Besluit van 20 december 2012 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht en het Besluit van 20 december 2012 tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met indexering van de bedragen en toevoeging van enkele proceshandelingen (Stb. 2012, 683)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 18 december 2012, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 335355;

Gelet op artikel 2 van deel C van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht en op artikel II van het Besluit van 20 december 2012 tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met indexering van de bedragen en toevoeging van enkele proceshandelingen (Stb. 2012, 683);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Met ingang van 1 januari 2013 treden in werking:

  • a. de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, met uitzondering van:

    • 1°. in deel A:

      • 1. de artikelen 8:110 tot en met 8:112 in artikel I, onderdeel TTTT;

      • 2. de zinsnede met betrekking tot de Wet inburgering in artikel I, onderdeel CCCCC, bijlage 2, artikel 10;

      • 3. in artikel V: onderdeel G, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op artikel 27m van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en onderdeel L;

    • 2°. in deel B: onderdeel 1 in artikel XLIX;

  • b. het Besluit van 20 december 2012 tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met indexering van de bedragen en toevoeging van enkele proceshandelingen (Stb. 2012, 683), met uitzondering van het opschrift «schadevergoeding onrechtmatig besluit» en onderdeel 21 in de tabel in artikel I, onderdeel C.

Onze Minister van Veiligheid en Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 december 2012

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Uitgegeven de zevenentwintigste december 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Behoudens enkele onderdelen treedt op 1 januari 2013 de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Wab) in werking, evenals een daarmee samenhangende wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Vooralsnog buiten werking blijven de onderdelen van de Wab die ertoe strekken om in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) enkele bepalingen op te nemen over incidenteel hoger beroep (de artikelen 8:110 tot en met 8:112). Deze uitzondering is nodig omdat gebleken is dat deze bepalingen zich niet lenen voor onverkorte toepassing in vreemdelingenzaken. Om dat op te lossen, zijn in het wetsvoorstel Veegwet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken 33 455) enkele wijzigingen opgenomen van de Vreemdelingenwet 2000 (zie de onderdelen B en C van artikel IV; deze wijzigen de artikelen 83a en 95 van de Vreemdelingenwet 2000). De artikelen 8:110 tot en met 8:112 Awb kunnen in werking treden zodra de veegwet tot stand gekomen is. Dat geldt ook voor de wijzigingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen die betrekking hebben op incidenteel hoger beroep en incidenteel beroep in cassatie, respectievelijk het vervallen van artikel 27m (als onderdeel van afdeling 3 van hoofdstuk V) en de wijziging van artikel 29b. Aldus wordt zeker gesteld dat de hiervoor genoemde bepalingen inzake incidenteel hoger beroep en incidenteel beroep in cassatie blijven gelden zolang de desbetreffende regelingen niet zijn opgenomen in, dan wel aangepast aan de Awb.

De uitzondering met betrekking tot de Wet inburgering is nodig om te voorkomen dat ongedaan wordt gemaakt dat de rechtsmacht voor het hoger beroep tegen besluiten op grond van die wet met ingang van 1 januari 2013 verschuift van de Centrale Raad van Beroep naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ingevolge artikel II van de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 430 en 519)). Zie ook de toelichting bij de artikelen I, onder H, en XI van het wetsvoorstel Veegwet aanpassing bestuursrecht (Kamerstukken II 2012/13, 33 455, nr. 3, p. 3 en 7).

De uitzondering voor deel B, artikel XLIX, onderdeel 1, heeft betrekking op artikel 1:3a van de Wet op het financieel toezicht. De uitzondering is nodig, omdat dat artikel inmiddels ook door een andere wet is gewijzigd. De inwerkingtreding van artikel XLIX, onderdeel 1, zou ertoe leiden dat die andere wijziging weer ongedaan wordt gemaakt. Om die reden zal artikel XLIX, onderdeel 1, niet in werking treden. In de benodigde wijziging van artikel 1:3a in verband met de Wet aanpassing bestuursprocesrecht zal worden voorzien door artikel VIID van de Wijzigingswet financiële markten 2013.

De uitzondering op de inwerkingtreding van de wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft betrekking op de verzoekschriftprocedure die wordt geïntroduceerd in het wetsvoorstel Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Kamerstukken 32 621). Het desbetreffende onderdeel 21 van tabel A1 in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht kan uiteraard pas in werking treden als wetsvoorstel 32 621 wordt aanvaard en tot wet verheven en de daarin opgenomen wijzigingen van de Algemene wet bestuursrecht (voor zover relevant) in werking treden.

Er is voor de Wab geen invoeringstermijn van twee of drie maanden gehanteerd (zoals bedoeld in aanwijzing 174, derde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving en in de brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 11 december 2009 over de systematiek van vaste verandermomenten, Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309), aangezien met de voorbereiding van het wetsvoorstel aanpassing bestuursprocesrecht is begonnen vóór 2009. Het voorontwerp dateerde uit 2006. Overigens heeft de rechtspraktijk zich erop voorbereid dat de Wab op 1 januari 2013 in werking treedt.

Ook voor de wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht is geen invoeringstermijn van twee of drie maanden gehanteerd. Die wijziging hangt inhoudelijk nauw samen met de Wab, en de belangrijkste doelgroepen (burgers, bedrijven en verleners van rechtsbijstand) zijn gebaat bij spoedige inwerkingtreding, vanwege de erin opgenomen verhoging van de proceskostenforfaits.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Naar boven