Besluit van 11 maart 2013, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 7 februari 2013 tot wijziging van de Wet op de vaste boekenprijs in verband met de evaluatie van die wet (Stb. 2013, 139)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 4 maart 2013, nr. WJZ-489896 (10302), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel III van de wet van 7 februari 2013 tot wijziging van de Wet op de vaste boekenprijs in verband met de evaluatie van die wet (Stb. 2013, 139);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De wet van 7 februari 2013 tot wijziging van de Wet op de vaste boekenprijs in verband met de evaluatie van die wet (Stb. 2013, 139) treedt met uitzondering van artikel I, onderdeel A, onder 2 en 2a, in werking met ingang van 1 juli 2013.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 maart 2013

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Uitgegeven de zesentwintigste april 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

De wet van 7 februari 2013 tot wijziging van de Wet op de vaste boekenprijs in verband met de evaluatie van die wet (Stb. 2013, 139) treedt met uitzondering van artikel I, onderdeel A, onder 2 en 2a, in werking met ingang van 1 juli 2013.

Dit onderdeel voorziet in uitbreiding van de definitie van «schoolboek» tot «school- en wetenschappelijk boek» en een daarmee samenhangende wijziging. Deze wijzigingen vloeien voort uit het amendement-De Liefde/Voordewind (Kamerstukken II 2011–2012, 32 641, nr. 9) dat er toe strekte het wetenschappelijke boek1 van de vaste boekenprijs uit te zonderen.

Op grond van nadere informatie uit het boekenvak en de vragen en opmerkingen in het voorlopig verslag en het nader voorlopig verslag van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit de Eerste Kamer met betrekking tot het wetsvoorstel dat tot de wet van 7 februari 2013 leidde, ben ik tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek moet worden ingesteld, voordat artikel I, onderdeel A, onder 2 en 2a, van die wet in werking kan treden. Voor de problemen die samenhangen met de uitvoering van dat onderdeel verwijs ik naar mijn brief van 25 januari 2013 aan de Voorzitter van de Eerste Kamer (Kamerstukken I 2012–2013, 32 641, G). Dit betekent dat artikel I, onderdeel A, onder 2 en 2a, van de wet van 7 februari 2013 vooralsnog niet in werking zal treden. De eventuele inwerkingtreding daarvan zal afhangen van de uitkomsten van nader onderzoek naar de afschaffing van de vaste prijs van het wetenschappelijke boek2 als onderdeel van de eerstkomende evaluatie van de Wet op de vaste boekenprijs die begin 2014 plaats vindt.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Het betreft het wetenschappelijke boek zoals omschreven in artikel 1, onderdeel d, van de Wet op de vaste boekenprijs, indien de wijziging van die bepaling (door de wet van 7 februari 2013) in werking zou zijn getreden.

X Noot
2

Zie noot 1.

Naar boven