tot de uitvoering en handhaving vier wijzigingen met zich.

In de eerste plaats is middels een dynamische verwijzing in artikel 5.2 van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging een aantal wijzigingen in artikel 6 van richtlijn 1999/32/EG inzake monsterneming en analyse geïmplementeerd. Monsters dienden voorheen binnen zes maanden na de datum waarop de toepasselijke grenswaarde voor het maximumzwavelgehalte van de brandstof van kracht werd, te worden genomen. Thans is dit direct vanaf die datum verplicht. Daarnaast is artikel 6 van richtlijn 1999/32/EG ook gaan gelden voor scheepsbrandstoffen op het grondgebied van de lidstaten.

In de tweede plaats is in verband met het in overeenstemming brengen van richtlijn 1999/32/EG met het in 2008 herziene MARPOL-verdrag in artikel 4bis, lid 5bis, (nieuw) van richtlijn 1999/32/EG geregeld, dat Nederland moet streven naar de beschikbaarheid van scheepsbrandstoffen die voldoen aan deze richtlijn en dat de Europese Commissie in kennis gesteld moet worden over de beschikbaarheid van scheepsbrandstoffen in de havens en terminals. Deze bepaling heeft als doel de beschikbaarheid van brandstof die voldoet aan de zwavelnormen van richtlijn 1999/32/EG en van het MARPOL-verdrag te bevorderen. Aangezien artikel 4bis, lid 5bis, (nieuw) van richtlijn 1999/32/EG zicht richt tot de lidstaten, behoeft de bepaling naar zijn aard geen implementatie. Wel dient de bepaling uitgevoerd te worden.

Op dit moment is in Nederland elke scheepsbrandstof voldoende voorhanden. Indien vanuit een schip wordt aangegeven dat het een brandstof, die voldoet aan de richtlijn, niet kan kopen, of anderszins melding wordt gedaan van het niet-beschikbaar zijn van een bepaalde scheepsbrandstof, zal de Inspectie Leefomgeving en Transport dit melden aan de Europese Commissie. Als geen informatie als vorenbedoeld wordt ontvangen, wordt verondersteld dat de benodigde brandstoffen in voldoende mate beschikbaar zijn.

Verder is in verband met het in overeenstemming brengen van richtlijn 1999/32/EG met het in 2008 herziene MARPOL-verdrag aan artikel 4bis nog een ander nieuw lid toegevoegd, namelijk lid 5ter. Hierin is geregeld dat indien een schip geen geschikte brandstof gebruikt een lidstaat van een schip een rapport kan verlangen van alle maatregelen die zijn genomen om aan geschikte brandstof te komen. Het is de bedoeling dat de lidstaat deze informatie meeneemt in haar beslissing om al dan niet tot het nemen van maatregelen over te gaan. Artikel 4bis, lid 5ter, (nieuw) is geïmplementeerd in de regelgeving bij of krachtens de Wvvs.

Tenslotte is ten behoeve van het bevorderen van de naleving van richtlijn 1999/32/EG en van het MARPOL-verdrag artikel 7 van richtlijn 1999/32/EG inzake rapportage en herziening aangepast. Waar voorheen de lidstaten de Europese Commissie jaarlijks in een kort verslag moesten informeren over het gebruik van onder de richtlijn vallende vloeibare brandstoffen en het aantal uitgevoerde inspecties, dient nu een verslag ingediend te worden over de naleving van de vastgestelde zwavelnormen. In de praktijk gebeurde dit door Nederland al sinds 1999 jaarlijks.

5. Gevolgen

5a. Financiële gevolgen voor de rijksoverheid

De aanvullende verplichtende eisen ten aanzien van monstername en rapportage daarvan aan de Europese Commissie (zie de toelichting in paragraaf 5 «Uitvoering en handhaving»), leiden naar verwachting niet tot een verzwaring van de lasten voor de overheid. In de praktijk werden de activiteiten en bijbehorende processen al uitgevoerd.

5b. Financiële gevolgen en regeldruk voor burgers, bedrijven en andere overheden

In paragraaf 3 «Verhouding tot bestaande regelgeving en hoofdlijnen van het voorstel» is reeds aangegeven, dat dit wijzigingsbesluit alleen ziet op de regels in richtlijn1999/32/EG voor wat betreft het leveren van brandstof aan zeeschepen en het gebruik van brandstoffen door binnenschepen die zich op zee bevinden. Bepalingen die in de regelgeving onder de Wet voorkoming verontreiniging schepen zijn geïmplementeerd (zoals de wijziging van het maximale zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen die gebruikt worden op zeeschepen) en de financiële gevolgen daarvan, worden hier niet besproken.

De regels in richtlijn 1999/32/EG met betrekking tot het leveren van brandstof aan zeeschepen zijn in richtlijn 2012/33/EU slechts in beperkte mate in gewijzigd. Het maximale zwavelgehalte voor zware stookolie en gasolie is onveranderd gebleven. Ook het maximale zwavelgehalte voor wat te leveren gasolie en dieselolie voor de scheepvaart is gelijk gebleven. De financiële gevolgen voor het bedrijfsleven zijn dan ook minimaal.

Nieuw is het maximale zwavelgehalte dat wordt gesteld aan het gebruik van scheepsbrandstoffen op binnenschepen die zich op zee bevinden (artikel 3bis van richtlijn 1999/32/EG en 3.2, tweede lid, van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging). Het betreft hier echter vooral een wettechnische omzetting van de richtlijn. In de praktijk varen binnenschepen in Nederland zelden op zee.

Het onderhavig besluit omvat geen aanvullende informatieverplichtingen en inhoudelijke verplichtingen voor bedrijven, burgers, overheden. Derhalve zijn er ook geen gevolgen voor de regeldruk van deze groepen.

5c. Gevolgen voor het milieu

In paragraaf 6b is reeds aangegeven, dat richtlijn 2012/33/EU voor wat betreft de regels inzake het zwavelgehalte van te leveren scheepsbrandstoffen en het zwavelgehalte van te gebruiken zware stookolie en gasolie, zeer beperkt is gewijzigd en dat het maximale zwavelgehalte voor binnenschepen op zee in de praktijk zelden toepassing zal hebben. Er zijn dan ook geen significante milieugevolgen aan te wijzen.

6. Advisering en consultatie

Tijdens de totstandkoming van richtlijn 2012/33/EU is door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu contact onderhouden met de relevante brancheorganisaties. Het Ministerie heeft diverse «stakeholderbijeenkomsten» georganiseerd waarbij de volgende partijen waren uitgenodigd: de Koninklijke Vereniging Nederlandse Reders, Scheepsbouw Nederland, de Nederlandse Organisatie voor Expeditie en Logistiek, de Vereniging van onafhankelijke Tankopslagbedrijven, de Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie, Deltalinqs, Havenbedrijf Rotterdam, Nederlandse Organisatie voor de Energiebranche, de Eigen Vervoersorganisatie, Alfa Laval Aalborg Nijmegen, Stichting De Noordzee en de Haven van Amsterdam.

Bij het opstellen van het voorliggende besluit is de Inspectie Leefomgeving en Transport betrokken.

Op grond van artikel 21.6, zesde lid, van de Wm is de voor- en nahangprocedure, bedoeld in artikel 21.6, vierde en vijfde lid, van de Wm in het voorliggende geval niet van toepassing. Het gaat om regels ter implementatie van de richtlijn 2012/33/EU en om wetgevingstechnische wijzigingen ten behoeve van de implementatie van richtlijn 1999/32/EG. Wel is overeenkomstig artikel 21.6, zesde lid, van de Wm gemotiveerd kennis gegeven van dit besluit aan de beide kamers der Staten-Generaal.

7. Inwerkingtreding

Op grond van artikel 2 van richtlijn 2012/33/EU moet Nederland uiterlijk op 18 juni 2014 de wet- en regelgeving hebben aangepast om deze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de richtlijn. Bij die datum is voor de inwerkingtreding van dit besluit aangesloten. Hierbij wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Aangezien het hier Europese regelgeving betreft is dit echter toegestaan.

8. Bijlage: transponeringstabellen

Transponeringstabel 1 (implementatie richtlijn 2012/33/EU)

Artikel in richtlijn 2012/33/EU (wijziging in richtlijn 1999/32/EG)

Implementatie

Artikel 1, eerste lid

(vervanging artikel 1, tweede lid, onder h)

In de regelgeving bij of krachtens de Wvvs.

Artikel 1, tweede lid, onder a en b

(definitiewijziging artikel 2, punten 1, 2, 3a en 3b)

Was al geïmplementeerd (artikelen 1.1 en 4.1 (oud) van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging, vernummerd tot artikel 3.4 van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging).

Artikel 1, tweede lid, onder c

(wijziging artikel 2, punt 3m)

In de regelgeving bij of krachtens de Wvvs.

Artikel 1, derde lid

(wijziging artikel 3)

Artikel 3.4 (nieuw) Besluit brandstoffen luchtverontreiniging.

Artikel 1, vierde lid

(invoegen artikel 3bis)

– Voor zover het binnenschepen die zich bevinden op zee betreft: artikel 3.2, tweede lid, (nieuw) Besluit brandstoffen luchtverontreiniging.

– Voor overige zeeschepen: in de regelgeving bij of krachtens de Wvvs.

Artikel 1, vijfde lid

(vervangen artikel 4, eerste lid)

Was al geïmplementeerd (artikel 4.1 (oud) Besluit brandstoffen luchtverontreiniging, vernummerd tot artikel 3.4 Besluit brandstoffen luchtverontreiniging).

Artikel 1, zesde lid, onder a

(wijziging titel artikel 4bis)

Behoeft geen implementatie.

Artikel 1, zesde lid, onder b

(wijziging artikel 4bis, eerste lid)

In de regelgeving bij of krachtens de Wvvs.

Artikel 1, zesde lid, onder c

(invoegen artikel 4bis, lid één bis)

In de regelgeving bij of krachtens de Wvvs.

Artikel 1, zesde lid, onder d

(vervangen artikel 4bis, vierde tot en met zevende lid)

Artikel 4bis, vierde en vijfde lid (nieuw):

In de regelgeving bij of krachtens de Wvvs.

Artikel 4bis, lid vijf bis (nieuw):

Bepalingen behoeven uit hun aard geen implementatie, gericht tot Europese Commissie en lidstaten.

Artikel 4bis, lid vijf ter (nieuw):

In de regelgeving bij of krachtens de Wvvs.

Artikel 4bis, zesde lid (nieuw):

Was deels al geïmplementeerd in artikelen 3.3 van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging en deels in de artikelen 9.2.2.1, 9.2.2.6a en 9.5.1 Wm in samenhang met artikel 1a, onder 1° en 2°, en artikel 2 van de Wet op de economische delicten. Wel is artikel 1.1 (nieuw, definitie «brandstofleveringsnota») van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging gewijzigd.

Artikel 4bis, zevende lid (nieuw):

Was al geïmplementeerd (artikel 3.2, aanhef en onder b, van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging).

Artikel 1, zesde lid, onder e

Bepalingen behoeven uit hun aard geen implementatie, gericht tot Europese Commissie en lidstaten.

Artikel 1, zevende lid

(vervanging artikel 4ter en 4 quater)

Artikel 4ter, eerste en tweede lid (nieuw):

In de regelgeving bij of krachtens de Wvvs.

Artikel 4ter, derde lid (nieuw):

Was al geïmplementeerd (artikel 3.2, eerste lid, onder a, van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging)

Artikel 4quater (nieuw):

In de regelgeving bij of krachtens de Wvvs.

Artikel 1, achtste lid

(invoegen artikelen 4 quinquies, 4 sexies en 4 septies)

4quinquis en 4sexies (nieuw):

In de regelgeving bij of krachtens de Wvvs.

4septies (nieuw):

Bepalingen behoeven uit hun aard geen implementatie, gericht tot Europese Commissie en lidstaten.

Artikel 1, negende lid

(vervangen artikel 6)

Was al geïmplementeerd voor gedragingen van leveranciers (artikelen 3.4 en 4.2 (oud) van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging, vernummerd tot artikel 3.1).

Artikel 1, tiende lid

(wijziging artikel 7)

Bepalingen behoeven uit hun aard geen implementatie, gericht tot Europese Commissie en lidstaten.

Artikel 1, elfde lid

(vervallen artikel 8 (houdende wijzigingen van richtlijn 93/12/EEG))

Behoeft geen implementatie.

Artikel 1, twaalfde lid

(vervangen artikel 9)

Bepalingen behoeven uit hun aard geen implementatie, gericht tot Europese Commissie en lidstaten.

Artikel 1, dertiende lid

(invoegen artikel 9bis)

Bepalingen behoeven uit hun aard geen implementatie, gericht tot Europese Commissie en lidstaten.

Artikel 1, veertiende lid

(vervanging artikel 11)

Was al geïmplementeerd voor gedragingen ten opzichte van leveranciers (artikelen 9.2.2.1, 9.2.2.6a en 9.5.1 Wm in samenhang met artikel 1a, onder 1° en 2°, en artikel 2 van de Wet op de economische delicten).

Artikel 1, vijftiende lid

(vervangen Bijlagen)

In de regelgeving bij of krachtens de Wvvs.

Artikel 2

Bepalingen behoeven uit hun aard geen implementatie, gericht tot Europese Commissie en lidstaten.

Artikel 3

Bepalingen behoeven uit hun aard geen implementatie, gericht tot Europese Commissie en lidstaten.

Transponeringstabel 2 (implementatie richtlijn 1999/32/EG voor zover implementatie is gewijzigd)

Artikel in richtlijn 1999/32/EG voor zover implementatie met dit besluit is gewijzigd

Implementatie

Artikel 1, tweede lid

Artikel 3,0, derde lid, van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging

Artikel 3

Artikel 3.4, eerste lid, (nieuw) van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging

Artikel 3bis, voor zover van toepassing op binnenschepen die zich op zee bevinden

Artikel 3.2, tweede lid, (nieuw) van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging

Artikel 4

Artikel 3.4, tweede lid, (nieuw) van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging

Artikel 5

Artikel 3.5 in samenhang met artikel 3.4, eerste lid, onder a of b, (nieuw) van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging

Artikel 6

Artikel 3.1 (nieuw) Besluit brandstoffen luchtverontreiniging.

Transponeringstabel 3 (omzetting artikelen Besluit brandstoffen luchtverontreiniging)

Artikel in Besluit brandstoffen luchtverontreiniging voorafgaand aan inwerkingtreding van dit besluit

Artikel in het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging na inwerkingtreding van dit besluit

Artikel 3.1

Artikel 3.0, eerste lid

Artikel 3.2, tweede lid

Vervallen

Artikel 3.2, derde lid

Artikel 3.0, derde lid

Artikel 3.4

Artikel 3.1

Artikel 4.1, eerste lid

Artikel 3.4 voor zover het betreft de uitvoering van richtlijn 1999/32/EG en artikel 4.1 voor zover het betreft nationale regelgeving

Artikel 4.1, tweede lid

Vervallen voor zover het betrof het verbod om zware stookolie in de handel te brengen en 4.1, tweede lid, voor zover het betreft nationale regelgeving

Artikel 4.2, eerste lid

Artikel 3.1

Artikelgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A

In richtlijn 2012/33/EU is artikel 4bis van richtlijn 1999/32/EG gewijzigd. In verband daarmee is in de begripsomschrijving bij het begrip «brandstofleveringsnota» de verwijzing naar richtlijn 1999/32/EG aangepast.

Onderdelen B, C, D, E (artikel 3.2, derde lid), F, G (deels), I, J en K

In paragraaf 3 van het algemene deel van deze nota van toelichting, is reeds toegelicht waarom hoofdstuk 3 en 4 organisatorisch zijn herschikt. In artikel I, onderdelen B tot en met F, G (deels), J en K, is uitvoering gegeven aan die wettechnische aanpassing. Tegelijkertijd zijn twee omissies hersteld. Zie ook de transponeringstabellen 2 en 3 bij deze toelichting.

Concreet zijn de volgende wijzigingen zijn aangebracht:

  • 1. In hoofdstuk 3 zijn twee – opschriften van – paragrafen opgenomen (artikel I, onderdelen D en F). De eerste paragraaf betreft de uitvoering van richtlijn 1999/32/EG voor zover het gaat om het zwavelgehalte van brandstoffen die bestemd zijn voor gebruik op zee. De tweede paragraaf gaat om de uitvoering van richtlijn 1999/32/EG voor zover het betreft het zwavelgehalte van zware stookolie en gasolie. Door deze paragrafen blijft het besluit voor de doelgroepen goed leesbaar. De titel van hoofdstuk 4 is aan de nieuwe situatie aangepast (artikel I, onderdeel I).

  • 2. Er is een reikwijdtebepaling in het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging (artikel 3.0) opgenomen, waarin staat waar de bepalingen van hoofdstuk 3 precies op van toepassing zijn (artikel I, onderdeel B).

    In de nieuwe reikwijdtebepaling is tegelijkertijd een omissie hersteld. Voorheen zagen de uitzonderingen die in artikel 3.2, derde lid, (oud) van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging stonden, alleen op de verbodsbepalingen in artikel 3.2, eerste lid, van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging. Ingevolge artikel 1, tweede lid, van richtlijn 1999/32/EG is dit te beperkt; de uitzonderingen betreffen alle bepalingen van deze richtlijn die het zwavelgehalte betreffen. Door de uitzonderingen van artikel 3.2, derde lid, (oud) te verplaatsen naar artikel 3.0, derde lid, is dit gerepareerd (artikel I, onderdelen B en E). De uitzonderingen gelden niet voor artikel 3.3 van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging, omdat die bepaling niet het zwavelgehalte van brandstof betreft.

  • 3. De bepalingen die in hoofdstuk 4 stonden en op de uitvoering van richtlijn 1999/32/EG zagen, zijn verplaatst naar hoofdstuk 3 (artikel I, onderdelen C, G, J en K).

    • In artikel 3.4 (nieuw) van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging is het verbod om bepaalde zware stookolie en gasolie te gebruiken opgenomen. Deze verboden stonden voorheen in artikel 4.1, eerste en derde lid, van dat besluit. Aangezien het de implementatie van richtlijn 1999/32/EG betreft, zijn de verboden overgezet naar hoofdstuk 3 (artikel I, onderdeel G). Artikel 4.1 is aan deze situatie aangepast (artikel I, onderdeel J). Het betreft geen inhoudelijke wijziging. In artikel 3.4 (nieuw) is tevens artikel 1, derde lid, van richtlijn 2012/33/EU, geïmplementeerd. Hieronder wordt hier nader op ingegaan.

    • Artikel 4.2, eerste lid, (oud) en artikel 3.4 (oud) betroffen beiden de implementatie van artikel 6 van richtlijn 1999/32/EG. Deze bepalingen zijn samengevoegd en opgenomen in artikel 3.1 (nieuw) (artikel I, onderdeel C). Artikel 4.2 is aan deze situatie aangepast (artikel I, onderdeel K). Tegelijkertijd is een omissie hersteld. Voorheen was niet geregeld, dat artikel 6 van richtlijn 1999/32/EG tevens ziet op de monsterneming en analyse van gasolie. In artikel 3.1 (nieuw) is dit aangepast.

  • 4. Het verbod om zware stookolie in de handel te brengen is vervallen, omdat het verbod geen implementatie van richtlijn 1999/32/EG betrof. Het handelsverbod voor zware stookolie was geregeld in artikel 4.1, tweede lid (oud) in samenhang met artikel 4.1, eerste lid, onderdeel a (oud) van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging. Door de verplaatsing van artikel 4.1, eerste lid, onderdeel a (oud) naar artikel 3.4, ziet het verbod van artikel 4.1, tweede lid, niet meer op zware stookolie. Wel blijft het handelsverbod gelden voor andere vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen dan genoemd in het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging.

Onderdeel E (artikel 3.2, tweede lid)

In paragraaf 3 van het algemene deel van deze nota van toelichting is al toegelicht waarom regelgeving voor binnenschepen die zich op zee bevinden niet in de regelgeving bij of krachtens de Wvvs is geïmplementeerd, maar in het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging. Voor het zwavelgehalte van brandstoffen voor binnenschepen op zee is aangesloten bij artikel 4bis, eerste lid, van richtlijn 1999/32/EG.

Onderdeel G (deels)

In artikel 3.4 (nieuw) van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging is artikel 1, derde lid, van richtlijn 2012/33/EU geïmplementeerd. In artikel 1, derde lid, van richtlijn 2012/33/EU is artikel 3 van richtlijn 1999/32/EG gewijzigd in verband met de inwerkingtreding van de Richtlijn industriële emissies5 en het vervallen van de IPPC-Richtlijn6 op 1 januari 2016. Tot 31 december 2015 geldt het verbod om zware stookolie te gebruiken met een zwavelgehalte van meer dan 1 procent niet in de in het tweede lid van artikel 3 (nieuw) van richtlijn 1999/32/EG opgesomde gevallen. Vanaf 1 januari 2016 gelden de uitzonderingen als bedoeld in artikel 3, derde lid, (nieuw) van richtlijn 1999/32/EG.

Tegelijkertijd is het derde lid van artikel 4.1 (oud) van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging verplaatst naar artikel 3.4 van dat besluit.

Onderdeel H

Artikel 3.5 van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging betreft de implementatie van artikel 5 van richtlijn 1999/32/EG. Artikel 5 van richtlijn 1999/32/EG betreft het zwavelgehalte van zware stookolie en gasolie en niet het zwavelgehalte van gasolie voor de scheepvaart. Dat is hier gerepareerd.

Artikel II

Verwezen wordt naar paragraaf 7 van het algemene deel van deze nota van toelichting.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Zijnde voorschriften die betrekking hebben op het gebruik van brandstof aan boord van zowel Nederlandse als buitenlandse zeeschepen en verplichtingen van de Nederlandse zeeschepen ten aanzien van de monsters en het bijhouden van gegevens in een logboek.

X Noot
2

Zijnde voorschriften die betrekking hebben op de levering van brandstof aan schepen (zoals de regels inzake de brandstofleveringsnota) en de plichten van leveranciers ten aanzien van de bunkerafleveringsbonnen en monsters.

X Noot
3

Zie voor een nadere uitleg over de verhouding tussen regelgeving op grond van de Wet milieubeheer en regelgeving op grond van de Wvvs in het kader van richtlijn 1999/32/EG en Bijlage VI van het MARPOL-verdrag tevens de memorie van toelichting bij de wet van 6 september 2006 tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen in verband met onder andere het Protocol van 1997 tot wijziging van het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Trb. 1999, 169) en richtlijn nr. 2005/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 juli 2005 tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft (PbEU L 191) (Stb. 2006, 446) (Kamerstukken II 2005/06, 30 500, nr. 3) en de nota van toelichting bij het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging (Stb. 2011, 192).

X Noot
4

Het gaat hierbij enkel om artikel 3bis van richtlijn 1999/32/EG. De overige bepalingen die in richtlijn 1999/32/EG zijn opgenomen, zien op schepen met vlaggen, zijnde zeeschepen. Die worden of zijn omgezet in de regelgeving bij of krachtens de Wvvs.

X Noot
5

Richtlijn 2010/75/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PbEG 2010, L 334).

X Noot
6

Richtlijn 2001/80/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote Stookinstallaties (PbEG 2001, L 309).

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven