Besluit van 2 november 2012 tot vaststelling van regels betreffende tegemoetkomingen ter zake van verhuizing en woon-werkverkeer voor defensiepersoneel en tot wijziging van enige besluiten, in het kader van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor de sector Defensie over de periode 1 maart 2012 tot en met 28 februari 2013

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Defensie van 12 juli 2012, nr. BS/2012023496;

Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet alsmede op de artikelen 12, 12quinquies en 12k van de Militaire Ambtenarenwet 1931;

De Afdeling advisering van Raad van State gehoord (advies van 10 september 2012, nr. W07.12.0279/II);

Gezien het nader rapport van de Minister van Defensie van 31 oktober 2012, nr. BS/2012031015;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 VERPLAATSINGSKOSTENBESLUIT DEFENSIE

Artikel 1

Vastgesteld wordt een Verplaatsingskostenbesluit defensie luidende:

Verplaatsingskostenbesluit defensie
Artikel 1. Begripsbepalingen
  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    achtergebleven kind:

    het buiten het land van plaatsing verblijf houdende ongehuwde kind van de defensieambtenaar, dat minderjarig is of voor wie aanspraak bestaat op kinderbijslag dan wel op studiefinanciering in de zin van de Wet studiefinanciering 2000. Voor de toepassing van dit besluit duurt de minderjarigheid voort tot en met 31 december van het kalenderjaar waarin het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt.

    afstand:
    • a. bij gebruik van openbaar vervoer: de gebruikelijke reisroute;

    • b. bij gebruik van ander vervoer dan openbaar vervoer:

      het aantal kilometers gemeten langs de gebruikelijke openbare weg te bepalen aan de hand van een bij ministeriële regeling vastgestelde routeplanner, met dien verstande dat bij meer dan één plaats van tewerkstelling die zich niet binnen één complex of terrein bevinden de grootste afstand geldt;

    ambtenaar:

    degene die bij het Ministerie van Defensie in burgerlijke openbare dienst is aangesteld.

    ambts- of dienstwoning:

    de door het bevoegde gezag aan de defensieambtenaar in verband met de uitoefening van zijn functie toegewezen woning.

    bevoegd gezag:

    de bij ministeriële regeling als zodanig aangewezen autoriteiten.

    defensieambtenaar:

    de ambtenaar of de militair.

    eigen huishouding voeren:

    het anders dan bij de eigen, stief- of pleegouders van de defensieambtenaar of van zijn partner, bewonen van zelfstandige woonruimte, aangetoond door middel van inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administratie en een rechtsgeldig huurcontract of notariële leveringsakte van de koopwoning op naam van de defensieambtenaar of diens partner.

    Europa:

    Europa inclusief Turkije.

    gezinsleden:

    de partner van de defensieambtenaar en de eigen, stief- of pleegkinderen van de defensieambtenaar zelf of van zijn partner, voor zover zij met hem samenwonen en in geval van vestiging buiten Nederland ter zake goedkeuring is verkregen van de Minister.

    militair (tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald):

    De militair in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel c, ten eerste, van het Algemeen militair ambtenarenreglement, daaronder begrepen hij die is aangesteld in burgerlijke openbare dienst om in de krijgsmacht als geestelijk verzorger doorlopend werkzaam te zijn.

    Minister:

    Onze Minister van Defensie.

    Partner:

    degene die naar Nederlands recht met de defensieambtenaar is gehuwd alsmede degene die mede onder dit begrip wordt verstaan op grond van artikel 4 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie of artikel 1, derde lid van het Algemeen militair ambtenarenreglement.

    plaats van legering:

    de gebruikelijke ingang van het gebouw, gebouwencomplex, terrein of vaartuig waar hem door het bevoegd gezag nachtverblijf van rijkswege wordt geboden.

    plaats van tewerkstelling:

    de gebruikelijke ingang van het gebouw, gebouwencomplex, terrein of vaartuig waar de defensieambtenaar gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht, dan wel indien de uitoefening van het ambt zich uitstrekt over een bepaald gebied, een door het bevoegd gezag aangewezen plaats.

    rijksdienst:

    de organisatie van de rijksoverheid.

    standplaats:

    de gemeente of het bij name genoemde deel van die gemeente, waar de plaats van tewerkstelling van de defensieambtenaar is gelegen, dan wel indien de plaats van tewerkstelling een vaartuig is, de door het bevoegd gezag aangewezen plaats.

    verplaatsing:

    verandering van standplaats die naar het oordeel van het bevoegd gezag een permanent karakter heeft.

    voor het eerst in dienst treden:

    in dienst treden bij het Ministerie van Defensie of een van zijn diensten, bedrijven of instellingen, anders dan in geval van overgang binnen een maand:

    • 1. van de ene naar de andere tak van de rijksdienst;

    • 2. van een andere overheidsdienst of een door het Rijk bekostigde onderwijsinstelling naar de rijksdienst.

    woongebied:

    een zodanig gebied waarbij de afstand van de woning naar de plaats van tewerkstelling niet meer bedraagt dan 25 kilometer, vast te stellen bij gebruik van ander vervoer dan openbaar vervoer, alsmede een bij ministeriële regeling goedgekeurde plaats van vestiging.

    zelfstandige woonruimte:

    woonruimte voorzien van een eigen toegangsdeur die van binnen en buiten kan worden afgesloten. In de woonruimte moeten in elk geval aanwezig zijn:

    • een eigen woon(slaap)kamer,

    • een eigen keuken met aanrecht, aan- en afvoer voor water en een aansluitpunt voor een kooktoestel,

    • een eigen toilet met waterspoeling.

  • 2. Aan dit besluit kunnen geen aanspraken worden ontleend door defensieambtenaren op wie voorzieningen ter zake van verblijf buiten Nederland van toepassing zijn die overeenkomen met aanspraken op grond van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken.

  • 3. De ambtenaar bedoeld in artikel 8a, eerste lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie die als gevolg van een functiewisseling in het kader van de mobiliteitsbevordering van standplaats verandert ontleent aan dit besluit de aanspraken die gelden voor de militair.

Artikel 2 Tegemoetkoming verhuiskosten bij opgelegde verhuisplicht
  • 1. De defensieambtenaar die ingevolge een op grond van artikel 75 Burgerlijke ambtenarenreglement defensie dan wel artikel 143 Algemeen militair ambtenarenreglement defensie opgelegde verplichting verhuist naar een nader door het bevoegd gezag aangegeven plaats of gebied, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de verhuiskosten, mits de verhuizing plaatsvindt uiterlijk twee jaren na de datum waarop de verplichting is ingegaan.

  • 2. De defensieambtenaar, bedoeld in het eerste lid, die is verhuisd en van de in het eerste lid bedoelde verplichting wordt ontheven, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de verhuiskosten, mits de verhuizing plaatsvindt binnen twee jaren na de ontheffing.

  • 3. Het opleggen van de verplichting te verhuizen naar een nader door het bevoegd gezag aangegeven plaats of gebied geschiedt:

    • a. indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aard van de werkzaamheden een zeer korte reactietermijn vereist;

    • b. bij een verhuizing in verband met een verplaatsing naar Nederland;

    • c. bij een verhuizing in verband met een verplaatsing naar een land buiten Nederland.

  • 4. Ten aanzien van verhuizingen als bedoeld in het eerste lid, is de tegemoetkoming in de verhuiskosten gelijk aan een tegemoetkoming in:

    • a. de reis- en verblijfkosten binnen Nederland die voor de defensieambtenaar en zijn echtgenote zijn verbonden aan een reis ter bezichtiging van woonruimte;

    • b. de reis- en verblijfkosten bij een verplaatsing naar een land buiten Nederland, die voor de defensieambtenaar en zijn echtgenote zijn verbonden aan een reis ter bezichtiging van onder meer woonruimte en scholen;

    • c. de reis- en verblijfkosten die voor de defensieambtenaar en zijn gezinsleden zijn verbonden aan de reis naar de nieuwe woning;

    • d. de transportkosten;

    • e. de kosten van de tussenpersoon, voor zover deze in rekening wordt gebracht ter verwerving van een huurwoning en de inschakeling van een tussenpersoon naar het oordeel van het bevoegd gezag voor het Rijk tot aanmerkelijk voordeel leidt;

    • f. overige kosten, mits een eigen huishouding wordt gevoerd op de datum van de verplaatsing of de indiensttreding en de eigen huishouding wordt voorgezet na de verhuizing.

  • 5. Bij ministeriële regeling worden nadere voorwaarden vastgesteld omtrent een nader door het bevoegd gezag aangegeven plaats of gebied, bedoeld in het eerste lid, de maximale duur van de reis, bedoeld in het vierde lid, onder b, de transportkosten bedoeld in het vierde lid onder d en de overige kosten, bedoeld in het vierde lid, onder f.

Artikel 3 Tegemoetkoming verhuiskosten zonder verhuisplicht
  • 1. De defensieambtenaar die bij verplaatsing verhuist naar het woongebied van zijn nieuwe standplaats, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de verhuiskosten mits de verhuizing plaatsvindt binnen twee jaren na de datum van de verplaatsing, dan wel binnen zes maanden voor de datum van de verplaatsing en indien door de verhuizing de reisafstand tussen de woning en de plaats van tewerkstelling met ten minste 60% wordt bekort en, indien hij militair is voorafgaand aan de verhuizing, een eigen huishouding voerde.

  • 2. De defensieambtenaar aan wie in verband met een verhuizing op grond van het eerste lid een tegemoetkoming in verhuiskosten is toegekend, betaalt deze tegemoetkoming terug indien hem binnen twee jaren na de verhuizing ontslag op aanvraag wordt verleend, hij tengevolge van aan hem te wijten feiten of omstandigheden binnen twee jaren na de verhuizing wordt ontslagen of indien hij buiten het woongebied gaat wonen.

  • 3. Overgang binnen een maand naar een andere functie binnen de rijksdienst wordt niet als een ontslag op aanvraag beschouwd, tenzij de defensieambtenaar als gevolg van die overgang moet verhuizen met aanspraak op een tegemoetkoming in verhuiskosten.

Artikel 4 Tegemoetkoming verhuiskosten bij indiensttreding
  • 1. Het bevoegd gezag kan de defensieambtenaar die bij indiensttreding een eigen huishouding voert, eenmalig aanspraak verlenen op een tegemoetkoming in de verhuiskosten mits de verhuizing plaatsvindt binnen twee jaren na de datum van de indiensttreding en hij verhuist naar het woongebied en door de verhuizing de reisafstand tussen de woning en de plaats van tewerkstelling met ten minste 60% wordt bekort.

  • 2. De defensieambtenaar aan wie in verband met een verhuizing op grond van het eerste lid een tegemoetkoming in verhuiskosten is toegekend, betaalt deze tegemoetkoming terug indien hem binnen twee jaren na de verhuizing ontslag op aanvraag wordt verleend en indien hij tengevolge van aan hem te wijten feiten of omstandigheden binnen twee jaren na de verhuizing wordt ontslagen of indien hij buiten het woongebied gaat wonen.

  • 3. Overgang binnen een maand naar een andere functie binnen de rijksdienst wordt niet als een ontslag op aanvraag beschouwd, tenzij de defensieambtenaar als gevolg van die overgang moet verhuizen met aanspraak op een tegemoetkoming in verhuiskosten.

Artikel 5 Tegemoetkoming verhuiskosten bij vrijwillige verandering van woonplaats door de ambtenaar
  • 1. Een tegemoetkoming in de verhuiskosten bij vrijwillige verandering van woonplaats binnen Nederland kan slechts worden verleend, verband houdende met:

    • a. een ontslag, ter zake waarvan de ambtenaar recht heeft op dadelijk ingaand pensioen;

    • b. een ontslag dat de ambtenaar anders dan op eigen aanvraag is verleend en niet het gevolg is van aan hem te wijten feiten of omstandigheden;

  • 2. Een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend, indien de ambtenaar in een periode van minder dan tien jaar voorafgaande aan het beëindigen van het dienstverband is verhuisd ten gevolge van een verplaatsing en het bevoegd gezag een verhuizing van het gezin naar de oude woonomgeving noodzakelijk acht. Het bevoegd gezag wint daarbij een bedrijfsmaatschappelijk advies in.

Artikel 6 Tegemoetkoming verhuiskosten bij overlijden

Aan de nagelaten gezinsleden van de defensieambtenaar wordt een tegemoetkoming in de kosten van verhuizing naar of in Nederland toegekend, indien de defensieambtenaar komt te overlijden, nadat hij met de gezinsleden met toekenning van een tegemoetkoming in de verhuiskosten is verhuisd naar een buiten Nederland gelegen land of naar een ambts- of dienstwoning.

Artikel 7 Tegemoetkoming verhuiskosten bij ontslag van de militair

De militair die met toekenning van een tegemoetkoming in de verhuiskosten is verhuisd naar een buiten Nederland gelegen land of naar een ambts- of dienstwoning en wordt ontslagen heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van een verhuizing naar of in Nederland indien het een ontslag betreft:

  • a. met recht op een uitkering ingevolge de Uitkeringswet gewezen militairen;

  • b. met recht op dadelijk ingaand pensioen;

  • c. anders dan op eigen aanvraag en niet het gevolg zijnde van aan hem te wijten feiten of omstandigheden.

Artikel 8 Tegemoetkoming verhuiskosten bij ontslag van de ambtenaar tijdens zijn plaatsing buiten Nederland
  • 1. De ambtenaar aan wie tijdens zijn plaatsing buiten Nederland die anders dan op eigen aanvraag en niet wegens aan hem te wijten feiten of omstandigheden wordt ontslagen, wordt een tegemoetkoming in de verhuiskosten voor terugkeer naar Nederland verleend.

  • 2. De ambtenaar aan wie tijdens zijn plaatsing buiten Nederland ontslag op aanvraag wordt verleend of die niet op aanvraag wordt ontslagen als gevolg van aan hem te wijten feiten of omstandigheden, wordt naar bij ministeriële regeling te stellen regels een gedeeltelijke tegemoetkoming in de verhuiskosten verleend voor terugkeer naar Nederland.

Artikel 9 Tegemoetkoming verhuiskosten bij betrekken of verlaten van een ambts- of dienstwoning
  • 1. De ambtenaar die in opdracht van het bevoegde gezag, anders dan in verband met een verplaatsing of indiensttreding, een ambts- of dienstwoning betrekt of verlaat, wordt een tegemoetkoming in verhuiskosten verleend.

  • 2. Indien het verlaten van een ambts- of dienstwoning samenhangt met een ontslag op aanvraag of met een ontslag als gevolg van aan de ambtenaar te wijten feiten of omstandigheden wordt naar ministeriële regeling vast te stellen regels een gedeeltelijke tegemoetkoming in de verhuiskosten verleend.

Artikel 10 Tegemoetkoming verhuiskosten bij sociale of medische indicatie

Indien verhuizing in het belang van de defensieambtenaar of zijn gezinsleden naar het oordeel van de bedrijfsgeneeskundige dienst sociaal en of medisch noodzakelijk is, kan het bevoegd gezag aanspraak verlenen op een tegemoetkoming in de verhuiskosten.

Artikel 11 Vervallen van de aanspraak op tegemoetkoming verhuiskosten

De aanspraak op een tegemoetkoming in de verhuiskosten ingevolge de artikelen 5 tot en met 10 vervalt indien de verhuizing niet plaatsvindt binnen een jaar na de datum van het ontslag, het overlijden of de datum waarop het bevoegde gezag wegens sociale en of medische noodzaak aanspraak heeft verleend op een tegemoetkoming in de verhuiskosten.

Artikel 12 Aard van de tegemoetkoming verhuiskosten anders dan bij verhuisplicht
  • 1. Ten aanzien van verhuizingen anders dan als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is de tegemoetkoming in de verhuiskosten gelijk aan een tegemoetkoming in:

    • a. de reis- en verblijfkosten die voor de defensieambtenaar en zijn gezin zijn verbonden aan de reis naar de nieuwe woning, mits het een verhuizing betreft van, naar of in een buiten Nederland gelegen land;

    • b. transportkosten;

    • c. overige kosten, mits een eigen huishouding wordt gevoerd op de datum van de verplaatsing of de indiensttreding en de eigen huishouding wordt voortgezet na de verhuizing.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden nadere voorwaarden vastgesteld omtrent de transportkosten bedoeld in het eerste lid onder b en de overige kosten, bedoeld in het eerste lid, onder c.

Artikel 13 Tegemoetkoming transportkosten bij verhuizing in eigen beheer

Ten aanzien van verhuizingen als bedoeld in dit hoofdstuk die in eigen beheer worden uitgevoerd, wordt het bedrag van de tegemoetkoming vastgesteld bij ministeriële regeling.

Artikel 14 Tegemoetkoming reis- en verblijfkosten

De tegemoetkoming in de reis- en verblijfkosten, bedoeld in de artikelen 2 en 12, wordt bepaald aan de hand van het gestelde bij of krachtens het Besluit dienstreizen defensie.

Artikel 15 Aard van de tegemoetkoming transportkosten bij verhuizing
  • 1. Onder de transportkosten, bedoeld in de artikelen 2 en 12, worden bij een verhuizing binnen Nederland verstaan de kosten van:

    • a. het transport van de inboedel en de bagage van de defensieambtenaar en de medeverhuizende gezinsleden;

    • b. het in- en uitpakken van de inboedel alsmede het (de)monteren van het meubilair;

    • c. de verzekering van de inboedel en de bagage tegen schade ten gevolge van of in verband met de verhuizing.

  • 2. Onder de transportkosten, bedoeld in de artikelen 2 en 12, worden bij een verhuizing van, naar of buiten Nederland verstaan de kosten van:

    • a. het transport van de inboedel van de defensieambtenaar en de medeverhuizende gezinsleden;

    • b. het in- en uitpakken van de inboedel alsmede het (de)monteren van meubilair en de afvoer van emballage;

    • c. de opslag en het transport van de in Nederland achtergelaten inboedel voor zover het een verhuizing betreft naar een land gelegen buiten Europa met uitzondering van Kreta;

    • d. het transport van de bagage van de militair en de gezinsleden;

    • e. de verschuldigde invoerrechten bij invoer van de bagage en de inboedel;

    • f. de verzekering van de bagage en de inboedel tegen schade ten gevolge van of in verband met de verhuizing alsmede de verzekering van de inboedel in geval van opslag;

    • g. het transport van één personenauto of motorrijwiel indien het betreft een verplaatsing naar een land buiten Europa en terug.

  • 3. De Minister wijst een of meer verhuisbedrijven aan ter verzorging van het transport, bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Bij ministeriële regeling worden nadere voorwaarden vastgesteld.

Artikel 16 Tegemoetkoming aanschaf personenauto buiten Europa

De defensieambtenaar heeft bij plaatsing in een land buiten Europa aanspraak op een tegemoetkoming in de aanschaf ter plaatse van een personenauto of motorrijwiel, indien bij de verplaatsing naar dat land geen kosten als bedoeld in artikel 15, tweede lid, onder g, in rekening worden gebracht. De tegemoetkoming wordt vastgesteld bij ministeriële regeling.

Artikel 17 Tegemoetkoming transport van bagage bij verplaatsing uit, naar en buiten Nederland
  • 1. Indien het bevoegd gezag bij verplaatsing uit, naar en buiten Nederland heeft bepaald dat de defensieambtenaar geen gezinsleden op rijkskosten kan meenemen, is de tegemoetkoming in de verhuiskosten, in afwijking van artikel 2, vierde en vijfde lid en artikel 12, gelijk aan de kosten van:

    • a. het transport van de bagage;

    • b. de verschuldigde invoerrechten voor zover de ingevolge douanevoorschriften gehanteerde hoeveelheden niet worden overschreden, alsmede de verzekering van die bagage tegen schade als gevolg van of in verband met het transport;

    • c. de reizen die in het land van vertrek worden gemaakt ter voldoening aan een oproep tot het vervullen van formaliteiten, vereist in verband met de reis.

  • 2. Indien de defensieambtenaar bij verplaatsing uit, naar en buiten Nederland, niet op rijkskosten verhuist is de tegemoetkoming in de verhuiskosten, onverminderd het eerste lid, gelijk aan de kosten van het transport van de bagage van zijn meeverhuizende partner en elk tot het gezin behorend en meeverhuizend kind.

  • 3. Bij ministeriële regeling worden nadere voorwaarden vastgesteld.

Artikel 18 Tijdelijke onderbrenging
  • 1. De defensieambtenaar die aanspraak heeft op een tegemoetkoming in de verhuiskosten en die naar of binnen een buiten Nederland gelegen gebied verhuist, dan wel vanuit een buiten Nederland gelegen gebied naar Nederland verhuist, heeft aanspraak op tijdelijke onderbrenging van hemzelf en zijn eventuele gezinsleden indien:

    • a. hij nog niet over een woning kan beschikken;

    • b. hij ten gevolge van de verscheping van de inboedel daarover niet kan beschikken.

  • 2. De defensieambtenaar als bedoeld in het eerste lid, die zonder gezinsleden verhuist, heeft de mogelijkheid om in plaats van tijdelijke onderbrenging voor huisvesting van rijkswege te kiezen.

  • 3. Indien de defensieambtenaar die met gezinsleden is verhuisd, buiten Nederland blijft geplaatst, terwijl zijn gezinsleden naar Nederland terugkeren, kan op aanvraag van de defensieambtenaar onder toepassing van de voorwaarden bedoeld in het eerste lid, aanspraak worden verleend op tijdelijke onderbrenging van zijn gezinsleden. Als gevolg hiervan vervalt de aanspraak op tijdelijke onderbrenging voor de defensieambtenaar en kan hij enkel aanspraak maken op huisvesting van rijkswege.

  • 4. Indien niet over de woning, bedoeld in het eerste lid, onder a, kan worden beschikt, zijn de eventuele kosten van opslag van de inboedel voor rekening van het Rijk.

  • 5. Teneinde de duur van de aanspraak te beperken is de defensieambtenaar gehouden al het mogelijke te doen om een woning te verkrijgen.

  • 6. Bij ministeriële regeling worden nadere regels worden gesteld omtrent de duur, de aard, de kosten en de eigen bijdrage van de tijdelijke onderbrenging als mede omtrent de opslag van de inboedel.

Artikel 19 Tegemoetkoming woon- werkverkeer bij dagelijks reizen
  • 1. De defensieambtenaar heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van het dagelijks reizen over de afstand tussen de woning en de plaats van tewerkstelling, indien de te reizen afstand meer dan 10 kilometer bedraagt, hij dagelijks reist, en indien hij militair is tevens een eigen huishouding voert.

  • 2. Aan de defensieambtenaar die dagelijks met het openbaar vervoer reist, kan door Defensie een openbaar vervoerbewijs verstrekt worden. In dat geval heeft de defensieambtenaar geen aanspraak op de in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming en is hij hiervoor een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag verschuldigd.

Artikel 20 Tegemoetkoming woon- werkverkeer bij niet dagelijks reizen

De defensieambtenaar heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van het niet dagelijks reizen over de afstand tussen de woning en de plaats van tewerkstelling, indien hij niet dagelijks reist en indien hij militair is tevens een eigen huishouding voert, van:

  • a. vier maal per periode van vier weken, indien de plaats van tewerkstelling in Nederland, België of Duitsland en de woning in Nederland, België of Duitsland is gelegen;

  • b. vier maal per periode van vier weken, indien de plaats van tewerkstelling en de woning beide in Nederland zijn gelegen en hij verplicht huisvesting van rijkswege ontvangt;

  • c. eenmaal per periode van twee weken, indien de plaats van tewerkstelling en de woning beide in Europa zijn gelegen, terwijl a of b niet van toepassing is;

  • d. eenmaal per plaatsingsperiode van negen maanden, indien de plaats van tewerkstelling buiten Europa is gelegen.

Artikel 21 Tegemoetkoming woon- werkverkeer voor militairen zonder eigen huishouding

De militair die geen eigen huishouding voert, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van het reizen over de afstand tussen de woning en de plaats van tewerkstelling, van:

  • a. eenmaal per periode van twee weken, indien de plaats van tewerkstelling en de woning beide in Nederland zijn gelegen en aan de militair huisvesting van rijkswege is verleend, òf

  • b. vier maal per periode van vier weken, indien de plaats van tewerkstelling en de woning beide in Nederland zijn gelegen en aan de militair geen huisvesting van rijkswege is verleend, òf

  • c. eenmaal per periode van vier weken, indien de plaats van tewerkstelling en de woning beide zijn gelegen in Europa, terwijl het gestelde onder a of b niet van toepassing is, òf

  • d. eenmaal per plaatsingsperiode van negen maanden, indien de plaats van tewerkstelling is gelegen buiten Europa.

Artikel 22 Reizen tussen de woning buiten Europa en een plaats naar keuze in Nederland
  • 1. De defensieambtenaar die met toekenning van een tegemoetkoming in de verhuiskosten is verhuisd naar een buiten Europa gelegen land, heeft, indien de duur van de plaatsing is gesteld voor een periode langer dan twee jaren, gedurende de plaatsingstermijn eenmaal per periode van twee jaren aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van het reizen tussen de woning buiten Nederland en een plaats naar keuze in Nederland voor zichzelf en voor de eveneens in het land van plaatsing gevestigde gezinsleden.

  • 2. De defensieambtenaar die met toekenning van een tegemoetkoming in de verhuiskosten is verhuisd naar een buiten Europa gelegen land, al dan niet tezamen met een of meer gezinsleden heeft – indien de duur van de plaatsing is gesteld op ten minste twee jaren – ter zake van gezinshereniging met een achtergebleven kind, voor dat kind, hemzelf of één van zijn gezinsleden, eenmaal per plaatsingsperiode van 12 maanden aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van het reizen tussen de woonplaats van het kind en de woonplaats van de defensieambtenaar buiten Europa.

Artikel 23 Overdraagbaarheid van reisaanspraken
  • 1. De defensieambtenaar kan de aanspraak als bedoeld in artikel 20 onderdeel c en d, overdragen aan één van zijn gezinsleden tot maximaal het bedrag van de aanspraak van de defensieambtenaar.

  • 2. De defensieambtenaar kan de aanspraak als bedoeld in artikel 22, eerste lid, naar bij ministeriele regeling te stellen voorwaarden overdragen aan één van zijn eveneens in het land van plaatsing gevestigde gezinsleden tot maximaal het bedrag van de aanspraak van de defensieambtenaar.

Artikel 24 Tegemoetkoming in de kosten van het reizen tussen de plaats van legering en de plaats van tewerkstelling

De defensieambtenaar die aanspraak heeft op een tegemoetkoming, bedoeld in artikel 20 onderdeel a en b en 21, onderdeel a, heeft eveneens aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van het dagelijks reizen voor de tussen de plaats van legering of het pension en de plaats van tewerkstelling af te leggen afstand indien de te reizen afstand meer dan 10 kilometer bedraagt.

Artikel 25 Bepalingen bij de inzet van vervoer van rijkswege
  • 1. Het bevoegd gezag kan bepalen dat de defensieambtenaar die de mogelijkheid heeft om te reizen met van rijkswege ingezet vervoer, in afwijking van de artikelen 19 tot en met 24, geen aanspraak heeft op de in die artikelen bedoelde tegemoetkoming.

  • 2. De defensieambtenaar die op grond van het eerste lid geen aanspraak heeft op een tegemoetkoming in de kosten van het dagelijks reizen voor de tussen de woning of de plaats van legering en de plaats van tewerkstelling af te leggen afstand is, indien gebruik wordt gemaakt van het van rijkswege ingezette vervoer, hiervoor een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag verschuldigd.

Artikel 26 Tegemoetkoming pensionkosten
  • 1. De ambtenaar die van het bevoegd gezag opdracht heeft gekregen naar of naar de nabijheid van de standplaats te verhuizen heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de pensionkosten indien hij naar het oordeel van het bevoegd gezag niet dagelijks heen en weer kan reizen en hij niet van overheidswege kan worden gehuisvest.

  • 2. Indien de ambtenaar als bedoeld in het eerste lid, naar het oordeel van het bevoegd gezag, niet alles wat redelijkerwijze van hem mag worden verwacht heeft gedaan om zo spoedig mogelijk te verhuizen, komt hij niet langer in aanmerking voor de tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De ambtenaar die een functie voor een betrekkelijk korte duur bekleedt of voor een betrekkelijk korte duur elders is geplaatst en als gevolg daarvan niet behoeft te verhuizen heeft heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de pensionkosten indien hij naar het oordeel van het bevoegd gezag niet dagelijks heen en weer kan reizen en hij niet van overheidswege kan worden gehuisvest.

Artikel 27 Vaststelling tegemoetkomingen

De tegemoetkomingen, bedoeld in de artikelen 19 tot en met 26, worden vastgesteld bij ministeriële regeling.

Artikel 28 Aanspraken partner
  • 1. Indien ook de partner van de defensieambtenaar ingevolge dit besluit aanspraak kan maken op de tegemoetkomingen bedoeld in hoofdstuk 2 worden deze tegemoetkomingen slechts toegekend aan een van beiden.

  • 2. Indien de defensieambtenaar uit anderen hoofde reeds in enigerlei vorm aanspraak heeft op vergoedingen voor de in hoofdstuk 2 van dit besluit genoemde kosten, worden deze aanspraken in mindering gebracht op de tegemoetkomingen in deze kosten ingevolge dit besluit.

  • 3. Indien de defensieambtenaar aanspraak heeft op tegemoetkomingen ingevolge dit besluit en zijn partner ontvangt anders dan op grond van dit besluit vergoedingen voor de in hoofdstuk 2 van dit besluit genoemde kosten, dan worden deze vergoedingen in mindering gebracht op de tegemoetkomingen van de defensieambtenaar.

Artikel 29 Termijn indienen aanvraag tegemoetkoming verhuiskosten

De aanvraag voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten dient binnen een bij ministeriële regeling te bepalen termijn zijn ingediend.

Artikel 30 Vaststelling ministeriele regelingen

Van de bevoegdheid tot het vaststellen van ministeriële regelingen als bedoeld in dit besluit kan mandaat worden verleend aan de hoofddirecteur personeel van het Ministerie van Defensie.

Artikel 31 Hardheidsclausule

De Minister kan van de artikelen 2 tot en met 29 afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van dat deze regelgeving beoogd te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 32 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 maart 2012

Artikel 33 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als «Verplaatsingskostenbesluit defensie».

HOOFDSTUK 2 OVERIGE WIJZIGINGEN

Artikel 2

Het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, eerste lid, wordt na onderdeel c. een (nieuw) onderdeel toegevoegd, luidende:

d. passende functie:

een functie bedoeld in artikel 105.

B

In artikel 30da, zesde lid, wordt «12 maal» vervangen door: acht maal.

C

In artikel 70g onder g, wordt «de vertrouwenspersoon, bedoeld in artikel 70i» vervangen door: Centrale adviseur integriteit of Functionaris Integriteitzorg.

D

In artikel 70i, tweede lid, onder a wordt «De vertrouwenspersoon» vervangen door: De lokale vertrouwenspersoon.

E

In artikel 70l wordt «De vertrouwenspersoon» wordt vervangen door: lokale vertrouwenspersoon, Centrale adviseur integriteit of Functionaris Integriteitzorg.

F

Hoofdstuk 9 komt als volgt te luiden:

Hoofdstuk 9. Rechten en verplichtingen bij het vervallen van een functie
Artikel 104 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

ambtenaar

de ambtenaar, die:

  • 1. is aangesteld in vaste dienst;

  • 2. is aangesteld in tijdelijke dienst voor een proeftijd bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder a;

  • 3. is aangesteld in tijdelijke dienst bedoeld in artikel 7, vijfde lid;

boventalligheid

de situatie dat een ambtenaar zijn functie verliest omdat binnen de te reorganiseren organisatie of een onderdeel daarvan, meerdere ambtenaren een vergelijkbare of uitwisselbare functie vervullen en het totale aantal van die functies zodanig wordt verminderd dat onvoldoende van die functies resteren.

Artikel 105 Passende functie
  • 1. Een functie is in beginsel passend wanneer de daaraan verbonden werkzaamheden op de capaciteiten en ervaring van de ambtenaar zijn berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van de ambtenaar kan worden gevergd.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ter uitvoering van het eerste lid.

Artikel 106 Aanwijzing als herplaatsingskandidaat
  • 1. De ambtenaar van wie de functie wordt opgeheven of waarvoor boventalligheid is vastgesteld, wordt door het hoofd defensieonderdeel aangewezen als herplaatsingskandidaat en wordt hierover schriftelijk geïnformeerd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister bij ministeriële regeling bepalen dat specifieke categorieën ambtenaren van wie de functie wordt opgeheven of waarvoor boventalligheid is vastgesteld niet worden aangewezen als herplaatsingskandidaat.

Artikel 107 Herplaatsingsonderzoek
  • 1. Onze Minister onderzoekt gedurende drie maanden, te rekenen vanaf het moment dat de ambtenaar is aangewezen als herplaatsingskandidaat, of herplaatsing van de ambtenaar op een passende functie binnen het gezagsbereik van Onze Minister mogelijk is.

  • 2. Indien het onderzoek bedoeld in het eerste lid niet heeft geleid tot herplaatsing, onderzoekt Onze Minister, aansluitend aan de periode bedoeld in het eerste lid, gedurende drie maanden of herplaatsing van de ambtenaar op een passende functie binnen of buiten het gezagsbereik van Onze Minister mogelijk is.

  • 3. Indien het onderzoek bedoeld in het tweede lid niet heeft geleid tot herplaatsing, onderzoekt Onze Minister, aansluitend aan de periode bedoeld in het tweede lid, gedurende zes maanden of herplaatsing van de ambtenaar op een passende functie buiten het gezagsbereik van Onze Minister mogelijk is.

  • 4. De periode van zes maanden bedoeld in het derde lid, wordt voor elk volledig jaar dat de ambtenaar is aangesteld bij het Ministerie van Defensie, verlengd met een halve maand tot maximaal twaalf maanden.

  • 5. Onze Minister kan op verzoek van de ambtenaar die is aangewezen als herplaatsingskandidaat de duur van de herplaatsingsperiode, zoals vastgesteld op grond van het eerste tot en met het vierde lid, verlengen indien de omstandigheden naar zijn oordeel daartoe aanleiding geven.

  • 6. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 108 Verplichtingen van de herplaatsingskandidaat
  • 1. De herplaatsingskandidaat is verplicht al het mogelijke te doen om een passende functie te vinden en mee te werken aan het herplaatsingsonderzoek bedoeld in artikel 107.

  • 2. De herplaatsingskandidaat is verplicht een passende functie te aanvaarden tijdens het herplaatsingsonderzoek bedoeld in artikel 107, derde en vierde lid.

  • 3. De herplaatsingskandidaat die zonder deugdelijke grond weigert of heeft geweigerd te voldoen aan een hem op grond van dit artikel opgelegde verplichting, kan in verband daarmee ontslag bedoeld in artikel 116, eerste lid worden verleend.

Artikel 108a Voorzieningen in verband met dreigende overtolligheid en gedurende het herplaatsingsonderzoek
  • 1. Onze Minister kan voorzieningen treffen:

    • a. om dreigende overtolligheid te voorkomen door ontslag op aanvraag te stimuleren;

    • b. ten behoeve van ambtenaren die zijn aangewezen als herplaatsingskandidaat bedoeld in artikel 106.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ter uitvoering van het eerste lid.

G

Artikel 116 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt als volgt te luiden:

  • 2. Ontslag op een van de in het eerste lid genoemde gronden kan slechts plaatsvinden, indien het na een zorgvuldig onderzoek bedoeld in artikel 107, eerste en tweede lid, niet mogelijk is gebleken om de ambtenaar te herplaatsen op een passende functie binnen het gezagsbereik van Onze Minister. Het ontslag zal worden verleend na ommekomst van het volledige herplaatsingsonderzoek bedoeld in artikel 107 of eerder indien zulks met de ambtenaar wordt overeengekomen dan wel sprake is van een situatie bedoeld in artikel 108, derde lid.

Artikel 3

Het Algemeen militair ambtenarenreglement wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, worden onder vervanging van de punt door een puntkomma na onderdeel u. een (nieuw) onderdeel toegevoegd, luidende:

v. passende functie

Een functie als bedoeld in artikel 53b.

B

In artikel 16a, eerste lid en tweede lid, onder a wordt «het Dienstencentrum externe bemiddeling defensiepersoneel» vervangen door: de organisatie-eenheid belast met de externe bemiddeling van defensiepersoneel.

C

Artikel 29c, derde lid, komt als volgt te luiden:

Voor een onderofficier bedoeld in het eerste lid en een officier bedoeld in het tweede lid, wordt uiterlijk drie jaar voor het verstrijken van de periode van de maximum looptijd in rang, een besluit genomen over zijn mogelijkheden tot doorstroom naar fase drie.

D

In artikel 31a, eerste lid en tweede lid, wordt «het Dienstencentrum externe bemiddeling defensiepersoneel» vervangen door: de organisatie-eenheid belast met de externe bemiddeling van defensiepersoneel.

E

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onder d, wordt «artikel 43» vervangen door: artikel 42.

2. In het tweede lid, onder g, vervalt de zinsnede: «wanneer hij is ingedeeld bij de zeemacht en een officiersrang heeft, dan wel wanneer hij behoort tot de landmacht of de luchtmacht – ongeacht welke rang hij heeft –».

3. In het tweede lid, onder j, wordt «artikel 43, eerste lid» vervangen door: artikel 43.

F

De artikelen 42 en 43 komen als volgt te luiden:

Artikel 42 Ontslag wegens overtolligheid van personeel

Ontslag op grond van artikel 39, tweede lid, aanhef en onder d, kan slechts plaatsvinden indien het naar het oordeel van Onze Minister na een zorgvuldig onderzoek bedoeld in artikel 53c, eerste en tweede lid, niet mogelijk is gebleken de militair binnen het gezagsbereik van Onze Minister een andere passende functie toe te wijzen. Het ontslag zal worden verleend na ommekomst van het volledige herplaatsingsonderzoek bedoeld in artikel 53c of eerder indien zulks met de militair wordt overeengekomen dan wel sprake is van een situatie bedoeld in artikel 53e, derde lid.

Artikel 43 Ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid

Ontslag op grond van artikel 39, tweede lid, aanhef en onder j, kan slechts plaatsvinden indien het naar het oordeel van Onze Minister na een zorgvuldig onderzoek niet mogelijk is gebleken de militair binnen het gezagsbereik van Onze Minister een andere, mede in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden passende, functie toe te wijzen, dan wel indien hij een zodanige functie weigert te aanvaarden. In het onderzoek wordt de mogelijkheid tot bij- of omscholing van de militair betrokken.

G

Na Hoofdstuk 6 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, dat als volgt komt te luiden:

Hoofdstuk 6a Rechten en verplichtingen bij het vervallen dan wel het niet toewijzen van een functie
Artikel 53a Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

militair

de militair die is aangesteld bij het beroepspersoneel;

boventalligheid

de situatie dat een militair zijn functie verliest omdat binnen de te reorganiseren organisatie of een onderdeel daarvan, meerdere militairen een vergelijkbare of uitwisselbare functie vervullen en het totale aantal van die functies zodanig wordt verminderd dat onvoldoende van die functies resteren;

Artikel 53b Passende functie
  • 1. Een functie is in beginsel passend wanneer de daaraan verbonden werkzaamheden op de capaciteiten en ervaring van de militair zijn berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van de militair kan worden gevergd.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ter uitvoering van het eerste lid.

Artikel 53c Aanwijzing als herplaatsingskandidaat
  • 1. De militair wordt door de commandant operationeel commando aangewezen als herplaatsingskandidaat indien:

    • a. hem met toepassing van artikel 17 binnen drie maanden na het vervallen van zijn functie of de vaststelling van zijn boventalligheid geen functie is of kan worden toegewezen;

    • b. hem met toepassing van artikel 17 binnen drie maanden na afloop van de duur van een functievervulling of na het afronden van een opleiding geen functie is of kan worden toegewezen.

  • 2. De militair wordt over zijn aanwijzing als herplaatsingskandidaat bedoeld in het eerste lid, schriftelijk geïnformeerd.

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister in een ministeriële regeling bepalen dat specifieke categorieën militairen, aan wie geen functie is of kan worden toegewezen bedoeld in het eerste lid, niet worden aangewezen als herplaatsingskandidaat.

Artikel 53d Herplaatsingsonderzoek
  • 1. Onze Minister onderzoekt gedurende drie maanden, te rekenen vanaf het moment dat de militair is aangewezen als herplaatsingskandidaat, of herplaatsing van de militair op een passende functie binnen het gezagsbereik van Onze Minister mogelijk is.

  • 2. Indien het onderzoek bedoeld in het eerste lid niet heeft geleid tot herplaatsing, onderzoekt Onze Minister, aansluitend aan de periode bedoeld in het eerste lid, gedurende drie maanden of herplaatsing van de militair op een passende functie binnen of buiten het gezagsbereik van Onze Minister mogelijk is.

  • 3. Indien het onderzoek bedoeld in het tweede lid niet heeft geleid tot herplaatsing, onderzoekt Onze Minister, aansluitend aan de periode bedoeld in het tweede lid, gedurende zes maanden of herplaatsing van de militair op een passende functie buiten het gezagsbereik van Onze Minister mogelijk is.

  • 4. De periode van zes maanden bedoeld in het derde lid, wordt voor elk volledig jaar dat de militair is aangesteld bij het Ministerie van Defensie, verlengd met een halve maand tot maximaal twaalf maanden.

  • 5. Onze Minister kan op verzoek van de militair die is aangewezen als herplaatsingskandidaat de duur van de herplaatsingsperiode, zoals vastgesteld op grond van het eerste tot en met het vierde lid, verlengen indien de omstandigheden naar zijn oordeel daartoe aanleiding geven.

  • 6. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 53e Verplichtingen van de herplaatsingskandidaat
  • 1. De herplaatsingskandidaat is verplicht al het mogelijke te doen om een passende functie te vinden en mee te werken aan het herplaatsingsonderzoek bedoeld in artikel 53d.

  • 2. De herplaatsingskandidaat is verplicht een passende functie te aanvaarden tijdens het herplaatsingsonderzoek bedoeld in artikel 53d, derde en vierde lid.

  • 3. De herplaatsingskandidaat die zonder deugdelijke grond weigert of heeft geweigerd te voldoen aan een hem op grond van dit artikel opgelegde verplichting, kan in verband daarmee een ontslag bedoeld in artikel 39, tweede lid, aanhef en onder d, worden verleend.

Artikel 53f Voorzieningen in verband met dreigende overtolligheid en gedurende het herplaatsingsonderzoek
  • 1. Onze Minister kan voorzieningen treffen:

    • a. om dreigende overtolligheid te voorkomen door ontslag op aanvraag te stimuleren;

    • b. ten behoeve van militairen die zijn aangewezen als herplaatsingskandidaat bedoeld in artikel 53c.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ter uitvoering van dit artikel.

H

In artikel 54d, zesde lid, wordt «12 maal» vervangen door: acht maal.

I

In artikel 126g, onder g wordt « de vertrouwenspersoon, bedoeld in artikel 126i» vervangen door: Centrale adviseur integriteit Defensie of Functionaris Integriteitzorg.

J

In artikel 126i, tweede lid, onder a wordt «de vertrouwenspersoon» vervangen door: Lokale vertrouwenspersoon.

K

In artikel 126l wordt «De vertrouwenspersoon» vervangen door: lokale vertrouwenspersoon, Centrale adviseur integriteit Defensie of Functionaris Integriteitzorg

L

Artikel 138 komt als volgt te luiden:

Artikel 138 Verplichte sportbeoefening
  • 1. De militair in werkelijke dienst kan door Onze Minister worden verplicht tot sportbeoefening in dienstverband.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 4

Het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

De lettering vervalt.

  • 1. In (voormalig) onderdeel a wordt «Onze Minister van Defensie» vervangen door: De Minister van defensie;

  • 2. In (voormalig) onderdeel b ten 2e vervalt de zinsnede «voor onbepaalde tijd» ;

  • 3. In (voormalig) onderdeel b ten 2e wordt na «onderdelen» toegevoegd: i,

  • 4. In (voormalig) onderdeel b wordt na ten 2e een onderdeel ingevoegd, dat luidt als volgt:

    • 3e. de militair die behoort tot het reservepersoneel en als zodanig gedurende een aaneengesloten periode van tenminste vier maanden feitelijk onder de wapenen is geweest;

  • 5. Onder vervanging van de puntkomma door een punt wordt aan (voormalig) onderdeel g toegevoegd:

    De tijd die een militair na 1 januari 1990 is uitgezonden in het kader van vredes- of humanitaire operaties wordt dubbel geteld, met een maximum van twee jaar;

  • 6. Er worden negen nieuwe onderdelen ingevoegd die als volgt komen te luiden:

    arbeidsverleden:

    arbeidsverleden als bedoeld in de Werkloosheidswet;

    arbeidsongeschiktheidsuitkering:

    een ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen toegekende uitkering;

    herplaatsingskandidaat:

    degene die is aangewezen als interne of externe herplaatser als bedoeld in artikel van het 105 Burgerlijk ambtenarenreglement defensie dan wel artikel 53b van het Algemeen militair ambtenarenreglement;

    knelpuntcategorie:

    een als zodanig gedefinieerde categorie personeel waarbinnen naar verwachting een zodanige mate van potentiële overtolligheid zal ontstaan dat stimuleren van de vrijwillige uitstroom gewenst is om overtolligheid zoveel mogelijk te voorkomen;

    overtolligheidsontslag:

    ontslag verleend in verband met overtolligheid als bedoeld in artikel 39, eerste lid, onder d, van het Algemeen militair ambtenarenreglement, dan wel artikel 116, eerste lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie;

    passende betrekking:

    passende arbeid als bedoeld in de Werkloosheidswet en daarop gebaseerde regelingen;

    pensioengerechtigde leeftijd:

    de leeftijd als bedoeld in artikel 39, tweede lid, onder b van het Algemeen militair ambtenarenreglement, dan wel artikel 122 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie;

    remplaçant:

    de betrokkene die na goedkeuring van het bevoegd gezag vrijwillig in de plaats treedt van een interne herplaatsingskandidaat of van een defensiemedewerker die binnen afzienbare tijd herplaatsingskandidaat wordt;

    Sociaal Beleidskader:

    het Sociaal Beleidskader zoals dat luidt op 1 januari 2012;

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede tot en met het vierde lid worden vernummerd tot derde tot en met vijfde lid;

2. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd dat als volgt komt te luiden:

  • 2. In afwijking van het eerste lid is, voor de betrokkene met een arbeidsverleden van ten minste 22 jaar, die onder toepassing van het Sociaal Beleidskader wordt ontslagen, de duur van de aansluitende uitkering tweemaal de duur van het recht op een WW-uitkering zoals dat luidt op 1 januari 2012.

3. Voor de tekst van het derde lid (nieuw) wordt de aanduiding «a.» geplaatst.

4. In het derde lid, onderdeel a (nieuw) wordt «leeftijd van 65 jaar» vervangen door: pensioengerechtigde leeftijd;

5. Na het derde lid (nieuw) onder a wordt een onderdeel toegevoegd dat als volgt komt te luiden:

  • b. In afwijking van onderdeel a hoeft de diensttijd van de betrokkene die onder toepassing van het Sociaal Beleidskader wordt ontslagen, niet aaneengesloten te zijn vervuld.

6. In het vierde lid (nieuw) wordt de zinsnede «bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, onverminderd artikel 1, onder j» vervangen door: bedoeld in het eerste en derde lid;

7. In het vijfde lid (nieuw) wordt het zinsdeel na de komma vervangen door:

maar uiterlijk de dag waarop betrokkene de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.

8. Na het vijfde lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd dat als volgt komt te luiden:

  • 6. Er bestaat geen recht op aansluitende uitkering als betrokkene zijn recht heeft afgekocht als bedoeld in artikel 15.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst;

2. Er wordt een lid toegevoegd, dat als volgt komt te luiden:

  • 2. Er bestaat geen recht op aanvullende uitkering als betrokkene zijn recht heeft afgekocht als bedoeld in artikel 15.

D

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

In de titel wordt «uitkering» vervangen door: en aansluitende uitkeringen.

E

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «ontslag een nieuwe betrekking» vervangen door: ontslag een passende nieuwe betrekking;

2. In het tweede lid wordt «een nieuwe betrekking» vervangen door: een passende nieuwe betrekking;

3. Voor de tekst van het vijfde lid wordt de aanduiding «a.» geplaatst;

4. In het vijfde lid, onder a. (nieuw) wordt een onderdeel toegevoegd, dat als volgt komt te luiden:

  • b. In afwijking van onderdeel a. duurt de loonaanvulling voor de betrokkene, die onder toepassing van het Sociaal Beleidskader ontslagen wordt, tot de dag waarop hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, indien hij direct voorafgaand aan zijn ontslag een diensttijd heeft van tenminste 10 jaar en de som van diensttijd plus leeftijd van betrokkene tenminste 65 jaar bedraagt.;

5. In het zevende lid wordt «vervalt» vervangen door: eindigt;

6. Na het zevende lid worden twee leden ingevoegd, die als volgt komen te luiden:

  • 8. Indien betrokkene na beëindiging van de betrekking als bedoeld in het eerste en tweede lid, een volgende passende betrekking aanvaardt, herleeft het recht op loonaanvulling voor de resterende duur daarvan.

  • 9. Dit artikel is mede van toepassing op degene aan wie op eigen aanvraag ontslag wordt verleend op voorwaarde dat hij ten tijde van dat ontslag tot een knelpuntcategorie behoort of herplaatsingskandidaat is.

F

In artikel 11, eerste lid onder a, vervalt de zinsnede «in de zin van artikel 1, onder b,»

G

In artikel 14 wordt de zinsnede «burgerlijke ambtenaren» verwijderd.

H

Na artikel 14 wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat als volgt komt te luiden:

Artikel 14a Tegemoetkoming inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW)
  • 1. Aan de gewezen militair die met toepassing van het Sociaal Beleidskader overtolligheidsontslag is verleend en die in verband met dat ontslag recht heeft op een aanvullende of aansluitende uitkering, wordt een tegemoetkoming in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet toegekend.

  • 2. De tegemoetkoming bedraagt het verschil in inkomensafhankelijke bijdrage aan de Zorgverzekeringswet voor degene die recht heeft op een aanvullende of aansluitende uitkering en de inkomensafhankelijke bijdrage aan de Zorgverzekeringswet voor degene die recht heeft op een uitkering ingevolge de Uitkeringswet gewezen militairen.

  • 3. De tegemoetkoming wordt eenmaal per kalenderjaar in januari verstrekt, zolang de aanvullende of aansluitende uitkering duurt.

I

De tekst van artikel 15 komt als volgt te luiden:

  • 1. Betrokkene kan Onze Minister verzoeken om afkoop van het recht op de aanvullende of aansluitende uitkeringen waarop hij recht zou hebben gehad indien hij aansluitend aan het einde van zijn ontslag voortdurend werkloos zou zijn gebleven.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid kan ook worden ingediend gedurende de aanvullende of aansluitende uitkering ten aanzien van het resterende deel daarvan.

  • 3. De afkoopsom bedraagt 30 % van de (resterende) nominale waarde aan bovenwettelijke uitkeringen.

  • 4. Met de afkoop van bovenwettelijke uitkering doet betrokkene afstand van alle overige rechten in verband met zijn ontslag waarop hij tot de pensioengerechtigde leeftijd jegens Onze Minister aanspraak zou kunnen maken.

J

Na artikel 17a wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat als volgt komt te luiden:

Artikel 17b Gegarandeerd maandelijks inkomen
  • 1. Degene die onder toepassing van het Sociaal Beleidskader:

    • a. behoort tot een knelpuntcategorie, remplaçant of interne herplaatsingskandidaat is; en aan wie

    • b. ontslag op aanvraag wordt verleend; en die

    • c. ten tijde van dat ontslag een aaneengesloten diensttijd heeft van tenminste 24 jaar, kan op zijn verzoek in aanmerking komen voor een gegarandeerd maandelijks inkomen.

  • 2. Het gegarandeerd maandelijks inkomen bedraagt bij een diensttijd van

    • a. 24 tot 28 jaar: 30 %

    • b. 28 tot 32 jaar: 35 %

    • c. 32 dienstjaren en meer: 37,5 %

    van het door degene genoten maandsalaris vermeerderd met de maandelijkse opbouw van de vakantie-uitkering over het maandsalaris.

  • 3. In afwijking van de diensttijd als bedoeld in artikel 1, blijft de tijd welke de persoon in dienst is geweest bij de rijksoverheid, dan wel een sector van de rijksoverheid, buiten beschouwing bij het vaststellen van de diensttijd voor het gegarandeerd maandelijks inkomen. Diensttijd wordt ook als «aaneengesloten» beschouwd indien deze eenmaal gedurende maximaal een jaar is onderbroken.

  • 4. Op het gegarandeerd maandelijks inkomen worden inkomsten in verband met arbeid of uitoefening van een bedrijf in mindering gebracht indien en voor zover daarmee de vigerende norm volgens de Wet Openbaarmaking uit de Publieke middelen gefinancierde Topinkomens wordt overschreden. De persoon, bedoeld in het eerste lid, is verplicht Onze Minister van de inkomsten terstond mededeling te doen.

  • 5. Het gegarandeerd maandelijks inkomen eindigt zodra de persoon, bedoeld in het eerste lid, de voor hem geldende pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, of zodra hij wederom werkzaamheden gaat verrichten bij of voor Onze Minister anders dan als zelfstandig ondernemer op individuele basis.

  • 6. Met de toekenning van het gegarandeerd maandelijks inkomen doet de persoon, bedoeld in het eerste lid, afstand van alle overige rechten waarop hij tot de pensioengerechtigde leeftijd in verband met zijn ontslag jegens Onze Minister aanspraak zou kunnen maken.

K

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «worden ingetrokken op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip» vervangen door: zijn ingetrokken met ingang van 1 januari 2003.

2. In het zesde lid wordt na «Defensie» de zinsnede toegevoegd: , zoals dat luidde op 31 december 2011.

L

Na artikel 18 wordt een nieuw artikel ingevoegd dat als volgt komt te luiden:

Artikel 18a Bijzondere gevallen

Onze Minister kan van de artikelen 2 tot en met 7 en 9 tot en met 16 afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van dat deze regelgeving beoogd te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 5

Het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, tweede lid, onder c, wordt de puntkomma na «tandheelkundig centrum» vervangen door een komma en wordt toegevoegd: bedoeld in artikel 19;.

B

In artikel 23, tweede lid, onder b, wordt «artikel 30b, eerste lid» vervangen door: artikel 31g, tweede lid.

C

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «brandweertoelage defensie» vervangen door: toelage brandweerdiensten defensie.

2. In het achtste en het tiende lid wordt «toelage brandweerdiensten» vervangen door: toelage brandweerdiensten defensie.

3. In het elfde lid wordt «toelage brandweertoelage» vervangen door: toelage brandweerdiensten defensie.

D

In artikel 37, eerste lid, wordt «werknemer» telkens vervangen door: ambtenaar.

E

Artikel 40 vervalt.

F

Artikel 41, vierde lid, onderdeel i, vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel h door een punt.

G

In artikel 43, tweede lid, wordt «€ 148,85» vervangen door: € 150,34.

H

Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt toegevoegd:

Dit percentage wordt verhoogd naar:

5,82% per 1 maart 2012:

6,2% per 1 juli 2012.

2. In het derde lid wordt de zinsnede «is het vierde tot en met zevende lid» vervangen door: zijn het vierde tot en met het zesde lid.

3. Het vierde en het zesde lid, vervallen, onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid.

I

In artikel 44a wordt «€ 123,93» vervangen door: € 125,17.

J

In artikel 49a wordt de zinsnede «1 oktober 2007 tot en met 28 februari 2010» vervangen door: 1 oktober 2011 tot en met 28 februari 2013.

K

De bijlagen A, B en C worden vervangen door de bijlagen A, B en C, opgenomen als bijlagen 1, 2 en 3 bij dit besluit.

Artikel 6

Het Inkomstenbesluit militairen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De militair met de rang van vice-admiraal, luitenant-generaal, luitenant-admiraal of generaal heeft aanspraak op een eindejaarsuitkering van 8,3% van de door hem genoten bezoldiging.

2. Het derde lid vervalt.

B

In artikel 7, vijfde lid, wordt «de hoofd defensieonderdeel» vervangen door: het hoofd defensieonderdeel.

C

In artikel 11, eerste lid, wordt «artikel 25» vervangen door: artikel 22.

D

Artikel 11a vervalt.

E

De tabel in artikel 11b, derde lid, komt te luiden:.

bezoldiging

percentage

t/m

€ 2.854,08

 

9,3%

van

€ 2.854,09 t/m

€ 3.262,74

8,8%

van

€ 3.262,75 t/m

€ 3.824,45

7,7%

van

€ 3.824,46 t/m

€ 6.347,89

6,3%

vanaf

€ 6.347,90

 

4,6%

F

Artikel 14, tweede lid, komt als volgt te luiden:

  • 2. Het minimumbedrag per maand van de vakantie-uitkering is voor de militair:

    • a. met salarisnummer 0: € 104,43;

    • b. met salarisnummer 1: € 119,34;

    • c. met salarisnummer 2: € 134,26;

    • d. met salarisnummer 3 of hoger: € 149,18.

G

Artikel 15 komt als volgt te luiden:

Artikel 15 Eindejaarsuitkering

De militair met een lagere rang dan vice-admiraal of luitenant-generaal heeft aanspraak op een eindejaarsuitkering van 5,0% van de door hem genoten bezoldiging. Dit percentage wordt verhoogd naar:

5,82% per 1 maart 2012

6,2% per 1 juli 2012.

H

In artikel 17, zevende lid, wordt «artikel 102» vervangen door: artikel 104.

I

In artikel 17a, vierde lid, wordt «artikel 102» vervangen door: artikel 104.

J

Artikel 17d vervalt.

K

In artikel 22, derde lid, onder b, wordt «artikel 16, derde lid» vervangen door: artikel 118b van het Algemeen militair ambtenarenreglement.

L

In artikel 23b, derde lid, vervalt de zinsnede «in de jaren 2004 tot en met 2006».

M

Artikel 23d, vijfde en zesde lid, vervallen.

N

De bijlagen A en B worden vervangen door de bijlagen A en B, opgenomen als bijlagen 4 en 5 bij dit besluit.

Artikel 7

In artikel 5 van het Besluit personenchauffeurs defensie wordt «€ 140,89» vervangen door: € 142,30.

Artikel 8

A

Het Verplaatsingskostenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie wordt ingetrokken.

B

Het Verplaatsingskostenbesluit militairen wordt ingetrokken.

HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 9 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst met dien verstande dat:

  • a. de artikelen 1 en 5 tot en met 8 terugwerken tot en met 1 maart 2012;

  • b. artikel 2, onderdelen A,F en G, artikel 3 onderdelen A, B, D, E en F en artikel 4 terugwerken tot en met 1 januari 2012.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 2 november 2012

Beatrix

De Minister van Defensie, J. S. J. Hillen

Uitgegeven de dertigste november 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

BIJLAGEN

Bijlage 1 behorende bij artikel 5 onder K

Bijlage A (IBBAD, artikel 8, tweede lid)

Bedragen met ingang van 1 maart 2012

Mij bekend,

De Minister van Defensie

J. A. Hennis-Plasschaert

Bijlage 2 behorende bij artikel 5 onder K

Bijlage B (IBBAD, artikel 13, zesde lid)

Maandsalaris burgertandartsen

Bedragen met ingang van 1 maart 2012

Mij bekend,

De Minister van Defensie

J. A. Hennis-Plasschaert

Bijlage 3 behorende bij artikel 5 onder K

Bijlage C (IBBAD, artikel 14, eerste lid)

Jaarsalaris burgertandartsen

Bedragen met ingang van 1 maart 2012

Mij bekend,

De Minister van Defensie

J. A. Hennis-Plasschaert

Bijlage 4 behorende bij artikel 6 onder N

Bijlage A (IBM, artikel 4)

Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke marine met ingang van 1 maart 2012

Mij bekend,

De Minister van Defensie

J. A. Hennis-Plasschaert

Bijlage 5 behorende bij artikel 6 onder N

Bijlage B (IBM, artikel 4)

Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke marechaussee met ingang van 1 maart 2012

Mij bekend,

De Minister van Defensie

J. A. Hennis-Plasschaert

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

De Minister van Defensie heeft met de centrales van overheidspersoneel in de Sectorcommissie Defensie overeenstemming bereikt over een pakket maatregelen betreffende het arbeidsvoorwaardenbeleid voor de sector Defensie voor de periode 1 maart 2012 tot en met 28 februari 2013. Voor zover deze maatregelen leiden tot wijzigingen van regelingen op het niveau van algemene maatregel van bestuur, zijn deze in dit besluit opgenomen.

2. Het arbeidsvoorwaardenbeleid

Hieronder volgt een beknopte opsomming van de belangrijkste maatregelen uit het op 6 december 2011 gesloten Arbeidsvoorwaardenakkoord:

In de beleidsbrief van de minister van Defensie van 8 april 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 1), en de startbrief van de minister van Defensie van 1 augustus 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 37), is aangegeven dat Defensie de komende jaren fors moet bezuinigen. Tegelijkertijd wil Defensie de komende jaren inzetten op een gezonde en evenwichtige personeelsopbouw. De interne plaatsingsmogelijkheden zullen beperkter zijn en natuurlijk verloop zal dit maar deels opvangen.

Het streven is iedereen tijdens de komende reorganisatie een gelijke behandeling en gelijke kansen te geven. Om dat te bereiken is met de centrales van overheidspersoneel voor de periode 1 januari 2012 tot 1 januari 2016 ter begeleiding van reorganisaties een aangepast Sociaal beleidskader Defensie 2012–2016 (SBK 2012) overeengekomen. In dit SBK 2012 zijn de afspraken neergelegd over voorzieningen en instrumenten om de personele gevolgen van reorganisaties op te vangen. Nog meer dan in het verleden staat hierbij het uitgangspunt «van werk naar werk» voorop, voortzetting van de arbeidsparticipatie is het streven. Daarom zal het gehele proces vanuit dit uitgangspunt door de organisatie voortdurend en nauwlettend worden geregisseerd en gemonitoord.

Het SBK 2012 richt zich niet alleen op de situatie waarin al sprake is van overtolligheid. Het doel is ook overtolligheid zoveel mogelijk te voorkomen. Dit kan onder meer door vrijwillig vertrek te stimuleren. Groepen personeel, waarvoor overtolligheid dreigt, worden in een zo vroeg mogelijk stadium aangewezen als knelpuntcategorie. Dit biedt hen de mogelijkheid vroegtijdig gefaciliteerd vrijwillig te vertrekken en gedwongen overtolligheid (het aanwijzen van herplaatsingkandidaten) zoveel mogelijk te voorkomen.

Voor medewerkers die overtollig worden omdat hun functie vervalt, geldt dat zij herplaatsingskandidaat worden. Zij zullen een intensief herplaatsingtraject volgen waarbij eerst intern Defensie en vervolgens extern Defensie wordt gezocht naar een passende functie. Daarbij zal een breed palet aan instrumenten worden ingezet ter ondersteuning van de begeleiding van werk naar werk. De begeleiding en bemiddeling naar werk buiten Defensie vindt plaats door een begeleidings- en bemiddelingsorganisatie (hierna afgekort BBO). De BBO is onderdeel van het Ministerie van Defensie. Voor de feitelijke uitvoering van de bemiddeling van herplaatsing-kandidaten buiten Defensie maakt de BBO gebruik van externe arbeidsbemiddelingsorganisaties. De instrumenten zullen worden ingezet tijdens het herplaatsingstraject.

Voor medewerkers die Defensie, ondanks de herplaatsingsinspanningen, toch gedwongen moeten verlaten zonder dat voor hen een andere baan is gevonden, wordt een passend «vangnet» gehandhaafd. Om deze medewerkers te blijven ondersteunen worden de bemiddelingsfaciliteiten gecontinueerd. Het betreft hier zowel financiële voorzieningen als actieve ondersteuning door een BBO.

Met de centrales van overheidspersoneel is afgesproken dat de rechtspositionele borging van de afspraken in het SBK 2012 zal plaatsvinden in het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie (BARD), het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) en het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie (BWW)

Per 1 maart 2012 wordt het salaris verhoogd met 1,0 %. Deze salarisverhoging werkt door naar de wachtgeld-, UKW- en FLO-uitkeringen van het gewezen defensiepersoneel. De indexering van pensioenen, FPU en Bovenwettelijke WW (BWW) vindt plaats in overeenstemming met de daarvoor geldende voorschriften.

Vanaf 1 maart 2012 wordt de eindejaarsuitkering gefaseerd verhoogd naar 6,2% op jaarbasis. De financiering van de verhoging wordt mede gevonden in het afschaffen van het bonusuur verbonden aan de verlenging van de flexibilisering arbeidsduur per 1 juli 2012. Tevens wordt in dit kader het budget voor differentiatie in beloning verlaagd.

Naar aanleiding van arbeidsvoorwaardenakkoord 2007–2009 is gesproken over de harmonisatie van verplaatsingskosten. Afgesproken is een groot aantal maatregelen uit het Rapport Harmonisatie Verplaatsingskosten binnen de geldende rechtspositionele en fiscale kaders uit te voeren. Ten aanzien van het woon- werkverkeer is overeengekomen de eigen bijdrage voor zowel het openbaar vervoer als het eigen vervoer te bevriezen op het niveau van 2011. Voorts wordt het maximale tabelbedrag voor het niet dagelijks reizen losgelaten. Tot slot wordt met ingang van 1 maart 2012 de tegemoetkoming in de verhuiskosten verhoogd tot een bedrag van € 6.000 ten behoeve van de overige kosten waaronder dubbele woonlasten.

Per 1 maart 2012 wordt een verschuivingstoelage voor militair personeel ingesteld van een bedrag van € 25,– per verschoven dienst, indien de opdracht tot verschuiving van de dienst binnen 72 uur voor aanvang van de verschoven dienst is gegeven. Voorts wordt het personeel waarvan de werkzaamheden door de aard daarvan niet of nauwelijks zijn in te plannen volgens een vooraf vastgesteld rooster, opgenomen in een aanwijzingsbesluit Toelage Onregelmatige Dienst (TOD) achteraf. De hoogte van de vergoeding toelage onregelmatige dienst wordt berekend door de uit te betalen TOD aan het einde van elke meet- of roosterperiode te verhogen met 25%.

In het vorige arbeidsvoorwaardenakkoord is als tijdelijke maatregel opgenomen dat aan defensiepersoneel, bezoldigd volgens de rang KLTZ/LKOL/LTKOL en volgens schaal 11 en 12, voor incidenteel opgedragen overwerk per uur een overwerkvergoeding ter grootte van 1/330 van het maandsalaris wordt toegekend. Deze tijdelijke maatregel is beëindigd per 28 februari 2010.

Partijen besluiten deze maatregel, vanwege de belasting van deze groep personeel, voor de duur van dit akkoord te laten herleven. De maatregel gaat in per 1 oktober 2011. De daadwerkelijke betaling zal plaatsvinden vanaf 1 maart 2012.

3. Hoofdstuk 1 Verplaatsingskostenbesluit Defensie

Algemeen

1. Redenen voor het besluit

Sinds het tot stand komen van het sectorenmodel voor het overleg over de arbeidsvoorwaarden van het overheidspersoneel bestaat de sector Defensie uit het burgerpersoneel en het militair personeel. Tot de totstandkoming van dit besluit was er op het gebied van verplaatsingskosten een duidelijk onderscheid tussen de burgerlijke ambtenaren bij defensie en de militairen hetgeen tot uitdrukking kwam in het bestaan van de voor beide categorieën afzonderlijke verplaatsingskostenbesluiten. Reeds lang bestond het streven de arbeidsvoorwaarden van deze twee categorieën personeel te harmoniseren en waar mogelijk te integreren in voor beide categorieën geldende regelingen. Naar aanleiding van het tot stand komen van het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2012–2013 is hierin voor wat betreft de reis- en verplaatsingskosten een stap gezet. Met het onderhavige Verplaatsingskostenbesluit defensie (VKBD) is een integrale regeling tot stand gekomen, waarin de aanspraken op verplaatsingskosten en op (dagelijks) reizen tussen woning en standplaats dan wel de plaats van tewerkstelling, voor een groot deel zijn geharmoniseerd.

Gelet op het streven naar harmonisatie en integratie zijn de aanspraken, zo veel als thans mogelijk, gelijk voor beide categorieën personeel, die dan ook in het besluit worden aangeduid met het gemeenschappelijke begrip «defensieambtenaar». Daar waar arbeidsvoorwaardelijk nog verschillen bestaan worden de beide categorieën nog aangeduid met respectievelijk ambtenaar en militair. Ook voor de toekomst blijft het streven om uiteindelijk te komen tot volledige harmonisatie van beide categorieën.

Bij het vaststellen van de hoogte van de tegemoetkomingen op grond van dit besluit is rekening gehouden met fiscale richtlijnen.

In het Verplaatsingskostenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (VKBbad) en het Verplaatsingskostenbesluit militairen (VKBM) werd in het kader van het terugdringen van de automobiliteit ten gunste van het openbaar vervoer een lagere tegemoetkoming toebedacht voor de defensieambtenaar die in het kader van het dagelijks reizen met eigen vervoer. Met dit besluit is daarin geen verandering gekomen.

Voorts biedt het besluit de mogelijkheid tot toekenning van een tegemoetkoming in de verhuiskosten alhoewel een direct organisatiebelang ontbreekt.

Tot slot wordt met de harmonisatie en de totstandkoming van één Verplaatsingskostenbesluit defensie voor de gehele defensiepopulatie, een beleidsvereenvoudiging bereikt, niet in het minst door het verminderen van het aantal regelingen maar meer nog door een vereenvoudiging van de bedrijfsvoering/administratieve last door harmonisatie.

Delegatie en mandaat

In het besluit bestaat de mogelijkheid tot delegatie van regelgevende bevoegdheid aan de Minister van Defensie en mandaat aan de Hoofddirecteur Personeel. Deze nadere regelgeving is opgenomen in de verplaatsingskostenregeling defensie.

2. Doelstelling van het besluit

Het doel van dit besluit is te voorzien in tegemoetkomingen voor verhuiskosten en woon- werkverkeer voor zover dit een relatie heeft met het vervullen van een functie binnen Defensie.

Tegemoetkoming in de verhuiskosten

Het uitgangspunt bij de aanspraak op tegemoetkoming in de verhuiskosten is, dat de defensieambtenaar die in verband met de dienst moet verhuizen, aanspraak heeft op een tegemoetkoming. De defensieambtenaar kan door het bevoegd gezag worden opgedragen te verhuizen indien hij, als militair, niet voldoet aan de verplichting uit artikel 143 van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR), of wanneer hij, als ambtenaar, niet woont in of – naar het oordeel van het bevoegd gezag – nabij zijn standplaats.

In artikel143 AMAR is voor de militair een verplichting neer gelegd om op een zodanige afstand van zijn plaats van tewerkstelling te wonen, dat hij steeds tijdig aanwezig kan zijn en dat dagelijks heen en weerreizen geen belemmering vormt voor de dienst. Het moge duidelijk zijn, dat bedoelde afstand kan verschillen naar gelang het karakter van de door de militair vervulde functie. Voor de ambtenaar geldt,dat hem opgrond van artikel 75 BARD kan worden opgedragen om in, of, naar het oordeel van het bevoegd gezag, nabij zijn standplaats te gaan wonen. Hij moet binnen twee jaar aan een dergelijke opdracht gevolg geven. Ofschoon het opleggen van een verhuisplicht een direct organisatiebelang met zich meebrengt kan in het wonen op een goed bereisbare afstand ook een organisatiebelang worden gezien. In het kader daarvan bestaat een aanspraak op een tegemoetkoming in de verhuiskosten indien de defensieambtenaar naar het woongebied van zijn nieuwe standplaats verhuisd, mits de verhuizing plaatsvindt binnen twee jaren na de datum van de verplaatsing, dan wel binnen zes maanden voor de datum van de verplaatsing en indien door de verhuizing de reisafstand tussen de woning en de plaats van tewerkstelling met ten minste 60% wordt bekort.

Tegemoetkoming in de kosten voor woon- werkverkeer

De hoofdregel is dat de defensieambtenaar aanspraak heeft op een tegemoetkoming in de kosten van het dagelijks reizen over de afstand tussen de woning en de plaats van tewerkstelling, indien de te reizen afstand meer dan 10 kilometer bedraagt, hij dagelijks reist, en indien de militair tevens een eigen huishouding voert.

Indien dagelijks reizen niet mogelijk is, of indien de militair geen eigen huishouding voert, ontvangt de defensieambtenaar periodiek een vergoeding voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling.

Hierna volgt een artikelsgewijs een toelichting op het besluit. Een aantal artikelen is rechtstreeks afkomstig uit het voormalige besluiten VKBM dan wel het VKBbad. De daarin verwoorde voorzieningen maakten geen deel uit van de harmonisatie zoals die in het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2012–2013 zijn afgesproken. Het streven is ook deze voorzieningen in de toekomst te harmoniseren.

4. Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1
Eerste lid
Algemeen

De geactualiseerde regelgeving betreft een volledige integratie van het VKBbad en het VKBM, alsmede de onderliggende regelingen verplaatsingskosten.

De begripsbepalingen zijn in lijn gebracht met de huidige voorgeschreven volgorde zoals aangegeven in de aanwijzingen voor de regelgeving, alfabetisch.

Hierna zijn begripsbepalingen opgenomen waarvan het wenselijk was deze nader toe te lichten.

achtergebleven kind:

In dit besluit is de mogelijkheid tot gezinshereniging opgenomen voor een kind dat om studieredenen, zelf geen inkomen heeft en dat niet is meeverhuist met de defensieambtenaar naar het land van plaatsing.

afstand:

Dit begrip was wel opgenomen in het VKBM maar niet in het VKBbad. Wat betreft het bepalen van de afstand met het openbaar vervoer wordt aangesloten bij de gebruikelijke reisroute van het openbaar vervoer. Bij ander vervoer geldt het aantal kilometers gemeten langs de gebruikelijke openbare weg te bepalen met een bij Ministeriële regeling vastgestelde routeplanner.

ambts- of dienstwoning:

Dit betreft woningen die eigendom zijn, dan wel in beheer zijn bij defensie.

bevoegd gezag:

De formulering van dit begrip laat ruimte om in de ministeriele regeling vast te leggen welke autoriteiten op het niveau van Commandant operationeel commando bevoegd zijn.

eigen huishouding voeren:

Het onderscheid tussen het al dan niet voeren van een eigen huishouding heeft voor militairen enerzijds betrekking op de tegemoetkoming in de verhuiskosten en anderzijds op de tegemoetkoming voor woon- werkverkeer. Dit laatste komt voort uit het VKBM waarbij toentertijd verondersteld werd dat daar waar militairen nog geen eigen huishouding hebben, zij ook minder vaste lasten hebben, dit met name bij het inwonend zijn bij de eigen, stief- of pleegouders. Met de inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administratie en een huur- of koopcontract op naam van de defensieambtenaar of diens partner, kan worden aangenomen dat een eigen huishouding wordt gevoerd. Voorts dient de woonruimte bestemd te zijn voor permanente bewoning om zodoende recreatieve woonruimte uit te sluiten.

Europa:

Gelet op de ligging van Turkije valt dit land voor de toepassing van dit besluit eveneens onder het begrip Europa.

gezinsleden:

Uitgangpunt hierbij is het samenwonen in gezinsverband.

militair:

Bedoeld wordt de actief dienende militairen.

verplaatsing:

Binnen Defensie komt het veelvuldig voor dat defensieambtenaren tijdelijk werkzaamheden of diensten verrichten op een andere locatie dan de voor het vastgestelde plaats van tewerkstelling verandering van standplaats en derhalve geen permanent karakter hebben. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat tijdelijke tewerkstellingen aanspraken genereren op het gebied van tegemoetkomingen in de verhuiskosten.

woongebied:

Het loopbaanbeleid is met name bij militairen gericht op functieroulatie hetgeen veel verplaatsingen met zich meebrengt. Het woongebied is conform de fiscale regels vastgesteld. In die gevallen waarbij deze normering onvoldoende reële mogelijkheden biedt tot het verkrijgen van een woning, kan bij Ministeriële regeling het woongebied worden uitgebreid door het toevoegen van plaatsen gelegen in de directe omgeving van het woongebied. De afstand wordt vastgesteld met een bij Ministeriële regeling vastgestelde routeplanner bij gebruik van eigen vervoer. Vaststelling met gebruik van openbaar vervoer zou het woongebied onevenredig verkleinen.

zelfstandige woonruimte:

Met dit begrip is aansluiting gezocht met bestaande fiscale regels. Met dit begrip wordt de nadruk gelegd op zelfstandige bewoning waarbij het bewonen van woonruimte waarbij de verhuurder en huurder op hetzelfde adres wonen in beginsel niet wordt beschouwd als het bewonen van zelfstandige woonruimte, tenzij feitelijk sprake is van een afgescheiden woonruimte.

Tweede lid

In het kader van de Vernieuwing Rijksdienst waarin het Kabinet Balkenende IV de contouren van de Taakstelling heeft ingevuld is de zogenaamde Attachénotitie «Eén Rijk, Eén Regeling» tot stand gekomen. In de Nota Vernieuwing Rijksdienst is de noodzaak vastgesteld van verdieping van de internationale oriëntatie van de ambtelijke dienst als geheel, omdat in steeds toenemende mate voor goede beleidsontwikkeling actuele kennis van de internationale aspecten van elk beleidsterrein een vereiste is. De Stuurgroep Internationale Functie (Stuurgroep Huijts) heeft in 2008 een rapport geschreven over de uitwerking van deze kabinetsdoelstelling. De aanbevelingen van de Stuurgroep Huijts zijn uitgewerkt in het Project Internationale Functie, waar onder regie van de Directeur-Generaal Taakstelling van het ministerie van Buitenlandse Zaken, in drie interdepartementale werkgroepen aan is gewerkt. Deze werkgroepen hebben gekeken naar de mogelijkheden voor nauwere afstemming van de werkzaamheden van de verschillende departementen, te weten op het niveau van strategie, personeel en uit te zenden attachés en de samenwerking op de Post. Ca. 25% van het personeelsbestand op de Posten is afkomstig van een ander departement of ander overheidsorgaan dan BuZa. Dit vroeg om duidelijkere afspraken over procedures en arbeidsvoorwaarden. Geen lappendeken, maar uniforme regelgeving voor iedereen die op een Post is geplaatst onder het motto «Eén Rijk, Eén Regeling». In deze uniforme regelingen zijn zoveel als mogelijk de rechtpositionele verschillen vereffend. Door dit besluit uit te sluiten voor defensiemedewerkers op wie de voorzieningen uit het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken van toepassing zijn wordt voorkomen dat dubbele en voor de overige ambtenaren op een Post, afwijkende, aanspraken bestaan.

Derde lid

De ambtenaar als bedoeld in artikel 8a, eerste lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement Defensie onderscheidt zich van de overige burgerlijke ambtenaren bij Defensie doordat in het kader van mobiliteitsbevordering het mogelijk is dat zij min of meer regelmatig van standplaats veranderen. Hierdoor bevinden deze groep burgerlijke ambtenaren een vergelijkbare positie als militairen. Daar de mobiliteit van militairen leidt tot specifieke aanspraken worden deze aanspraken ook toegekend aan deze ambtenaren.

Artikel 2 Tegemoetkoming verhuiskosten bij opgelegde verhuisplicht

Hoewel uitgangspunt is dat de defensieambtenaar vrije vestigingskeuze heeft, bestaat zowel in het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie (BARD) als het Algemeen militair ambtenarenreglement defensie (AMAR) de mogelijkheid de defensieambtenaar opdracht te geven om naar een nader aangegeven plaats of gebied te verhuizen. De reden hiervoor is gelegen in de aard van de werkzaamheden wanneer die werkzaamheden vereisen dat de defensieambtenaar binnen een zeer korte termijn op de plaats van tewerkstelling werkzaamheden of diensten dient te verrichten. Het dwingende karakter van de opgelegde verplichting tot wonen is reden om voor de defensieambtenaar die verhuist, teneinde te voldoen aan die woonverplichting, de hieruit voortvloeiende kosten in zijn algemeenheid in aanmerking te brengen voor een tegemoetkoming daarin.

Zodra de defensieambtenaar van deze verplichting wordt ontheven heeft hij aanspraak op voorzieningen indien hij binnen twee jaar na die ontheffing verhuist naar een andere woning.

Artikel 3 Tegemoetkoming verhuiskosten zonder verhuisplicht

Aan een verhuizing die niet stoelt op een verhuisplicht kan desondanks een zeker belang worden toegekend. Het feit echter dat het organisatiebelang in mindere mate aanwezig is dan in het geval er sprake is van een verhuizing als bedoeld in artikel 2 van het besluit, is aanleiding om te volstaan met een tegemoetkoming in de verhuiskosten van beperktere omvang. Daarnaast heeft deze voorziening een stimulerend effect op het terugdringen van de automobiliteit. Een terugbetalingsverplichting wanneer op eigen verzoek dan wel op eigen toedoen binnen twee jaar ontslag wordt verleend wordt niet onredelijk geacht.

Artikel 4 Tegemoetkoming verhuiskosten bij indiensttreding

Indien een defensieambtenaar in verband met een indiensttreding dient te verhuizen wordt het op grond van rendementsoverwegingen redelijk geacht dat onder bepaalde voorwaarden sprake is van een terugbetalingsverplichting ten aanzien van de toegekende tegemoetkoming in de verhuiskosten indien betrokkene binnen een korte tijd na indiensttreding wordt ontslagen.

Artikel 5 Tegemoetkoming verhuiskosten bij vrijwillige verandering van woonplaats door de ambtenaar

In het licht van de mobiliteit wordt met deze voorziening het mogelijk gemaakt dat de ambtenaar of nabestaanden een voorziening hebben om te kunnen terugkeren naar de oude woonomgeving indien zulks door het bevoegd gezag met inachtneming van een bedrijfsmaatschappelijk advies, als noodzakelijk wordt beschouwd. Dit artikel ziet uitsluitend op de ambtenaar en komt voort uit het voormalige VKBbad.

Artikel 6 Tegemoetkoming verhuiskosten bij overlijden

De verplaatsing naar het buitenland brengt met zich mee dat een voorziening getroffen diende te worden waarbij de nabestaande bij overlijden van de defensieambtenaar tegemoet gekomen worden in de kosten voor de verhuizing terug naar Nederland.

Artikel 7 Tegemoetkoming verhuiskosten bij ontslag van de militair

Bij verplaatsing naar Nederland dan wel vanuit een ambts- of dienstwoning in Nederland zijn reeds voorzieningen getroffen om tegemoet te komen in de kosten van een verhuizing naar of in Nederland. Echter, wanneer er na het einde van de functievervulling in het buitenland of bij bewoning van een ambts- of dienstwoning in Nederland geen vervolgfunctie vervuld wordt maar ontslag volgt, is met dit artikel een voorziening getroffen om te verhuizen naar Nederland of naar en andere woning. Dit artikel is afkomstig uit het voormalige VKBM en ziet op de militair als bedoeld in dit besluit.

Artikel 8 Tegemoetkoming verhuiskosten bij ontslag van de ambtenaar
Eerste lid

Indien de ambtenaar aan het einde van zijn aanstelling bij Defensie anders dan op eigen aanvraag en niet wegens aan hem te wijten feiten of omstandigheden wordt ontslagen heeft hij aanspraak op een tegemoetkoming in de verhuiskosten voor terugkeer naar Nederland.

Tweede lid

Ook indien andere dan in het eerste lid genoemde situaties leiden tot ontslag wordt een gedeeltelijke tegemoetkoming in verhuiskosten verleend voor terugkeer naar Nederland. Bij ministeriële regeling wordt dit nader bepaald. Dit artikel is afkomstig uit het voormalige VKBbad en ziet op de ambtenaar als bedoeld in dit besluit.

Artikel 9 Tegemoetkoming verhuiskosten bij betrekken of verlaten van een dienstwoning door de defensieambtenaar

Het bewonen, al dan niet verplicht, van een ambts - of dienstwoning hangt samen met het vervullen van een functie binnen Defensie. Zodra de arbeidsrelatie met Defensie ophoudt te bestaan dient ook de ambts- of dienstwoning te worden verlaten. Met dit artikel wordt een voorziening getroffen teneinde tegemoet te komen is de kosten die het verhuizen naar een andere woning met zich meebrengt.

Artikel 10 Tegemoetkoming verhuiskosten bij sociale of medische indicatie

Sociale en of medische omstandigheden kunnen het noodzakelijk maken dat de defensieambtenaar niet meer in zijn huidige woning kan blijven. Indien zulks aan de orde is dient dit de bedrijfsmaatschappelijke dienst die noodzakelijkheid vast te stellen waarna het bevoegd gezag een aanspraak kan verlenen op een tegemoetkoming in de verhuiskosten.

Artikel 11 Vervallen van de aanspraak op tegemoetkoming verhuiskosten

In de in dit artikel genoemde overige artikelen is de termijn waarbinnen de verhuizing moet plaatsvinden gesteld op twee jaar. Naar mate de tijd verstrijkt, verstrijkt in de gevallen als genoemd in dit artikel, overlijden, ontslag en sociale en of medische noodzaak ook steeds meer het urgentie karakter te gaan verhuizen. Hierom is gekozen voor een kortere termijn.

Artikel 12 Aard van de tegemoetkoming verhuiskosten anders dan bij verhuisplicht

Met dit artikel wordt een onderscheid aangebracht in componenten die in aanmerking zouden moeten komen bij het verhuizen met een opgelegde verhuisplicht en het verhuizen op eigen initiatief. Daar waar geen verplichting tot verhuizen is opgelegd ligt het ook in de rede dat niet alle kosten die gemoeid zijn met een verhuizing in aanmerking komen voor een tegemoetkoming daarin.

Artikel 13 Tegemoetkoming transportkosten bij verhuizing in eigen beheer

Verhuizingen die ingevolge dit besluit in aanmerking komen voor een tegemoetkoming worden uitgevoerd door een door defensie gecontracteerd verhuisbedrijf. In het geval de defensieambtenaar zijn verhuizing met een tegemoetkoming in de verhuiskosten, in eigen beheer wil uitvoeren, biedt dit artikel daartoe de mogelijkheid. De vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming wordt in een ministeriële regeling vastgelegd teneinde snel te kunnen anticiperen op veranderingen.

Artikel 14 De tegemoetkoming reis- en verblijfkosten

Voor de eenvoud is wat betreft de tegemoetkoming in de reis- en verblijfkosten aansluiting gezocht bij de tegemoetkoming die wordt toegekend ter zake van dienstreizen.

Artikel 15 Aard van de tegemoetkoming transportkosten bij verhuizing

Bij de vaststelling van de tegemoetkoming in de transportkosten is een onderscheid gemaakt tussen verhuizingen binnen Nederland en overige verhuizingen. De tegemoetkoming ten behoeve van deze laatste categorie verhuizingen wordt met name gekenmerkt door het benoemen van meer specifieke kostenposten als gevolg van de bijzondere aspecten die aan dergelijke verhuizingen zijn verbonden. In verband met de doelmatigheid is in het vierde lid de mogelijkheid ingebracht om het transport te laten uitvoeren door een door Defensie gecontracteerde transportondernemer.

Artikel 16 Tegemoetkoming aanschaf personenauto buiten Europa

Niet altijd is het merk en of type personenauto gangbaar in het land van plaatsing. Met dit artikel ontstaat een aanspraak in de tegemoetkoming van de aanschaf van een auto ter plaatse.

Artikel 17 Tegemoetkoming transport bij verplaatsing uit, naar en buiten Nederland

Ook in die gevallen waarbij het niet is toegestaan om gezinsleden op kosten van defensie mee te nemen naar het buitenland zal de defensieambtenaar een beperkte hoeveelheid bagage voor zichzelf dienen over te brengen. Met dit artikel wordt ook voor die gevallen een voorziening getroffen in de vorm van een tegemoetkoming in de transportkosten.

Artikel 18 Tijdelijke onderbrenging

Bij verhuizingen van, naar of in een buiten Nederland gelegen land kan de situatie zich voordoen dat een passende woning nog niet beschikbaar is of de verscheepte inboedel tijdelijk nog ontbreekt. In dergelijke gevallen zal er sprake zijn van extra kosten ter zake van tijdelijke huisvesting welke voor tegemoetkoming in aanmerking komt.

Artikel 19 Tegemoetkoming woon–werkverkeer bij dagelijks reizen

Dit artikel ziet op een voorziening tegemoet te komen in de kosten voor woon–werkverkeer indien de afstand groter is dan 10 kilometer. Het niet vergoeden van de eerste 10 kilometers vindt zijn oorsprong in de voormalige fiscale regelingen daaromtrent. Uitgangspunt is dat de defensieambtenaar een eigen huishouding moet voeren. Indien aan dit vereiste wordt voldaan kan de defensieambtenaar in aanmerking komen voor of een tegemoetkoming ter zake van het dagelijks reizen of voor een tegemoetkoming ter zake van het reizen tussen woning en plaats van tewerkstelling met een frequentie die afhankelijk is van het land van plaatsing. Voor ambtenaren geldt de voorwaarde van het voeren van een eigen huishouding niet. Op dit punt is er nog geen harmonisatie.

In het tweede lid bestaat de mogelijkheid tot het verstrekken van een openbaar vervoersbewijs. Teneinde in de zin van het niet tegemoetkoming in de eerste 10 kilometer geen onderscheid te maken met defensieambtenaren die reizen per eigen vervoer bestaat hiermee de mogelijkheid hiervoor een bedrag in rekening te brengen.

Artikel 20 Tegemoetkoming woon–werkverkeer bij niet dagelijks reiz

Wanneer de defensieambtenaar al dan niet tegen betaling van rijkswege huisvesting geniet heeft hij op grond van dit artikel aanspraak op een tegemoetkoming in het niet dagelijks reizen. In dit artikel wordt aangesloten bij de feitelijke situatie waarin de defensieambtenaar zich bevindt en ten aanzien van de frequentie van reizen wordt rekening gehouden met de afstand tot de woning. De extra voorwaarde, het voeren van een eigen huishouding, voor militairen komt nog voort uit het voormalige VKBM en is nog niet geharmoniseerd.

Artikel 21 Tegemoetkoming woon–werkverkeer voor militairen zonder eigen huishouding

Dit artikel is ongewijzigd overgenomen uit het voormalige VKBM en treft een voorziening in tegemoetkomen in het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling voor militairen die geen eigen huishouding hebben.

Artikel 22 Reizen tussen de woning in het buitenland en een plaats naar keuze in Nederland

In dit artikel wordt op grond van sociale overwegingen in specifieke situaties bij plaatsing buiten Europa aanspraak verleend op een tegemoetkoming in de kosten van het reizen tussen het land van plaatsing en Nederland. Het tweede lid ziet specifiek toe op kinderen die vanwege een studie niet (kunnen) meeverhuizen naar het land van plaatsing van de defensieambtenaar. Voorwaarde hierbij is wel dat het voor kind aanspraak bestaat kinderbijslag dan wel dat het kind aanspraak heeft op studiefinanciering in de zin van de Wet studiefinanciering 2000.

Artikel 23 Overdraagbaarheid van reisaanspraken
Eerste lid

Hiermee wordt de mogelijkheid geboden dat de defensieambtenaar een van zijn gezinsleden kan laten overkomen naar het land van plaatsing van de defensieambtenaar.

Tweede lid

Er kunnen zich situaties voordoen waarbij de aanspraak beter tot zijn recht zou komen als de partner of een gezinslid deze aanspraak zou genieten. Deze situaties kunnen zich vooral voordoen bij militairen die regelmatig langdurig weg zijn vanwege varen, oefenen en/of dienstreizen of operationele inzet. Voorwaarden waaronder de overdracht kan plaatsvinden zijn bij ministeriële regeling vastgelegd.

Artikel 24 Tegemoetkoming in de kosten van het reizen tussen de plaats van legering en de plaats van tewerkstelling

In situaties waarin de defensieambtenaar al dan niet tegen betaling is gelegerd of in een pension verblijft op een andere lokatie of dan de plaats van tewerkstelling zal hij dagelijks tussen deze lokaties reizen. Met dit artikel bestaat een voorziening tegemoet te komen in de kosten van het reizen tussen de plaats van legering of het pension en de plaats van tewerkstelling mits de afstand meer bedraagt dan 10 kilometer.

Artikel 25 Bepalingen bij de inzet van vervoer van rijkswege

Bij inzet van vervoer van rijkswege heeft de defensieambtenaar geen kosten voor het reizen, reden waarom in dit geval een tegemoetkoming is uitgesloten. Daarnaast is een eigen bijdrage verschuldigd voor het reizen over de eerste 10 kilometer welke ook verschuldigd is bij het reizen per openbaar vervoer dan wel in mindering wordt gebracht op de tegemoetkoming bij het reizen met eigen vervoer.

Artikel 26 Tegemoetkoming pensionkosten

Daar waar ambtenaren opdracht hebben gekregen naar of naar de nabijheid van de standplaats te verhuizen en dit nog niet mogelijk is kan aan de ambtenaar tegemoetkoming in de pensionkosten wordt verstrekt wanneer het bevoegd gezag van mening is dat hij niet dagelijks kan reizen naar de woning. Indien mogelijkheid bestaat dat de ambtenaar van rijkswege kan worden gehuisvest. bestaat er geen aanspraak op een tegemoetkoming in de pensionkosten. Wel moet de ambtenaar alles in het werk te stellen om zo snel mogelijk een woning te verwerven, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.

Artikel 27 Vaststelling tegemoetkomingen

Bij ministeriele regeling worden de bedragen van de tegemoetkomingen vastgesteld.

Artikel 28 Aanspraken partner

In dit artikel is een anticumulatiebepaling opgenomen waarmee wordt voorkomen dat de defensieambtenaar die – algemeen gesteld – uit anderen hoofde geldelijk tegemoet wordt gekomen voor kostencomponenten als in dit besluit genoemd, een onbedoeld hoge tegemoetkoming ontvangt. De bedoelde voorzieningen kunnen uit verschillende bronnen afkomstig zijn. Het kan b.v. voorkomen dat ook de partner eveneens aanspraak heeft op een tegemoetkoming in de zin van genoemde artikelen van dit besluit indien de partner gezamenlijk naar dezelfde (nieuwe) woonplaats verhuizen. Vervolgens kan de defensieambtenaar zelf op grond van een ander rechtspositie besluit/regeling een tegemoetkoming ontvangen in de kosten waarvoor dit besluit (ook) een voorziening biedt; een dergelijke situatie kan zich voordoen wanneer de defensieambtenaar in deeltijd elders werkt. Ook is denkbaar dat de partner van de defensieambtenaar op grond van een ander rechtspositiebesluit geldelijke voorzieningen geniet die samenvallen met tegemoetkomingen waarop de defensieambtenaar volgens besluit aanspraak heeft.

Artikel 29 Termijn indienen aanvraag tegemoetkoming verhuiskosten

Met dit artikel wordt de mogelijkheid gegeven de termijn waarbinnen een aanvraag voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten wordt ingediend vast te stellen teneinde de administratieve afhandeling daarvan niet onnodig te belasten.

Artikel 30 Vaststelling ministeriële regelingen

Een mandaatbepaling zoals neergelegd in het ontwerpbesluit voor het vaststellen van ministeriële regelingen gebaseerd op het Verplaatsingskostenbesluit Defensie, is in rechtspositieregelingen reeds lang gangbaar. Een dergelijke mandaatbepaling is bijvoorbeeld in het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) ingevoerd bij  Stb. 1998, 528 . In artikel 3a van het AMAR is vastgelegd dat de bevoegdheid tot het vaststellen van ministeriële regelingen als bedoeld in de hoofdstukken 7, 8, 10 en 11, door Onze Minister kan worden gemandateerd aan de directeur-generaal personeel van het ministerie van Defensie. Het gaat daarbij om technische wijzigingen van regelingen die frequent worden gewijzigd. Een bepaling als deze is dan ook in diverse rechtspositie-amvb’s  opgenomen zoals het Verplaatsingkostenbesluit militairen (artikel 25, tweede lid) en het Verplaatsingskostenbesluit Burgerlijke Ambtenaren Defensie (artikel 20).

Het hierbij gaat om kleine technische wijzigingen zoals het (soms zeer frequent, bij voorbeeld als gevolg van prijswijzigingen in het openbaar vervoer) bijstellen van bedragen, waarbij de politieke verantwoordelijkheid van de Minister niet in het geding is.

Artikel 31 Hardheidsclausule

Dit artikel geeft de Minister de bevoegdheid om in een bijzonder geval af te wijken voor zover de toepassing onbillijk zou zijn.

Artikel 32 Inwerkingtreding

De terugwerking tot 1 maart 2012 is conform het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2012–2013.

Artikel 33 Aanhaling

Met deze aanhaling «Verplaatsingskostenbesluit defensie» wordt duidelijk gemaakt dat dit besluit van toepassing is op de defensieambtenaar.

Hoofdstuk 2 Overige wijzigingen

Artikel 2 en artikel 3
Artikel 2 onderdelen A, F en G en artikel 3 onderdelen A, F en G

Er is voor gekozen om in hoofdstuk 9 van het BARD en hoofdstuk 6a van het AMAR de belangrijkste basisrechten en -verplichtingen vast te leggen bij het vervallen van een functie of bij vaststelling van overtolligheid en voor militairen ook bij het niet toewijzen van een functie. In deze hoofdstukken wordt bepaald wanneer de burgermedewerker of de militair worden aangewezen als herplaatsingskandidaat (artikel 106 BARD en 53c AMAR), hoe de inrichting is van het herplaatsingsonderzoek (artikel 107 BARD en 53d AMAR) en wat de verplichtingen zijn van de herplaatsingskandidaat (artikel 108 BARD en 53e AMAR). Tot slot is er een basisbepaling voor te treffen voorzieningen vooruitlopend op dreigende overtolligheid en gedurende het herplaatsingsonderzoek (artikel 108a BARD en 53f AMAR).

Allereerst is, om onduidelijkheid te voorkomen over wat onder «passende functie» moet worden verstaan, dit begrip opgenomen in artikel 3, eerste lid BARD en artikel 1, eerste lid AMAR en omschreven in artikel 105 BARD en artikel 53b AMAR. Een functie is in beginsel passend wanneer de daaraan verbonden werkzaamheden op de capaciteiten en ervaring van de ambtenaar zijn berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van de ambtenaar kan worden gevergd. Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering hiervan nadere regels gesteld.

Verder zijn in artikel 104 BARD en artikel 53a AMAR enkele begripsbepalingen opgenomen die van toepassing zijn in beide hoofdstukken. Het betreffen de definities van ambtenaar en militair. Daarnaast wordt het begrip boventalligheid uitgelegd. Van boventalligheid is sprake indien als gevolg van een wijziging in de organisatie er voor medewerkers met een bepaalde vergelijkbare of uitwisselbare functie onvoldoende van die functies resteren.

Ingevolge artikel 106 BARD wordt een burgerambtenaar, die is aangesteld op een functie, bij het vervallen van zijn functie dan wel bij de vaststelling van zijn boventalligheid aangewezen als herplaatsingskandidaat. Voor militair personeel geldt dat zij niet worden aangesteld op één functie maar worden aangesteld als militair om vervolgens in het kader van het functieroulatiesysteem (hoofdstuk 3, paragraaf 2 van het AMAR) in beginsel om de twee à drie jaar een andere functie te vervullen. Om die reden geldt dat, wanneer een militair van functie «gaat», of dit nu wordt veroorzaakt door het vervallen van zijn functie of dat de functievervullingsduur is verstreken, in eerste instantie gedurende drie maanden wordt bezien of via het reguliere functietoewijzingsproces plaatsing op een (andere) functie mogelijk is. Als die drie maanden zijn verstreken, wordt de militair, aan wie in het functietoewijzingsproces geen functie kan worden toegewezen, aangemerkt als herplaatsingskandidaat. Artikel 53c, eerste lid, onder a AMAR vormt de grondslag voor aanwijzing als herplaatsingskandidaat indien binnen drie maanden na het vervallen van zijn functie dan wel bij de vaststelling van zijn boventalligheid geen functie kan worden toegewezen. Artikel 53c, eerste lid, onder b AMAR, vormt de grondslag voor aanwijzing herplaatsingskandidaat, indien na het einde van de functievervullingsduur binnen die drie maanden geen functie kan worden toegewezen. Overigens is deze systematiek van de aanwijzing als herplaatsingskandidaat met de totstandkoming van het SBK 2012 niet gewijzigd ten opzichte van het vorige SBK.

De Minister van Defensie kan verder voor specifieke categorieën personeel bepalen dat zij bij het vervallen van de functie, bij de vaststelling van boventalligheid dan wel in de situatie van een militair dat geen functie kan worden toegewezen, zij niet worden aangewezen als herplaatsingskandidaat. Dit is geregeld in artikel 106, tweede lid BARD en artikel 53c, derde lid AMAR.

Zoals in het algemeen deel van deze toelichting is beschreven, is het streven gericht op de overgang van werk naar werk. Defensie als organisatie heeft zich verplicht zich hiertoe tot het uiterste in te spannen waarbij zowel binnen als buiten de defensieorganisatie wordt onderzocht of een passende functie kan worden gevonden. Het herplaatsingsonderzoek (artikel 107 BARD en artikel 53d AMAR), dat minimaal twaalf en maximaal achttien maanden duurt, zulks afhankelijk van de diensttijd bij het Ministerie van Defensie, bestaat uit drie herplaatsingsperioden. In de eerste periode van drie maanden wordt gezocht naar herplaatsingsmogelijkheden intern Defensie (artikel 107, eerste lid BARD en artikel 53d, eerste lid AMAR). Na die periode start de tweede periode van drie maanden waarbij zowel intern als ook extern Defensie kan worden gezocht naar een andere functie (artikel 107, tweede lid BARD en artikel 53d, tweede lid AMAR). Indien de herplaatsingskandidaat ook in de tweede periode niet kan worden herplaatst, dan start de derde periode van zes maanden waarbij uitsluitend nog extern Defensie wordt gezocht naar een passende functie (artikel 107, derde lid BARD en artikel 53d, derde lid AMAR). De duur van de derde periode wordt voor elk volledig dienstjaar bij Defensie verlengd met een halve maand tot maximaal twaalf maanden (artikel 107, vierde lid BARD en artikel 53d, vierde lid AMAR). Op verzoek van de herplaatsingskandidaat kan de Minister van Defensie de herplaatsingsperiode verlengen indien de omstandigheden naar zijn oordeel daartoe aanleiding geven. De grondslag daarvoor is geregeld in artikel 107, vijfde lid BARD en artikel 53d, vijfde lid AMAR.

Het herplaatsingsonderzoek is niet vrijblijvend. Er ligt ook een verplichting bij de medewerker, niet alleen om aan de herplaatsingsinspanning mee te werken maar ook om zelf initiatieven te nemen een passende functie te vinden. Wanneer de medewerker niet aan deze verplichtingen voldoet, kan dit leiden tot vervroegd overtolligheidsontslag (op grond van artikel 108, derde lid BARD en artikel 53e, derde lid AMAR). Dit kan leiden tot een sanctie vanuit de instantie, die is belast met de uitkering in verband met werkloosheid, zoals het niet toekennen van de werkloosheidsuitkering.

Defensie doet er alles aan om de medewerker van werk naar werk te begeleiden. Daarnaast wil Defensie, om overtolligheid zoveel mogelijk te voorkomen, vrijwillig ontslag stimuleren. Om beide processen te ondersteunen kunnen extra stimulerende dan wel ondersteunende voorzieningen nodig zijn. In artikel 108a BARD en artikel 53f AMAR is hiervoor een basis gerealiseerd.

De nieuwe hoofdstukken 9 BARD en 6a AMAR leiden tot een noodzakelijke aanpassing van de artikelen betreffende overtolligheidsontslag. Voor ambtenaren betreft het een aanpassing van artikel 116 BARD. In het tweede lid van artikel 116 wordt ten aanzien van het zorgvuldig onderzoek of herplaatsing op een passende functie binnen Defensie mogelijk is, verwezen naar het herplaatsingsonderzoek bedoeld in artikel 107, eerste en tweede lid. Tevens is bepaald dat het overtolligheidsontslag pas wordt verleend na ommekomst van het volledige herplaatsingsonderzoek bedoeld in artikel 107. Het ontslagmoment kan eerder plaatsvinden indien dit met de ambtenaar wordt overeengekomen in verband met het aanvaarden van een andere baan buiten Defensie. Het overtolligheidsontslag kan ook eerder worden verleend in de situatie dat de herplaatsingskandidaat zich niet houdt aan zijn verplichtingen bedoeld in artikel 108, derde lid. Op eenzelfde wijze is voor militairen een apart artikel (artikel 42 AMAR) voor ontslag wegens overtolligheid van personeel opgenomen. Als gevolg daarvan is artikel 43 AMAR aangepast en ziet dat artikel uitsluitend nog op ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid.

Artikel 2 onderdeel B en artikel 3 onderdeel H

Deze wijziging betreft de in het arbeidsvoorwaardenakkoord 2012 overeengekomen verlaging van de maandelijkse toeslag voor ambtenaren en militairen die hun arbeidsduur tijdelijk verlengen.

Artikel 3 onderdeel B

De begeleiding en bemiddeling van defensiepersoneel naar een baan buiten de defensieorganisatie wordt verzorgd door een nieuw opgerichte organisatie-eenheid Begeleidings- en bemiddelingsorganisatie (BBO). De taken die het Dienstencentrum externe bemiddeling defensiepersoneel in het kader van het Flexibel Personeelssysteem verrichtte met betrekking tot de begeleiding van militairen naar de civiele arbeidsmarkt, zijn opgegaan in de BBO. Er is voor gekozen om in de artikelen in het AMAR waar de naam «het Dienstencentrum externe bemiddeling defensiepersoneel» wordt benoemd, daarvoor in de plaats een meer algemene duiding op te nemen «de organisatie-eenheid belast met de externe bemiddeling van defensiepersoneel».

Artikel 2 onderdelen C, D, en E en artikel 3 onderdelen I, J en K

De procedure voor het melden van een misstand in het AMAR en BARD belegt een aantal taken en verantwoordelijkheden in het kader van de melding. Als verantwoordelijke functionaris voor deze taken wordt in de huidige bepalingen van AMAR en BARD de vertrouwenspersoon genoemd. Deze benaming vloeit voort uit overheidbreed integriteitbeleid waarin doorgaans gesproken wordt over Vertrouwenspersoon Integriteit (VPI). De benaming binnen Defensie wijkt daar enigszins van af. Binnen Defensie zijn verschillende integriteittaken wegens aard en organisatie van de werkzaamheden, spreiding van werklast en de effectiviteit fijnmaziger belegd bij verschillende daarvoor aangestelde functionarissen of afdelingen. Hierdoor is in de praktijk onduidelijkheid ontstaan. Beoogd wordt aan deze onduidelijkheid een einde te maken door deze functionarissen concreet te benoemen.

Artikel 3 L

De wijziging van dit artikel komt voort uit de instelling van de Defensieconditieproef.

Artikel 4

Het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie is met ingang van 1 januari 2012 aangepast naar aanleiding van de inwerkingtreding van het nieuwe Sociaal Beleidskader Defensie (SBK 2012). SBK 2012 heeft betrekking op reorganisaties. Het vormt het «zorgvuldig herplaatsingsonderzoek» voordat overtolligheidsontslag wordt verleend (artikel 42 van het Algemeen militair ambtenarenreglement en artikel 116, eerste lid van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie). De belangrijke wijziging die SBK 2012 met zich meebrengt is dat na overtolligheidsontslag geen recht meer bestaat op wachtgeld, maar op WW-uitkering. Dat gegeven heeft geleid tot aanpassing van de bovenwettelijke WW-regeling die voor oud-Defensiemedewerkers onlosmakelijk met de WW-uitkering is verbonden.

Onderdeel A

De wijziging in artikel 1, onder betrokkene, ten 2e, heeft betrekking op de invoering van het Flexibel Personeelssysteem voor militairen, waarmee de aanstelling niet meer voor bepaalde of onbepaalde tijd geldt, maar iedere militair op dezelfde basis wordt aangesteld bij de krijgsmacht. De militair doorloopt fasen in de loopbaan. Bij aanstelling wordt de militair ingedeeld in fase een, de initiële opleiding en een aansluitende periode van dienverplichting. Daarna stroomt hij door naar fase twee. In fase een en twee gelden maximumlooptijden in rang. Voor het bereiken van de maximumlooptijd in een rang wordt besloten of de militair kan worden bevorderd of, voor officieren en onderofficieren, kan doorstromen naar fase drie. Fase drie loopt tot het moment van leeftijdsontslag. Van oudsher heeft de tijdelijk aangestelde militair geen recht op bovenwettelijke WW-uitkering. In dit kader volgt na ontslag vanwege een negatief doorstroom- of bevorderingsbesluit in fase twee (artikel 39, tweede lid, onder i AMAR) geen recht op bovenwettelijke WW-uitkering. Hierop geldt één uitzondering: dat is de militair in fase twee met een negatief doorstroom- of bevorderingsbesluit van wie de functie vervalt voordat hij bij de externe bemiddelingsorganisatie van Defensie is aangemeld. Die militair wordt in eerste instantie ontslagen in verband met overtolligheid en niet in verband met het eindigen van fase twee.

De wijziging van deze regeling biedt de gelegenheid om ook de reservist onder de werking van het BWW te brengen in artikel 1, onder betrokkene, ten derde. Voorheen werd per individueel geval beslist onder welke omstandigheden de reservist recht heeft op een bovenwettelijke uitkering, door toepassing van de hardheidsclausule van artikel 26 van het Inkomstenbesluit militairen. Deze toevoeging vereenvoudigt de besluitvorming en voorkomt rechtsongelijkheid door het stellen van één duidelijke norm.

Met wijziging van artikel 1, onder diensttijd, worden uitzendingen in het kader van humanitaire of vredesoperaties, dubbel geteld voor de berekening van de diensttijd. Dit is een erkenning van het ingrijpende en belastende karakter van een uitzending. Er geldt echter een maximum van twee jaar extra. Een voorbeeld: de militair heeft acht uitzendingen meegemaakt. Elke uitzending duurde vier maanden. Alleen de eerste zes uitzendingen (samen twee jaar) worden dubbel geteld.

De overige toegevoegde definities vloeien voort uit het SBK 2012. Naast het begrip diensttijd wordt hier ook het begrip arbeidsverleden geïntroduceerd in een aantal SBK maatregelen. Voor het vaststellen van het arbeidsverleden is het bepaalde in de Werkloosheidswet leidend.

De pensioengerechtigde leeftijd voor militairen en burgerambtenaren is op dit moment 65 jaar. Op dat moment ontstaat aanspraak op een uitkering op grond van de Algemene ouderdomswet en een ouderdomspensioen op grond van het ABP pensioenreglement, voor militairen is dat artikel 17.6.2 lid 1 en voor Burgerambtenaren artikel 7.3 lid 1. Het is aannemelijk dat de pensioenleeftijd van 65 jaar de komende tijd zal wijzigen. Derhalve is gekozen voor een algemene verwijzing en niet voor een vaste leeftijd.

Onderdeel B

Artikel 2, tweede lid, onder b is een voorziening voor de betrokkene die door zijn langdurig en eenzijdig arbeidsverleden naar verwachting minder snel kans maakt op een betrekking buiten Defensie. De verlenging van de duur van de aansluitende uitkering geldt alleen voor overtolligheidsontslag gegeven onder toepassing van het Sociaal Beleidskader 2012. De duur van de aansluitend uitkering wordt afgeleid van de WW duur zoals deze op 1 januari 2012 luidde.

Artikel 2, derde lid is de garantie-uitkering. Daarmee is rekening gehouden met het feit dat de pensioengerechtigde leeftijd per persoon verschilt.

Artikel 2, vijfde lid geeft weer dat de pensioengerechtigde leeftijd per persoon verschilt. De einddatum van de bovenwettelijke uitkering is in overeenstemming gebracht met de einddatum van de WW-uitkering, verwoord in artikel 19, eerste lid onder h WW.

Met de toevoeging van artikel 2, zesde lid, is uitdrukkelijk bepaald dat met de afkoop van de bovenwettelijke WW-uitkering wordt afgezien van het recht op aansluitende WW-uitkering.

Onderdeel C

Met de toevoeging van artikel 3, tweede lid, is uitdrukkelijk bepaald dat met de afkoop van de bovenwettelijke WW-uitkering wordt afgezien van het recht op aanvullende WW-uitkering.

Onderdeel D

De titel van artikel 7 is aangepast aan de inhoud ervan. Uit het artikel zelf volgde al dat het niet alleen betrekking heeft op aanvullende WW-uitkering, maar ook aansluitende WW-uitkering betreft.

Onderdeel E

Aan artikel 9, eerste en tweede lid is het woord «passende» toegevoegd om te benadrukken

dat niet elke nieuwe betrekking leidt tot loonaanvulling. Een «passende betrekking» is passende arbeid als bedoeld in de WW, dus werkzaamheden die zijn berekend op de werkervaring en capaciteiten van betrokkene, tenzij aanvaarding van dat werk om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. De duur van de werkloosheid speelt ook een rol: hoe langer betrokkene werkloos is, hoe eerder ander werk als passend is aan te merken.

Er geldt een garantieloonaanvulling tot de pensioengerechtigde leeftijd als de diensttijd tenminste 10 jaar en de som van leeftijd en diensttijd tenminste 65 jaar bedraagt. Daarbij is er van uitgegaan dat het voor een oudere werknemer lastiger is om werk op zijn loonniveau te vinden.

Onderdeel F

De verwijzing vervalt nu de begripsbepalingen niet meer zijn geletterd.

Onderdeel G

Met de wijziging van artikel 14 is het artikel in overeenstemming gebracht met het Verplaatsingskostenbesluit defensie.

Onderdeel H

Met de toevoeging van artikel 14a wordt de gewezen militair die vanwege overtolligheidsontslag niet in aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de Uitkeringswet gewezen militairen, gecompenseerd voor het voor hem negatieve verschil in inkomensafhankelijke bijdragen aan de Zorgverzekeringswet.

Onderdeel I

Met artikel 15 is bepaald dat betrokkene 30% van de nominale waarde van de bovenwettelijke uitkeringen kan afkopen.

Met de afkoop ziet betrokkene af van alle rechten en verplichtingen tegenover Defensie. Opgebouwde BWW-aanspraken vervallen, alsmede de aanspraak op verdere pensioenopbouw. Er bestaat geen aanspraak meer op arbeidsbemiddeling of andere begeleiding door Defensie. Aan de andere kant vervallen met de afkoop ook resterende dien- en restitutieverplichtingen. Als betrokkene na enige tijd weer in dienst treedt bij Defensie, begint hij opnieuw met de opbouw van BWW-rechten. De betrokkene kan ook, na enige tijd van werkloosheid tijdens de BWW-uitkering, het resterende deel ad 30% van de nominale waarde afkopen.

De afkoopsom kan in één keer worden uitbetaald of periodiek, zoals maandelijks of per kwartaal. Afhankelijk van de gekozen wijze van uitbetaling kan de afkoopsom een constant (maandelijks) inkomen vormen, of bijvoorbeeld voor een beginnende zelfstandige juist een eenmalig startkapitaal zijn.

Onderdeel J

Artikel 17b voorziet in een gegarandeerd maandelijks inkomen voor degene die met overtolligheidsontslag werd bedreigd, maar die uiteindelijk op eigen verzoek ontslag is verleend na een diensttijd bij Defensie van tenminste 24 jaar. Het gegarandeerd maandelijks inkomen wordt berekend aan de hand van het bruto maandsalaris plus de maandelijkse opbouw van vakantie-uitkering die degene daadwerkelijk heeft genoten. Dat betekent dat voor iemand die in deeltijd werkt (bijvoorbeeld de militair met buitengewoon verlof), het gegarandeerd maandelijks inkomen wordt berekend met inachtneming van de deeltijdfactor. Degene die in aanmerking komt voor dit instrument dient altijd melding te maken van andere inkomsten uit arbeid of bedrijf. Deze inkomsten worden echter alleen op het gegarandeerd maandelijks inkomen in mindering gebracht als zij de WOPT-norm (Balkenendenorm) overschrijden. Uit het vijfde lid volgt onder meer dat het gegarandeerd maandelijks inkomen niet eindigt als degene als zelfstandige zonder personeel (ZZP-er) voor Defensie werkzaamheden gaat verrichten. Met de keuze voor het gegarandeerd maandelijks inkomen ziet hij af van alle rechten tegenover Defensie. Opgebouwde BWW-aanspraken vervallen, alsmede de aanspraak op verdere pensioenopbouw. Er bestaat geen aanspraak meer op arbeidsbemiddeling of andere begeleiding door Defensie.

Onderdeel K

In artikel 18 is het overgangsrecht weergegeven. Uit het zesde lid volgt dat overtolligheidsontslag dat is verleend onder een Sociaal Beleidskader dat gold vóór 1 januari 2012, recht kan geven op wachtgeld, en dat overtolligheidsontslag, verleend onder toepassing van een later Sociaal Beleidskader kan leiden tot aanspraak op (B)WW-uitkering.

Onderdeel L

Het besluit kende nog geen hardheidsclausule. Dit artikel geeft de Minister de bevoegdheid om in een bijzonder geval af te wijken voor zover de toepassing onbillijk zou zijn.

Artikel 5
Onderdelen A, C en D

Deze wijziging betreft het herstel van een aantal redactionele omissies.

Onderdeel B

Deze wijziging betreft het herstel van een foutieve verwijzing.

Onderdeel E

Deze wijziging betreft het vervallen van een artikel dat inmiddels zijn belang heeft verloren als gevolg van het vervallen van de financiële tegemoetkoming loopbaanonderbreking in hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg.

Onderdeel F

Deze wijziging betreft het vervallen van een onderdeel dat inmiddels zijn belang heeft verloren als gevolg van het vervallen van de opkomsttoelage voor reservisten per 1 januari 2011.

Onderdelen G, I en K

De aanspraken op grond van deze onderdelen houden gelijke tred met de salarisontwikkeling van defensieambtenaren van 1,0 % per 1 maart 2012.

Onderdeel H

De wijziging van het eerste lid betreft de in het arbeidsvoorwaardenakkoord 2012 overeengekomen verhoging van de eindejaarsuitkering. De wijziging van het derde lid betreft het herstel van een tekstuele omissie. Het vierde lid kan vervallen aangezien de eindejaarsuitkering, op grond van artikel 3, onder c, van de Inkomstenregeling burgerlijke ambtenaren defensie, reeds deel uit maakt van de grondslag voor het wachtgeld of de uitkering zodat dit derhalve niet nogmaals hoeft te worden vermeld. Het zesde lid kan vervallen als gevolg van het inmiddels uitgewerkt zijn van de daarin genoemde overgangsregeling.

Onderdeel J

Met dit artikel werd bij wijze van tijdelijke maatregel burgerpersoneel, dat wordt bezoldigd in de schalen 11 en 12, in aanmerking gebracht voor een overwerkvergoeding voor de periode van 1 oktober 2007 tot en met 28 februari 2010. De wijziging van dit artikel betreft het herleven van deze tijdelijke maatregel voor de periode van 1 oktober 2011 tot en met 28 februari 2013.

Artikel 6
Onderdeel A

De wijziging van het tweede lid betreft het herstel van een omissie van technische aard. De eindejaarsuitkering maakt op grond van artikel 23a, eerste lid, onder c, reeds deel uit van de grondslag voor het wachtgeld of de uitkering en dit hoeft derhalve niet nogmaals te worden vermeld. Het derde lid kan vervallen als gevolg van het inmiddels uitgewerkt zijn van de daarin genoemde overgangsregeling.

Onderdeel B

Deze wijziging betreft het herstel van een redactionele omissie.

Onderdeel C

Dit betreft een technische wijziging die samenhangt met de wijziging van hoofdstuk 3 van het AMAR met ingang van 1 februari 2011.

Onderdeel D

Deze wijziging betreft het vervallen van een artikel dat inmiddels zijn belang heeft verloren.

Onderdelen E, F en N

De aanspraken op grond van deze onderdelen houden gelijke tred met de salarisontwikkeling van defensieambtenaren van 1,0 % per 1 maart 2012.

Onderdeel G

Deze wijziging betreft enerzijds de in het arbeidsvoorwaardenakkoord 2012 overeengekomen verhoging van de eindejaarsuitkering en anderzijds het herstel van een omissie van technische aard. De eindejaarsuitkering maakt op grond van artikel 23a, eerste lid, onder c, reeds deel uit van de grondslag voor het wachtgeld of de uitkering en dit hoeft derhalve niet nogmaals te worden vermeld.

Onderdelen H en I

Dit betreft technische wijzigingen die samenhangen met de wijziging van hoofdstuk 9 van het AMAR met ingang van 16 april 2004. Hierbij is verzuimd de artikelen 17 en 17a te wijzigen, hetgeen thans wordt hersteld.

Onderdeel J

Deze wijziging betreft het vervallen van een artikel dat inmiddels zijn belang heeft verloren als gevolg van het vervallen van de financiële tegemoetkoming loopbaanonderbreking in hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg.

Onderdeel K

Dit betreft een technische wijziging die samenhangt met het overbrengen van de regelgeving betreffende de uitkering bij overlijden of vermissing naar het AMAR met ingang van 11 mei 2005. Hierbij is verzuimd artikelen 22 te wijzigen, hetgeen thans wordt hersteld.

Onderdeel L

Dit betreft een technische wijziging van pragmatische aard. De noodzaak voor een tijdelijke aanvullende eigen bijdrage wordt ieder jaar opnieuw vastgesteld.

Onderdeel M

Deze wijziging betreft het vervallen van twee artikelleden die inmiddels hun belang hebben verloren.

Artikel 7

De aanspraken op grond van dit artikel houden gelijke tred met de salarisontwikkeling van defensieambtenaren van 1,0 % per 1 maart 2012.

Artikel 8

Met het vaststellen van een Verplaatsingskostenbesluit defensie kunnen de huidige verplaatsingskostenbesluiten voor ambtenaren en voor militairen vervallen.

Hoofdstuk 3  Slotbepalingen

Artikel 9

Dit artikel regelt de inwerkingtreding. Gezien de aard van het arbeidsvoorwaardenbeleid en de daarin gemaakte afspraken is het noodzakelijk om aan sommige onderdelen terugwerkende kracht te verlenen.

De Minister van Defensie, J. S. J. Hillen


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven