Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatsblad 2013, 58 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatsblad 2013, 58 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 5 november 2012, nr. WJZ / 12338533 gedaan, in overeenstemming met het gevoelen van de Ministerraad;
Gelet op richtlijn nr. 2004/17/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsten van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (PbEU 2004 L 134), richtlijn nr. 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PbEU 2004 L 134) en de artikelen 1.10, derde lid, 1.13, derde lid, 1.16, derde lid, 1.22, eerste lid, 2.84, tweede lid, 4.6, 4.7, eerste lid, onder b, en 4.12, eerste lid, van de Aanbestedingswet 2012;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 december 2012, nr. W15.12.0455/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 7 februari 2013, nr. WJZ / 13017859;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
een handtekening als bedoeld in artikel 15a, vierde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;
een handtekening die voldoet aan de eisen van artikel 15a, tweede lid, onderdelen a tot en met f, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;
de Aanbestedingswet 2012.
1. In de eigen verklaring, bedoeld in artikel 2.84 van de wet, worden ten minste de volgende gegevens opgenomen:
a: de naam en de adresgegevens van een onderneming, het nummer van de inschrijving in het handelsregister en de gegevens van de contactpersoon;
b: een verklaring aangaande de in de wet genoemde uitsluitingsgronden;
c: een verklaring aangaande de gestelde geschiktheidseisen;
d: een verklaring aangaande technische specificaties en uitvoeringsvoorwaarden die milieu en dierenwelzijn betreffen of die gebaseerd zijn op sociale overwegingen;
e: een verklaring aangaande de wijze waarop voldaan wordt aan de selectiecriteria;
f: een verklaring aangaande de juistheid van de ingevulde eigen verklaring en de bevoegdheid van de ondertekenaar;
g: de datum en de handtekening.
2. De modellen van de eigen verklaring worden vastgesteld bij ministeriële regeling.
1. Een aanbestedende dienst of speciale-sectorbedrijf deelt de inschrijvers en gegadigden mede of de mededelingen en uitwisseling van informatie worden gedaan door middel van de post of de fax, langs elektronische weg overeenkomstig het vijfde lid en artikel 5 per telefoon, of door middel van een combinatie van deze middelen, tenzij het een bericht betreft waarvoor in de wet de wijze van verzending is voorgeschreven.
2. Een aanbestedende dienst of speciale-sectorbedrijf maakt gebruik van communicatiemiddelen die algemeen beschikbaar zijn en waardoor de toegang van de ondernemers tot de aanbestedingsprocedure niet wordt beperkt.
3. Een aanbestedende dienst of speciale-sectorbedrijf waarborgt bij de mededelingen, uitwisselingen en opslag van informatie de integriteit van de gegevens en de vertrouwelijkheid van de inschrijvingen en van de verzoeken tot deelneming.
4. Een aanbestedende dienst of speciale-sectorbedrijf neemt pas na het verstrijken van de uiterste termijn voor de indiening kennis van de inhoud van de verzoeken tot deelneming en van de inschrijvingen.
5. Een aanbestedende dienst, of speciale-sectorbedrijf gebruikt voor mededelingen langs elektronische weg middelen die, evenals de technische kenmerken daarvan, niet-discriminerend zijn en algemeen beschikbaar en welke in combinatie met algemeen gebruikte informatie- en communicatietechnologieproducten kunnen functioneren.
1. Een aanbestedende dienst of speciale-sectorbedrijf waarborgt dat verzoeken tot deelneming aan een procedure voor de gunning van een opdracht schriftelijk of telefonisch gedaan kunnen worden.
2. Wanneer verzoeken tot deelneming telefonisch worden gedaan, zendt de aanbestedende dienst of speciale-sectorbedrijf vóór het verstrijken van de ontvangsttermijn een schriftelijke bevestiging.
1. Dit artikel is van toepassing op de toezending en de middelen voor de elektronische ontvangst van inschrijvingen, en op de middelen voor de elektronische ontvangst van verzoeken tot deelneming.
2. Een aanbestedende dienst of speciale-sectorbedrijf waarborgt dat de informatie betreffende de specificaties die nodig zijn voor de elektronische indiening van inschrijvingen en verzoeken tot deelneming, inclusief de encryptie, voor belanghebbende partijen beschikbaar zijn.
3. Een aanbestedende dienst of speciale-sectorbedrijf kan met inachtneming van artikel 15a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek eisen dat bij elektronische inschrijvingen gebruik wordt gemaakt van een geavanceerde elektronische handtekening.
4. Een inschrijver of gegadigde dient de documenten, certificaten en verklaringen, die van hem op grond van artikel 2.85, eerste en derde lid, van de wet, worden verlangd, indien deze niet in elektronische vorm beschikbaar zijn, in vóór het verstrijken van de uiterste termijn voor de indiening van inschrijvingen of verzoeken tot deelneming.
5. Een aanbestedende dienst of speciale-sectorbedrijf voorziet er in dat de middelen voor de elektronische ontvangst van inschrijvingen en verzoeken tot deelneming door passende technische voorzieningen ten minste de waarborg bieden dat:
a. met betrekking tot het gebruik van elektronische handtekeningen bij inschrijvingen en verzoeken tot deelneming voldaan wordt aan artikel 15a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek,
b. het tijdstip en de datum van ontvangst van inschrijvingen en verzoeken tot deelneming kunnen worden vastgesteld,
c. redelijkerwijs kan worden verzekerd dat niemand vóór de opgegeven uiterste datum toegang kan hebben tot de op grond van onderhavige eisen verstrekte informatie,
d. bij een inbreuk op dit toegangsverbod redelijkerwijs kan worden verzekerd dat de inbreuk zonder problemen kan worden opgespoord,
e. alleen de gemachtigde personen de data voor openbaarmaking van de ontvangen informatie kunnen vaststellen of wijzigen,
f. tijdens de verschillende fasen van de aanbestedingsprocedure of van de prijsvraag alleen een gelijktijdig optreden van de gemachtigde personen toegang kan geven tot het geheel of een gedeelte van de verstrekte informatie,
g. het gelijktijdig optreden van de gemachtigde personen slechts na de opgegeven datum toegang tot de verstrekte informatie kan geven, en
h. de ontvangen en openbaar gemaakte informatie uitsluitend toegankelijk blijft voor de tot inzage gemachtigde personen.
Een aanbestedende dienst of speciale-sectorbedrijf kan vrijwillige accreditatieregelingen instellen of handhaven om te komen tot een hoger niveau van de certificeringsdienst van de middelen, bedoeld in artikel 5, vijfde lid.
1. Een speciale-sectorbedrijf neemt passende maatregelen om het verloop van de aanbestedingsprocedures die elektronisch uitgevoerd worden te documenteren.
2. Een speciale-sectorbedrijf bewaart de gegevens ter documentatie, bedoeld in het eerste lid, gedurende ten minste vier jaar na de datum van gunning van de opdracht, en verstrekt gedurende dit tijdsbestek de Europese Commissie op haar verzoek de noodzakelijke informatie.
Als misdrijven als bedoeld in artikel 4.7, eerste lid, onderdeel b, van de wet worden aangewezen de misdrijven omschreven in:
a. de artikelen 92 tot en met 96, 108, 115, 117, 121, 122, 157 tot en met 175b, 179, 180, 182, 194, 197a tot en met 197c, 198, 272 tot en met 289a, 307 tot en met 323, 326 tot en met 352 en 415b tot en met 417bis van het Wetboek van Strafrecht;
b. artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
c. de artikelen 9, 13, 14, eerste lid, 22, 26, eerste lid, en 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
d. de artikelen 2 en 3 jo. 10, derde, vierde en vijfde lid, en 11, tweede en derde lid, van de Opiumwet;
e. artikel 10:5, derde lid, van de Algemene douanewet.
1. Bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie wordt de vergoeding vastgesteld die de aanvrager is verschuldigd voor de behandeling van een aanvraag om de afgifte van een gedragsverklaring aanbesteden.
2. Onze Minister van Veiligheid en Justitie neemt een aanvraag als bedoeld in het eerste lid eerst in behandeling nadat de krachtens het eerste lid vastgestelde vergoeding is ontvangen.
1. Als richtsnoer, bedoeld in de artikelen 1.10, derde lid, 1.13, derde lid, en artikel 1.16, derde lid, van de wet wordt aangewezen: de Gids proportionaliteit, zoals gepubliceerd in Staatscourant, 2013, nr. 3075.
2. Als aanbestedende diensten, bedoeld in de artikelen 1.10, derde lid, 1.13, derde lid, en 1.16, derde lid, van de wet worden aangewezen: alle aanbestedende diensten als bedoeld in artikel 1.1 van de wet.
1. Als richtsnoer bedoeld in artikel 1.22, eerste lid, van de wet wordt aangewezen het Aanbestedingsreglement Werken 2012, zoals gepubliceerd in Staatscourant, 2013, nr. 3075.
2. Als aanbestedende diensten, bedoeld in artikel 1.22, van de wet, worden aangewezen: alle aanbestedende diensten als bedoeld in artikel 1.1 van de wet.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
’s-Gravenhage, 11 februari 2013
Beatrix
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
Uitgegeven de negentiende februari 2013
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
In de Aanbestedingswet 2012 (hierna: wet) worden enkele onderwerpen gedelegeerd naar het niveau van algemene maatregel van bestuur. Het betreft onderwerpen die door hun technische en gedetailleerde aard, zich niet lenen voor het niveau van wet. Daarnaast wordt in deze algemene maatregel van bestuur uitvoering gegeven aan de delegatiebepalingen van de artikelen 1.10, 1.13 en 1.16. In deze artikelen wordt bepaald dat een richtsnoer dient te worden aangewezen waarin voorschriften zijn vervat die betrekking hebben op de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de wet opgenomen proportionaliteitsbeginsel. In artikel 1.22 van de wet is een vergelijkbare verplichting opgenomen inzake een richtsnoer waarin voorschriften zijn vervat met betrekking tot de wijzen waarop aanbestedende diensten overheidsopdrachten voor werken onder de Europese drempelwaarde aanbesteden. Deze richtsnoeren worden in dit besluit aangewezen. Zoals in de genoemde bepalingen is geregeld dienen de voorschriften in de desbetreffende richtsnoeren te worden nageleefd. Afwijkingen van een of meer van die voorschriften dienen in de aanbestedingsstukken te worden gemotiveerd.
Daarnaast zijn in deze algemene maatregel van bestuur enkele technische bepalingen opgenomen over de inhoud van de modellen van de eigen verklaring en de wijze van communicatie tussen aanbestedende diensten of speciale-sectorbedrijven en ondernemers. Ten slotte worden de delicten aangewezen, die relevant zijn voor de afgifte van de gedragsverklaring aanbesteden.
De hiervoor al genoemde verplichting om een richtsnoer aan te wijzen waarin invulling wordt gegeven aan het proportionaliteitsbeginsel is in de wet opgenomen als gevolg van aanvaarding van het amendement Schouten/Ziengs (Kamerstukken II, 2011/12, 32 440, nr. 50). Voordien was reeds een concept opgesteld voor een Gids proportionaliteit, waarbij uitgegaan was van een gids met het karakter van een niet-bindend instrument. Deze gids was opgesteld door een schrijfgroep bestaande uit twee vertegenwoordigers van aanbestedende diensten en twee vertegenwoordigers van ondernemers. Concepten van de Gids proportionaliteit zijn besproken in een klankbordgroep waarin een brede vertegenwoordiging van aanbestedende diensten en ondernemers zitting had. In september 2011 is een concept van de Gids proportionaliteit in consultatie gegeven. De Gids proportionaliteit geeft hiermee een breed gedragen invulling van het proportionaliteitsbeginsel.
Als gevolg van het genoemde amendement heeft de Gids een redactieslag ondergaan en heeft een aantal aanpassingen plaatsgehad van wetstechnische aard. Dat was nodig omdat de Gids thans op grond van de genoemde bepalingen wordt aangewezen als richtsnoer en de daarin vervatte voorschriften, zoals in paragraaf 1 al is vermeld, in beginsel moeten worden nageleefd. Afwijkingen van een of meer voorschriften moeten in de aanbestedingsstukken worden gemotiveerd. Een en ander heeft ertoe geleid dat deze voorschriften uit de tekst van de Gids zijn gedestilleerd, met het oog op de kenbaarheid en uitvoerbaarheid ervan. Op deze wijze is voor aanbestedende diensten duidelijk wat voorschriften zijn (afwijking waarvan moet worden gemotiveerd) en wat overweging en toelichting is. Hieraan zij toegevoegd dat de Gids proportionaliteit een afgewogen geheel is, en de voorschriften in de context van de volledige tekst van de Gids proportionaliteit gelezen dienen te worden. Het proportionaliteitsbeginsel en de toepassing daarvan gelden ook voor de delen van de Gids waar geen voorschriften voor geformuleerd zijn.
De nieuwe Aanbestedingswet maakt een herziening van het reeds bestaande Aanbestedingsreglement werken, het ARW 2005 noodzakelijk. De herziening van het ARW 2005, heeft geleid tot het Aanbestedingsreglement Werken 2012 (hierna: ARW) dat is uitgevoerd door een schrijfgroep bestaande uit twee vertegenwoordigers van aanbestedende diensten en twee vertegenwoordigers van ondernemers. Concepten van het ARW zijn besproken in een klankbordgroep waarin een brede vertegenwoordiging van aanbestedende diensten en ondernemers zat. Het ARW bestaat uit procedurevoorschriften voor opdrachten voor werken, waar de aanbestedende diensten zich bij het plaatsen van opdrachten voor werken onder de Europese drempelwaarde aan moeten houden. Het ARW is tevens geschikt gemaakt voor toepassing op aan werken gerelateerde leveringen en diensten, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de motie Schouten (Kamerstukken II 2010/11 nr. 55). Met de procedurevoorschriften van het ARW zal bij opdrachten voor werken onder de Europese drempelwaarde uniformiteit in de wijze van aanbesteden optreden. Ondernemers worden hierdoor niet meer geconfronteerd met procedures, die steeds op een andere manier worden uitgevoerd. Hierdoor worden de lasten verminderd, en wordt de toegang van met name kleinere ondernemers verbeterd. Bovendien wordt hiermee uitvoering gegeven aan de motie-Van Vliet (Kamerstukken II 2010/11, 32 500 XIII, nr. 105).
Het Aanbestedingsbesluit bevat een aantal technische bepalingen die geen invloed hebben op de lasten. Enkele voorschriften uit het aanbestedingsbesluit hebben wel invloed op de lasten. Het gaat om het aanwijzen van twee richtsnoeren en de bepalingen omtrent de eigen verklaring.
Op basis van het amendement Schouten/Ziengs (Kamerstukken II 2010/11, 32 440, nr. 50) wordt de Gids proportionaliteit in het Aanbestedingsbesluit aangewezen als richtsnoer. De Gids proportionaliteit bevat voorschriften. Voor deze voorschriften geldt het principe van pas toe of leg uit. In het onderzoek ´Lasteneffecten van de Gids proportionaliteit´ is onderzocht wat de effecten van het opnemen van de voorschriften zijn voor de administratieve en overige lasten voor het bedrijfsleven en de uitvoeringslasten van aanbestedende diensten. Zoals in het onderzoek staat leidt De Gids proportionaliteit tot een lastenreductie van 200.000 euro van de administratieve lasten en 12,6 miljoen euro van de overige lasten. De lastenreductie komt voornamelijk voort uit het gebruik van minder zware aanbestedingsprocedures. Ook de uitvoeringlasten voor aanbestedende diensten nemen af met 5,4 miljoen euro. Het uitgangspunt van «pas toe of leg uit» leidt tot een lichte lastenverzwaring voor aanbestedende diensten. Aanbestedende diensten zullen wanneer zij zich niet aan een voorschrift houden vooraf in de aanbestedingsstukken moeten motiveren waarom afwijken in dat geval proportioneel is. Op het moment dat het wetsvoorstel en Aanbestedingsbesluit van kracht worden, zullen aanbestedende diensten voor het eerst dergelijke toelichtingen moeten opstellen. De tijd die aanbestedende diensten nodig hebben om deze toelichtingen op te stellen zal uiteindelijk afnemen, omdat er meer ervaring wordt opgedaan in het opstellen van de teksten. Ook zal er meer duidelijkheid komen over in welke gevallen van de voorschriften kan worden afgeweken, door jurisprudentie en de op basis van het wetsvoorstel in te stellen Commissie van Aanbestedingsexperts. Hierdoor is de lastenverzwaring beperkt tot 262.500 euro. Deze lastenverzwaring valt echter weg tegen de lastenreductie die hoofdzakelijk voortkomt uit het gebruik van minder zware aanbestedingprocedures.
Naar aanleiding van het amendement Ziengs (Kamerstukken II 2010/11, 32 440, nr. 23) verklaart een ondernemer dat hij voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van milieu, dierenwelzijn of eisen die zijn gebaseerd op sociale overwegingen. Dat betekent dat ook voor die eisen alleen bewijsstukken overlegd hoeven te worden door de winnende of geselecteerde ondernemer(s). Dit leidt tot een aanvullende administratieve lastenreductie van 0,3 miljoen euro voor ondernemers.
Zoals ook in toelichting bij de nota van wijziging (Kamerstukken II 2010/11, 32 440, nr. 11) is aangegeven zijn de gevolgen voor de lasten van het aanwijzen van het Aanbestedingsreglement Werken 2012 als richtsnoer niet te kwantificeren. Door uniformering kost het zowel aanbestedende diensten als ondernemers minder tijd en moeite om een specifieke aanbestedingsprocedure te doorgronden en te volgen. In 92% van overheidsopdrachten voor werken wordt momenteel het Aanbestedingsreglement Werken gebruikt, maar er wordt vaak van bepalingen afgeweken. Onduidelijk is hoe groot het effect van de verdere uniformering zal zijn op de lasten.
In dit artikel worden de onderwerpen genoemd die in de eigen verklaring aan de orde komen. Het specifieke model wordt bij ministeriële regeling vastgesteld omdat deze technisch en gedetailleerd is. Bezien wordt nog of het wenselijk is meer dan één model vast te stellen. Het kan bij voorbeeld wenselijk blijken aparte modellen voor boven en beneden de Europese drempels vast te stellen.
Deze artikelen betreffen de keuze die de aanbestedende diensten of speciale-sectorbedrijven hebben tussen de verschillende communicatiemiddelen. In de meeste gevallen kunnen ze kiezen tussen communicatie per post, per fax en via elektronische weg. Voor de uitnodiging tot deelneming komt daar ingevolge artikel 4, tweede lid, van dit besluit de mogelijkheid van communicatie per telefoon bij. In dat geval moet de aanvraag schriftelijk worden bevestigd, zie artikel 4, tweede lid.
Voor het verkrijgen van een wettelijk bewijs is het niet nodig de ontvangst van een per fax ingediende inschrijving of ingediend verzoek tot deelneming per post te bevestigen.
In artikel 42, vijfde lid, onderdeel d, van richtlijn nr. 2004/18/EG is opgenomen dat een inschrijver of gegadigde zich verbindt de bewijzen voor het op hem van toepassing zijn van uitsluitingsgronden, geschiktheidseisen of beroepsbevoegdheid bij de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf in te dienen voor het verstrijken van de uiterste termijn. Dit richtlijn-artikel is van toepassing indien de inschrijving of het verzoek tot deelneming elektronisch moet worden ingediend.
De artikelen 2.85 en 2.102 van de wet bepalen dat het bewijsstuk voor wat betreft de uitsluitingsgronden, geschiktheidseisen of beroepsbevoegdheid bestaat uit de eigen verklaring. De achterliggende bewijsstukken hoeven juist niet toegezonden te worden bij het indienen van de verzoeken tot deelname of de inschrijving, maar kunnen pas opgevraagd worden door de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf bij de selectie of gunning. Bewijsmiddelen die geen betrekking hebben op de eigen verklaring, en waarvan het wel toegestaan is dat ze door de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf worden opgevraagd, worden uiteraard wel ingediend voor het verstrijken van de inschrijvingstermijn. Bovenstaande is geïmplementeerd in artikel 5, vierde lid.
De procedures voor de gunning van overheidsopdrachten en de regels voor prijsvragen voor diensten vereisen een hoger niveau van veiligheid en vertrouwelijkheid dan het niveau vereist in richtlijn nr. 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (PbEG 2000 L 13) en richtlijn nr. 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt («Richtlijn inzake elektronische handel») (PbEG 2000 L 285). Daarom moeten de middelen voor de elektronische ontvangst van inschrijvingen, verzoeken tot deelneming, alsmede van plannen en ontwerpen, voldoen aan specifieke aanvullende eisen. Deze zijn opgenomen in artikel 5, vijfde lid, van dit besluit.
In artikel 42, zesde lid, onderdeel c, van richtlijn nr. 2004/18/EG is de mogelijkheid opgenomen dat aanbestedende diensten van verzoeken tot deelneming die per fax zijn ingediend een bevestiging per post of langs elektronische weg vereisen wanneer dat volgens de nationale wetgeving nodig is om over een wettig bewijs te beschikken. Nu een zodanige eis in de Nederlandse regelgeving niet is gesteld, is deze mogelijkheid niet in dit besluit opgenomen.
Waar in de toelichting bij dit artikel verwezen wordt naar artikel 42 van richtlijn nr. 2004/18/EG kan voor zover het speciale-sectorbedrijven betreft ook gelezen worden artikel 48 van richtlijn nr. 2004/17/EG.
Dit artikel vormt de implementatie van artikel 42, vijfde lid, van richtlijn nr. 2004/18/EG en artikel 48, vijfde lid, van richtlijn nr. 2004/17/EG. Op grond van dit artikel kan een aanbestedende dienst een elektronische handtekening vragen die een hoger betrouwbaarheidsniveau heeft, zoals de geavanceerde elektronische handtekening gebaseerd op een gekwalificeerd certificaat.
Artikel 7 verplicht het speciale-sectorbedrijf wanneer deze een aanbestedingsprocedure elektronisch uitvoert het verloop van die procedure te documenteren. Dit artikel betreft implementatie van artikel 50, eerste lid, laatste alinea, en tweede lid,van richtlijn nr. 2004/17/EG en is een aanvulling op artikel 3.77 van de wet. Dit artikel geldt niet voor aanbestedende diensten; zij hebben een verplichting om van een procedure een proces-verbaal op te maken op grond van artikel 2.132 van de wet.
In artikel 8 wordt uitvoering gegeven aan artikel 4.7, eerste lid, onderdeel b, van de Aanbestedingswet 2012. In dit artikel worden de misdrijven opgesomd die naast de in de artikel 4.7, eerste lid, onderdeel a, bedoelde veroordelingen worden betrokken bij de oordeelsvorming omtrent het afgeven van een gedragsverklaring aanbesteden. Artikel 4.10, eerste lid, onderdeel b, bepaalt op welke wijze deze misdrijven worden meegewogen.
De opsomming in artikel 8, onderdeel a, van misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht heeft betrekking op misdrijven waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht, misdrijven tegen het openbaar gezag, doodslag, moord, dood door schuld, diefstal, afpersing, verduistering, bedrog in allerlei vormen (zoals bedrog bij de bouwerij, bij militaire leveranties en met de jaarstukken), benadeling van schuldeisers, vernieling en begunstiging. De genoemde misdrijven zijn deels ernstige feiten die in de economische sfeer spelen (zoals verduistering, vormen van bedrog en benadeling van schuldeisers) en voor een ander deel misdrijven die qualitate qua alleen kunnen worden gepleegd door natuurlijke personen, zoals moord en vernieling. Het is in zo’n geval aan de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf om te bepalen of bij een veroordeling wegens het plegen van een misdrijf in de privé-sfeer, ondanks het feit dat geen gedragsverklaring aanbesteden is afgegeven, de ondernemer toch niet wordt uitgesloten.
De in de onderdelen b, c, d en e opgesomde misdrijven betreffen het opzettelijk te weinig belasting opgeven of betalen en het opzettelijk verstrekken van onjuiste gegevens aan de fiscus, het handelen, transporteren en dergelijke van wapens zonder vergunning, het opzettelijk overtreden van verboden inzake de productie, import enz. van verboden middelen en het opzettelijk doen van een onjuiste of onvolledige aangifte bij de douane. Ook in dergelijke gevallen dient de gedragsverklaring aanbesteden te worden geweigerd.
Opgemerkt wordt dat een aantal van de opgesomde misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie ook staat vermeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht, dat aangeeft wat onder terroristische misdrijven moet worden verstaan. In die gevallen is naast de overtreding van het artikel als zodanig ook een terroristisch oogmerk vereist en valt het misdrijf onder artikel 4.7, eerste lid, onderdeel a, jo. artikel 4.10, eerste lid, onderdeel a, van de wet. De gedragsverklaring aanbesteden wordt dan geweigerd. Indien dezelfde misdrijven zonder terroristisch oogmerk worden gepleegd, is artikel 4.7, eerste lid, onderdeel b, dat de basis vormt voor deze algemene maatregel van bestuur, van toepassing. Daarom worden deze misdrijven in artikel 8 genoemd.
In artikel 4.6 van de wet is artikel 39 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit maakt het mogelijk om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur een vergoeding te vragen voor het in behandeling nemen van een gedragsverklaring aanbesteden. Op grond van dit artikel kan de Minister van Veiligheid en Justitie het bedrag van de vergoeding bij ministeriële regeling bepalen.
In de paragrafen 1 en 2 van het algemeen deel van de toelichting is reeds ingegaan op het richtsnoer waarnaar in dit artikel wordt verwezen. Dit richtsnoer zal worden gepubliceerd in de Staatscourant. Het gaat hierbij om een statische verwijzing naar de Gids zoals weergegeven in die publicatie. Indien de Gids in de toekomst wordt gewijzigd, zal opnieuw moeten worden bezien of ook de nieuwe versie als richtsnoer kan worden aangewezen.
Hier zij er nog op gewezen dat het proportionaliteitsbeginsel als zodanig altijd moet worden nageleefd. In alle gevallen moeten de eisen, voorwaarden en criteria proportioneel zijn. De Gids proportionaliteit biedt een handvat voor het maken van de afweging wat proportioneel is en wat niet. Afwijken van de voorschiften in de Gids mag alleen als dat in het betreffende geval proportioneel is. Bij een grotere mate van afwijking van een voorschrift, dient de motivering uitgebreider in te gaan op de vraag waarom die afwijking gerechtvaardigd is en waarom de afwijking proportioneel is.
In dit artikel wordt het Aanbestedingsreglement Werken 2012 aangewezen als richtsnoer, bedoeld in artikel 1.22 van de wet. In het ARW 2012 zijn procedurevoorschriften opgenomen met betrekking tot de wijze waarop aanbestedingen voor werken moeten verlopen. Ook hier is, net als bij artikel 10, sprake van een statische verwijzing naar het ARW zoals dat is gepubliceerd in de in het artikel genoemde publicatie in de Staatscourant.
Aanbestedende diensten zijn gehouden, op grond van artikel 1.4 van de wet, op basis van objectieve criteria een keuze voor een bepaalde procedure te maken. Deze keuze kan desgewenst in een beleidsregel worden vastgelegd, zoals bijvoorbeeld in de (aan te passen) Beleidsregel aanbesteding werken 2005.
Met de inwerkingtreding van het Aanbestedingsbesluit op 1 april 2013 wordt afgeweken van het beleid ten aanzien van Vaste Verandermomenten. Een van de gronden op basis waarvan van dit beleid mag worden afgeweken, is indien er hoge private of publieke voordelen van vervroeging van invoering zijn. Dit is het geval bij de Aanbestedingswet 2012 en het daarop gebaseerde Aanbestedingsbesluit. Ondernemers zijn gebaat bij spoedige inwerkingtreding, omdat de wet en het besluit tot een grote lastenreductie leiden en voor betere toegang van ondernemers tot overheidsopdrachten zorgen.
Richtlijn 2004/17/EG |
Geïmplementeerd in dit besluit, tenzij anders aangegeven |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting op keuze bij invulling beleidsruimte |
---|---|---|---|
Artikel 48, eerste lid |
Artikel 3, eerste lid |
||
Artikel 48, tweede lid |
Artikel 3, tweede lid |
||
Artikel 48, derde lid, eerste volzin |
Artikel 3, derde lid |
||
Artikel 48, derde lid, tweede volzin |
Artikel 3, vierde lid |
||
Artikel 48, vierde lid |
Artikel 3, vijfde lid |
||
Artikel 48, vijfde lid, aanhef, onderdeel a en bijlage X |
Artikel 5, eerste, tweede en vijfde lid |
||
Artikel 48, vijfde lid, aanhef en onderdeel b |
Artikel 5, derde lid |
lidstaten kunnen een geavanceerde elektronische handtekening eisen |
De aanbestedende diensten en speciale-sectorbedrijven kunnen deze eis stellen |
Artikel 48, vijfde lid, aanhef en onderdeel c |
Artikel 6 |
lidstaten kunnen vrijwillige toelatingsregelingen instellen |
|
Artikel 48, vijfde lid, aanhef en onderdeel d |
Niet geïmplementeerd, de in dit onderdeel genoemde verplichting strookt niet goed met artikel 2.85, derde lid en artikel 2.101 van de wet |
||
Artikel 48, zesde lid, aanhef en onder a en b |
Artikel 4 |
||
Artikel 48, zesde lid, onder c |
Niet geïmplementeerd |
Zie toelichting bij artikel 5 |
|
Artikel 50, eerste lid, tweede alinea |
Artikel 7, eerste lid |
||
Artikel 50, tweede lid |
Artikel 7, tweede lid |
Richtlijn 2004/18/EG |
Geïmplementeerd in dit besluit, tenzij anders aangegeven |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting op keuze bij invulling beleidsruimte |
---|---|---|---|
Artikel 42, eerste lid |
Artikel 3, eerste lid |
||
Artikel 42, tweede lid |
Artikel 3, tweede lid |
||
Artikel 42, derde lid, eerste zinsdeel |
Artikel 3, derde lid |
||
Artikel 42, derde lid, tweede zinsdeel |
Artikel 3, vierde lid |
||
Artikel 42, vierde lid |
Artikel 3, vijfde lid |
||
Artikel 42, vijfde lid, aanhef, onderdeel a en bijlage X |
Artikel 5, eerste, tweede en vijfde lid |
||
Artikel 42, vijfde lid, aanhef en onderdeel b |
Artikel 5, derde lid |
lidstaten kunnen een geavanceerde elektronische handtekening eisen |
De aanbestedende diensten en speciale-sectorbedrijven kunnen deze eis stellen |
Artikel 42, vijfde lid, aanhef en onderdeel c |
Artikel 6 |
lidstaten kunnen vrijwillige toelatingsregelingen instellen |
|
Artikel 42, vijfde lid, aanhef en onderdeel d |
Niet geïmplementeerd, de in dit onderdeel genoemde verplichting strookt niet goed met artikel 2.85, derde lid en artikel 2.101 van de wet |
||
Artikel 42, zesde lid, aanhef en onderdeel a en b |
Artikel 4 |
||
Artikel 42, zesde lid, onderdeel c |
Niet geïmplementeerd |
Zie toelichting bij artikel 5 |
|
Artikel 52 |
Niet geïmplementeerd |
Lidstaten kunnen een erkenningsregeling instellen |
In afwachting van de resultaten van de herziening van de richtlijnen, wordt er geen nationale erkennings-regeling opgezet. Een meer versnipperde aanpak, waarbij aanbestedende diensten een eigen erkenningsregeling opzetten, leidt evenmin tot de gewenste lastenverlaging, vandaar dat de implementatie van deze bepaling vooralsnog achterwege blijft. |
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2013-58.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.