Besluit van 11 februari 2013, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende de aansluiting op het distributienet voor warmte alsmede correcties en verdere vereenvoudigingen van het Bouwbesluit 2012 en een wijziging van het Besluit omgevingsrecht

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van 20 december 2012, nr. 2012-0000737227, CZW, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

Gelet op de artikelen 2, 3, 6 en 120 van de Woningwet, en op artikel 2.26 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, richtlijn nr. 89/106/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake voor de bouw bestemde producten (PbEG L 40), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 93/68/EEG van de Raad van 22 juli 1993 (PbEG L 220), richtlijn nr. 2004/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet (PbEG L 101/56) en verordening nr. 305/2011/EU van het Europees parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PbEU L 88);

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 25 januari 2013, nr. W04.12.0507/1);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van 4 februari 2013, nr. 2013-0000075113, CZW;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Bouwbesluit 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de definitie van «aansluitend terrein» wordt na «onbebouwd» ingevoegd: gedeelte van een.

2. De definitie van «beschermd subbrandcompartiment» komt te luiden: beschermd subbrandcompartiment: gedeelte van een bouwwerk dat binnen de begrenzing van een subbrandcompartiment ligt of daarmee samenvalt, dat meer bescherming biedt tegen brand of rook dan een subbrandcompartiment;.

3. Na de definitie van «dagwaarde» wordt een definitie ingevoegd, luidende: distributienet voor warmte: collectief circulatiesysteem voor het transport van warmte door een circulerend medium voor verwarming of warmtapwater;.

4. De definitie van «subbrandcompartiment» komt te luiden: subbrandcompartiment: gedeelte van een bouwwerk dat binnen de begrenzing van een brandcompartiment ligt of daarmee samenvalt, bestemd voor beperking van verspreiding van rook of verdere beperking van het uitbreidingsgebied van brand;.

5. Na de definitie van «V» wordt een definitie ingevoegd, luidende: veiligheidsroute: gedeelte van een extra beschermde vluchtroute dat voert door een niet besloten ruimte en aansluitend daarop door een ruimte die in de vluchtrichting uitsluitend kan worden bereikt vanuit een niet besloten ruimte;.

6. De definitie van «vrije breedte» komt te luiden: vrije breedte: kleinste afstand tussen constructieonderdelen aan weerskanten van een doorgang;.

7. Na de definitie van «Wabo» wordt een definitie ingevoegd, luidende: warmteplan: besluit van de gemeenteraad inzake de aanleg van een distributienet voor warmte in een bepaald gebied, waarin voor een periode van ten hoogste 10 jaar, uitgaande van het voor die periode geplande aantal aansluitingen op dat distributienet, de mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu, gebaseerd op de energiezuinigheid van dat distributienet en het opwekkingsrendement van de over dat distributienet getransporteerde warmte, bij aansluiting op dat distributienet is opgenomen;.

B

Aan artikel 1.3 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Een in het eerste lid bedoelde gelijkwaardige oplossing voor een aansluiting op het distributienet voor warmte als bedoeld in artikel 6.10, derde lid, heeft ten minste dezelfde mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu als wordt bereikt met de in het warmteplan voor die aansluiting opgenomen mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu.

C

Artikel 1.19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vijfde tot en met het zevende lid tot het zesde tot en met het achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 5. Bij de gebruiksmelding worden de volgende gegevens en bescheiden aan het bevoegd gezag verstrekt:

    • a. naam, adres en woonplaats van de melder en indien van toepassing, van de gemachtigde om te melden;

    • b. adres, kadastrale aanduiding dan wel ligging van het bouwwerk en de aard en omvang daarvan.

2. Het zesde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. «Op de plattegrondtekening is aangegeven:» wordt vervangen door: Op de plattegrondtekening of een bijlage daarvan is aangegeven:.

b. Aan het eind van onderdeel c wordt «, en» vervangen door een puntkomma.

c. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door «, en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. gegevens en bescheiden over de aard en de plaats van de brandveiligheidsinstallaties.

D

In artikel 1.25, tweede lid, wordt «ten minste op de dag» vervangen door: uiterlijk op de eerste werkdag na de dag.

E

Artikel 1.26 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een sloopmelding te slopen indien daarbij asbest wordt verwijderd of de hoeveelheid sloopafval naar redelijke inschatting meer dan 10 m3 zal bedragen.

2. Het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid en het vierde lid (oud) wordt vernummerd tot vijfde lid.

3. De aanhef van het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

Een sloopmelding wordt ten minste vier weken voor de voorgenomen aanvang van de sloopwerkzaamheden schriftelijk ingediend bij het bevoegd gezag. De in de eerste volzin bedoelde termijn is ten minste vijf werkdagen indien:.

4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «in het eerste lid bedoelde termijn» vervangen door: in het vierde lid bedoelde termijnen.

5. In het zesde lid wordt in onderdeel f «bedoeld in artikel 8.4» vervangen door: bedoeld in artikel 8.4, eerste en tweede lid, of indien aannemelijk is dat niet aan de beleidsregels als bedoeld in artikel 8.4, derde lid, wordt voldaan.

6. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 9. Een sloopmelding kan betrekking hebben op meerdere bouwwerken op hetzelfde terrein of op met elkaar samenhangende terreinen.

F

Artikel 1.31 vervalt.

G

Tabel 2.16 komt te luiden:

Tabel 2.16

gebruiksfunctie

leden van toepassing

grenswaarden

     

aanwezigheid

hoogte

openingen

overklauterbaarheid

verbouw

openingen

   

artikel

2.17

2.18

2.19

2.20

2.21

2.19

   

lid

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

*

1

                                         

[m]

1

Woonfunctie

1

2

3

4

1

2

3

5

1

2

3

4

1

*

0,2

2

Bijeenkomstfunctie

                                     
 

a

voor kinderopvang voor kinderen jonger dan 4 jaar

1

2

3

4

1

2

3

5

1

2

3

4

1

*

0,1

 

b

andere kinderopvang

1

2

3

4

5

1

2

3

5

1

2

3

4

1

*

0,2

 

c

andere bijeenkomstfunctie

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

*

0,5

3

Celfunctie

1

2

3

4

5

1

2

3

5

1

2

3

4

5

1

2

*

0,3

4

Gezondheidszorgfunctie

1

2

3

4

5

1

2

3

5

1

2

3

4

5

1

2

*

0,5

5

Industriefunctie

1

2

3

4

5

1

2

3

5

1

3

4

*

0,5

6

Kantoorfunctie

1

2

3

4

5

1

2

3

5

1

2

3

4

5

1

2

*

0,5

7

Logiesfunctie

1

2

3

4

5

1

2

3

5

1

2

3

4

5

1

2

*

0,5

8

Onderwijsfunctie

                                     
 

a

basisonderwijs

1

2

3

4

5

1

2

3

5

1

2

3

4

1

*

0,2

 

b

andere onderwijsfunctie

1

2

3

4

5

1

2

3

5

1

2

3

4

5

1

2

*

0,5

9

Sportfunctie

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

*

0,5

10

Winkelfunctie

1

2

3

4

5

1

2

3

5

1

2

3

4

5

1

2

*

0,5

11

Overige gebruiksfunctie

1

2

3

4

5

1

2

3

5

1

2

3

4

5

1

2

*

0,5

12

Bouwwerk geen gebouw zijnde

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

3

4

*

0,5

H

Artikel 2.19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. In afwijking van het eerste lid heeft een afscheiding als bedoeld in artikel 2.17 tot een hoogte van 0,7 m boven een vloer, een tredevlak of een vloer van een hellingbaan geen openingen waardoor een bol kan passeren met een doorsnede groter dan 0,1 m.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het tweede lid is niet van toepassing op een vloer, een tredevlak of een vloer van een hellingbaan, of een gedeelte daarvan, niet bestemd voor kinderen jonger dan 12 jaar.

I

Artikel 2.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt «de vloer» vervangen door: een vloer, een tredevlak of een vloer van een hellingbaan.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een vloer, een tredevlak of een vloer van een hellingbaan, of een gedeelte daarvan, niet bestemd voor kinderen jonger dan 12 jaar.

J

Tabel 2.66 komt te luiden:

Tabel 2.66

gebruiksfunctie

leden van toepassing

grenswaarden

                                     

zijde grenzend aan de

bovenzijde

                                     

binnenlucht

buitenlucht

     
     

binnenoppervlak

buitenoppervlak

beloopbaar vlak

vrijgesteld

dakoppervlak

constructieonderdeel

verbouw

tijdelijke bouw

extra beschermde vluchtroute

beschermde vluchtroute

overig

extra beschermde vluchtroute

beschermde vluchtroute

overig

extra beschermde vluchtroute

beschermde vluchtroute

overig

   

artikel

2.67

2.68

2.69

2.70

2.71

2.72

2.73

2.74

2.67

2.68

2.69

   

lid

1

2

1

2

3

4

5

1

2

1

2

1

2

*

*

*

1 en 2

1

1 en 2

                                     

[brandklasse]

[brandklasse]

[brandklasse]

1

Woonfunctie

                                                 
 

a

in een woongebouw

1

1

2

3

4

5

1

2

1

1

*

*

*

B

B

D

C

C

D

Cfl

Cfl

Dfl

 

b

voor zorg met een g.o. > 500 m2

1

1

2

3

4

5

1

2

1

1

*

*

*

B

B

D

C

C

D

Cfl

Cfl

Dfl

 

c

andere woonfunctie

1

1

2

4

5

1

2

1

1

*

*

*

B

D

D

C

D

D

Cfl

Dfl

Dfl

2

Bijeenkomstfunctie

                                                 
 

a

voor kinderopvang voor kinderen jonger dan 4 jaar

1

1

2

3

4

5

1

2

1

1

*

*

*

B

B

D

C

C

D

Cfl

Dfl

Dfl

 

b

andere bijeenkomstfunctie

1

1

2

3

4

5

1

2

1

1

*

*

*

B

D

D

C

D

D

Cfl

Dfl

Dfl

3

Celfunctie

1

1

2

3

4

5

1

2

1

1

*

*

*

B

B

C

B

B

D

Cfl

Cfl

Cfl

4

Gezondheidszorgfunctie

                                                 
 

a

met bedgebied

1

1

2

3

4

5

1

2

1

1

*

*

*

B

B

D

C

C

D

Cfl

Dfl

Dfl

 

b

andere gezondheidszorgfunctie

1

1

2

3

4

5

1

2

1

1

*

*

*

B

D

D

C

D

D

Cfl

Dfl

Dfl

5

Industriefunctie

1

1

2

3

4

5

1

2

1

1

*

*

*

B

D

D

C

D

D

Cfl

Dfl

Dfl

6

Kantoorfunctie

1

1

2

3

4

5

1

2

1

1

*

*

*

B

D

D

C

D

D

Cfl

Dfl

Dfl

7

Logiesfunctie

1

1

2

3

4

5

1

2

1

1

*

*

*

B

B

D

C

C

D

Cfl

Dfl

Dfl

8

Onderwijsfunctie

1

1

2

3

4

5

1

2

1

1

*

*

*

B

D

D

C

D

D

Cfl

Dfl

Dfl

9

Sportfunctie

1

1

2

3

4

5

1

2

1

1

*

*

*

B

D

D

C

D

D

Cfl

Dfl

Dfl

10

Winkelfunctie

1

1

2

3

4

5

1

2

1

1

*

*

*

B

D

D

C

D

D

Cfl

Dfl

Dfl

11

Overige gebruiksfunctie

1

2

1

2

3

4

5

1

2

1

1

2

*

*

*

B

D

D

C

D

D

Cfl

Dfl

Dfl

12

Bouwwerk geen gebouw zijnde

                                                 
 

a

tunnel of tunnelvormig bouwwerk voor verkeer

1

1

2

4

5

1

2

2

1

2

*

*

*

B

B

B

C

D

D

Cfl

Dfl

Dfl

 

b

ander bouwwerk geen gebouw zijnde

1

2

4

5

1

2

2

1

2

*

*

*

C

D

D

Cfl

Dfl

Dfl

K

In artikel 2.69 vervalt telkens: voor personen bestemde.

L

Tabel 2.75 komt te luiden:

Tabel 2.75

gebruiksfunctie

leden van toepassing

grenswaarden

                               

zijde grenzend aan de

                               

binnenlucht

buitenlucht

     

binnenoppervlak

buitenoppervlak

beloopbaar vlak

vrijgesteld

Toepassing Euroklassen

extra beschermde vluchtroute

beschermde route

overig

extra beschermde vluchtroute

beschermde route

overig

   

artikel

2.76

2.77

2.78

2.79

2.80

2.76

2.77

   

lid

1

2

3

4

1

2

3

1

2

3

1

2

*

1

1

                               

[brandklasse]

[brandklasse]

1

Woonfunctie

                                     
 

a

in een woongebouw

1

2

3

1

2

3

1

2

3

1

*

2

2

4

2

2

4

 

b

andere woonfunctie

1

3

1

2

3

1

2

3

1

*

2

4

4

2

4

4

2

Bijeenkomstfunctie

1

3

1

2

3

1

2

3

1

*

2

4

4

2

4

4

3

Celfunctie

1

3

4

1

2

3

1

2

3

1

*

1

1

4

1

1

4

4

Gezondheidszorgfunctie

                                     
 

a

met bedgebied

1

2

3

1

2

3

1

2

3

1

*

2

2

4

2

4

4

 

b

andere gezondheidszorgfunctie

1

3

1

2

3

1

2

3

1

*

2

4

4

2

4

4

5

Industriefunctie

1

3

1

2

3

1

2

3

1

*

2

4

4

2

4

4

6

Kantoorfunctie

1

3

1

2

3

1

2

3

1

*

2

4

4

2

4

4

7

Logiesfunctie

                                     
 

a

in een logiesgebouw

1

2

3

1

2

3

1

2

3

1

*

2

2

4

2

4

4

 

b

andere logiesfunctie

1

3

1

2

3

1

2

3

1

*

2

4

4

2

4

4

8

Onderwijsfunctie

1

3

1

2

3

1

2

3

1

*

2

4

4

2

4

4

9

Sportfunctie

1

3

1

2

3

1

2

3

1

*

2

4

4

2

4

4

10

Winkelfunctie

1

3

1

2

3

1

2

3

1

*

2

4

4

2

4

4

11

Overige gebruiksfunctie

12

Bouwwerk geen gebouw zijnde

                                     
 

a

tunnel of tunnelvorming bouwwerk voor verkeer

3

1

2

3

1

2

3

2

*

2

4

4

 

b

ander bouwwerk geen gebouw zijnde

1

2

3

1

2

3

2

*

2

4

4

M

Artikel 2.78 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «heeft de bovenzijde van een voor personen bestemde vloer, een trap of een hellingbaan» vervangen door: geldt voor de bovenzijde van een vloer, een trap of een hellingbaan, die grenst aan de binnenlucht.

2. Onder vernummering van het tweede tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van artikel 2.77 geldt voor de bovenzijde van een vloer, trap of een hellingbaan, die grenst aan de buitenlucht een volgens NEN 1775 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting van klasse T3.

3. In het derde lid (nieuw) wordt «eerste lid heeft de bovenzijde van een voor personen bestemde vloer, een trap of een hellingbaan» vervangen door: eerste en tweede lid geldt voor de bovenzijde van een vloer, een trap of een hellingbaan,.

N

Tabel 2.97 komt te luiden:

Tabel 2.97

gebruiksfunctie

leden van toepassing

grenswaarden

     

ligging

omvang beschermd subbrandcompartiment

wtrd en wbdbo

omvang beschermd subbrandcompartiment

   

artikel

2.98

2.99

2.100

2.99

   

lid

1

2

3

4

5

6

7

1

2

3

4

5

6

7

1

2

3

1

1

Woonfunctie

                                   
 

a

voor zorg met een g.o. > 1000 m2

1

2

3

4

1

2

1

2

200

 

b

andere woonfunctie

1

2

3

4

1

1

2

1000

2

Bijeenkomstfunctie

                                   
 

a

voor kinderopvang met bedgebied

1

2

3

1

 

b

andere bijeenkomstfunctie

1

2

3

1

3

Celfunctie

1

2

3

6

3

1

2

3

4

Gezondheidszorgfunctie

                                   
 

a

met bedgebied

1

2

3

5

4

5

1

2

3

 

b

andere gezondheidszorgfunctie

1

2

3

1

5

Industriefunctie

1

2

3

1

6

Kantoorfunctie

1

2

3

1

7

Logiesfunctie

1

2

3

7

1

6

7

1

2

1000

8

Onderwijsfunctie

1

2

3

1

9

Sportfunctie

1

2

3

1

10

Winkelfunctie

1

2

3

1

11

Overige gebruiksfunctie

1

2

3

1

12

Bouwwerk geen gebouw zijnde

                                   
 

a

wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m

1

2

3

1

 

b

ander bouwwerk geen gebouw zijnde

O

In artikel 2.99 vervalt het derde lid onder vernummering van het vierde tot en met achtste lid tot derde tot en met zevende lid.

P

Tabel 2.101 komt te luiden:

Tabel 2.101

gebruiksfunctie

leden van toepassing

grenswaarden

     

vluchtroute

beschermde vluchtroute

extra beschermde vluchtroute

veiligheidsvluchtroute

tweede vluchtroute

inrichting vluchtroute

doorstroomcapaciteit

verbouw

tijdelijke bouw

vluchtroute

extra beschermde vluchtroute

inrichting vluchtroute

   

artikel

2.102

2.103

2.104

2.105

2.106

2.107

2.108

2.109

2.110

2.102

2.104

2.107

   

lid

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

1

2

3

1

2

3

4

5

6

7

1

2

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

1

2

3

*

*

4 en 5

6

8

                                                                                                 

[m]

[m]

[m]

1

Woonfunctie

                                                                                                 
 

a

woonwagen

1

4

8

12

*

*

30

2,1

 

b

andere woonfunctie

1

2

4

1

2

3

4

7

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

6

7

8

10

12

*

*

30

2,3

2

Bijeenkomstfunctie

                                                                                                 
 

a

voor kinderopvang met bedgebied

1

2

4

5

9

1

6

7

1

1

2

3

4

1

2

3

5

6

8

12

1

2

*

*

30

5

2,3

 

b

andere bijeenkomstfunctie

1

2

4

5

9

10

2

3

5

6

7

1

1

2

3

4

1

2

3

5

6

8

12

1

2

*

*

30

30

2,3

3

Celfunctie

2

4

5

6

9

10

12

1

6

7

1

1

2

3

4

1

2

3

5

6

8

12

1

2

*

*

22,5

22,5

2,3

4

Gezondheidszorgfunctie

                                                                                                 
 

a

met bedgebied

1

2

4

5

6

9

12

1

6

7

1

1

2

3

4

1

2

3

5

6

8

11

12

1

2

*

*

30

20

2,3

 

b

andere gezondheidszorgfunctie

1

2

4

5

6

9

10

2

3

5

6

7

1

1

2

3

4

1

2

3

5

6

8

12

1

2

*

*

30

30

2,3

5

Industriefunctie

1

2

4

5

6

7

10

2

3

5

6

7

1

1

2

3

4

1

2

3

5

6

8

12

1

2

*

*

30

30

2,3

6

Kantoorfunctie

1

2

4

5

6

9

10

2

3

5

6

7

1

1

2

3

4

1

2

3

5

6

8

12

1

2

*

*

30

30

2,3

7

Logiesfunctie

                                                                                                 
 

a

in een logiesgebouw

1

2

4

5

9

10

1

6

7

1

2

1

2

3

4

1

2

3

5

6

8

12

1

2

*

*

30

20

2,3

 

b

andere logiesfunctie

1

2

4

5

9

10

1

6

7

1

2

1

2

3

4

1

2

3

5

6

8

12

1

2

*

*

30

20

2,1

8

Onderwijsfunctie

1

2

4

5

9

10

2

3

5

6

7

1

1

2

3

4

1

2

3

5

6

8

12

1

2

*

*

30

15

2,3

9

Sportfunctie

1

2

4

5

6

7

9

10

2

3

5

6

7

1

1

2

3

4

1

2

3

5

6

8

12

1

2

*

*

30

30

2,3

10

Winkelfunctie

1

2

4

5

6

7

9

10

2

3

5

6

7

1

1

2

3

4

1

2

3

5

6

8

12

1

2

*

*

30

30

2,3

11

Overige gebruiksfunctie

1

2

4

5

6

7

10

2

3

5

6

7

1

1

2

3

4

1

2

3

5

6

8

12

1

2

*

*

30

30

2,1

12

Bouwwerk geen gebouw zijnde

                                                                                                 
 

a

wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m

1

3

8

1

1

3

5

8

9

12

3

*

2,1

 

b

ander bouwwerk geen gebouw zijnde

1

11

12

3

*

Q

In artikel 2.102, vierde lid, wordt «een uitgang» vervangen door: ten minste een uitgang.

R

In artikel 2.103, derde lid, wordt «de in tabel 2.101 aangegeven waarde» vervangen door: 30 m.

S

In artikel 2.104 vervalt het zevende lid onder vernummering van het achtste lid tot zevende lid.

T

In artikel 2.106, eerste lid, wordt «2.104, eerste tot en met zevende lid» vervangen door: 2.104, eerste tot en met zesde lid.

U

In artikel 2.107 vervalt telkens: volgens NEN 6090 bepaalde.

V

Tabel 2.111 komt te luiden:

Tabel 2.111

gebruiksfunctie

leden van toepassing

grenswaarden

     

vluchtroute

beschermde route

extra beschermde vluchtroute

veiligheidsroute

tweede vluchtroute

inrichting vluchtroute

capaciteit van een vluchtroute

vluchtroute

breedte

hoogte

   

artikel

2.112

2.113

2.114

2.115

2.116

2.117

2.118

2.112

2.117

   

lid

1

2

3

4

5

6

7

1

2

1

2

3

1

2

1

2

3

1

2

3

4

5

6

*

4

4

                                                     

[m]

[m]

[m]

1

Woonfunctie

1

4

1

1

1

1

2

3

1

2

3

4

6

45

0,5

1,7

2

Bijeenkomstfunctie

1

2

4

6

2

2

3

2

1

2

3

1

2

3

4

6

*

60

0,5

1,7

3

Celfunctie

2

4

6

2

2

3

2

1

2

3

1

2

3

4

6

*

75

0,5

1,7

4

Gezondheidszorgfunctie

                                                     
 

a

met bedgebied

1

2

4

6

2

2

3

2

1

2

3

1

2

3

4

5

6

*

75

0,5

1,7

 

b

andere gezondheidszorgfunctie

1

2

4

6

2

2

3

2

1

2

3

1

2

3

4

6

*

75

0,5

1,7

5

Industriefunctie

1

2

4

6

2

2

3

2

1

2

3

1

2

3

4

6

*

75

0,5

1,7

6

Kantoorfunctie

1

2

4

6

2

2

3

2

1

2

3

1

2

3

4

6

*

75

0,5

1,7

7

Logiesfunctie

1

2

4

6

2

2

3

2

1

2

3

1

2

3

4

6

*

75

0,5

1,7

8

Onderwijsfunctie

1

2

4

6

2

2

3

2

1

2

3

1

2

3

4

6

*

60

0,5

1,7

9

Sportfunctie

1

2

4

6

2

2

3

2

1

2

3

1

2

3

4

6

*

75

0,5

1,7

10

Winkelfunctie

1

2

4

6

2

2

3

2

1

2

3

1

2

3

4

6

*

75

0,5

1,7

11

Overige gebruiksfunctie

1

2

4

6

2

2

3

2

1

2

3

1

2

3

4

6

*

75

0,5

1,7

12

Bouwwerk geen gebouw zijnde

                                                     
 

a

wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m

1

3

5

1

1

3

4

6

0,7

1,9

 

b

ander bouwwerk geen gebouw zijnde

1

7

6

W

Artikel 2.115 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift van artikel 2.115 komt te luiden: Artikel 2.115 Veiligheidsroute.

2. In het eerste en tweede lid wordt «veiligheidsvluchtroute» vervangen door: veiligheidsroute.

X

In artikel 2.116, derde lid, wordt «veiligheidsvluchtroute» vervangen door: veiligheidsroute.

Y

Tabel 3.1 komt te luiden:

Tabel 3.1

gebruiksfunctie

leden van toepassing

     

geluid van buiten

industrie-, weg- of spoorweglawaai

luchtvaartlawaai

verbouw

tijdelijke bouw

   

artikel

3.2

3.3

3.4

3.5

3.6

3.6

   

lid

*

1

2

3

4

1

2

3

4

*

1

2

1

Woonfunctie

                       
 

a

woonwagen

*

*

 

b

andere woonfunctie

*

1

3

4

1

2

3

4

*

1

2

2

Bijeenkomstfunctie

                       
 

a

voor kinderopvang

*

1

2

3

4

1

2

3

4

*

1

2

 

b

andere bijeenkomstfunctie

3

Celfunctie

4

Gezondheidszorgfunctie

*

1

2

3

4

1

2

3

4

*

1

2

5

Industriefunctie

6

Kantoorfunctie

7

Logiesfunctie

8

Onderwijsfunctie

*

1

3

4

1

2

3

4

*

1

2

9

Sportfunctie

10

Winkelfunctie

11

Overige gebruiksfunctie

12

Bouwwerk geen gebouw zijnde

Z

Artikel 3.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Wet luchtvaart» vervangen door: Luchtvaartwet of de Wet luchtvaart.

2. In het tweede lid wordt «krachtens de Wet luchtvaart vastgestelde 56 dB (A) Lden beperkingengebied of binnen een 35 Ke-geluidcontour» vervangen door «voor de luchthaven Schiphol op de kaarten in bijlage 3B, nummer 4, van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol aangewezen gebied of een krachtens de Wet luchtvaart vastgestelde 56 dB(A) Lden beperkingengebied of een vastgestelde 35 Ke-geluidzone» en wordt «Wet luchtvaart» vervangen door: Luchtvaartwet of de Wet luchtvaart.

3. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid. In het derde lid (nieuw) wordt «eerste tot en met derde lid» telkens vervangen door: eerste en tweede lid.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt «eerste tot en met vierde lid» telkens vervangen door: eerste tot en met derde lid.

AA

In artikel 3.9, tweede lid, wordt «verblijfsgebied» vervangen door: niet-gemeenschappelijke verblijfsruimte.

BB

In artikel 3.13 wordt na «verkeersruimte» ingevoegd: voor het ontsluiten van een woonfunctie.

CC

In artikel 3.24 wordt «artikelen 3.21 en 3.23» vervangen door: artikelen 3.21 tot en met 3.23.

DD

Tabel 3.28 komt te luiden:

Tabel 3.28

gebruiksfunctie

leden van toepassing

grenswaarde

     

luchtverversing verblijfsgebied, verblijfsruimte, toiletruimte en badruimte

thermisch comfort

regelbaarheid

luchtverversing overige ruimten

plaats van de opening

luchtkwaliteit

verbouw

tijdelijke bouw

capaciteit

     

per persoon

   

artikel

3.29

3.30

3.31

3.32

3.33

3.34

3.35

3.36

3.29

   

lid

1

2

3

4

5

6

7

*

1

2

3

1

2

3

4

5

6

7

1

2

3

1

2

3

4

5

6

7

8

9

1

2

*

3

                                                                       

[dm3/s per persoon]

1

Woonfunctie

1

2

4

5

6

7

*

1

2

3

1

2

3

4

1

2

3

1

2

3

4

5

7

8

1

2

*

2

Bijeenkomstfunctie

                                                                   
 

a

voor kinderopvang

3

4

6

7

*

1

2

3

2

3

4

1

2

3

1

4

5

7

8

1

2

*

6,5

 

b

andere bijeenkomstfunctie

3

4

6

7

*

1

2

3

2

3

4

1

2

3

1

4

5

7

8

1

2

4

3

Celfunctie

3

4

6

7

*

1

2

3

2

3

4

1

2

3

1

4

5

7

8

1

2

 
   

1 cel

                                                                 

12

   

2 ander verblijfsgebied

                                                                 

6,5

4

Gezondheidszorgfunctie

3

4

6

7

*

1

2

3

2

3

4

1

2

3

1

4

5

7

8

1

2

 
   

1 bedgebied

                                                                 

12

   

2 ander verblijfsgebied

                                                                 

6,5

5

Industriefunctie

3

4

6

7

2

3

4

1

2

3

1

4

5

7

8

1

2

6,5

6

Kantoorfunctie

3

4

6

7

*

1

2

3

2

3

4

1

2

3

1

4

5

7

8

1

2

6,5

7

Logiesfunctie

                                                                   
 

a

in een logiesgebouw

3

4

6

7

*

1

2

3

2

3

4

1

2

3

1

2

4

5

7

8

1

2

12

 

b

andere logiesfunctie

3

4

5

6

7

*

1

2

3

2

3

4

1

2

3

1

2

4

5

7

8

1

2

12

8

Onderwijsfunctie

3

4

6

7

*

1

2

3

2

3

4

1

2

3

1

4

5

7

8

1

2

*

8,5

9

Sportfunctie

3

4

6

7

*

1

2

3

2

3

4

1

2

3

1

4

5

7

8

1

2

6,5

10

Winkelfunctie

3

4

6

7

*

1

2

3

2

3

4

1

2

3

1

4

5

7

8

1

2

4

11

Overige gebruiksfunctie

                                                                   
 

a

voor het stallen van motorvoertuigen

6

7

1

2

3

2

3

4

5

4

5

7

8

9

1

2

 

b

andere overige gebruiksfunctie

6

7

1

2

3

2

3

4

4

5

7

8

1

2

12

Bouwwerk geen gebouw zijnde

                                                                   
 

a

wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m

2

4

6

7

4

6

1

2

 

b

andere tunnel of tunnelvormig bouwwerk

2

4

6

4

1

2

 

c

ander bouwwerk geen gebouw zijnde

2

4

4

5

1

2

EE

Artikel 3.29 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Een toiletruimte heeft een voorziening voor luchtverversing met een capaciteit van ten minste 7 dm3/s, bepaald volgens NEN 1087.

2. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Een badruimte heeft een voorziening voor luchtverversing met een capaciteit van ten minste 14 dm3/s, bepaald volgens NEN 1087.

FF

Artikel 3.31 komt te luiden:

Artikel 3.31 Regelbaarheid

  • 1. Een voorziening voor natuurlijke toevoer van verse lucht is regelbaar in het gebied van 0% tot 30% van de capaciteit als bedoeld in artikel 3.29 en heeft, bepaald volgens NEN 1087, naast een laagste stand van ten hoogste 10% van die capaciteit en een stand van 100% van die capaciteit, ten minste twee regelstanden in het regelgebied die onderling ten minste 10% in capaciteit verschillen.

  • 2. Een voorziening voor mechanische toevoer van verse lucht heeft een dichtstand, is regelbaar in het gebied van 10% tot 100% van de capaciteit als bedoeld in artikel 3.29 en heeft naast een laagste stand van ten hoogste 10% van die capaciteit en een stand van 100% van die capaciteit ten minste een regelstand in het regelgebied.

  • 3. Een voorziening voor toevoer van verse lucht als bedoeld in het eerste en tweede lid mag zelfregelend zijn in het regelgebied.

GG

In artikel 3.32, vijfde lid, vervalt: met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 50 m2.

HH

Artikel 3.33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: en van een afvoervoorziening voor rook.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt boven tabel 3.33 een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De volgens NEN 2757 bepaalde verdunningsfactor van de uitstoot van een afvoervoorziening voor rookgas heeft ter plaatse van een instroomopening voor de toevoer van verse lucht voor een voorziening voor luchtverversing als bedoeld in artikel 3.29 ten hoogste de in tabel 3.33 aangegeven waarde. Bij de bepaling van de verdunningsfactor blijven afvoervoorzieningen en belemmeringen die op een ander perceel liggen buiten beschouwing.

II

Artikel 3.35 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid mag bij het installeren van een afvoervoorziening voor rookgas bij toepassing van artikel 3.33, tweede lid, niet worden uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

JJ

Tabel 3.37 komt te luiden:

Tabel 3.37

gebruiksfunctie

leden van toepassing

grenswaarde

     

luchtverversing verblijfsruimte, toiletruimte en badruimte

 

luchtverversing overige ruimten

luchtkwaliteit

capaciteit

     

per persoon

   

artikel

3.38

 

3.39

3.40

3.38

   

lid

1

2

3

4

5

6

7

1

2

3

4

5

6

1

2

3

4

5

2

                                         

[dm3/s per persoon]

1

Woonfunctie

1

3

4

5

6

7

1

2

3

1

2

4

5

2

Bijeenkomstfunctie

                                     
 

a

voor kinderopvang

2

3

6

7

1

2

3

1

2

4

5

3,44

 

b

andere bijeenkomstfunctie

2

3

6

7

1

2

3

1

2

4

5

2,12

3

Celfunctie

2

3

6

7

1

2

3

1

2

4

5

 
   

1 cel

                                   

6,40

   

2 andere verblijfsruimte

                                   

3,44

4

Gezondheidszorgfunctie

2

3

6

7

1

2

3

1

2

4

5

3,44

5

Industriefunctie

2

3

6

7

1

2

3

1

2

4

5

3,44

6

Kantoorfunctie

2

3

6

7

1

2

3

1

2

4

5

3,44

7

Logiesfunctie

2

3

4

6

7

1

2

3

1

2

4

5

6,40

8

Onderwijsfunctie

2

3

6

7

1

2

3

1

2

4

5

3,44

9

Sportfunctie

2

3

6

7

1

2

3

1

2

4

5

3,44

10

Winkelfunctie

2

3

6

7

1

2

3

1

2

4

5

2,12

11

Overige gebruiksfunctie

                                     
 

a

voor het stallen van motorvoertuigen

6

7

1

2

4

1

2

4

5

 

b

andere overige gebruiksfunctie

6

7

1

2

3

1

2

4

5

12

Bouwwerk geen gebouw zijnde

                                     
 

a

wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m

1

2

3

6

1

3

 

b

andere tunnel of tunnelvormig bouwwerk voor verkeer

1

2

5

1

 

c

ander bouwwerk geen gebouw zijnde

1

2

3

1

KK

Artikel 3.38 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Een toiletruimte heeft een voorziening voor luchtverversing met een capaciteit van ten minste 7 dm3/s, bepaald volgens NEN 8087.

2. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Een badruimte heeft een voorziening voor luchtverversing met een capaciteit van ten minste 14 dm3/s, bepaald volgens NEN 8087.

LL

Artikel 3.50 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «en een voorziening voor de afvoer van rookgas» en wordt «hebben» vervangen door: heeft.

2. In het derde lid vervalt: met een nominale belasting van niet meer dan 130 kW.

3. In het vierde lid vervalt: en een nominale belasting van niet meer dan 130 kW,.

MM

Het opschrift van artikel 3.61 komt te luiden: Artikel 3.61 Stromingsrichting.

NN

Artikel 3.69, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt «rook» vervangen door: rookgas.

2. In onderdeel c wordt «huishoudelijk afval» vervangen door: huishoudelijk afvalwater en hemelwater.

OO

Artikel 3.73, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt «rook» vervangen door: rookgas.

2. In onderdeel c wordt «afvalwater» vervangen door: huishoudelijk afvalwater en hemelwater.

PP

Tabel 4.8 komt te luiden:

Tabel 4.8

gebruiksfunctie

leden van toepassing

grenswaarden

     

aanwezigheid

bereikbaarheid

afmetingen

verbouw

aanwezigheid

afmetingen

   

artikel

4.9

4.10

4.11

4.12

4.9

4.11

   

lid

1

2

3

4

5

*

1

2

3

4

*

1

3

1

Woonfunctie

                     

[n]

[m]

 

a

voor zorg met een g.o. > 500 m2

1

2

1

2

3

*

1

2,3

 

b

woonwagen

1

2

1

3

*

1

2,1

 

c

andere woonfunctie

1

2

1

3

*

1

2,3

2

Bijeenkomstfunctie

                         
 

a

voor kinderopvang

1

3

4

*

2

 

b

voor alcoholgebruik

1

4

*

1

2

3

*

2

2,3

 

c

andere bijeenkomstfunctie

1

4

1

2

3

*

2

2,3

3

Celfunctie

1

3

4

1

2

3

4

*

2

2,3

4

Gezondheidszorgfunctie

1

3

4

1

2

3

*

2

2,3

5

Industriefunctie

                         
 

a

lichte industriefunctie

 

b

andere industriefunctie

1

4

1

2

3

*

2

2,3

6

Kantoorfunctie

1

3

4

1

2

3

*

2

2,3

7

Logiesfunctie

                         
 

a

in een logiesgebouw

1

5

1

2

3

*

1

2,3

 

b

andere logiesfunctie

1

5

1

2

3

*

1

2,1

8

Onderwijsfunctie

1

3

4

1

2

3

*

2

2,3

9

Sportfunctie

1

4

1

2

3

*

2

2,3

10

Winkelfunctie

1

1

2

3

*

1

2,3

11

Overige gebruiksfunctie

12

Bouwwerk geen gebouw zijnde

QQ

In artikel 4.11, eerste lid, wordt «artikel 4.8,» vervangen door: artikel 4.9.

RR

Tabel 4.13 komt te luiden:

Tabel 4.13

gebruiksfunctie

leden van toepassing

grenswaarden

     

aanwezigheid

bereikbaarheid

afmetingen

aanwezigheid

   

artikel

4.14

4.15

4.16

4.14

   

lid

1

2

3

4

*

1

2

1

                   

[n]

1

Woonfunctie

1

1

1

2

Bijeenkomstfunctie

               
 

a

voor kinderopvang

1

3

4

1

2

 

b

voor alcoholgebruik

1

4

*

1

2

 

c

andere bijeenkomstfunctie

1

4

1

2

3

Celfunctie

1

3

4

1

2

2

4

Gezondheidszorgfunctie

1

3

4

1

2

5

Industriefunctie

               
 

a

lichte industriefunctie

 

b

andere industriefunctie

1

4

1

2

6

Kantoorfunctie

1

3

4

1

2

7

Logiesfunctie

1

2

1

1

8

Onderwijsfunctie

1

3

4

1

2

9

Sportfunctie

1

4

1

2

10

Winkelfunctie

1

1

1

11

Overige gebruiksfunctie

12

Bouwwerk geen gebouw zijnde

SS

Tabel 5.1 komt te luiden:

Tabel 5.1

gebruiksfunctie

leden van toepassing

grenswaarde

     

energieprestatiecoëfficiënt

thermische isolatie

luchtvolumestroom

onverwarmde gebruiksfunctie

verbouw

tijdelijk bouwwerk

energieprestatiecoëfficiënt

thermische isolatie

   

artikel

5.2

5.3

5.4

5.5

5.6

5.7

5.2

5.3

   

lid

1

2

3

1

2

3

4

5

1

2

*

1

2

*

1, 2 en 3

1, 2 en 3

                                 

[–]

[m2.K/W]

1

Woonfunctie

                               
 

a

woonwagen

1

3

1

2

3

4

5

1

2

1

2

*

1,3

2,5

 

b

andere woonfunctie

1

2

3

1

2

3

4

5

1

2

1

2

*

0,6

3,5

2

Bijeenkomstfunctie

1

2

3

1

2

3

4

5

1

2

*

1

*

2

3,5

3

Celfunctie

1

2

3

1

2

3

4

5

1

2

1

*

1,8

3,5

4

Gezondheidszorgfunctie

                               
 

a

met bedgebied

1

2

3

1

2

3

4

5

1

2

1

*

2,6

3,5

 

b

andere gezondheidszorgfunctie

1

2

3

1

2

3

4

5

1

2

1

*

1

3,5

5

Industriefunctie

1

2

3

4

5

1

2

*

1

*

3,5

6

Kantoorfunctie

1

2

3

1

2

3

4

5

1

2

1

*

1,1

3,5

7

Logiesfunctie

                               
 

a

in een logiesgebouw

1

2

3

1

2

3

4

5

1

2

1

*

1,8

3,5

 

b

andere logiesfunctie

1

2

3

1

2

3

4

5

1

2

*

1

*

1,4

3,5

8

Onderwijsfunctie

1

2

3

1

2

3

4

5

1

2

1

*

1,3

3,5

9

Sportfunctie

1

2

3

1

2

3

4

5

1

2

*

1

*

1,8

3,5

10

Winkelfunctie

1

2

3

1

2

3

4

5

1

2

*

1

*

2,6

3,5

11

Overige gebruiksfunctie

12

Bouwwerk geen gebouw zijnde

TT

Artikel 5.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «functieruimte» vervangen door: ruimte die niet wordt verwarmd of die wordt verwarmd voor uitsluitend een ander doel dan het verblijven van personen.

2. In het vierde lid wordt «2,2 W/m2.K» vervangen door: 1,65 W/m2.K.

UU

Artikel 5.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tekst wordt «artikel 5.3,» vervangen door: de artikelen 5.3,.

2. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid zijn op het geheel oprichten of geheel vernieuwen van een dakkapel of van een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht de voorschriften van artikel 5.2 niet van toepassing, en zijn de voorschriften van de artikelen 5.3, eerste tot en met vierde lid, en 5.4 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in artikel 5.4 aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

VV

Tabel 5.8 komt te luiden:

Tabel 5.8

gebruiksfunctie

leden van toepassing

     

duurzaam bouwen

verbouw

   

artikel

5.9

5.10

   

lid

1

2

3

*

             

1

Woonfunctie

       
 

a

woonwagen

 

b

andere woonfunctie

1

3

*

6

Kantoorfunctie

2

3

*

Alle niet hierboven genoemde gebruiksfuncties

WW

In artikel 6.2, vierde lid, wordt na «beschermde vluchtroute» ingevoegd: of beschermde route.

XX

Het derde lid van artikel 6.10 komt te luiden:

  • 3. Een te bouwen bouwwerk met een of meer verblijfsgebieden is aangesloten op het in het warmteplan bedoelde distributienet voor warmte indien:

    • a. het in het warmteplan geplande aantal aansluitingen op dat distributienet op het moment van het indienen van de aanvraag om vergunning voor het bouwen nog niet is bereikt, en

    • b. de aansluitafstand:

      • i. niet groter is dan 40 m, of

      • ii. groter is dan 40 m en de aansluitkosten niet hoger zijn dan bij een aansluitafstand van 40 m.

YY

Artikel 6.18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 6.18 Terreinleiding.

2. In het derde en vierde lid wordt «gebouwaansluiting» vervangen door: terreinleiding.

3. In het vijfde lid, onder a en b, wordt «gebouwaansluitleiding» vervangen door; perceelaansluitleiding.

4. In het vijfde lid, onder c, wordt «gebouwaansluiting» vervangen door: afvoervoorziening of de op het erf of terrein gelegen riolering.

ZZ

In artikel 6.20, zesde en zevende lid, vervalt: bestaande.

AAA

In artikel 6.21, derde lid, wordt «subbrandcompartiment» telkens vervangen door: beschermd subbrandcompartiment.

BBB

In artikel 6.23, eerste lid, vervalt: die voldoet aan het in die norm bedoelde, door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen.

CCC

In artikel 6.26, eerste lid, wordt na «branddoorslag» ingevoegd: , weerstand tegen branddoorslag.

DDD

In artikel 6.28, vierde lid, wordt «brandslanghaspel» vervangen door: brandslanghaspel als bedoeld in het eerste en tweede lid.

EEE

Artikel 6.29 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Een te installeren droge blusleiding voldoet aan NEN 1594.

2. In het zesde lid wordt «een droge blusleiding van een bestaand bouwwerk» vervangen door: een bestaande droge blusleiding.

FFF

In artikel 6.32, eerste lid, vervalt: bestaande.

GGG

In artikel 6.34 wordt «is artikel 6.28, eerste tot en met derde lid, en artikel 6.29» vervangen door: zijn de artikelen 6.28 en 6.29.

HHH

In artikel 6.37, derde lid, onder c, wordt «vrije hoogte» vervangen door: vrijgehouden hoogte.

III

Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt na het tweede lid van artikel 8.4 een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Indien het bevoegd gezag met betrekking tot het uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden beleidsregels als bedoeld in artikel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht heeft vastgesteld, is in afwijking van het tweede lid geen ontheffing vereist indien het uitvoeren van de werkzaamheden voldoet aan die beleidsregels en het bevoegd gezag ten minste twee werkdagen voor de feitelijke aanvang van die werkzaamheden in kennis is gesteld van de aanvang van de werkzaamheden door degene die de werkzaamheden gaat uitvoeren.

JJJ

Artikel 9.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid komt de tweede volzin te luiden: Een dergelijke vergunning wordt aangemerkt als een sloopmelding als bedoeld in artikel 1.26.

2. In het vierde en vijfde lid wordt «behandeld» vervangen door: aangemerkt.

3. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Op een aanvraag om vergunning voor het bouwen of voor brandveilig gebruik, een gebruiksmelding of een sloopmelding, gedaan voor het tijdstip waarop een wijziging van dit besluit in werking treedt, alsmede met betrekking tot enig bezwaar of beroep, ingesteld tegen een beslissing omtrent een dergelijke aanvraag of melding, blijven de voorschriften van dit besluit en de daarop berustende bepalingen van toepassing, die golden op het tijdstip waarop de aanvraag of melding werd gedaan.

KKK

In artikel 9.2, vierde lid, wordt «1 januari 2017» vervangen door «1 april 2022» en wordt «stallingsruimte» vervangen door: stallingruimte.

LLL

Bijlage I komt te luiden:

Bijlage I
       

Gebruiksoppervlakte

Hoogste vloer van de gebruiksfunctie gemeten boven het meetniveau

Omvang van de bewaking, volgens NEN 2535

Doormelding volgens NEN 2535

Inspectiecertificaat als bedoeld in artikel 6.20, zesde lid

Groter dan [m2]

Hoger dan [m]

     

1

Woonfunctie

         
 

a

Woonfunctie voor zorg

         
   

1

Zorgclusterwoning voor zorg op afroep, in een woongebouw

Gedeeltelijk

   

2

Zorgclusterwoning voor 24-uurs zorg niet in een woongebouw

Volledig

   

3

Zorgclusterwoning voor 24-uurs zorg in een woongebouw

Gedeeltelijk

ja

ja

   

4

Groepszorgwoning voor zorg op afspraak

Volledig

   

5

Groepszorgwoning voor zorg op afroep

Volledig

   

6

Groepszorgwoning voor 24-uurs zorg

Volledig

ja

ja

   

7

Andere woonfunctie voor zorg

 

b

Andere woonfunctie

2

Bijeenkomstfunctie

         
 

a

voor het aanschouwen van sport

 

b

kinderopvang voor kinderen jonger dan 4 jaar

200

Volledig

       

1,5

Volledig

ja

ja

 

c

Andere bijeenkomstfunctie

5

Gedeeltelijk

ja

       

50

Volledig

ja

       

500

Niet-automatisch

       

1000

Gedeeltelijk

ja

       

5000

Volledig

ja

3

Celfunctie

Volledig

ja

ja

4

Gezondheidszorgfunctie

         
 

a

gezondheidszorgfunctie met bedgebied

Volledig

ja

ja

 

b

andere gezondheidszorgfunctie

20

Niet-automatisch

ja

       

50

Gedeeltelijk

ja

ja

       

4,1

Niet-automatisch

       

250

1,5

Niet-automatisch

       

500

Niet-automatisch

5

Industriefunctie

         
 

a

lichte industriefunctie

 

b

andere industriefunctie

20

Niet-automatisch

       

750

4,1

Niet-automatisch

       

1500

1,5

Niet-automatisch

       

2500

Niet-automatisch

6

Kantoorfunctie

20

Niet-automatisch

       

50

Gedeeltelijk

ja

       

500

4,1

Niet-automatisch

       

750

1,5

Niet-automatisch

       

1500

Niet-automatisch

7

Logiesfunctie

         
 

a

logiesfunctie niet in een logiesgebouw

 

b

logiesfunctie in een logiesgebouw met 24-uursbewaking

250

Volledig

ja

 

c

logiesfunctie in een logiesgebouw zonder 24-uursbewaking

1,5

Volledig

ja

ja

     

250

Volledig

ja

8

Onderwijsfunctie

4,1

Niet-automatisch

       

50

Gedeeltelijk

ja

       

250

1,5

Niet-automatisch

       

500

Niet-automatisch

9

Sportfunctie

4,1

Niet-automatisch

       

50

Gedeeltelijk

ja

       

500

1,5

Niet-automatisch

       

1000

Niet-automatisch

10

Winkelfunctie

4,1

Niet-automatisch

       

50

Volledig

ja

       

500

1,5

Niet-automatisch

       

1000

Niet-automatisch

       

5000

13

Gedeeltelijk

ja

       

10000

Gedeeltelijk

ja

       

10000

13

Volledig

ja

11

Overige gebruiksfunctie

         
 

a

Besloten overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen

1,5

Niet-automatisch

       

1000

Volledig

       

2500

Volledig

ja

                 
 

b

Besloten overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer

1,5

Niet-automatisch

       

13

Gedeeltelijk

       

1000

Niet-automatisch

       

2500

Gedeeltelijk

ja

 

c

Andere overige gebruiksfunctie

12

Bouwwerk geen gebouw zijnde

ARTIKEL II

Artikel 6.2 van het Besluit omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Met betrekking tot een aanvraag ten aanzien van activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet vragen burgemeester en wethouders, ingeval zij het inwinnen van advies noodzakelijk achten om te kunnen beoordelen of het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft in strijd is met redelijke eisen van welstand als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, onder d, van de wet, advies aan de welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester.

2. In het tweede lid wordt na «betrekken zij» ingevoegd: , indien zij toepassing hebben gegeven aan het eerste lid,.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 februari 2013

Beatrix

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Uitgegeven de achtentwintigste februari 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen

1. Inleiding

Op 1 april 2012 is het Bouwbesluit 2012 in werking getreden. Met dit wijzigingsbesluit op het Bouwbesluit 2012 zijn voorschriften gegeven met betrekking tot de aansluiting op het distributienet voor warmte, ook zijn correcties en verdere vereenvoudigingen aangebracht. Verder bevat het besluit een voorschrift over de aanscherping van de warmtedoorgangscoëfficiënt (U-waarde) voor ramen, deuren, kozijnen en daarmee vergelijkbare constructieonderdelen en een voorschrift voor de energiezuinigheid van geheel nieuwe dakkapellen en aan-of uitbouwen, zoals serres. Ook is in dit besluit rekening gehouden met de eerste praktijkervaringen en recente ontwikkelingen na inwerkingtreding van een veelomvattend en omvangrijk besluit als het Bouwbesluit 2012. Op basis van deze praktijkervaringen zijn bijvoorbeeld enkele onbedoelde verzwaringen ten opzichte van het Bouwbesluit 2003 weggenomen. Verder wordt met dit besluit een wijziging in het Besluit omgevingsrecht (Bor) aangebracht. Met die wijziging zijn burgemeester en wethouders niet langer verplicht om bij de welstandsbeoordeling van bouwplannen advies te vragen aan de welstandscommissie.

Dit besluit zal in werking treden op de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Naar verwachting is dat begin 2013.

2. Procedure en inspraak

Het concept besluit is aan een aantal betrokken organisaties voorgelegd. Ook is het concept voorgelegd aan het Overlegplatform Bouwregelgeving. Waar nodig is het besluit naar aanleiding van de ontvangen reacties aangepast.

3. Code interbestuurlijke verhoudingen

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft aangegeven ten aanzien van het ontwerp van dit besluit geen gebruik te willen maken van haar formele adviesbevoegdheid als bedoeld in de Code interbestuurlijke verhoudingen. Ambtelijk heeft zij enkele tekstaanpassingen voorgesteld, voor zover mogelijk zijn die in het ontwerp verwerkt.

4. Notificatie

Het ontwerpbesluit is op 11 oktober 2012 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2012/573/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). De meeste bepalingen van dit besluit bevatten mogelijk technische voorschriften in de zin van deze richtlijn (notificatierichtlijn). Deze bepalingen zijn verenigbaar met het vrije verkeer van goederen; zij zijn evenredig en waar nodig voorzien van een gelijkwaardigheidsbepaling met het oog op de wederzijdse erkenning (zie artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012).

Door de Commissie zijn vragen gesteld over de voorschriften met betrekking tot het distributienet voor warmte. Deze vragen zijn beantwoord. Ook is de toelichting op het begrip distributienet voor warmte naar aanleiding van deze vragen aangevuld.

Melding aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie ingevolge artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) heeft niet plaatsgevonden nu in casu geen sprake is van significante gevolgen voor de handel.

5. Regeldruk

Algemeen

Dit besluit leidt niet tot een significante wijziging van de regeldruk. Een aanzienlijk deel van de voorschriften heeft betrekking op verbetering van bestaande artikelen, en als zodanig is geen sprake van wijzigingen in de regeldruk. Ook de aanscherping van U-waarde leidt om die reden niet extra regeldruk. De voorschriften met betrekking tot het warmteplan zijn met uitzondering van het bepaalde in artikel 6.10 wel nieuw, maar het opstellen van een warmteplan is niet verplicht. Om die reden is er op dit onderdeel ook geen sprake van het toenemen van regeldruk.

De wijziging van artikel 6.2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) betekent een vermindering van de regeldruk. Gemeenten zijn na inwerkingtreding van deze wijziging niet meer verplicht om advies van de welstandscommissie te vragen voor de toets op welstand.

Nalevingskosten

Wat betreft de aanscherping van de U-waarde wordt op basis van het rapport «Kosteneffectiviteit Rc-aanscherping – Onderzoek naar kosteneffecten», DGMR, 3 april 2012 vastgesteld dat deze aanscherping in het algemeen kosteneffectief is binnen de technische levensduur van de maatregel.

Meer uitgebreid onderzoek naar de bedrijfseffecten is gedaan in het kader van de totstandkoming van Bouwbesluit 2012, zoals gepubliceerd in Staatsblad 2011, 416. Zie hiervoor ook het algemeen deel van de toelichting op dat besluit. Mede op basis van de in dat besluit genoemde onderzoeken is geconcludeerd dat het voorschrift voor de energiezuinigheid van geheel nieuwe dakkapellen en aan- of uitbouwen (onderdeel UU van dit besluit) in het algemeen kosteneffectief kan worden uitgevoerd binnen de technische levensduur. Verder wordt opgemerkt dat de naleving van dit voorschrift in principe niet leidt tot extra kosten voor burgers en bedrijven. Dergelijke nieuwe gebouwdelen worden in de praktijk altijd al op nieuwbouwniveau gerealiseerd.

Administratieve lasten

Op basis van het rapport «Doorrekening administratieve en bestuurlijke lasten – Doorrekening van de effecten van wijzigingen in de regelgeving van het ministerie van BZK op de administratieve lasten voor bedrijven en burgers en de uitvoeringslasten voor overheden» (SIRA, 5 oktober 2012) kan worden vastgesteld dat de wijziging van het Bor waarbij de verplichting voor welstandsadvies bij welstandscommissies komt te vervallen leidt tot een verlaging van de administratieve lasten van naar verwachting ongeveer € 2,6 miljoen voor bedrijven en € 1,3 miljoen en 13.310 uur voor burgers. Ook is op basis van bovengenoemd rapport vastgesteld dat de wijzigingen van het Bouwbesluit 2012 in principe geen effecten hebben op de administratieve of bestuurlijke lasten.

De bepalingen voor het warmteplan hebben ook geen gevolgen voor de administratieve lasten of (anders dan initiële) bestuurlijke lasten. Met deze voorschriften wordt namelijk op vrijwillige basis een nadere uitwerking van de bestaande gelijkwaardigheidsbepaling gegeven voor de aansluitplicht op warmtenetten.

Bestuurlijke lasten

Op basis van het rapport «Doorrekening administratieve en bestuurlijke lasten – Doorrekening van de effecten van wijzigingen in de regelgeving van het ministerie van BZK op de administratieve lasten voor bedrijven en burgers en de uitvoeringslasten voor overheden» (SIRA, september 2012) kan worden vastgesteld dat de wijziging van het Bor (waarbij de verplichting voor welstandsadvies bij welstandscommissies komt te vervallen) leidt tot een reductie van de bestuurlijke lasten voor gemeenten van circa € 1 miljoen.

6. Milieu-effecten

Met dit besluit wordt de warmtedoorgangscoëfficiënt voor ramen, kozijnen en deuren (U-waarde) voor nieuwbouw aangescherpt tot 1,65. Ook wordt de vereiste warmteweerstand (Rc-waarde) en de warmtedoorgangscoëfficiënt (U-waarde) van een uitwendige scheidingsconstructie zoals de gevel, het dak en de beganegrondvloer en de warmtedoorgangscoëfficiënt voor volledig nieuwe dakkapellen en aan- en uitbouwen aangescherpt tot nieuwbouwniveau. Door deze betere isolatie is bij nieuwe gebouwen minder energie nodig om het gebouw te verwarmen.

7. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Het ontwerpbesluit is beoordeeld aan de hand van de standaardtoets op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid (HUF-toets). Deze toets heeft geen aanleiding gegeven tot wijziging van het besluit.

II Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A
Aansluitend terrein

In de definitie van aansluitend terrein wordt voortaan gesproken van «onbebouwd gedeelte van een perceel» in plaats van «onbebouwd perceel». Met deze wijziging is duidelijk gemaakt dat een vluchtroute ook over het onbebouwd gedeelte van het eigen perceel mag voeren.

Beschermd subbrandcompartiment

Beschermd subbrandcompartiment» is gedefinieerd als gedeelte van een bouwwerk dat binnen de begrenzing van een subbrandcompartiment ligt of daarmee samenvalt, dat meer bescherming biedt tegen brand of rook dan een subbrandcompartiment. In de aangepaste definitie is tot uitdrukking gebracht dat een beschermd subbrandcompartiment zowel een gedeelte van een subbrandcompartiment mag zijn, maar ook met het hele subbrandcompartiment mag samenvallen. Uit de oude definitie zou kunnen worden afgeleid dat een beschermd brandcompartiment niet zou mogen samenvallen met een subbrandcompartiment, wat niet juist is. Een beschermd brandcompartiment valt soms met een beschermd subbrandcompartiment samen en soms ook niet. Zie ook de toelichting op «subbrandcompartiment».

Distributienet voor warmte en warmteplan

In onderdeel A worden de begripsomschrijvingen «distributienet voor warmte» en «warmteplan» aan artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012 toegevoegd. Het begrip «distributienet voor warmte» is gedefinieerd als «collectief circulatiesysteem voor het transport van warmte door een circulerend medium voor verwarming of warmtapwater». Onder dit distributienet kan dus zowel een stadsverwarmingsysteem als een «klein» wijk- of buurtverwarmingssysteem worden begrepen. Voor de definitie is voor zover mogelijk aansluiting gezocht bij de begripsomschrijving zoals deze is opgenomen in NVN 7125 van april 2011.

Het warmteplan is gedefinieerd als besluit van de gemeenteraad voor een periode van ten hoogste 10 jaar, inzake de aanleg van een distributienet voor warmte in een bepaald gebied, waarin voor die periode de mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu gebaseerd op de energiezuinigheid van dat distributienet en het opwekkingsrendement van de over dat distributienet getransporteerde warmte bij aansluiting op dat distributienet is opgenomen, waarbij moet worden uitgegaan van het voor die periode geplande aantal aansluitingen op dat distributienet. Het warmteplan wordt door de gemeenteraad vastgesteld voor een periode van ten hoogste 10 jaar, daarna moet in ieder geval een nieuw warmteplan worden vastgesteld. Als de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, kan de gemeenteraad het plan wijzigen (tussentijds een nieuw plan vaststellen of het plan aanpassen). Dit zou het geval kunnen zijn wanneer over de energiezuinigheids- en/of milieuprestatie van het warmtenet actuele gegevens beschikbaar zijn gekomen, die substantieel afwijken van de aan het vastgestelde warmteplan ten grondslag liggende gegevens, of wanneer de bouwopgave in het warmteplangebied in de loop der tijd dusdanig wijzigt dat dit gevolgen heeft voor het geplande aantal aansluitingen op het warmtenet.

Uit de samenhang met artikel 6.10 volgt dat een warmteplan kan worden vastgesteld door gemeenten die tot aanleg van een nieuw distributienet willen overgaan. Wanneer een gemeente in verschillende gebieden tot aanleg van warmtenetten wil overgaan, moet het warmteplan per distributienet worden vastgesteld.

Het gebied moet in het warmteplan zo nauwkeurig mogelijk worden afgebakend, bijvoorbeeld door een van het warmteplan deel uitmakende plankaart.

In het warmteplan moet het geplande aantal aansluitingen op het distributienet worden aangegeven. Dat is van belang omdat de aansluitplicht op grond van artikel 6.10, derde lid, zoals dat in onderdeel XX is aangepast, niet meer van toepassing is op in het warmteplangebied te bouwen bouwwerken wanneer het in het warmteplan geplande aantal aansluitingen daadwerkelijk is bereikt. Dit wordt beoordeeld op het moment van het indienen van de aanvraag om vergunning voor het bouwen. Als aan het geplande aantal aansluitingen is voldaan is vrijwillige aansluiting uiteraard niet uitgesloten. In de fase dat bedoeld aantal aansluitingen nog niet is bereikt, geldt de aansluitplicht overigens ook wanneer het definitieve distributienet nog niet gereed is en bouwwerken tijdelijk collectief van warmte worden voorzien door transport van in hulpketels opgewekte warmte totdat de definitieve infrastructuur gereed is.

In het warmteplan moet de te bereiken mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu van de aansluiting op het distributienet voor warmte, gebaseerd op de energiezuinigheid van dat distributienet en het opwekkingsrendement van de over dat distributienet getransporteerde warmte worden aangegeven. Het gaat daarbij om de mate die bereikt wordt wanneer het in het warmteplan aangegeven aantal aansluitingen op dat distributienet is bereikt. Deze mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu moet duidelijk zijn aangegeven, bijvoorbeeld aan de hand van getallen voor CO2, en NOx, zodat eenvoudig kan worden getoetst of sprake is van een aan aansluiting op het warmtenet gelijkwaardige oplossing.

De gemeenteraad is bevoegd het warmteplan vast te stellen. Hiermee is zeker gesteld dat de te maken gemeentelijke keuzen over de aanleg van warmtenetten in een gebied op een voor belanghebbenden transparant en democratisch gelegitimeerd proces tot stand komen. Voor het warmteplan gelden – behoudens hetgeen in dit besluit is opgenomen – geen specifieke inhoudelijke vereisten. Het plan wordt voorbereid met toepassing van de algemene voorschriften van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht, er gelden geen specifieke procedurele vereisten. Het plan wordt bekendgemaakt met toepassing van afdeling 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht. Bij het opnieuw vaststellen (wijzigen) van het warmteplan geldt hetzelfde.

Als een gemeente geen warmteplan heeft vastgesteld of wanneer de gemeente het warmteplan niet tijdig (binnen de afgesproken periode) opnieuw heeft vastgesteld, dan kan in een dergelijke gemeente artikel 6.10, derde lid, niet worden toegepast. In een dergelijke gemeente kan uiteraard op basis van vrijwilligheid worden aangesloten op het warmtenet. Zie ook de toelichting op de onderdelen B en XX.

Subbrandcompartiment

Subbrandcompartiment» is gedefinieerd als gedeelte van een bouwwerk dat binnen de begrenzing van een brandcompartiment ligt of daarmee samenvalt, bestemd voor beperking van verspreiding van rook of verdere beperking van het uitbreidingsgebied van brand. In de aangepaste definitie is tot uitdrukking gebracht dat een subbrandcompartiment zowel een gedeelte van een brandcompartiment mag zijn, maar ook met het hele brandcompartiment mag samenvallen. Uit de oude definitie zou kunnen worden afgeleid dat een subbrandcompartiment niet zou mogen samenvallen met een brandcompartiment, wat niet zo is. Een subbrandcompartiment valt soms met een brandcompartiment samen en soms ook niet. Zie ook de toelichting op «beschermd subbrandcompartiment».

Veiligheidsroute

Het nieuwe begrip veiligheidsroute, gedeelte van een extra beschermde vluchtroute dat voert door een niet besloten ruimte en aansluitend daarop door een ruimte die in de vluchtrichting uitsluitend kan worden bereikt vanuit een niet besloten ruimte, is nodig omdat zonder dat begrip een verzwaring ten opzichte van het Bouwbesluit 2003 zou kunnen ontstaan voor bestaande gebouwen met een veiligheidstrappenhuis. Omdat deze verzwaring niet was beoogd is nu een definitie voor veiligheidsroute opgenomen die qua strekking vergelijkbaar is met de oude definitie (Bouwbesluit 2003) voor veiligheidstrappenhuis. In de artikelen 2.115 en 2.116 wordt voor bestaande bouw voortaan gesproken van veiligheidsroute in plaats van veiligheidsvluchtroute. Zie ook de toelichting op onderdeel X.

Vrije breedte

De eerdere verwijzing naar NEN 2580 in de definitie van «vrije breedte» was onjuist, deze norm bevat geen definitie van vrije breedte. Daarom wordt deze begripsbepaling voortaan gedefinieerd als de kleinste afstand tussen constructieonderdelen aan weerskanten van een doorgang.

Onderdeel B

Met het nieuwe derde lid van artikel 1.3 wordt de toepassing van het gelijkwaardigheidsbeginsel op de aansluiting als bedoeld in het derde lid van artikel 6.10 ingekaderd. In het nieuwe derde lid van artikel 1.3 is aangegeven aan welke energiezuinigheids- en milieucriteria een andere oplossing dan een aansluiting op het warmtenet moet voldoen om in een voorkomend geval als gelijkwaardig aan die aansluiting te kunnen worden aangemerkt. Bij de beoordeling van die gelijkwaardigheid moeten de energiezuinigheids- en milieuprestaties van de aangedragen andere oplossing vergeleken worden met de prestaties bij aansluiting op het warmtenet. Referentiekader daarbij is de mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu zoals deze in het warmteplan is opgenomen. De prestaties van het warmtenet moeten daarom voldoende concreet in het warmteplan zijn opgenomen. Indien,bijvoorbeeld, in het warmteplan alleen gegevens over de CO2- uitstoot van het warmtenet zijn opgenomen en niet over NOx-effecten, dan moeten de milieuprestaties van de te beoordelen andere oplossing uitsluitend met betrekking tot de CO2- uitstoot worden bepaald en mag NOx niet als factor in beschouwing worden genomen. Als een gemeente voor energiezuinigheid de wettelijk vastgestelde EPC wil realiseren, dan kan de gemeente in het warmteplan volstaan met de vermelding dat de wettelijke EPC wordt nagestreefd. Aanleg van nieuwe warmtenetten geschiedt veelal in gebieden met een grote bouwopgave (bijvoorbeeld een nieuwe woonwijk met meerdere duizenden woningen). De uitvoering van zo’n bouwopgave en – in samenhang daarmee – van de aanleg van het distributienet voor warmte geschiedt niet in één keer, maar gefaseerd. De uiteindelijke prestatie van het distributienet ten aanzien van energiezuinigheid en bescherming van het milieu treedt pas op vanaf het moment dat het in het warmteplan aangegeven aantal aansluitingen is bereikt. De beoordeling van de gelijkwaardigheid van een aangedragen andere oplossing moet daarom plaatsvinden op basis van die uiteindelijke energiezuinigheids- en milieuprestaties van het warmtenet, zoals die in het warmteplan zijn aangegeven.

Onderdeel C

In artikel 1.19 wordt een lid toegevoegd. Met dit nieuwe vijfde lid worden eisen gesteld aan de gegevens en bescheiden die aan het bevoegd gezag moeten worden verstrekt. Hiermee is artikel 1.19 meer in overeenstemming gebracht met artikel 1.26, dat betrekking heeft op de sloopmelding. In het zesde lid (nieuw), onderdeel d, is «en/of» om reden van wetgevingstechniek vervangen door of. Dit wijzigt de betekenis van dat onderdeel dat betrekking heeft op brand- en/of rookwerende scheidingsconstructies niet. Aan het zesde lid (was het vijfde lid) is aan de opsomming van de bij een gebruiksmelding te verstrekken gegevens een nieuw onderdeel e toegevoegd. Voortaan moeten ook gegevens en bescheiden over de aard en plaats van de brandveiligheidsinstallaties worden aangeleverd. Dit was in de praktijk al gebruikelijk.

Onderdeel D

In artikel 1.25, tweede lid, is «ten minste op de dag» vervangen door uiterlijk op de eerste werkdag na de dag. Met deze verduidelijking is dit voorschrift bovendien in overeenstemming met het vergelijkbare voorschrift van artikel 1.33, tweede lid.

Onderdeel E

Het eerste lid van artikel 1.26 is gewijzigd en bevat nu een duidelijke verbodsbepaling. Het is verboden om zonder of in afwijking van de sloopmelding te slopen indien daarbij asbest wordt verwijderd of indien de hoeveelheid afval naar redelijke inschatting meer dan 10 m3 zal bedragen. Het oorspronkelijke eerste lid, dat alleen aangaf hoe de melding van een voornemen tot slopen waarbij asbest wordt verwijderd of waarbij de hoeveelheid afval naar redelijke inschatting meer dan 10 m3 zal bedragen, moet plaatsvinden is nu verwerkt in het nieuwe vierde lid (was vijfde lid).

Op grond van het vierde lid (nieuw) moet een sloopmelding ten minste vier weken voor de voorgenomen aanvang van het uitvoeren van sloopwerkzaamheden schriftelijk worden ingediend bij het bevoegd gezag. Deze termijn is ten minste vijf werkdagen als er sprake is van de in de onderdelen a en b genoemde gevallen. Op grond van het nieuwe vijfde lid (was vierde lid) mag indien dit naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig is worden afgeweken van de in het vierde lid bedoelde termijnen.

Het zesde lid is zo gewijzigd dat de verplichting een rapport van een akoestisch onderzoek te verstrekken niet alleen afhankelijk is van de vraag of de waarden bedoeld in artikel 8.4, eerste en tweede lid, worden overschreden, maar ook van de vraag of aannemelijk is dat niet aan de beleidsregels als bedoeld in artikel 8.4, derde lid, wordt voldaan.

Aan artikel 1.26 is een negende lid toegevoegd waarmee duidelijk wordt gemaakt dat met één sloopmelding kan worden volstaan als er meerdere bouwwerken op hetzelfde terrein of op met elkaar samenhangende terreinen moeten worden gesloopt. Dit kan bijvoorbeeld van belang zijn voor het slopen van een winkelcentrum.

Onderdeel F

Artikel 1.31 had betrekking op de samenloop van een sloopmelding met een aanvraag om een omgevingsvergunning. In het eerste lid werd bepaald dat wanneer de sloopmelding en de vergunningaanvraag gelijktijdig werden gedaan, dit op dezelfde wijze elektronisch danwel op papier moest plaatsvinden. Dit was in feite een overbodige bepaling omdat bij een melding en indiening deels elektronisch en deels op papier nooit sprake kan zijn van zuivere gelijktijdigheid. Om die reden vervalt het eerste lid. Tevens wordt opgemerkt dat het tweede en het derde lid waren gebaseerd op de achterhaalde veronderstelling dat het bevoegd gezag voor de melding een ander bevoegd gezag kon zijn dan het bevoegd gezag voor de vergunningaanvraag. Dit is niet het geval. Het tweede en derde lid vervallen ook.

Onderdelen G, H en I

Met de wijzigingen in de onderdelen G, H en I is invulling gegeven aan de motie Van Bochove c.s. (Kamerstukken II 2011/2012, 32 757, nr. 13) tot het opnemen van een meer uitgebreide regeling voor het voorkomen van overklauterbaarheid bij ramen in voor kinderen bestemde ruimten. Met de aanpassing van tabel 2.16 worden de artikelen 2.19, tweede lid, en 2.20, eerste lid (artikel 2.20, oud) voortaan aangestuurd voor alle gebruiksfuncties, behalve industrie en bouwwerken geen gebouw zijnde. Hierdoor wordt de overklauterbaarheidseis uitgebreid naar alle bouwwerken waar mogelijkerwijs kinderen jonger dan 12 jaar aanwezig kunnen zijn. Aan de artikelen 2.19 en 2.20 is vervolgens een lid toegevoegd met als strekking dat de eisen van artikel 2.19, tweede lid, respectievelijk artikel 2.20, eerste lid (nieuw), niet van toepassing zijn op vloerafscheidingen in een gedeelte van een gebouw dat niet is bestemd voor kinderen jonger dan 12 jaar. Deze uitzonderingsmogelijkheden worden echter niet aangestuurd voor die gebruiksfuncties waar altijd kinderen jonger dan 12 jaar te verwachten zijn (zoals bij kinderopvang en basisscholen). Alle ruimten in dergelijke gebruiksfuncties moeten dus voldoen aan de overklauterbaarheidseisen.

De wijzigingen in het tweede lid van artikel 2.19 zijn redactioneel. Met de vervanging van het begrip «breedte» door «waardoor een bol kan passeren met een doorsnede» is het voorschrift in overeenstemming gebracht met het eerste lid van dat artikel. Verder is in het voorschrift verduidelijkt dat het gaat om de hoogte boven een vloer, een tredevlak of een vloer van een hellingbaan.

Ook eerste lid van artikel 2.20 (was het enige voorschrift) is zo gewijzigd dat duidelijk is dat het voorschrift betrekking heeft op vloeren, tredevlakken en vloeren van hellingbanen.

Onderdeel J

Met de gewijzigde tabel 2.66 is artikel 2.71, tweede lid voortaan ook voor overige gebruiksfuncties aangestuurd en zijn de artikelen 2.73 en 2.74 voortaan ook voor de andere woonfunctie aangestuurd. Verder is de onjuiste koptekst bij de grenswaarden voor artikel 2.69 aangepast.

Onderdeel K

In artikel 2.69 is «een voor personen bestemde vloer» vervangen door «een vloer». Een niet voor personen bestemde vloer kan namelijk ook beloopbaar zijn. Hierdoor zouden voor deze beloopbare delen de artikelen de artikelen 2.67 en 2.68 van toepassing zijn. Dit is een onbedoelde verzwaring ten opzichte van het Bouwbesluit 2003 omdat de voorschriften in de artikelen 2.67 en 2.68 (bepalingsmethode en de brand- en rookklassen) alleen betrekking hebben op niet beloopbare vlakken. Met het schrappen van de zinsnede «voor personen bestemde» is het voorschrift weer in overeenstemming gebracht met het vergelijkbare voorschrift in het Bouwbesluit 2003 dat ook uitging van «een vloer» en niet van «voor personen bestemde vloer».

Onderdelen L en M

In het eerste lid van artikel 2.78 is «heeft de bovenzijde van voor personen bestemde vloer, een trap of een hellingbaan» vervangen door «geldt voor de bovenzijde van een vloer, een trap of een hellingbaan die grenst aan de binnenlucht». Hiermee richt het eerste lid zich evenals artikel 2.76 uitsluitend op de aan de binnenlucht grenzende zijde.

Het tweede lid is toegevoegd omdat artikel 2.78 voor de bovenzijde van een vloer, trap of hellingbaan ten onrechte geen afwijking van artikel 2.77 bevatte. Als gevolg daarvan golden voor een beloopbaar buitenoppervlak de voorschriften van artikel 2.77, wat een onbedoelde verzwaring was ten opzichte van het vergelijkbare voorschrift in het Bouwbesluit 2003. In het eerste lid en in het derde lid (nieuw) is bovendien voor personen bestemde vloer, trap of hellingbaan vervangen door vloer, trap of hellingbaan om dit artikel ook in dit opzicht in overeenstemming met het niveau van eisen van het Bouwbesluit 2003 te brengen. Het voorschrift van het derde lid heeft voortaan niet alleen een afwijking van het eerste lid maar ook van het nieuwe tweede lid. Zie ook de toelichting op onderdeel K. Tabel 2.75 is overeenkomstig aangepast. Verder is in deze tabel de aansturing van de grenswaarden van artikel 2.76, eerste lid, geschrapt voor het bouwwerk geen gebouw zijnde. Deze grenswaarden hadden geen betekenis omdat het eerste lid niet op bouwwerken geen gebouw zijnde van toepassing is.

Onderdelen N en O

De artikelen 2.98, vijfde lid, en 2.99, derde lid, waren ten onrechte aangestuurd voor de bijeenkomstfunctie voor kinderopvang met bedgebied. Deze onbedoelde verzwaring ten opzichte van het Bouwbesluit 2003 is in tabel 2.97 gecorrigeerd. Omdat artikel 2.99, derde lid, alleen voor de bijeenkomstfunctie voor kinderopvang met bedgebied was aangestuurd vervalt dit derde lid onder van nummering van de overige leden.

Onderdeel P

In tabel 2.101 is voor de logiesfunctie (zowel een in een logiesgebouw gelegen logiesfunctie als een andere logiesfunctie) de aansturing van artikel 2.102, twaalfde lid, vervallen. Dit lid is overbodig omdat bij de logiesfunctie het subbrandcompartiment en het beschermde subbrandcompartiment altijd samenvallen. Voor de overige wijzigingen in de tabel wordt verwezen naar de toelichting op de onderdelen R en S.

Onderdeel Q

Het begrip «een uitgang» in artikel 2.102, vierde lid, moet zo worden uitgelegd dat de eis gold voor iedere uitgang van het subbrandcompartiment. Dit zou een onbedoelde verzwaring betekenen ten opzichte van het Bouwbesluit 2003. Daarom is teruggegaan naar het begrip «ten minste een uitgang».

Onderdeel R

Omdat artikel 2.103 niet wordt aangestuurd voor de celfunctie, zijn de loopafstanden voor alle aangestuurde gebruiksfuncties 30 m. Om die reden is in artikel 2.103, derde lid, de verwijzing naar de grenswaarde in tabel 2.101 vervangen door de loopafstand. De tabel is overeenkomstig aangepast.

Onderdelen S en T

Op grond van het eerste lid van artikel 2.104 moet elke vluchtroute vanaf de uitgang van een subbrandcompartiment een extra beschermde vluchtroute zijn. In het zevende lid van artikel 2.104 werd dit voor een trappenhuis in een logiesfunctie nogmaals geregeld. In onderdeel T vervalt daarom dit overbodige zevende lid van artikel 2.104. De tabel is overeenkomstig aangepast. Ook de verwijzing in artikel 2.106, eerste lid, naar artikel 2.104 is overeenkomstig aangepast.

Onderdeel U

Omdat in de begripsbepaling van permanente vuurlast naar NEN 6090 wordt verwezen, is de verwijzing in artikel 2.107 naar deze norm overbodig. Deze verwijzing is derhalve vervallen.

Onderdelen V tot en met X

Met het nieuwe begrip veiligheidsroute wordt een onbedoelde verzwaring ten opzichte van het Bouwbesluit 2003 gecorrigeerd (zie ook de toelichting op onderdeel A). In de artikelen 2.115 en 2.116 is het begrip veiligheidsvluchtroute daarom vervangen door veiligheidsroute. In tabel 2.111 is het kopje van artikel 2.115 overeenkomstig aangepast. Opgemerkt wordt dat de tabel verder niet is gewijzigd.

Onderdelen Y en Z

In het Bouwbesluit 2012 werd eerder alleen verwezen naar de Wet luchtvaart. Omdat nog niet alle aanwijzingsbesluiten op basis van de Luchtvaartwet zijn vervangen door een luchthavenbesluit op basis van de Wet luchtvaart is in het eerste en tweede lid van artikel 3.4 een verwijzing naar de Luchtvaartwet toegevoegd.

Ook is in het tweede lid van artikel 3.4 van het Bouwbesluit 2012 een specifieke verwijzing naar het beperkingengebied bij de luchthaven Schiphol opgenomen. een dergelijk voorschrift was eerder niet opgenomen, omdat, zoals ook in de toelichting op het Bouwbesluit 2012 (Stb 2011, 416) was opgenomen, was aangenomen dat de contouren voor Schiphol waren opgenomen in de Regeling geluidwerende voorzieningen 1997 (RGV 1997). De RGV 1997 geldt echter alleen voor subsidie voor het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen aan de bestaande bouw. Met de wijziging van het tweede lid wordt dit nu gecorrigeerd.

De in het derde lid genoemde 26 LAeq-geluidzone is sedert sinds 2003 alleen van belang voor subsidieaanvragen voor het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen. Er is geen noodzaak om het in dat lid genoemde geluidsniveau voor te schrijven. Het derde lid vervalt derhalve onder vernummering van het vierde en vijfde lid. Tabel 3.1 is overeenkomstig aangepast.

Onderdeel AA

In het tweede lid van artikel 3.9 wordt «verblijfsgebied» vervangen door niet-gemeenschappelijke verblijfsruimte. Hiermee is het tweede lid in overeenstemming gebracht met het eerste lid. De geluidseisen zijn nu in beide leden gekoppeld aan verblijfsruimten. Hiermee is maximum installatie-geluidsniveau van een mechanische voorziening voor luchtverversing, warmteopwekking of warmteterugwinning in alle gevallen voldoende gewaarborgd voor verblijfsruimten.

Onderdeel BB

In artikel 3.13 wordt voortaan gesproken van een besloten gemeenschappelijke verkeersruimte voor het ontsluiten van een woonfunctie. Met deze toevoeging van «voor het ontsluiten van een woonfunctie» wordt verduidelijkt dat het voorschrift niet van toepassing is op een vluchtroute of brandtrap. Dit is in overeenstemming met het vergelijkbare voorschrift in het Bouwbesluit 2003.

Onderdeel CC

In het verbouwartikel is «de artikelen 3.21 en 3.23» gewijzigd in de artikelen 3.21 tot en met 3.23. Hiermee is artikel 3.22, factor van de temperatuur, voortaan bij verbouw ook van overeenkomstige toepassing. Waarbij ook voor dit artikel het rechtens verkregen niveau als ondergrens geldt.

Onderdelen DD, EE, JJ en KK

De artikelen 3.29 (nieuwbouw) en 3.38 (bestaande bouw) waren zo geformuleerd dat er in het zesde lid ten onrechte geen sprake was van een verplichting om een voorziening voor luchtverversing voor een toiletruimte en voor een badruimte te hebben. Met de voorliggende wijziging is duidelijk gemaakt dat zowel een toiletruimte als een badruimte een dergelijke voorziening moeten hebben. Het gewijzigde voorschrift is daarbij in een zesde lid (voor toiletruimten) en een zevende lid (voor badruimten) gesplitst. Het voorschrift is hiermee weer in overeenstemming met het niveau van eisen dat in het Bouwbesluit 2003 was voorgeschreven. De tabellen 3.28 (onderdeel DD) en 3.37 (onderdeel JJ) zijn overeenkomstig aangepast.

Onderdeel FF

Artikel 3.31, regelbaarheid, ziet toe op de regelbaarheid van de voorziening van toevoer van verse lucht. Met de wijziging van dit artikel is een onderscheid aangebracht tussen natuurlijke toevoer (eerste lid) en mechanische toevoer (tweede lid). In het derde lid is aangegeven dat – ongeacht of het natuurlijke of mechanische toevoer betreft – de voorziening zelfregelend mag zijn.

Het eerste lid betreft de regelbaarheid van de natuurlijke toevoer van ventilatielucht direct van buiten, bijvoorbeeld door een kiepraampje, ongeacht de vraag of de afvoer natuurlijk of mechanisch is. Het gaat er in dit lid om dat de beweegbare componenten bestemd voor het regelen van de capaciteit van de toevoer van verse lucht in verschillende (instel)standen kunnen worden gefixeerd.

Het tweede lid stelt eisen aan de regelbaarheid van de mechanische toevoer van ventilatielucht zoals bijvoorbeeld bij een balansventilatiesysteem. Het gaat om een mechanische toevoer (door de ventilator) van verse ventilatielucht ongeacht de vraag of de afvoer natuurlijk of mechanisch is. Op een systeem waarbij de lucht natuurlijk wordt toegevoerd en mechanisch afgevoerd is dus uitsluitend het eerste lid van toepassing. In de meeste gevallen zal de regelbaarheid voor de toevoer op basis van een ventilatiebalans gelijk zijn aan regelbaarheid voor de afvoer. Uit het tweede lid volgt dat de mechanische toevoer een dichtstand heeft (die kan worden bereikt door de stroomtoevoer of de ventilatiemotor uit te schakelen) en ten minste de hierna genoemde drie ventilatiestanden moet hebben: de minimumstand een tussenliggende instelstand en een stand die de in artikel 3.29 bedoelde ventilatiecapaciteit waarborgt. Eventueel tussenliggende standen zijn niet verder voorgeschreven en zijn afhankelijk van het gekozen systeem. Een voorziening voor de toevoer van ventilatielucht hoeft niet altijd regelbaar te zijn door middel van door mensen in te stellen regelstanden als aangegeven in het eerste en tweede lid. Het derde lid staat namelijk binnen de randvoorwaarden van het eerste en tweede lid een zelfregelende toevoervoorziening toe. Tabel 3.28 (onderdeel DD) is overeenkomstig gewijzigd.

Onderdeel GG

In artikel 3.32, vijfde lid, is «met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 50 m2» vervallen. Hiermee is duidelijk dat de eisen aan de luchtverversing voor parkeergarages ongeacht de omvang gelden. Met deze wijziging is het voorschrift in overeenstemming met de regels voor het bieden van parkeergelegenheid in een parkeergarage krachtens het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).

Onderdeel HH

In het eerste lid van artikel 3.33 vervalt «en van een afvoervoorziening voor rook». Na het eerste lid wordt een nieuw tweede lid tussengevoegd, met daarin een voorschrift voor de afvoervoorziening van rookgas. In dit nieuwe tweede lid is het bepalen van de verdunningsfactor van de uitstoot van rookgasafvoer niet meer gekoppeld aan NEN 1087 maar aan NEN 2757. Hiervoor is gekozen omdat NEN1087 niet van toepassing is op de rookgasafvoer van een opstelplaats van een verbrandingstoestel met meer dan 130 kW. NEN 2757 heeft wel voorschriften voor dergelijke grote verbrandingstoestellen. Opgemerkt wordt dat in het Bouwbesluit 2003 de verdunningsfactor bij de rookgasafvoer op twee plaatsen was geregeld, in artikel 3.52 met toepassing van NEN 1087 en in artikel 3.94 met toepassing van NEN 2757. Voortaan zijn de voorschriften met betrekking tot de verdunningsfactor voor rookgasafvoer alleen in artikel 3.33 opgenomen en niet meer in afdeling 3.8 toevoer van verbrandingslucht en afvoer van rookgas.

Overigens wordt opgemerkt dat met het vervangen van het begrip «rook» door rookgas in dit artikel recht wordt gedaan aan het onderscheid tussen rookgassen als gevolg van bedoelde verbranding in toestellen en rook bij onbedoelde brand.

Onderdeel II

Aan artikel 3.35 (verbouw) wordt een tweede lid toegevoegd. Dit nieuwe tweede lid bepaalt dat bij het installeren van een geheel nieuwe afvoervoorziening de nieuwbouweis van artikel 3.33 onverkort geldt. In een dergelijk geval is het bij de toepassing van artikel 3.33 niet toegestaan uit te gaan van het rechtens verkregen niveau. Hiermee wordt bovendien voorkomen dat bij het ontbreken van een rechtens verkregen niveau er geen eisen gelden voor de verdunningsfactor, wat zou kunnen leiden tot gevaarlijke gezondheidssituaties.

Onderdeel LL

In het derde en vierde lid vervalt de beperking tot toestellen met een nominale belasting van niet meer dan 130 kW. Nu het derde en vierde lid daarmee voortaan betrekking hebben op voorzieningen voor de afvoer van rookgas voor verbrandingstoestellen ongeacht de capaciteit, is het niet meer nodig om het in het eerste lid opgenomen voorschrift voor een voorziening voor de afvoer van rookgas voor een opstelplaats van een verbrandingstoestel met een nominale belasting van meer dan 130 kW te handhaven. Om die reden is het eerste lid zo aangepast dat dat lid voortaan alleen geldt voor de voorziening voor de toevoer van verbrandingslucht met een nominale belasting van meer dan 130 kW.

Onderdeel MM

Met de wijziging van het kopje van artikel 3.61, wordt recht gedaan aan de inhoud van het artikel dat zowel op de toevoer van verbrandingslucht als afvoer van rookgas betrekking heeft.

Onderdelen NN en OO

In de artikelen 3.69 (openingen, nieuwbouw) en 3.73 (openingen, bestaande bouw) zijn een tweetal tekstuele verduidelijkingen aangebracht. Het begrip «rook» is vervangen door «rookgas» en «huishoudelijk afval» respectievelijk «afvalwater» zijn vervangen door «huishoudelijk afvalwater en hemelwater».

Onderdeel PP

In tabel 4.8 wordt de bijeenkomstfunctie voortaan onderscheiden in een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang, voor alcoholgebruik en andere bijeenkomstfunctie. Met het opnemen van de nieuwe bijeenkomstfunctie voor alcoholgebruik is de opzet en indeling van de tabel op dat onderdeel in overeenstemming gebracht met de tabel voor bestaande bouw (tabel 4.13). Met deze niet inhoudelijke wijziging is de aansturing van artikel 4.10 bovendien beter leesbaar.

Onderdeel QQ

In artikel 4.11, eerste lid, werd ten onrechte verwezen naar artikel 4.8 in plaats van artikel 4.9. Dit is gecorrigeerd.

Onderdeel RR

In tabel 4.13 was het derde lid van artikel 4.14 ten onrechte aangestuurd voor de «andere industriefunctie» en de sportfunctie. Dit is gecorrigeerd.

Onderdeel SS en UU

In tabel 5.1 is de aansturing van het nieuwe tweede lid van artikel 5.6 opgenomen. In het nieuwe tweede lid van artikel 5.6 (verbouw) is een specifiek voorschrift voor nieuwe dakkapellen en zogenoemde bijbehorende bouwwerken opgenomen. Bij het geheel oprichten of geheel vernieuwen van een dakkapel of van een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) geldt wat betreft de thermische isolatie het nieuwbouwniveau onverkort. Onder een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in bijlage II bij het Bor wordt verstaan: de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Zie ook de toelichting op die begripsbepaling in Staatsblad 2010, 696. Onder het geheel oprichten of geheel vernieuwen van een bijbehorend bouwwerk wordt bijvoorbeeld begrepen het uitbouwen van een woonkamer of keuken en het plaatsen van een dakopbouw. Er wordt op gewezen dat het bij bijbehorende bouwwerken in de zin van het Bor niet alleen om bouwwerken op de begane grond gaat maar ook om bouwwerken op verdiepingen of in de kapconstructie. Bij nieuwe dakkapellen en aan- of uitbouwen mag dus in afwijking van het algemene voorschrift (was enig voorschrift, nu het eerste lid) niet worden uitgegaan van het rechtens verkregen niveau, behalve bij toepassing van artikel 5.4 (luchtvolumestroom) waar wel mag worden uitgegaan van het rechtens verkregen niveau. Met dit nieuwe voorschrift wordt invulling gegeven aan een toezegging aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2011/2012, 32 757, nr. 40).

Onderdeel TT

In artikel 5.3 is in het derde lid «functieruimte» vervangen door een ruimte die niet wordt verwarmd of die wordt verwarmd uitsluitend voor een ander doel dan het verblijven van personen. Met deze wijziging wordt tot uitdrukking gebracht dat er naast functieruimten ook andere ruimten zijn die niet worden verwarmd of beperkt worden verwarmd. Een technische ruimte of een onverwarmde sporthal zijn voorbeelden van dergelijke ruimten. Het derde lid, dat eisen aan de warmteweerstand (Rc-waarde) van de inwendige scheidingsconstructie met een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte stelt, is dus ook op dergelijke ruimten van toepassing. Hiermee is het derde lid in overeenstemming gebracht met het vergelijkbare voorschrift uit het Bouwbesluit 2003.

In het vierde lid van artikel 5.3 is de warmtedoorgangscoëfficiënt (U waarde) van ten hoogste 2,2 W/m2.K aangescherpt naar 1,65 W-m2.K. Met dit nieuwe voorschrift. wordt invulling gegeven aan een toezegging aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2011/2012, 32 757, nr. 40).

Onderdeel VV

Met de nieuwe tabel 5.8 is een onjuistheid in de aansturing gecorrigeerd. In de gewijzigde tabel worden ook artikel 5.9, derde lid, en artikel 5.10 aangestuurd.

Onderdeel WW

In het vierde lid van artikel 6.2 is het begrip «beschermde route» toegevoegd. Hiermee is ook voor beschermde routes in bestaande bouwwerken noodverlichting verplicht. Of een vluchtroute een beschermde vluchtroute of beschermde route is volgt uit afdeling 2.12. Indien een vluchtroute door een ruimte voert die breder is dan de voor het vluchten benodigde breedte behoeft alleen in het gedeelte dat daadwerkelijk voor het vluchten nodig is noodverlichting te worden toegepast. Zie voor een toelichting op het begrip beschermde route de toelichting op artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012.

Onderdeel XX

Op basis van het gewijzigde derde lid van artikel 6.10 is de verplichting om aangesloten te zijn op het warmtenet niet alleen afhankelijk van de aansluitafstand maar ook van de vraag of het in het warmteplan geplande aantal aansluitingen op het distributienet op het moment van het indienen van de aanvraag om vergunning voor het bouwen nog niet is bereikt. Zie de toelichting op de onderdelen A (begripsbepalingen distributienet voor warmte en warmteplan) en B (gelijkwaardigheidsbepaling).

Onderdeel YY

In artikel 6.18 is een aantal wijzigingen in de gebruikte terminologie aangebracht. Het kopje «gebouwaansluiting» is bijvoorbeeld vervangen door terreinleiding. Met deze wijzigingen zijn de in artikel 6.18 gebruikte begrippen hetzelfde als die in NEN 3215. Deze wijzigingen, die verder geen inhoudelijke betekenis hebben, zijn op expliciet verzoek van de bouwpraktijk aangebracht, om de toegankelijkheid van het voorschrift verder te vergroten.

Onderdelen ZZ en FFF

In de artikelen 6.20 (brandmeldinstallatie) en 6.32 (automatische brandblusinstallatie en rookbeheersingssysteem) is het begrip «bestaande» geschrapt. In beide artikelen werd gesproken van bestaande installaties, terwijl het in andere artikelen alleen om installaties gaat. Brandmeldinstallaties, ontruimingsalarminstallaties, automatische brandblusinstallaties en rookbeheersingssystemen moeten voor in alle gevallen tijdigvoorzien zijn van een geldig certificaat. Dit is dus ongeacht of het om een nieuwe of om een bestaande installatie gaat.

Onderdeel AAA

In het derde lid van artikel 6.21 werd ten onrechte gesproken van subbrandcompartiment. Dit begrip is vervangen door beschermd subbrandcompartiment. Hiermee is een onbedoelde wijziging ten opzichte van het niveau van eisen van het vergelijkbare voorschrift in het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken gecorrigeerd. In dat vergelijkbare voorschrift werd gesproken van subbrandcompartiment (maar dan als bedoeld in het Bouwbesluit 2003). Het subbrandcompartiment uit het Bouwbesluit 2003 is in het Bouwbesluit 2012 echter vervangen door het nieuwe begrip beschermd subbrandcompartiment. Zie ook de toelichting op het begrip beschermd brandcompartiment in artikel 1.1 en de artikelsgewijze toelichting op verschillende artikelen van paragraaf 2.11 zoals deze gewijzigd zijn bij Staatsblad 2011, 676.

Onderdeel BBB

In het eerste lid van artikel 6.23 is de verplichting om een (door het bevoegd gezag) goedgekeurd programma van eisen te hebben geschrapt. Een dergelijk programma wordt ook niet bij de brandmeldinstallatie gevraagd. Het is niet nodig een separaat door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen te hebben nu het ontwerp van alle voorgeschreven brandveiligheidsinstallaties in het kader van de aanvraag om vergunning voor het bouwen wordt beoordeeld door het bevoegd gezag.

Onderdeel CCC

De bedoeling van artikel 6.26 is dat deuren in alle brandscheidingen zelfsluitend zijn. In artikel 6.26, eerste lid, was echter een brandscheiding waarvoor alleen een eis aan de weerstand tegen branddoorslag geldt niet meegenomen. Dit is met de wijziging van het eerste lid lid gerepareerd. Het voorschrift is nu ook van toepassing op inwendige scheidingsconstructies waarvoor alleen een eis aan de weerstand tegen branddoorslag geldt.

Onderdeel DDD

Met deze wijziging van het vierde lid van artikel 6.28 is verduidelijkt dat de eisen in dat lid alleen gelden voor brandslanghaspels als bedoeld in het eerste en tweede lid van dat artikel. Met andere woorden, het vierde lid geldt alleen voor voorgeschreven brandslanghaspels.

Onderdeel EEE

In artikel 6.29 wordt in het vijfde lid voortaan gesproken van een te installeren droge blusleiding, in plaats van een droge blusleiding van een te bouwen bouwwerk. In het zesde lid wordt voortaan gesproken van een bestaande droge blusleiding in plaats van een droge blusleiding van een bestaand bouwwerk. Met deze wijzigingen is bovendien duidelijk dat op een nieuw te installeren droge blusleiding in een bestaand gebouw het vijfde lid van toepassing is.

Onderdeel GGG

In artikel 6.34 (tijdelijke bouw) is de verwijzing naar artikel 6.28, eerste tot en met derde lid, vervangen door een verwijzing naar het volledige artikel 6.28. Dit betekent dat bij tijdelijke bouw ook het vierde lid van artikel 6.28, dat betrekking heeft op de eigenschappen van brandslanghaspels, van toepassing is.

Onderdeel HHH

In artikel 6.37, derde lid, is «vrije hoogte» vervangen door vrijgehouden hoogte. Hiervoor is gekozen omdat het begrip «vrije hoogte», zoals dit in artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012 is gedefinieerd alleen betrekking heeft op constructieonderdelen. Met de wijziging wordt duidelijk gemaakt dat niet alleen constructieonderdelen maar ook takken en andere niet-constructieonderdelen geen obstakel mogen vormen voor de hoogte die minimaal moet worden vrijgehouden boven de kruin van de weg.

Onderdeel III

Aan artikel 8.4 wordt onder vernummering een nieuw derde lid toegevoegd, op grond waarvan zonder ontheffing kan worden overgegaan tot het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden.

Hiervoor is het nodig dat de gemeente in kwestie beleidsregels als bedoeld in artikel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht heeft vastgesteld met betrekking tot het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden. In deze beleidsregels kan worden afgeweken van de in de tabel voor het eerste lid opgenomen waarden. Hierbij wordt opgemerkt dat het wat betreft de dagwaarden en blootstellingsduur uiteraard niet is toegestaan dat de gemeente in deze beleidsregels zwaardere eisen opneemt dan de in tabel genoemde waarden. Er wordt daarbij op gewezen dat ook bij toepassing van deze beleidsregels gebruik moet worden gemaakt van de akoestisch bezien best beschikbare stille technieken en de meest gunstige werkwijze. De gemeente kan in de beleidsregels natuurlijk wel aangeven wanneer daarvan sprake is. Als men gebruik van de mogelijkheid van het derde lid wil maken moeten de werkzaamheden dus binnen de randvoorwaarden van de beleidsregels worden uitgevoerd en moet degene die de werkzaamheden gaat uitvoeren het voornemen daartoe ten minste twee werkdagen voor de feitelijke aanvang van de werkzaamheden aan de gemeente melden. Indien het moment van feitelijke aanvang overeenstemt met de opgave daarvan in de eventuele sloopmelding of de vergunning voor het bouwen kan de afzonderlijke mededeling twee werkdagen voor de aanvang van de werkzaamheden achterwege blijven. Met dit nieuwe lid wordt het mogelijk de voor de invoering van het Bouwbesluit 2012 bestaande gemeentelijke praktijk voort te zetten, en onnodige verzwaring van regeldruk voorkomen. Zie ook de toelichting op onderdeel E.

Onderdeel JJJ

Na de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 is gebleken dat er bij toepassing van artikel 9.1 (algemeen overgangsrecht) onduidelijkheid kan ontstaan over de status van de sloopvergunning (derde lid), gebruiksmelding (vierde lid), sloopmelding (vijfde lid) die zijn afgegeven vóór de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012. Om te bereiken dat in de gevallen als bedoeld in het derde tot en met vijfde lid ondanks dat vóór de inwerkingtreding van dit besluit al een aanvraag om vergunning is ingediend respectievelijk een melding is gedaan niet ook nog een sloopmelding als bedoeld in artikel 1.26 respectievelijk een gebruiksmelding als bedoeld in artikel 1.18 moet worden ingediend, is in het derde tot en met vijfde lid de tweede volzin zo gewijzigd dat de vergunning respectievelijk de melding na inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 aangemerkt wordt als een sloopmelding of een gebruiksmelding in de zin van dit besluit. Het gaat in deze leden dus zowel om vergunningaanvragen en meldingen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit reeds afgehandeld zijn als om aanvragen en meldingen die op dat tijdstip ingediend maar nog niet afgehandeld zijn. Met deze wijzigingen is dus bereikt dat aanvragen en meldingen worden afgehandeld volgens het «oude» recht en daarna, inclusief de daaraan verbonden voorschriften respectievelijk nadere voorwaarden, worden aangemerkt als een sloopmelding of gebruiksmelding in de zin van dit besluit. Op de handhaving is artikel 1b van de Woningwet in samenhang met het de betreffende artikelen in het Bouwbesluit 2012 van toepassing.

Verder is aan artikel 9.1 een zesde lid toegevoegd. In dit zesde lid is een algemene overgangsbepaling opgenomen. Hebben het eerste tot en met vijfde lid betrekking op overgangsrechtelijke situaties die op een gegeven moment zijn uitgewerkt, het zesde lid zal een permanente rol spelen. Dit lid bepaalt dat op een aanvraag om vergunning voor het bouwen of voor brandveilig gebruik, een gebruiksmelding of een sloopmelding, gedaan voor het tijdstip waarop enige wijziging van dit besluit in werking treedt of een bezwaar of beroep ingesteld tegen een beslissing omtrent een dergelijke aanvraag of melding zal worden beslist overeenkomstig de voorschriften die golden op het tijdstip waarop de aanvraag of melding is gedaan. Hiermee is voor de looptijd van het Bouwbesluit 2012 veiliggesteld dat er bij de behandeling van aanvragen en meldingen (en bezwaar en beroep op een dergelijke aanvraag of melding) altijd mag worden uitgegaan van de versie die gold op het moment dat de desbetreffende aanvraag of melding werd gedaan. De reikwijdte van dit zesde lid zal alleen moeten worden aangepast op het moment dat er een nieuw soort vergunning of melding in het Bouwbesluit 2012 wordt opgenomen.

Onderdeel KKK

In artikel 9.2 (specifiek overgangsrecht) is in het vierde lid 1 januari 2017 vervangen door 1 april 2022. Deze nieuwe datum sluit beter aan op het actualiseringsfrequentie voor bestemmingsplannen zoals vastgelegd in artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening en kunnen de regels omtrent stallingruimte van fietsen mee worden genomen in de reguliere actualisering van bestemmingsplannen.

Onderdeel LLL

De in bijlage I bij het Bouwbesluit 2012 opgenomen tabel is aangepast in verband met een onvolkomenheid in de invulling waardoor bij logiesfuncties zonder 24-uurs bewaking geen brandmeldinstallatie noodzakelijk leek te zijn wanneer de gehele logiesfunctie op de begane grond is gelegen. Uit de gewijzigde tabel blijkt nu dat als er geen 24-uurs bewaking is, een brandmeldinstallatie met volledige bewaking en doormelding verplicht is als de hoogste vloer hoger dan 1,5 meter is gelegen. Heeft een logiesfunctie in een logiesgebouw een vloeroppervlakte groter dan 250 m2, dan is – los van het al dan niet aanwezig zijn van 24-uurs bewaking – in alle gevallen een brandmeldinstallatie met volledige bewaking noodzakelijk, dus ook in het geval dat de gehele logiesfunctie op de begane grond is gelegen.

Artikel II

In artikel II wordt artikel 6.2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) gewijzigd, dat betrekking heeft op de aanwijzing van de welstandscommissie respectievelijk de stadsbouwmeester als adviseur met betrekking tot een aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit.

Op grond van het nieuwe eerste lid van artikel 6.2 van het Bor zijn burgemeester en wethouders niet langer verplicht om bij de welstandsbeoordeling van bouwplannen op basis van de welstandsnota, advies te vragen aan de welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester. In gevallen waarin zij echter het inwinnen van advies ter zake wel noodzakelijk vinden, zijn zij wel verplicht deze advisering door de welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester te laten verrichten. Binnen deze systematiek bestaat er geen aanleiding meer voor het handhaven van de in artikel 6.2, eerste lid (oud), van het Bor opgenomen uitzonderingen op de adviesplicht. Deze zijn daarom als gevolg van artikel II vervallen. Met deze wijziging zijn mogelijkheden voor het bevoegd gezag gecreëerd om het welstandstoezicht te vereenvoudigen en daarmee de in het veld ervaren hoge regeldruk op dit terrein te verminderen. Zie ook onderdeel 5 van het algemeen deel van de toelichting. Verder wordt opgemerkt dat in 2007 een evaluatie van het functioneren van welstandstoezicht is uitgevoerd door de Radboud Universiteit Nijmegen waaruit blijkt dat het ook zonder advies van een welstandscommissie mogelijk is op basis van een welstandsnota tot een eenduidige beoordeling van bouwplannen te komen.

In verband met deze wijzigingen van artikel 6.2, eerste lid, van het Bor is in het tweede lid bepaald dat de verplichting voor burgemeester en wethouders om het advies van de welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester bij hun advisering ingevolge artikel 2.26, derde of vierde lid, van de Wabo te betrekken, (uit de aard der zaak) alleen geldt indien zij ten aanzien van een bouwplan toepassing hebben gegeven aan hun bevoegdheid om welstandsadvies te vragen.

Artikel III

Dit artikel regelt dat het onderhavige besluit in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Hiermee is afgeweken van het systeem van de vaste verandermomenten. Reden daarvoor is dat dit besluit technische reparaties en politieke toezeggingen bevat waarvan het gewenst is dat die gezien het belang voor de doelgroepen zo spoedig mogelijk van kracht worden. Om die reden is ook afgeweken van de minimale invoeringstermijn van twee maanden. Hierbij wordt opgemerkt dat het ontwerp van dit besluit in het kader van de voorhangprocedure als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Woningwet, aan beide Kamers is voorgelegd.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven