Besluit van 11 november 2013, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 6 november 2013 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radioprogrammakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen (Stb. 2013, 451)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 7 november 2013, nr. WJZ-560826 (10416), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel VI, eerste lid, van de wet van 6 november 2013 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radioprogrammakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen (Stb. 2013, 451);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De wet van 6 november 2013 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radioprogrammakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen (Stb. 2013, 451) treedt met uitzondering van artikel II in werking met ingang van 1 januari 2014.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 11 november 2013

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Uitgegeven de twintigste november 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

De wet van 6 november 2013 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radioprogrammakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen (Stb. 2013, 451) treedt met uitzondering van artikel II in werking met ingang van 1 januari 2014. Artikel II treedt op grond van artikel VI, tweede lid, van genoemde wet in werking met ingang van 1 februari 2017. Voor de reden dat artikel II op een later tijdstip in werking treedt, wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het desbetreffende voorstel van wet (Kamerstukken II 2012–2013, 33 426, nr. 3, blz. 17 en 18).

In beginsel wordt tussen het tijdstip van publicatie van een wet en de inwerkingtreding daarvan een invoeringstermijn van ten minste twee maanden gehanteerd. Daarvan wordt in het onderhavige geval afgeweken; de invoeringstermijn is beperkt tot zes weken. De belangrijkste reden hiervoor is dat door deze wet het stelsel van programmaraden wordt afgeschaft. In een vroegtijdig stadium is aan de bij deze wet betrokken partijen, waaronder het landelijke steunpunt van de programmaraden (Kabelraden.nl), meegedeeld dat het streven is om deze wet met ingang van 1 januari 2014 in werking te laten treden. De programmaraden houden daarmee reeds rekening bij de afbouw van hun activiteiten. Het ligt daarom in de rede dit tijdstip van inwerkingtreding te handhaven.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven