Besluit van 20 september 2013 tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met de herziening van de Wet arbeid vreemdelingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 juni 2013, nr. 2013-0000077874;

Gelet op artikel 3, eerste lid, onder c, en artikel 4, tweede lid, onder c, van de Wet arbeid vreemdelingen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 31 juli 2013, No.W12.13.0180/111);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 september 2013, nr. 2013-000127881,

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onder a, wordt als volgt gewijzigd:

a. In subonderdeel 6 wordt na «sportwedstrijden» toegevoegd; , dan wel het werkzaam zijn als vaste persoonlijke begeleider van een deelnemer aan sportwedstrijden.

b. Subonderdeel 7 komt te luiden:

  • 7°. het werkzaam zijn als artiest, vaste persoonlijk begeleider van een artiest, musicus, vaste persoonlijk begeleider van een musicus, beeldend kunstenaar, conservator of restaurator;.

c. Onder vervanging van de punt aan het slot van subonderdeel 8 door een puntkomma, worden twee subonderdelen toegevoegd, luidende:

  • 9°. het in opdracht van een buitenlandse autoriteit controleren van in Nederland vervaardigde goederen, geproduceerde levensmiddelen of diervoerders ten behoeve van de invoer daarvan in het land van die buitenlandse autoriteit, of het in opdracht van een buitenlandse autoriteit opstellen, of afgeven van certificaten die vereist zijn voor de invoer van in Nederland vervaardigde goederen, geproduceerde levensmiddelen of diervoeders in het land van die buitenlandse autoriteit;

  • 10°. het ontvangen van trainingen, dan wel instructies met betrekking tot het gebruik van in Nederland vervaardigde goederen en in Nederland te verrichten diensten.

2. In het eerste lid, onder d, vervalt «voor de in het legitimatiebewijs genoemde functie».

3. Het eerste lid, onder l, komt te luiden:

  • 1. die onderwijs geeft of onderzoek verricht aan een universiteit, hogeschool of instelling die gelieerd is aan of werkzaam is op het terrein van een universiteit, hogeschool of instelling voor hoger internationaal onderwijs, voor de duur van maximaal drie jaar;.

4. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Onder incidentele arbeid als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, wordt verstaan:

    • a. onder 1°, 3°, 9° en 10°, arbeid met een maximale duur van 12 aaneengesloten weken binnen een tijdbestek van 36 weken;

    • b. onder 2°, arbeid met een maximale duur van 13 aaneengesloten weken binnen een tijdsbestek van 52 weken;

    • c. onder 4°, 5°, 6° en 7°, arbeid met een maximale duur van 6 aaneengesloten weken binnen een tijdbestek van 13 weken;

    • d. onder 8°, arbeid met een maximale duur van 4 aaneengesloten weken binnen een tijdsbestek van 52 weken.

B

Artikel 1d wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder a, sub 1, wordt «ten minste € 33.000 per jaar bedraagt» vervangen door «ten minste € 3.178 per maand bedraagt» en wordt «ten minste € 45.000 per jaar bedraagt» vervangen door: ten minste € 4.334 per maand bedraagt.

2. In het eerste lid, onder a, sub 2, wordt «ten minste € 25.000 per jaar bedraagt» vervangen door: ten minste € 2.278 per maand bedraagt.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De in het eerste lid, onder a, genoemde bedragen worden bij ministeriële regeling jaarlijks met ingang van 1 januari gewijzigd met het percentage waarmee het indexcijfer van de CAO-lonen over de maand oktober daaraan voorafgaand, gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, afwijkt van het indexcijfer waarop de laatste vaststelling van de bedragen is gebaseerd.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het loon, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, is ten minste marktconform als bedoeld in artikel 3.30a van het Vreemdelingenbesluit 2000 en wordt door de werkgever over een periode van ten hoogste een maand, bijgeschreven op een bankrekening, bestemd voor girale betaling, op naam van de vreemdeling.

C

In artikel 1e, eerste lid, onder b, en tweede lid, onder b, wordt «de Centrale organisatie voor werk en inkomen» vervangen door: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

D

Artikel 1f komt te luiden:

Artikel 1f

Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die in Nederland:

  • a. rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 en die als stagiair wordt tewerkgesteld;

  • b. beschikt over een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor studie als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder l, van het Vreemdelingenbesluit 2000 en als stagiair wordt tewerkgesteld; of

  • c. vóór zijn achttiende levensjaar is gestart met een beroepsopleiding bij een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, of bij een instelling die een beroepsopleiding verzorgt waarvan op grond van artikel 1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs aan de met goed gevolg afgelegde examens of onderdelen van examens een diploma of certificaat is verbonden, en die in het kader van de beroepsopleidende leerweg, bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onder a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs onbezoldigd te werk wordt gesteld op grond van een beroepspraktijkvormingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

E

In artikel 1g, onder b, wordt «de beperking voor verblijf om redenen van medische nood of vanwege medische behandeling» vervangen door: de beperking medische behandeling.

F

Artikel 1i wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

2. In het eerste lid, onder b, wordt «ten ministe € 60.000 per jaar» vervangen door: ten minste € 5.079 per maand.

3. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het in het eerste lid, onder b, genoemde bedrag wordt bij ministeriële regeling jaarlijks met ingang van 1 januari gewijzigd met het percentage waarmee het indexcijfer van de CAO-lonen over de maand oktober daaraan voorafgaand, gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, afwijkt van het indexcijfer waarop de laatste vaststelling van de bedragen is gebaseerd.

G

Na artikel 1k wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 1l

Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, en die:

  • a. gedetineerd is en deelneemt aan de in de inrichting beschikbare arbeid als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

  • b. deelneemt aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet; of

  • c. arbeid verricht in het kader van een taakstraf in de zin van artikel 9 van het Wetboek van Strafrecht.

H

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 2, onderdeel h, door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • i. een vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, onder de beperking «verblijf als economisch niet-actieve langdurig ingezetene of vermogende vreemdeling», genoemd in artikel 3.4, eerste lid, onder b, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

  • j. een vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, onder de beperking «het afwachten van een verzoek op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap», genoemd in artikel 3.4, eerste lid, onder q, van het Vreemdelingenbesluit 2000.

I

In artikel 2a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen b en c vervallen onder verlettering van de onderdelen d en e tot b en c.

2. In onderdeel b (nieuw) wordt «bedoeld in onderdeel a, b en c» vervangen door: bedoeld in onderdeel a.

3. In onderdeel c (nieuw) wordt «bedoeld in onderdeel a en b» vervangen door: bedoeld in onderdeel a.

J

Artikel 4a vervalt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt, met uitzondering van artikel I, onderdelen A, onder 3, D en H, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Artikel I, onderdelen A, onder 3, D en H, treedt in werking met ingang van 1 oktober 2013.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 20 september 2013

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Uitgegeven de zesentwintigste september 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

De Wet arbeid vreemdelingen (Wav) formuleert een restrictief toelatingsbeleid voor arbeidsmigranten van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) en Zwitserland. Arbeidsmigranten worden alleen maar toegelaten tot de Nederlandse arbeidsmarkt als er geen sprake is van verdringing van arbeidsaanbod uit Nederland of andere EER-landen (tot 1 januari 2014 met uitzondering van Bulgarije en Roemenië). Alleen als dit prioriteitgenietend aanbod niet aanwezig is, kan een tewerkstellingsvergunning (twv) worden afgegeven. Overigens geldt de twv-plicht ook ten aanzien van werknemers uit Kroatië zolang het vrije verkeer van werknemers nog niet van toepassing is in relatie tot die lidstaat.

Op 9 november 2012 is het wetsvoorstel Herziening van de Wet arbeid vreemdelingen (Herziening Wav) bij de voorzitter van de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II 2012/13, 33 475, nr. 1). Dit wetsvoorstel bevat een aantal aanscherpingen voor een betere werking van de wet, zoals een scherpere toets op het prioriteitgenietend aanbod en de mogelijkheid een quotum in te stellen voor bedrijfssectoren.

Dit (aangescherpte) restrictieve beleid geldt niet voor alle categorieën vreemdelingen. Het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen bevat een opsomming van categorieën van vreemdelingen die in Nederland mogen werken zonder twv, omdat het Nederlands belang gediend zou zijn met het stellen van toelatingsvoorwaarden voor deze vreemdelingen. Het gaat voornamelijk om twee categorieën werknemers:

  • a. werknemers wier werkzaamheden uit hun aard niet tot verdringing leiden, omdat deze werkzaamheden niet kunnen worden verricht door het prioriteitgenietend aanbod. Daarbij valt te denken aan vertegenwoordigers van buitenlandse bedrijven die hier in Nederland zakelijk besprekingen houden met hun handelspartners;

  • b. werknemers die een bijdrage leveren aan de Nederlandse kenniseconomie. In de eerste plaats kan daarbij worden gedacht aan werknemers die gebruik maken van de Kennismigrantenregeling. Een ander voorbeeld is het wetenschappelijk personeel dat door universiteiten van buiten de EER of Zwitserland wordt aangetrokken.

Een laatste categorie vreemdelingen die zijn vrijgesteld, zijn werknemers die werkzaamheden verrichten waarvan het niet redelijk is een twv-vereiste te stellen. Dit gaat bijvoorbeeld om de gezinsleden van personen met een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.

Deze uitzonderingen op het restrictieve toelatingsbeleid blijken in sommige gevallen te beperkt geformuleerd. Ook zijn er andere categorieën vreemdelingen voor wie op grond van bovenstaande criteria ook een uitzondering op de twv-plicht kan worden gemaakt. Deze wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen voorziet daarin. Bovendien wordt ingespeeld op de veranderende behoeftes van de arbeidsmarkt. Daarnaast bevat deze wijziging nog enkele technische aanpassingen.

Een deel van deze aanpassingen is aangekondigd in de brieven aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 18 september 2009 (Kamerstukken II 2009/10, 32 144, nr. 1) en van 11 april 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 32 144, nr. 5).

2. Werkzaamheden die niet tot leiden tot verdringing

Inspectie op grond van buitenlandse wettelijke voorschriften (artikel 1, eerste lid, onder a, subonderdeel 9, Buwav)

In toenemende mate worden in andere landen in het kader van de invoer van producten uit het buitenland wettelijk eisen gesteld met betrekking tot de kwaliteit van de te importeren goederen, levensmiddelen of diervoerders. Vaak ook vereist dat bij die goederen een door dat andere land afgegeven certificaat wordt overgelegd, waaruit blijkt dat aan alle invoereisen van dat land wordt voldaan. In het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen wordt nu een bepaling opgenomen dat voor vreemdelingen die in Nederland inspecties komen verrichten om te beoordelen of aan de wettelijke kwalificaties van het desbetreffende land is voldaan, geen twv is vereist. Deze wijziging moet worden onderscheiden van het op 1 juli 2013 in werking getreden artikel 1l van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen dat een uitzondering regelt op het verbod om een vreemdelingen te laten werken zonder tewerkstellingsvergunningen bij het produceren van goederen waarbij de afnemer intensief betrokken is. Dit artikel heeft betrekking op werknemers van de opdrachtgever die beoordelen of het product voldoet aan de wensen van de opdrachtgever.

Begeleiders van artiesten, musici en sporters (artikel 1, eerste lid, onder a, subonderdeel 7, Buwav)

Artiesten, musici en sporters zijn vrijgesteld van de twv-plicht. Deze vrijstelling geldt echter niet voor hun begeleiders.

In de praktijk geeft dit problemen, gezien het feit dat veel artiesten, musici en sporters hun eigen vaste persoonlijke begeleider(s) uit het buitenland willen meenemen, te denken valt aan een technicus, kapper of visagist. Derhalve worden, door deze toevoeging, voor de artiest, musicus of sporter de vaste begeleiders die in dienst zijn bij deze artiest, musicus of sporter, vrijgesteld van de twv-plicht; gedacht kan worden aan circa vijf vaste begeleiders. De vrijstelling van de twv-plicht geldt alleen voor activiteiten die herleidbaar zijn tot verzorging en ondersteuning van de artiest, musicus of sporter.

Verruiming termijnen incidentele arbeid (artikel 1, tweede lid, Buwav)

Het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen kent een aantal uitzonderingen op de twv-plicht voor werkzaamheden die de vreemdeling kortdurend in Nederland verricht, zogenoemde incidentele arbeid. Voor de verschillende groepen gelden verschillende termijnen voor de omschrijving wat kortdurende arbeid is. Voor een aantal groepen wordt deze omschrijving nu verruimd van 4 tot 6 aangesloten weken binnen een tijdsbestek van 13 weken waarover deze werkzaamheden maximaal mogen plaatsvinden. Het gaat daarbij om de volgende werkzaamheden:

  • a. het verzorgen van journalistieke rapportages en documentaires;

  • c. werkzaamheden in de huishouding van toeristen;

  • d. sportwedstrijden;

  • e. werkzaamheden als artiest, musicus, beeldend kunstenaar, restaurator of conservator;

  • f. werkzaamheden als vaste persoonlijk begeleider van een artiest of musicus.

Deze verruiming is aangekondigd in de eerder genoemde brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 18 september 2009.

Op grond van internationale verdragsbepalingen aangegaan in bilaterale handelsakkoorden tussen de Europese Unie en derdelanden1, dienen zakelijke bezoekers 90 dagen gedurende een tijdsbestek van 12 maanden te worden toegelaten. De maximaal toegestane termijn voor het voeren van zakelijke besprekingen is daarom verruimd. Er is gekozen om deze termijn ook te hanteren voor landen waarmee geen handelsakkoorden zijn gesloten, zodat er niet verschillende regimes naast elkaar bestaan. Dat komt de helderheid van de regelgeving ten goede en anticipeert bovendien op akkoorden die in de toekomst gesloten zullen worden. Het gaat hier om incidentele arbeid waarbij geen verdringing plaatsvindt op de arbeidsmarkt. Bovendien wordt zo bijgedragen aan de bevordering van internationale handelscontacten. Ter toelichting zij hier nog opgemerkt dat de twv-plicht evenmin geldt voor werkzaamheden van bijkomende aard die voor het eigen bedrijf in het buitenland worden verricht en marge van die besprekingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om telefoon- en e-mailverkeer dat wordt onderhouden met het eigen bedrijf.

Training- en opleiding (artikel 1, eerste lid, onder a, subonderdeel 10, Buwav)

Internationale concerns hebben behoefte om werknemers uit dochter- of zusterondernemingen uit andere landen trainings- en opleidingssessies in Nederland aan te bieden. Hoewel deze training en opleiding strikt genomen arbeid is in de zin van de Wet arbeid vreemdelingen, is het onwenselijk dat voor deze werknemers een twv moet worden aangevraagd. Het gaat immers om activiteiten die niet tot verdringing leiden, waardoor het aanvragen van een twv onnodige administratieve lasten voor het bedrijfsleven met zich meebrengt.

Daarom is nu bepaald dat geen twv nodig is voor vreemdelingen die training ontvangen in de vestiging in Nederland van een internationaal bedrijf, op voorwaarde dat de training zich beperkt tot observatie, het vertrouwd raken met bedrijfscultuur en het ontvangen van instructies in een leslokaal of in een andere duidelijke instructiesituatie onder leiding van een trainer. Onder training en opleiding wordt ook verstaan het bijwonen van bijeenkomsten ter bevordering van de bedrijfscultuur.

Gezinsleden van buitenlands ambassadepersoneel (artikel 1, eerste lid, onder d, Buwav)

Partners en inwonende kinderen van buitenlands ambassadepersoneel in Nederland zijn vrijgesteld van de twv-plicht. In plaats daarvan moet het werk dat zij gaan verrichten worden gemeld bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken en moet de desbetreffende functie op de identiteitskaart van de betrokkene wordt vermeld. Dit vereiste wordt niet gesteld voor partners en inwonende kinderen van personeel die onder artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wav vallen. Uit de praktijk is echter gebleken dat dit vereiste geen nuttige informatie oplevert. Het gaat bovendien om een zeer beperkt aantal gevallen. Daarom is er nu voor gekozen om de eis van vermelding van de functie op het identiteitsbewijs niet langer te stellen.

3. Werkzaamheden die een bijdrage leveren aan de Nederlandse Kenniseconomie

Onderzoekers en docenten (artikel 1, eerste lid, onder l, Buwav)

Het regeerakkoord spreekt de ambitie uit om op het terrein van onderwijs en wetenschap tot de top vijf van de wereld te horen. Dit vraagt onder meer om versterking van de kwaliteit van het onderwijs. Nederland moet excellente docenten en studenten kunnen aantrekken; belangrijk wetenschappelijk onderzoek moet in Nederland kunnen worden gedaan.

De verschillende bepalingen over wetenschappelijk personeel die in de loop der tijd in het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen zijn opgenomen, vormen niet langer een transparant en consistent geheel. Daardoor zijn overlappingen en – onbedoelde – hiaten ontstaan.

Om zijn ambitie te ondersteunen heeft het kabinet besloten om voor alle onderzoekers en docenten van buiten de EER en Zwitserland de eis los te laten dat voor hen een twv moet worden aangevraagd voor een periode van drie jaar. Dit geldt voor alle onderzoekers en docenten die verbonden zijn aan een universiteit, universitair medisch centrum, een door het Rijk gesubsidieerde wetenschappelijke instelling, of een hogere beroepsopleiding. Dit geldt ook voor onderzoekers en docenten die verbonden zijn aan een onderwijsinstelling die lid is van het Platform International Education.

Daarnaast blijft de vrijstelling uiteraard gelden voor onderzoekers en docenten die vallen onder de kennismigrantenregeling en onderzoekers als bedoeld in de EG-Richtlijn 2005/71/EG van de Raad van 12 oktober 2005 betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek (PbEG 2005, L 289), over de toelating van wetenschappers uit derde landen.

Deze wijziging betekent een verruiming voor docenten die aan een universiteit of hogere beroepsopleiding werken. Voor hen kon slechts een twv voor een jaar worden toegekend. Met deze uitzondering werd tegemoetgekomen aan de wens van de universiteiten om docenten tijdelijk aan te trekken. Inmiddels is het wetenschappelijk onderzoek en onderwijs verder geïnternationaliseerd. Universiteiten hebben behoefte aan langduriger dienstverbanden met buitenlandse docenten en wetenschappers, voor langere tijd, al dan niet in deeltijd. De duurbeperking van een jaar vormt in toenemende mate een beletsel om gastdocenten aan te trekken.

Door deze wijziging hoeft bovendien geen twv te worden aangevraagd voor alle categorieën wetenschappelijk personeel die hier minder dan drie maanden verblijf heeft. Nu is het zo dat voor wetenschappelijk personeel, die voor minder dan drie maanden in Nederland verblijf hebben, een twv moet worden aangevraagd. Deze groep is vrijgesteld van een twv-aanvraag als ze langer dan 3 maanden komen, omdat ze dan onder een verblijfsvergunning vallen waarop een twv-vrijstelling van toepassing is (kennismigrantenregeling of verblijfsvergunning op basis van de eerder genoemde EG-richtlijn 2005/71/EG).

Omdat deze regeling een verruiming is ten opzichte van de bestaande is het wenselijk de groep onderzoekers en docenten strikt af te bakenen. Bij deze afbakening is aansluiting gezocht bij de functieprofielen die door de universiteiten en het hoger beroepsonderwijs worden gehanteerd. Onderzoeker of docent is degene wiens functie wordt gerangschikt onder de functiefamilie «Onderwijs en onderzoek» van het Universitair Functieordeningssysteem. Indien een instelling het universitair functieordeningssysteem niet hanteert wordt aan de hand van een conversietabel die met de Vereniging van Universiteiten en de betrokken instelling is opgesteld, beoordeeld of de vreemdeling als onderzoeker of docent kan worden aangemerkt.

Ook wordt als onderzoeker of docent degene beschouwd wiens functie wordt gerangschikt onder de categorie «primair proces» van de Functiematrix Conversiebestand Hoger Beroepsonderwijs en wiens functie is gewaardeerd op schaalniveau 10 of hoger.

Aanscherping Kennismigrantenregeling (artikel 1d Buwav)

Bij brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 11 april 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 32 144, nr. 5) is aangekondigd dat de kennismigrantenregeling gewijzigd wordt teneinde misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen. Deze wijzigingen concentreren zich op het loon van de kennismigrant.

Het gaat om het realiseren van de mogelijkheden tot het beter controleren van het loon door:

  • a. in plaats van een jaarbedrag wordt nu een salariseis per maand gesteld,

  • b. de voorwaarde te stellen dat betaling van het loon giraal dient plaats te vinden.

De huidige salarisnorm per jaar wordt vervangen door een maandelijkse normbedrag. Deze maatregel voorkomt dat de werkgever bij een bezoek van de Inspectie SZW kan stellen dat de uitbetaling van het kennismigrantensalaris later dat jaar zal plaatsvinden. Het salaris moet bovendien verband houden met de gebruikelijke arbeidsduur per week voor de functie, bijvoorbeeld uit de geldende cao-bepalingen voor de desbetreffende sector blijkt. Als een cao ontbreekt dan kan het salaris genomen worden dat gebruikelijk is in de sector. Deze maatregel voorkomt situaties dat een vreemdeling weliswaar het vereiste minimumsalaris uitbetaald krijgt, maar alleen indien hij daar bijvoorbeeld 70 uur per week voor werkt. Deze wijziging zal met ingang van 1 januari 2014 in werking treden. De genoemde bedragen zullen per die datum overigens nog worden geïndexeerd.

Bij parttime werk moet eveneens minimaal het maandelijkse normbedrag betaald worden. Dit om te voorkomen dat het salariscriterium wordt ontdoken door een arbeidscontract voor een beperkt aantal uren op te stellen, terwijl in werkelijkheid meer uren wordt gewerkt. Dit betekent overigens niet dat bij een voltijdscontract voor een periode korter dan een maand ook het volledige maandloon moet worden uitbetaald. In dat geval is het salariscriterium evenredig aan het maandgedeelte waarover wordt gewerkt.

Het bedrijf dat optreedt als werkgever moet bij de aanvraag met originele bewijsstukken, zoals loonstroken, kunnen aantonen dat hij de kennismigrant daadwerkelijk betaalt. Bedrijven hoeven deze stukken niet standaard aan te leveren, maar moeten wel onverwijld ter inzage geven als de handhavende instanties hen daarom vragen. Ook als Inspectie SZW ter plekke controleert, moet het bedrijf dit dus direct kunnen tonen. Deze maatregel dient om te voorkomen dat onderzoek van Inspectie SZW bemoeilijkt wordt, omdat de loonadministratie zich in het buitenland bevindt.

4. Overige wijzigingen

Stages illegaal in Nederland verblijvende leerlingen (artikel 1f Buwav)

Voor buitenlandse studenten, die in Nederland studeren en in dat kader een voor de studie noodzakelijke stage moeten lopen, is op grond van artikel 1f van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen geen twv vereist. Het betreft hier vreemdelingen met een verblijfsvergunning en EU-onderdanen voor wie nog geen vrij verkeer van werknemers geldt.

Illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen vallen niet onder deze bepaling. Illegale vreemdelingen die op grond van artikel 8.1.1 van Wet educatie en beroepsonderwijs een opleiding in het Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO) volgen, kunnen deze daarom niet afmaken. Het is voor hen namelijk onmogelijk om legaal stage te lopen omdat voor illegale vreemdelingen geen twv kan worden verleend.

Het kabinet wil het recht op onderwijs voor deze groep faciliteren door ervoor te zorgen dat illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen die op basis van de Leerplichtwet 1969 aan een MBO-opleiding een opleiding zijn begonnen, deze opleiding met goed gevolg kunnen afronden. Dit wordt vormgegeven door een uitzondering op de vergunningplicht op te nemen voor illegale vreemdelingen die vóór hun 18e aan een opleiding in de beroepsopleidende leerweg van het MBO-onderwijs zijn begonnen en in Nederland woonachtig zijn. Voorwaarden zijn verder dat de stage onbezoldigd wordt uitgevoerd (een stagevergoeding is ook een vorm van bezoldiging) en dat de stage verplicht is om een diploma te kunnen halen. Een reiskostenvergoeding wordt niet als een stagevergoeding aangemerkt. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat aan de stage geen verblijfsrecht kan worden ontleend. Evenmin staat de stage de vertrekplicht op grond van de Vreemdelingenwet 2000 in de weg.

Deze wijziging is toegezegd in brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 8 december 2012 aan de voorzitter van de Tweede Kamer. (Kamerstukken II 2012/13, 32 144, nr. 21).

Arbeid in penitentiaire inrichtingen en penitentiare programma’s en taakstraffen (artikel 1l Buwav)

Alle gedetineerden hebben recht op deelname aan de in de penitentiaire inrichting beschikbare arbeid, dus ook vreemdelingen. Dit is vastgelegd in artikel 47 van de Penitentiaire beginselenwet. Deze arbeid kan zowel binnen als buiten de penitentiaire inrichting plaatsvinden. De Wav bevat geen bepalingen voor gedetineerde vreemdelingen die arbeid verrichten, hetgeen in beginsel betekent dat er een twv is vereist, die volledig wordt getoetst aan de Wav. Dit geldt ook voor vreemdelingen aan wie een taakstraf is opgelegd op grond van het Wetboek van Strafrecht.

Nu wordt geregeld dat voor het verrichten van arbeid door gedetineerde vreemdelingen, zowel binnen als buiten de Penitentiaire inrichting, alsmede voor het verrichten van een taakstraf, geen twv meer vereist.

5. Uitvoerings- en handhavingstoetsen

Het UWV is van mening dat het besluit uitvoerbaar is en dat desgwenst inwerkingtreding per 1 juli 2013 (inmiddels wordt, op een enkele uitzondering na, gestreefd naar 1 januari 2014) haalbaar is.

De IND acht het vereiste niet toetsbaar dat de salarisbetaling op een (vestiging van) een bank buiten Nederland maar binnen de EER dient te geschieden om binnen de kennisregeling te vallen. Dit punt is overgenomen.

De IND acht de onderdelen van het besluit die betrekking hebben op de kennismigrantenregeling niet uitvoerbaar vanaf 1 juli 2013 vanwege de samenloop met de verwachte invoering van het moderne migratiebeleid en het stabiliseren van INDIGO. Dit punt is ook overgenomen, het onderdeel dat betrekking heeft op de kennismigrantenregeling zal pas in werking treden met ingang 1 januari 2014.

De Inspectie SZW acht de voorliggende wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen voor een groot deel positief en handhaafbaar.

6. Administratieve lasten

Het UWV concludeert dat het besluit een afname van de administratieve lasten voor een specifieke groep werkgevers met zich mee zal brengen. De ervaring van het UWV leert dat een aantal werkgevers nu al geen twv aanvraagt voor bepaalde werkzaamheden omdat zij in de veronderstelling zijn dat deze niet nodig is. De beoogde wijzigingen maken een einde aan deze onduidelijkheid en geven dan ook meer helderheid en zekerheid over de reikwijdte van de vrijstellingen.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A, onder 1

Artikel 1, eerste lid, onder a, subonderdeel 6 en 7, Buwav

Op basis van het oorspronkelijke artikel 1, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 6 of 7, in samenhang met artikel 1, tweede lid, onderdeel b en c, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (hierna Buwav) gold de vrijstelling van de twv-plicht alleen voor artiesten, musici, beeldende kunstenaars, conservators of restauratoren voor zover er sprake is van incidentele arbeid met een maximale duur van 4 aaneengesloten weken (voor sporters hoefde deze niet aaneengesloten te zijn). Deze termijn is met het onderhavige besluit overigens verruimd naar 6 aaneengesloten weken, zie artikel I, onderdeel A, onder 6. Deze vrijstelling geldt echter niet voor hun persoonlijke begeleiders, te denken valt aan een technicus, kapper of visagist. Nu worden, door deze toevoeging, voor de artiest, musicus of sporter de vaste begeleiders die in dienst zijn bij deze artiest, musicus of sporter vrijgesteld van de twv-plicht). Voor het overige personeel blijft een twv met arbeidsmarkttoets en vacaturemeldingsplicht verplicht, tenzij er sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Wav.

Artikel 1, eerste lid, onder a, subonderdeel 9, Buwav

Het nieuwe subonderdeel 9 heeft betrekking op vreemdelingen die naar Nederland komen om inspecties met betrekking tot de kwaliteit of bereidingswijze uit te voeren in opdracht van buitenlandse autoriteiten. Gezien de aard van de werkzaamheden, te weten kortdurende incidentele werkzaamheden, is deze vrijstelling opgenomen in artikel 1, eerste lid, onder a, van het Buwav.

Artikel 1, eerste lid, onder a, subonderdeel 10, Buwav

Het subonderdeel 10 is deels het spiegelbeeld van subonderdeel 1. Bij subonderdeel 1 gaat het om instructies die de buitenlandse producent geeft aan de Nederlandse gebruiker. Bij subonderdeel 10° gaat het om instructies van de Nederlandse producent aan de buitenlandse koper, c.q. de buitenlandse gebruiker. Ook deze vrijstelling is van belang in het kader van de Nederlandse export.

Artikel I, onderdeel A, onder 2 (artikel 1, eerste lid, onder d, Buwav)

Op basis van het oorspronkelijke artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van het Buwav zijn partners en inwonende kinderen van buitenlands ambassadepersoneel in Nederland vrijgesteld van de twv-plicht, mits het werk dat zij gaan verrichten bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt aangemeld en de desbetreffende functie op de identiteitskaart van de betrokkene wordt vermeld. Dit vereiste wordt niet gesteld voor partners en inwonende kinderen van personeel dat onder artikel 3 lid 1 sub a van de Wav valt. Met de onderhavige wijziging is deze verplichting voor alle overige gezinsleden van diplomaten geschrapt.

Artikel I, onderdeel A, onder 3 (artikel 1, eerste lid, onder l, Buwav)

De wijziging van artikel 1, eerste lid, onder l, betekent met name een verruiming voor docenten die aan een universiteit of hogere beroepsopleiding werken. Voor hen kon slechts een twv voor een jaar worden toegekend. Met deze uitzondering werd tegemoetgekomen aan de wens van de universiteiten om docenten later aan te trekken. Universiteiten hebben steeds meer de behoefte aan langduriger dienstverbanden met buitenlandse wetenschappers, ook in deeltijd. De duurbeperking van een jaar vormt in toenemende mate een beletsel wetenschappelijk personeel aan te trekken.

Artikel I, onderdeel A, onder 4 (artikel 1, tweede lid, Buwav)

Op grond van internationale verdragsbepalingen aangegaan in bilaterale handelsakkoorden tussen de Europese Unie en derde landen, dienen zakelijke bezoekers 90 dagen gedurende een tijdsbestek van 12 maanden te worden toegelaten. De maximaal toegestane termijn voor het voeren van zakelijke besprekingen (als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 2°) is daarom verruimd. Ter toelichting zij hier nog opgemerkt dat voor werkzaamheden van bijkomende aard die voor het eigen bedrijf in het buitenland worden verricht en marge van die besprekingen evenmin een tewerkstellingsvergunning is vereist. Het gaat dan bijvoorbeeld om telefoon en e-mailverkeer dat wordt onderhouden met het eigen bedrijf.

Gelet op aard van de incidentele werkzaamheden, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 9° en 10°, is de maximale duur daarvan gelijkgesteld aan de maximale duur van de werkzaamheden bedoeld onder 1° en 3°, te weten ten hoogste 12 aaneengesloten weken binnen een tijdbestek van 36 weken.

Artikel I, onderdeel B (artikel 1d, derde en vierde lid, Buwav)

Onder 1. Het nieuwe artikel 1d, derde lid, betreft een technische aanpassing, die voorziet in een uniforme toepassing van de indexering.

Onder 2. In het nieuwe vierde lid worden eisen gesteld aan het betalen van het loon aan kennismigranten door gelijkmatige uitbetaling van het loon als voorwaarde te stellen in een periode van maximaal 1 maand, bovendien bevat het vierde lid de voorwaarde dat betaling van het loon schriftelijk aangetoond moet worden en dat het loon moet worden betaald op een bankrekening van een bancaire instelling gevestigd in de EER of Zwitserland en die op naam van de kennismigrant staat. Indien de beloning op een andere wijze plaatsvindt kan geen gebruik worden gemaakt van de kennismigrantenregeling, maar kan desgewenst ook een gewone twv worden aangevraagd.

Artikel I, onderdeel D (artikel 1f Buwav)

Artikel 1f, onderdeel c, geeft de mogelijkheid aan voor de in Nederland verblijvende vreemdelingen die op basis van een beroepsopleiding zijn begonnen, deze opleiding met goed gevolg af te ronden, door ook in dat kader een stage te mogen lopen. Dit wordt vormgegeven door een uitzondering op de vergunningplicht op te nemen voor vreemdelingen die vóór hun 18e aan een opleiding in de beroepsopleidende leerweg van het MBO-onderwijs zijn begonnen en in Nederland woonachtig zijn. Voorwaarden zijn verder dat de stage onbezoldigd wordt uitgevoerd en dat de stage verplicht is om een diploma te kunnen halen. Opgemerkt wordt nog dat ook een stagevergoeding een vorm van bezoldiging is.

Artikel I, onderdeel E (artikel 1g, onder b, Buwav)

In het Besluit modern migratiebeleid zijn de beperkingen «medische nood» en «medische behandeling» samengevoegd tot «medische behandeling». In de nota van toelichting is deze samenvoeging toegelicht op bladzijde 108, halverwege (Stb. 2010, 307). Deze aanpassing werkt door in artikel 1g van het Buwav.

Artikel I, onderdeel F (artikel 1i, tweede lid, Buwav)

Het nieuwe artikel 1i, tweede lid, betreft een technische aanpassing, die voorziet in een uniforme toepassing van de indexering. Verder is ook in dit artikel het jaarloonbedrag vervangen door een maandbedrag.

Artikel I, onderdeel G (artikel 1l Buwav)

Door het invoegen van artikel 1l is het voor het verrichten van arbeid door gedetineerde vreemdelingen, zowel binnen als buiten de Penitentiaire inrichting, alsmede voor het verrichten van een taakstraf, geen twv meer vereist.

Artikel I, onderdeel H (artikel 2, onder i en j, Buwav)

Door het invoegen van artikel 2, onder i, is voor vermogende vreemdelingen en voor economisch niet-actieve langdurig ingezetenen vrije toegang tot de arbeidsmarkt verleend. Het kabinet heeft voorts besloten om vrije toegang tot de arbeidsmarkt te geven aan degenen die in Nederland verblijven voor het afwachten van een verzoek op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Bij procedures op grond van dat artikel zal het met name gaan om situaties waarin iemand wil laten vaststellen dat hij van rechtswege het Nederlanderschap heeft verkregen of waarin iemand bestrijdt dat hij géén Nederlander zou zijn geworden. Omdat Nederlanders vrije toegang tot de arbeidsmarkt hebben, wordt deze ook geregeld voor degenen die op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap laten vaststellen of zij Nederlander zijn.

Artikel I, onderdeel I (artikel 2a, eerste lid, Buwav)

Artikel 2a, eerste lid, onder b en c, zijn vervallen omdat dit wetstechnisch niet meer overeenkwam met de nieuwe namen van de beperkingen van het Besluit modern migratiebeleid. De groepen van de oude onderdelen b en c van artikel 2a, eerste lid, vallen al onder de twv-vrijstelling bij niet-tijdelijke en tijdelijke humanitaire gronden (artikel 2, onder i en j). Daardoor zijn de begunstigende regels uit artikel 2a, eerste lid, onder b en c (oud) niet meer nodig.

Artikel I, onderdeel J (artikel 4a Buwav)

Doordat artikel 11, vierde lid, Wav door de herziening van de Wav vervalt is er geen juridische basis meer om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen; derhalve kan artikel 4a te vervallen.

Artikel II

Gekozen is voor inwerkingtreding bij koninklijk besluit dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Grote delen van dit besluit zullen in werking treden op het tijdstip waarop het wetsvoorstel Herziening van de Wet arbeid vreemdelingen (Kamerstukken 33 475) in werking treedt (naar verwachting 1 januari 2014). Drie onderdelen van het besluit die los staan van genoemd wetsvoorstel treden in werking met ingang van 1 oktober 2013. Dit betreft nader aangeduide stages voor illegaal in Nederland verblijvende leerlingen, de generieke vrijstelling voor een periode van drie jaar voor het wetenschappelijk personeel en de positie van de vermogende vreemdeling.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Op dit moment zijn er akkoorden gesloten met Chili, Zuid-Korea, Mexico, Peru & Colombia, de lidstaten van Mercosur en de lidstaten van CARIFORUM. Er wordt onderhandeld met Canada, India, Maleisië, Singapore, Oekraïne, Moldavië, Marokko, de leden van Gulf Cooperation Council (GCC) en de lidstaten van ASEAN.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven