Besluit van 19 december 2012, houdende regels inzake taken op het terrein van telecommunicatie en post en inzake vergoedingen op het terrein van post met betrekking tot Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit taken telecommunicatie en post en vergoedingen post BES)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, van 30 oktober 2012, nr. WJZ / 12331692;

Gelet op de artikelen 44b, tweede en derde lid, en 44e, vijfde lid, van de Wet telecommunicatievoorzieningen BES en de artikelen 14, vierde lid, en 27, tweede lid, van de Wet post BES;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 29 november 2012, nr. W 15.12.0467/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 13 december 2012, nr. WJZ / 12379616;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder college: college, genoemd in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit.

Artikel 2

Het college heeft tot taak:

  • a. het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet post BES betreffende het vervoer van postzendingen, uitgezonderd het bepaalde in artikel 19 van deze wet;

  • b. het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet telecommunicatievoorzieningen BES, voor zover het betreft:

    • i. het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3, 5, 6, 25, 26, 28, 29, 30 en 44e, tweede lid, derde lid, tweede volzin, en vierde lid, van die wet;

    • ii. het bepaalde bij of krachtens artikel 7 van die wet, uitgezonderd voorwaarden betreffende de te gebruiken frequenties, apparatuur, technologie of technische standaarden;

    • iii. het bepaalde bij of krachtens artikel 9 van die wet, voor zover het verplichtingen betreffende het gebruik van nummers betreft;

  • c. het nemen van besluiten in verband met de toekenning van nummers die in een nummerplan zijn opgenomen overeenkomstig het bepaalde in artikel 44e van de Wet telecommunicatievoorzieningen BES.

Artikel 3

Het college is bevoegd geschillen te beslechten tussen concessiehouders, tussen andere aanbieders van openbare telecommunicatiediensten en tussen concessiehouders en andere aanbieders van openbare telecommunicatiediensten inzake de nakoming van een verplichting ingevolge de hoofdstukken 2, 3 of 4 van de Wet telecommunicatievoorzieningen BES. De beslissing van het college is bindend.

Artikel 4

Indien concessiehouders of andere aanbieders van openbare telecommunicatiediensten een geschil hebben, kunnen zij zich onder opgaaf van redenen schriftelijk richten tot het college met het verzoek hieromtrent een beslissing te nemen. Een zodanig verzoek wordt ingediend bij het college.

Artikel 5

  • 1. Binnen één maand na de indiening van het verzoek om een beslissing verstrekken beide partijen in het geschil het college alle gegevens die benodigd zijn om een beslissing te kunnen nemen.

  • 2. Indien het college niettemin de verstrekte gegevens onvoldoende acht, verzoekt het de betrokken partij binnen twee weken aanvullende informatie te verstrekken.

Artikel 6

Het college toetst een geschil inzake de toegang tot of de koppeling van infrastructuur in ieder geval aan de volgende uitgangspunten:

  • a. de voorwaarden voor toegang en koppeling dienen non-discriminatoir te zijn; dat wil zeggen dat toegang en koppeling steeds in overeenkomstige situaties tegen overeenkomstige voorwaarden en tarieven worden aangeboden;

  • b. de voorwaarden voor toegang en koppeling dienen transparant te zijn en de tarieven voor toegang en koppeling dienen niet gebundeld te worden; dat wil zeggen dat de tarieven waartegen toegang en koppeling wordt aangeboden, in uitgesplitste vorm worden voorgelegd, zodat netwerkelementen en -diensten die niet nodig zijn of gewenst worden voor de desbetreffende toegang of koppeling, vermeden kunnen worden; en

  • c. de vergoedingen voor toegang en koppeling, als onderdeel van de voorwaarden, dienen kostengeoriënteerd te zijn.

Artikel 7

Binnen drie maanden na de indiening van het verzoek neemt het college een beslissing.

Artikel 8

  • 1. De op grond van artikel 14 van de Wet post BES verschuldigde vergoeding wordt jaarlijks vastgesteld aan de hand van de voor het kalenderjaar waarvoor de vergoeding geldt, geraamde kosten.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover de door de concessiehouder verschuldigde vergoeding is bepaald in een concessie die is verleend krachtens artikel 2, eerste lid, van de Postlandsverordening 1998 en die nadien is verlengd overeenkomstig artikel 27a, eerste lid, van de Wet post BES.

  • 3. De op grond van artikel 14 van de Wet post BES verschuldigde vergoeding dient bij vooruitbetaling te worden voldaan, welke vooruitbetaling in het geval van een vergoeding voor het toezicht op het bij of krachtens die wet bepaalde per periode van twaalf maanden plaatsvindt.

  • 4. De invordering van de op grond van artikel 14 van de Wet post BES verschuldigde vergoeding vindt plaats met overeenkomstige toepassing van artikel 15, vijfde tot en met achtste lid, van die wet.

Artikel 9

Indien het bij koninklijke boodschap van 25 februari 2012 ingediende voorstel van wet houdende regels omtrent de instelling van de Autoriteit Consument en Markt (Kamerstukken 2011/12, 33 186) tot wet wordt verheven en in werking is getreden, wordt dit besluit als volgt gewijzigd:

a. artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder Autoriteit Consument en Markt: Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt.

b. in de artikelen 2 tot en met 7 wordt «het college» telkens vervangen door: de Autoriteit Consument en Markt.

c. in artikel 5 wordt de zinsnede «verzoekt het de betrokken partij» vervangen door: verzoekt zij de betrokken partij.

Artikel 10

Het Besluit geschillenbeslechting concessiehouders BES wordt ingetrokken.

Artikel 11

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 12

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit taken telecommunicatie en post en vergoedingen post BES.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 19 december 2012

Beatrix

De Minister van Economische Zaken, H. G. J. Kamp

Uitgegeven de achtentwintigste december 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

1. Doel en aanleiding

Sinds de staatkundige hervorming betreffende het overzeese deel van het Koninkrijk is de Minister (dan wel de Staatssecretaris) van Economische Zaken verantwoordelijk voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba inzake de beleidsterreinen van post en telecommunicatie. Voorzien was om op termijn het college van de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) bepaalde taken en bevoegdheden op het terrein van telecommunicatie en post voor Caribisch Nederland toe te kennen. Het betreft hier taken waarvoor het college reeds verantwoordelijk is voor het Europese gedeelte van Nederland. Dit besluit voorziet in de toekenning van deze taken en bevoegdheden aan het college. Zoals hieronder nader aan de orde komt, zijn de gevolgen van deze taak- en bevoegdheidsverandering voor de openbare lichamen van voornoemde eilanden beperkt.

Naar verwachting zal binnen afzienbare tijd de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt in werking treden. Alsdan gaat het college op in de Autoriteit Consument en Markt. In verband hiermee bevat dit besluit een overgangsbepaling op grond waarvan dit besluit wordt aangepast.

Dit besluit is in hoofdzaak gebaseerd op de artikelen 44b en 44e van de Wet telecommunicatievoorzieningen BES (verder: WTvBES) en op artikel 27 van de Wet post BES.

Op grond van het derde lid van artikel 44b van de WTvBES kunnen taken en bevoegdheden worden verleend aan het college van de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college). Artikel 44e, vijfde lid, biedt een grondslag voor regels met betrekking tot nummers. Voor zover met dit besluit taken betreffende nummers aan het college worden verleend, is dit dan ook mede op deze bepaling gebaseerd.

Inzake de toezichtsbevoegdheid is het tweede lid van artikel 44b van belang. Op grond van deze bepaling kan het toezicht op nader aangegeven onderwerpen bij algemene maatregel van bestuur worden opgedragen aan het college, dit in afwijking van het wettelijke regime van toezicht door de Minister van Economische Zaken (verder: de minister). Ingevolge voornoemde bepaling is in dat geval het college bevoegd bij het uitoefenen van de opgedragen toezichtstaken de bevoegdheden van hoofdstuk VIII van de WTvBES toe te passen. Artikel 27, tweede lid, Wet post BES bevat een soortgelijke grondslag om het college (toezichts)bevoegdheden betreffende deze wet te verlenen. In artikel 15, onderdeel c, van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit is opgenomen dat het college bevoegd is tot het verrichten van de taken en het uitoefenen van de bevoegdheden die bij of krachtens de WTvBES en de Wet post BES aan het college zijn toegekend. In dit besluit wordt de toekenning van die taken en bevoegdheden geregeld.

Voorts is ter uitvoering van artikel 14 van de Wet post BES een nadere regeling getroffen inzake de door de houder van de postconcessie en door andere postvervoerders verschuldigde vergoedingen.

2. Taken en bevoegdheden van het college op de BES-eilanden

Het uitgangspunt bij de toekenning van taken en bevoegdheden aan het college met betrekking tot Caribisch Nederland is dat de taken en bevoegdheden die in de Telecommunicatiewet en de Postwet aan het college zijn opgedragen voor het Europese deel van Nederland, in beginsel ook door hem worden uitgevoerd in Caribisch Nederland. Vanzelfsprekend moet daarbij rekening worden gehouden met het gegeven dat op een aantal punten de relevante regelgeving voor de BES-eilanden aanzienlijk verschilt van de Nederlandse regelgeving. Een enkel voorbeeld ter illustratie: de WTvBES bevat nog een systeem van concessieverlening voor het aanbieden van telecommunicatienetwerken en -diensten. Het is voor anderen dan concessiehouders dus niet toegestaan om (openbare) telecommunicatie-infrastructuur aan te leggen of openbare telecommunicatiediensten te verrichten. Een dergelijk verbod kent geen tegenhanger in de Nederlandse regelgeving. Gekozen is om de handhaving van dit verbod niet aan het college op te dragen omdat het meer voor de hand ligt de minister, die immers ook de concessies verleent, dit toezicht te laten uitoefenen. De uitvoerende en toezichthoudende taken van de minister worden overigens voor hem uitgeoefend door Agentschap Telecom.

Post

Op grond van artikel 2, onderdeel a, van dit besluit heeft het college als taak om toe te zien op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet post BES inzake het vervoer van postzendingen. Het betreft in het bijzonder de naleving van de concessievoorwaarden. De minister blijft bevoegd het toezicht uit te oefenen betreffende de bijzondere aanwijzingen die de minister kan geven bij bijzondere omstandigheden, bedoeld in artikel 19 van de Wet post BES. Deze uitzondering op de toezichtsbevoegdheid van het college komt overeen met de in de Postwet bestaande uitzondering voor (toezicht op) het regime voor buitengewone omstandigheden. Het college houdt evenmin toezicht op wettelijke bepalingen die niet het vervoer van postzendingen betreffen. Het gaat in het bijzonder om de bepalingen inzake postzegels (artikelen 16 en 20).

Bij zijn toezicht inzake de Wet post BES kan het college ingevolge artikel 27, tweede lid, van de Wet post BES de toezichtsbevoegdheden, genoemd in artikel 15 van deze wet, toepassen, in het bijzonder inzake het vorderen van inlichtingen, het geven van een aanwijzing en het opleggen van een administratieve boete. In dit kader is overigens relevant dat de Wet post BES behalve in bestuursrechtelijk toezicht ook voorziet in strafrechtelijk toezicht (artikelen 17 en 18).

Telecommunicatie

Het college is voor Caribisch Nederland aangewezen als bevoegde instantie voor die onderwerpen waarvoor het college ook voor het Europese deel van Nederland bevoegd is op grond van de Telecommunicatiewet. Het betreft – tot op zekere hoogte – de concessieverlening, de gedoogplicht van grondeigenaren ten aanzien van graafwerkzaamheden betreffende telecomkabels, het gebruik van nummers en geschillenbeslechting tussen aanbieders van telecomdiensten en -netwerken.

Concessieverlening

Het college heeft ingevolge artikel 2, onderdeel b, van dit besluit tot taak toe te zien op de verplichtingen van de concessiehouder, met uitzondering van, kort samengevat, verplichtingen van technische aard. Het toezicht inzake het verbod zonder concessie een netwerk te beheren, blijft berusten bij de minister, zoals hiervoor reeds vermeld. De minister ziet er dus op toe dat de aanleg, instandhouding en exploitatie van telecommunicatie-infrastructuur alleen plaatsvindt indien over een concessie wordt beschikt, terwijl het college toeziet op het gebruik van de concessie.

Het betreft ten eerste de naleving van de artikelen 3, 5 en 6 van de WTvBES. Deze bepalingen hebben achtereenvolgens betrekking op de verplichting van de concessiehouder bepaalde telecommunicatiediensten te verzorgen (de zogenaamde opgedragen vaste en mobiele telecommunicatiediensten, uitgewerkt in Besluit opgedragen telecommunicatiediensten BES), de randvoorwaarden voor kennisneming van over het telecommunicatienetwerk getransporteerde gegevens en het verbod aan anderen dan de concessiehouder om zonder diens toestemming een lijst van aangeslotenen (zoals een telefoonboek) te verspreiden.

Ten tweede betreft het de naleving van de concessievoorwaarden (artikel 7 van de WTvBES) uitgezonderd voorwaarden betreffende frequenties, apparatuur, technologie of technische standaarden. Het toezicht op deze technische aspecten betreffende onder meer ethergebruik en radiozendapparaten blijft berusten bij Agentschap Telecom dat naar zijn aard hier meer voor is toegerust.

Ten derde betreft het de naleving van de verplichtingen betreffende nummergebruik die voor de concessiehouder voortvloeien uit verdragen van de Internationale Unie voor Telecommunicatie (verder: ITU; artikel 9 van de WTvBES). Dit impliceert dat het toezicht op andere ITU-verplichtingen, namelijk inzake frequentiegebruik en standaarden, bij Agentschap Telecom blijft berusten.

Kabels en kabelwerken

In artikel 2, onderdeel b, onder i, van dit besluit is het toezicht inzake kabels en kabelwerken opgedragen aan het college. De regels inzake kabels en kabelwerken zijn neergelegd in hoofdstuk VI van de WTvBES en betreffen de gedoogplicht voor de aanleg, en de instandhouding en opruiming van kabels en kabelwerken behorende tot de telecommunicatie-infrastructuur. Deze bepalingen zijn in hoge mate vergelijkbaar met de bepalingen uit hoofdstuk 5 van de Telecommunicatiewet waarvoor het college als toezichthouder optreedt. Het betreft zowel verplichtingen van de eigenaar om telecommunicatiekabels in en boven hun grond en hiermee verband houdende werkzaamheden toe te staan als verplichtingen van de concessiehouder inzake de aanleg en het beheer van de kabels.

Nummers

Overeenkomstig het regime van de Telecommunicatiewet worden nummerplannen voor Caribisch Nederland door de minister vastgesteld en verricht het college voor dit gebied de uitvoerende en toezichthoudende taken betreffende nummers. In artikel 2, onderdeel c, van dit besluit is bepaald dat het college besluiten neemt in verband met de toekenning van nummers. Het betreft zowel besluiten inzake toekenning van nummers als besluiten tot intrekking, wijziging of opschorting van een eerdere nummertoekenning. Ingevolge artikel 2, onderdeel b, onder i, is het college toezichthouder betreffende het verbod af te wijken van het nummerplan (artikel 44e, tweede en derde lid, WTvBES) of het verbod om niet toegekende nummers te gebruiken (idem, vierde lid).

Geschillenbeslechting

Overeenkomstig het regime van de Telecommunicatiewet is het college op grond van artikel 44b, derde lid, van de WTvBES belast met de taak van geschillenbeslechting. Hiermee komt een eind aan de situatie waarin die taak aan de minister was opgedragen krachtens artikel 44, derde lid, van de WTvBES. In verband met deze wijziging is het Besluit geschillenbeslechting concessiehouders BES, gebaseerd op artikel 44, derde lid, WTvBES, ingetrokken en zijn de relevante bepalingen daarvan in aangepaste vorm in de artikelen 3 tot en met 7 van dit besluit overgenomen.

De belangrijkste aanpassing is dat de geschillenbeslechting niet langer is beperkt tot geschillen tussen concessiehouders. Ook geschillen van concessiehouders met andere aanbieders van openbare telecommunicatiediensten of tussen die aanbieders onderling komen voor geschillenbeslechting in aanmerking. Als openbare telecommunicatiedienst kan worden aangemerkt een telecommunicatiedienst die beschikbaar is voor derden, ofwel voor het publiek. Er wordt hier gesproken van andere aanbieders omdat ook concessiehouders (in beginsel) bepaalde openbare telecommunicatiediensten aanbieden, krachtens artikel 3, eerste lid, van de WTvBES. Te denken valt aan geschillen over de toegang tot het netwerk van de concessiehouder of geschillen met of tussen exploitanten van radio-elektrische zendinrichtingen met een machtiging (artikel 15 WTvBES). Met geschillenbeslechting kan in vergelijking met de beroepsgang naar de rechter op relatief doelmatige wijze een oplossing worden verkregen en er is geen reden deze aanpak voor te behouden aan geschillen tussen concessiehouders. In samenhang met deze verruiming van de bevoegdheid om geschillen te beslechten is nader bepaald welke geschillen onder deze bevoegdheid vallen. Het betreft ten eerste geschillen betreffende de naleving van de verplichtingen die gelden voor een concessiehouder op grond van hoofdstuk 2 van de WTvBES. Ten tweede betreft het geschillen inzake de naleving van de verplichtingen die gelden voor exploitanten en dergelijke van radio-elektrische zendinrichtingen, draadomroepinrichtingen en andere kabelinrichtingen op grond van hoofdstuk 3 van de WTvBES. En tenslotte betreft het geschillen inzake de naleving van de verplichtingen die op grond van hoofdstuk 4 van de WTvBES gelden voor randapparatuur. Het college is dus niet bevoegd ten aanzien van bijvoorbeeld geschillen tussen gebruikers en eigenaren van grond en concessiehouders over de aanleg van kabels (hoofdstuk 6 van de WTvBES), overeenkomstig het voor het Europese deel van Nederland geldende regime voor geschillenbeslechting van hoofdstuk 12 van de Telecommunicatiewet.

Voor de uitvoering van de geschilbeslechtingstaak bevat dit besluit de volgende bepalingen. De artikelen 4, 5 en 7 van dit besluit bevatten procedurele regels betreffende het verzoek om geschilbeslechting, de door partijen aan het college te verstrekken gegevens en de termijn waarbinnen het college de beslissing over het geschil moet nemen. Voor het geval een geschil betrekking heeft op de toegang tot of de koppeling van infrastructuur, gelden op grond van artikel 6 bepaalde uitgangspunten bij de geschilbeslechting, te weten non-discriminatie, transparantie en ontbundelde en kostengeoriënteerde tarieven. De beslissing inzake het geschil wordt binnen drie maanden na indiening genomen en is bindend voor de partijen in het geschil (artikelen 7 resp. 3 van het besluit). De beslissing heeft het karakter van een beschikking waartegen beroep kan worden ingesteld bij het gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (artikel 38a WTvBES), met de mogelijkheid van hoger beroep bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Zo nodig, als een in het ongelijk gestelde concessiehouder naar aanleiding van de beslissing niet de relevante maatregelen neemt, kan het college op grond van artikel 32, eerste lid, WTvBES een bindende aanwijzing geven aan de concessiehouder die de infrastructuur exploiteert. De beslissing van het college is immers bindend en vormt dus een ingevolge de WTvBES op de concessiehouder rustende verplichting als bedoeld in artikel 32, eerste lid, WTvBES. Bij het niet naleven van de aanwijzing kan het college op grond van artikel 32, tweede lid, WTvBES de concessiehouder een administratieve boete opleggen van ten hoogste USD 56.000,–.

Het ligt in de rede dat het college binnen dit wettelijk kader zijn taak van geschilbeslechting op grond van de WTvBES voor Caribisch Nederland in beginsel op overeenkomstige wijze invult als voor het Europese deel van Nederland, op grond van de Telecommunicatiewet.

Uitvoering

Het college maakt voor de uitvoering van de opgedragen taken gebruik van een organisatie die is gevestigd in Caribisch Nederland. Deze organisatie treedt bij de uitvoering van de WTvBES c.q. bij het toezicht op de naleving van de wettelijke verplichtingen ingevolge de WTvBES en de Wet post BES op in opdracht van en onder verantwoordelijkheid van het college respectievelijk van Agentschap Telecom. Tot nu toe werd door Agentschap Telecom (optredend namens de minister) hiervoor gebruik gemaakt van Bureau Telecommunicatie en Post (verder: BT&P). Het ligt in de rede voorshands de uitvoering aan deze organisatie op te dragen.

Het college, Agentschap Telecom en BT&P hebben over de uitvoering van werkzaamheden door BT&P en over hun onderlinge samenwerking nadere afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in een convenant. Verder hebben Agentschap Telecom en het college via een samenwerkingsprotocol nadere afspraken gemaakt over de precieze onderlinge afbakening van de uitvoerings- en toezichtstaken. Met deze samenwerking wordt beoogd te komen tot een efficiënte en effectieve taakuitvoering met als aandachtpunt het voorkomen van extra administratieve lasten en onnodige bestuurlijke drukte in Caribisch Nederland.

3. Vergoeding postconcessie

Ingevolge artikel 14, vierde lid, van de Wet post BES worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gegeven over de wijze van vaststelling, heffing en invordering van de vergoeding die is verschuldigd voor verleende diensten en uitgeoefend toezicht. Hiertoe strekt artikel 8 van dit besluit. De vaststelling van de vergoedingen voor de concessiehouder en de andere postvervoerders dient op grond van artikel 8, eerste lid, van het besluit jaarlijks vooraf te gebeuren aan de hand van de geraamde kosten, te weten de kosten van de werkzaamheden die ingevolge artikel 14, tweede lid, Wet post BES aan de onderscheiden marktcategorie zijn toegerekend. Op deze wijze wordt aangesloten bij de jaarcyclus van de begroting. Het ligt in de rede dat bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding voor toezicht op de marktcategorie concessiehouders rekening wordt gehouden met of direct gerelateerd wordt aan het aantal bestelpunten van de betrokken concessiehouder.

Het vereiste van een jaarlijkse vaststelling aan de hand van de geraamde kosten geldt ingevolge het tweede lid niet voor de bestaande postconcessie die vanaf 1 januari 2013 voor maximaal drie jaar kan worden verlengd. In deze concessie is de door de concessiehouder te betalen vergoeding voor de gehele duur van de concessie vastgelegd, met de mogelijkheid van een verlaging in geval van bijzondere omstandigheden. Het ligt voor de hand bij verlenging van de concessie deze systematiek te handhaven.

Verder is in het derde en vierde lid van artikel 8 bepaald dat de heffing van de vergoeding vooraf plaats vindt en dat zo nodig de vergoeding bij dwangbevel kan worden ingevorderd, overeenkomstig het regime van de Wet post BES voor de invordering van boetes. Hiermee wordt aangesloten bij het voor het Europese deel van Nederland geldende regime.

4. Administratieve lasten

Ingevolge dit besluit worden taken en bevoegdheden die voor Caribisch Nederland tot op heden tijdelijk bij Agentschap Telecom belegd waren maar die in de Nederlandse context bij het college berusten, toegekend aan het college. Er verandert in die zin dus niets aan de taken zelf. Om die reden leidt dit besluit niet tot extra administratieve lasten voor bedrijven of burgers, noch tot andere vormen van regeldruk.

5. Uitvoeringstoets

Het college van de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit heeft ingevolge artikel 5 van het Informatiestatuut OPTA een uitvoeringstoets uitgevoerd op een ontwerp van dit besluit. In zijn brief over de resultaten van de uitvoeringstoets gaat het college in op de onderscheiden markten voor post- en telecommunicatie, de beleidsambities die het ministerie van EL&I heeft uitgesproken voor deze markten en de verwachte gevolgen die het voor de uitvoering van het toezicht heeft. Het college wijst hierbij op de inzet van het Ministerie van Economische Zaken om de postbezorging in Caribisch Nederland te verbeteren en een effectieve marktwerking op het terrein van telecommunicatie te bevorderen. Het college waarschuwt dat bijstelling of nadere invulling van bestaande kaders op het terrein van post en telecommunicatie (al dan niet door nadere regelgeving) vermoedelijk zullen nopen tot grotere toezichtsinspanningen. Het is de vraag hoe dit zich verhoudt tot de thans door marktpartijen betaalde vergoedingen. Concluderend acht het college van belang dat ambities voor beleid en toezicht stroken met de economische realiteit op de eilanden. Een verhoging van het ambitieniveau op Caribisch Nederland zal voor marktpartijen mogelijk tot een extra financiële belasting leiden ten opzichte van de huidige situatie. Het college benadrukt de noodzaak van de balans tussen vergoedingen en toezichtinspanningen. Dit geldt zowel voor de telecommarkt als voor de postmarkt.

Verder wijst het college er op dat uit onderzoeken is gebleken dat er nog onduidelijkheden zijn over de thans geldende regelgeving met betrekking tot de toegang voor derde partijen tot netwerken van concessiehouders. Ook onderstreept het college dat het gezamenlijk toezicht ingevolge dit besluit nieuw is en dat de praktijk kan uitwijzen dat, bijvoorbeeld om redenen van doelmatigheid, de taakverdeling tussen het college en Agentschap Telecom aanpassing behoeft.

Ten aanzien van de door het college genoemde beleidsambities van het ministerie en de verhouding met de door marktpartijen te betalen vergoedingen kan worden opgemerkt dat uitgangspunt is dat zoveel mogelijk de status quo wordt gehandhaafd. Dat maakt dat in elk geval voor de korte termijn geen frictie tussen vergoedingen en toezichtsinspanningen wordt verwacht. Bij de verdere invulling van de beleidsambities voor de post- en telecommarkt voor Caribisch Nederland zal het college worden betrokken. Daarbij zal het college worden gevraagd om zo vroeg mogelijk in het proces risico’s op mogelijke overschrijding van de beschikbare inzet en middelen aan te geven.

Voor zover sprake is van onduidelijkheden, zoals hiervoor bedoeld, is het van belang dat deze worden weggenomen. Ook het college kan hierin een rol vervullen. Wat de taakverdeling met Agentschap Telecom betreft, zoals vormgegeven in dit besluit: er is thans geen aanleiding te veronderstellen dat deze bij de uitvoering van de taken problemen zou geven. Mocht de praktijk uitwijzen dat de taakverdeling niet adequaat is, dan zal in samenspraak met de toezichthouders worden bezien welke aanpassingen noodzakelijk zijn.

Naar aanleiding van de uitvoeringstoets is de toelichting van het besluit op onderdelen aangepast.

6. Beleid inzake vaste verandermomenten

Er zijn redenen in dit geval af te wijken van het beleid inzake vaste verandermomenten (verder: VVM-beleid) voor zover het de invoeringstermijn betreft. Beide betrokken organisaties, Agentschap Telecom en de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit, hebben afspraken gemaakt voor een taakoverdracht per 1 januari 2013 en hebben zich daarop voorbereid. De taakoverdracht heeft geen materiële gevolgen voor bedrijven of burgers. De afwijking inzake de invoeringstermijn heeft derhalve slechts publieke voordelen en geen private nadelen.

De Minister van Economische Zaken, H. G. J. Kamp


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven