Besluit van 8 november 2012, strekkende tot uitvoering van EU-verordeningen op het terrein van de financiële markten en tot wijziging van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband daarmee (Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 5 september 2012, Directie Financiële Markten, FM/2012/1280M;

Gelet op de artikelen 1:24, derde lid, 1:25, derde lid, 1:25a, tweede lid, 1:25c, 1:79, eerste lid, onderdeel b, 1:80, eerste lid, onderdeel b, 1:81, en 1:97, eerste lid, onderdeel e, van de Wet op het financieel toezicht;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 5 oktober 2012, nr. W06.12.0379/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 2 november 2012, Directie Financiële Markten, nr. FM/2012/1478 M;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

bevoegde autoriteit:

de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 2;

verordening (EG) nr. 809/2004 (prospectus):

verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft (PbEU 2004 L 149);

verordening (EG) nr. 1287/2006 (MiFID):

verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de voor beleggingsondernemingen geldende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens, het melden van transacties, de markttransparantie, de toelating van financiële instrumenten tot de handel en de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn betreft (PbEU 2006 L 241);

verordening (EG) nr. 924/2009 (grensoverschrijdende betalingen):

verordening (EG) nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2560/2001 (PbEU 2009 L 266);

verordening (EG) nr. 1060/2009 (ratingbureaus):

verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (PbEU 2009 L 302);

verordening (EU) nr. 583/2010 (essentiële beleggersinformatie):

verordening (EU) nr. 583/2010 van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft essentiële beleggersinformatie en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan als de essentiële beleggersinformatie of het prospectus op een andere duurzame drager dan papier of via een website wordt verstrekt (PbEU 2010 L 176);

verordening (EU) nr. 236/2012 (short selling en kredietverzuimswaps):

verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps (PbEU 2012 L 86);

verordening (EU) nr. 260/2012 (betaaldiensten):

verordening (EU) nr. 260/2012 van 14 maart 2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 (PbEU 2012 L 94);

verordening (EU) nr. 648/2012 (EMIR):

verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli inzake otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012, L 201).

Artikel 2

Als bevoegde autoriteit in de zin van de hierna genoemde verordeningen, belast met de uitvoering en handhaving van de bij of krachtens die verordeningen gestelde regels, worden aangewezen:

  • a. voor verordening (EG) nr. 809/2004 (prospectus): de Autoriteit Financiële Markten;

  • b. voor verordening (EG) nr. 1287/2006 (MiFID): de Autoriteit Financiële Markten;

  • c. voor verordening (EG) nr. 924/2009 (grensoverschrijdende betalingen): de Autoriteit Financiële Markten;

  • d. voor verordening (EG) nr. 1060/2009 (ratingbureaus): de Autoriteit Financiële Markten;

  • e. voor verordening (EU) nr. 583/2010 (essentiële beleggersinformatie): de Autoriteit Financiële Markten;

  • f. voor verordening (EU) nr. 236/2012 (short selling en kredietverzuimswaps): de Autoriteit Financiële Markten;

  • g. voor verordening (EU) nr. 260/2012 (betaaldiensten):

    • 1°. ten aanzien van de artikelen 3 tot en met 6 en 9 de Nederlandsche Bank;

    • 2°. ten aanzien van artikel 8 de Nederlandse Mededingingsautoriteit;

  • h. voor verordening (EU) nr. 648/2012 (EMIR):

    • 1°. ten aanzien van de artikelen 4, 9,11, 12, voor zover de financiële tegenpartij een bank, verzekeraar, herverzekeraar of pensioenfonds is, alsmede ten aanzien van de artikelen 14 tot en met 21, 25, tot en met 35 en 40 tot en met 54: de Nederlandsche Bank;

    • 2°. ten aanzien van de artikelen 4, 9, 11, 12, voor zover de financiële tegenpartij geen bank, verzekeraar, herverzekeraar of pensioenfonds is, alsmede ten aanzien van de artikelen 5 tot en met 8, 36 tot en met 39, 57, 59, 61 tot en met 63, 68 en 71 tot en met 74: de Autoriteit Financiële Markten.

Artikel 3

Als orgaan als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de verordening (EG) nr. 924/2009 (grensoverschrijdende betalingen) en artikel 12 van de verordening (EU) nr. 260/2012 (betaaldiensten) wordt aangewezen de Stichting Klachteninstituut Financiële Dienstverlening.

Artikel 4

De bevoegde autoriteit kan ter zake van overtreding van voorschriften gesteld ingevolge de in de bijlage 1 genoemde artikelen een last onder dwangsom opleggen.

Artikel 5

  • 1. De bevoegde autoriteit kan ter zake van overtreding van voorschriften gesteld ingevolge de in de bijlage 2 genoemde artikelen, met toepassing van de in die bijlage aangegeven tariefnummers, een bestuurlijke boete opleggen.

  • 2. Paragraaf 1 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector is voor de toepassing van het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

De bevoegde autoriteit maakt een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete openbaar, indien de bestuurlijke boete is opgelegd ter zake van overtreding van de artikelen 5, eerste en tweede lid, 6, eerste en tweede lid, 7 eerste en tweede lid, 8, 9, eerste lid, eerste volzin en tweede lid, 17, zevende en negende tot en met elfde lid, 18 en 19 van de verordening (EU) nr. 236/2012 (short selling en kredietverzuimswaps).

Artikel 7

De artikelen 12, 12a, 12b en 12c van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector vervallen.

Artikel 8

Indien het bij koninklijke boodschap van 25 februari 2012 ingediende voorstel van wet houdende regels omtrent de instelling van de Autoriteit Consument en Markt (Instellingswet Autoriteit Consument en Markt) (Kamerstukken 33 186) tot wet wordt verheven en in werking treedt wordt in artikel 2, onderdeel g, onder 2° van dit besluit «de Nederlandse Mededingingsautoriteit» vervangen door: de Autoriteit Consument en Markt.

Artikel 9

  • 1. Dit besluit, met uitzondering van de artikelen 7 en 8, treedt in werking met ingang van:

    • a. ten aanzien van verordening (EU) nr. 236/2012 (short selling en kredietverzuimswaps): de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst;

    • b. ten aanzien van de overige in artikel 1 genoemde verordeningen: 1 januari 2013.

  • 2. Artikel 7 treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

  • 3. Artikel 8 treedt in werking op het tijdstip waarop de in dat artikel bedoelde wet in werking treedt.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 8 november 2012

Beatrix

De Minister van Financiën, J. R. V. A. Dijsselbloem

Uitgegeven de twintigste november 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

BIJLAGE 1. LAST ONDER DWANGSOM

(bijlage als bedoeld in artikel 4)

Verordening (EG) nr. 809/2004 (prospectus)

Artikel 26, vijfde lid

Artikel 27

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 34

Verordening (EG) nr. 1287/2006 (MiFID)

Artikel 7

Artikel 8, eerste en tweede lid

Artikel 17, eerste lid

Artikel 24

Artikel 27, eerste lid

Artikel 29, eerste tot en met vijfde lid

Artikel 36

Artikel 37

Verordening (EG) nr. 924/2009 (grensoverschrijdende betalingen)

Artikel 3, eerste en tweede lid

Artikel 4, eerste en tweede lid

Artikel 8, eerste en vierde lid

Verordening (EU) nr. 583/2010 (essentiële beleggersinformatie)

Artikel 3, eerste tot en met derde lid

Artikel 4, eerste tot en met dertiende lid

Artikel 5, eerste tot en met derde lid

Artikel 6

Artikel 7, eerste tot en met vierde lid

Artikel 8, eerste tot en met vijfde lid

Artikel 9

Artikel 10, eerst en tweede lid

Artikel 11, eerste en tweede lid

Artikel 12, eerste tot en met derde lid

Artikel 13, eerste en tweede lid

Artikel 14

Artikel 15, eerste tot en met zesde lid

Artikel 16

Artikel 17, eerste en tweede lid

Artikel 18, eerste en tweede lid

Artikel 19, eerste tot en met vierde lid

Artikel 20, eerste tot en met derde lid

Artikel 21, eerste en tweede lid

Artikel 22, eerste tot en met derde lid

Artikel 23, eerste tot en met derde lid

Artikel 24, eerste en tweede lid

Artikel 25, eerste tot en met derde lid

Artikel 26, eerste tot en met vijfde lid

Artikel 27

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 31, eerste en tweede lid

Artikel 32

Artikel 33

Artikel 34, eerste en tweede lid

Artikel 35, eerste en tweede lid

Artikel 36, eerste tot en met zesde lid

Artikel 37

Artikel 38, eerste tot en met derde lid

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III

Verordening (EU) nr. 236/2012 (short selling en kredietverzuimswaps)

Artikel 12, eerste lid

Artikel 13, eerste lid

Artikel 14, eerste lid

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 23, eerste tot en met derde lid en vijfde lid

Artikel 28, eerste tot en met derde lid

Verordening (EU) nr. 260/2012 (betaaldiensten)

Artikel 3, eerste en tweede lid

Artikel 4, eerste tot en met derde lid

Artikel 5, eerste tot en met derde lid en zesde tot en met achtste lid

Artikel 6, eerste tot en met derde lid

Artikel 8

Verordening (EU) nr. 648/2012 (Emir)

Artikel 4, eerste en derde lid

Artikel 7, eerste tot en met vierde lid

Artikel 8, eerste tot en met vierde lid

Artikel 9, eerste tot en met derde lid

Artikel 10, eerste lid

Artikel 11, eerste tot en met vierde en elfde lid

Artikel 14, eerste en vierde lid

Artikel 15, eerste lid

Artikel 16, eerste en tweede lid

Artikel 26, eerste tot en met achtste lid

Artikel 27

Artikel 28

Artikel 29, eerste tot en met derde lid

Artikel 31, eerste en tweede lid

Artikel 33

Artikel 34, eerste en tweede lid

Artikel 35, eerste en derde lid

Artikel 36

Artikel 37

Artikel 38

Artikel 39, eerste tot en met achtste lid

Artikel 40

Artikel 41, eerste tot en met vierde lid

Artikel 42, eerste tot en met vierde lid

Artikel 43

Artikel 44, eerste lid

Artikel 45, eerste tot en met vierde lid

Artikel 46, eerste en tweede lid

Artikel 47, eerste tot en met zevende lid

Artikel 48

Artikel 49, eerste tot en met derde lid

Artikel 50

Artikel 51, tweede tot en met derde lid

Artikel 52

Artikel 53

Artikel 54, eerste lid

BIJLAGE 2. BESTUURLIJKE BOETE

(bijlage als bedoeld in artikel 5)

Verordening (EG) nr. 809/2004 (prospectus)

Artikel

Boetecategorie

26, vijfde lid

3

27

3

29

3

30

3

34

3

Verordening (EG) nr. 1287/2006 (MiFID)

Artikel

Boetecategorie

7

2

8, eerste en tweede lid

2

17, eerste lid

2

24

2

27, eerste lid

2

29, eerste tot en met vijfde lid

2

36

2

37

2

Verordening (EG) nr. 924/2009 (grensoverschrijdende betalingen)

Artikel

Boetecategorie

Artikel 3, eerste en tweede lid

2

Artikel 4, eerste en tweede lid

1

Artikel 8, eerste en vierde lid

1

Verordening (EU) nr. 583/2010 (essentiële beleggersinformatie)

Artikel

Boetecategorie

3, eerste tot en met derde lid

2

4, eerste tot en met dertiende lid

2

5, eerste tot en met derde lid

2

6

2

7, eerste tot en met vierde lid

2

8, eerste tot en met vijfde lid

2

9

2

10, eerst en tweede lid

2

11, eerste en tweede lid

2

12, eerste tot en met derde lid

2

13, eerste lid

2

14

1

15, eerste tot en met zesde lid

2

16

2

17, eerste en tweede lid

2

18, eerste en tweede lid

2

19, eerste tot en met vierde lid

2

20, eerste tot en met derde lid

2

21, eerste en tweede lid

2

22, eerste tot en met derde lid

2

23, eerste tot en met derde lid

2

24, eerste en tweede lid

2

25, eerste tot en met derde lid

2

26, eerste tot en met vijfde lid

2

27

2

28

2

29

2

30

2

31, eerste en tweede lid

2

32

2

33

2

34, eerste en tweede lid

2

35, eerste en tweede lid

2

36, eerste tot en met zesde lid

2

37

2

38, eerste tot en met derde lid

2

Bijlage I

2

Bijlage II

2

Bijlage III

2

Verordening (EU) nr. 236/2012 (short selling en kredietverzuimswaps)

Artikel

Boetecategorie

5, eerste en tweede lid

2

6, eerste en tweede lid

2

7, eerste en tweede lid

2

8

2

9, eerste en tweede lid

2

12, eerste lid

3

13, eerste lid

3

14, eerste lid

3

15

1

17, zevende, en negende tot en met elfde lid

2

18

2

19

2

20

3

21

3

23, eerste tot en met derde lid en vijfde lid

3

28, eerste tot en met derde lid

3

Verordening (EU) nr. 260/2012 (betaaldiensten)

Artikel

Boetecategorie

3, eerste en tweede lid

3

4, eerste tot en met derde lid

3

5, eerste tot en met derde lid en zesde tot en met achtste lid

2

6, eerste tot en met derde lid

3

8

3

Verordening (EU) nr. 648/2012 (Emir)

Artikel

Boetecategorie

4, eerste en derde lid

3

7, eerste tot en met vierde lid

2

8, eerste, tweede en vierde lid

2

8, derde lid

1

9, eerste en derde lid

2

9, tweede lid

1

10, eerste lid

2

11, eerste en vierde lid

3

11, tweede en derde lid

2

11, elfde lid

1

14, eerste en vierde lid

3

15, eerste lid

3

16, eerste en tweede lid

3

26, eerste tot en met zesde lid en achtste lid

2

26, zevende lid

1

27

2

28

2

29, eerste tot en met derde lid

1

31, eerste en tweede lid

2

33

2

34, eerste en tweede lid

2

35, eerste lid

2

35, derde lid

1

36

2

37

2

38

1

39, eerste tot en met zesde lid

2

39, zevende en achtste lid

1

40

2

41, eerste tot en met vierde lid

2

42, eerste tot en met vierde lid

2

43

2

44, eerste lid

2

45, eerste tot en met vierde lid

2

46, eerste en tweede lid

2

47, eerste tot en met zevende lid

2

48

2

49, eerste en tweede lid

2

49, derde lid

1

50

2

51, tweede en derde lid

2

52

2

53

2

54, eerste lid

3

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

De invoering van het onderhavige Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten houdt verband met de gewijzigde systematiek bij of krachtens de Wet op het financieel toezicht (Wft) die wordt gehanteerd bij het op nationaal niveau uitvoering geven aan Europese verordeningen op het terrein van – kort gezegd – de financiële markten en personen die op die markten werkzaam zijn. Weliswaar werken verordeningen van de Europese Unie (EU) rechtstreeks en worden deze niet omgezet in nationale wetgeving, vaak is het echter wel noodzakelijk dat lidstaten de nodige maatregelen treffen om de goede uitvoering en handhaving van de betreffende verordening te verzekeren. Het betreft dan bijvoorbeeld de aanwijzing van een toezichthouder of de bepaling van de voorschriften uit een EU-verordening waarvoor een reparatoire of punitieve sanctie kan worden opgelegd. De desbetreffende EU-verordening bevat hier dan in de regel een concrete opdracht voor aan de lidstaten.

Door middel van de Wijzigingswet financiële markten 2012 is in de Wft een kader opgenomen op grond waarvan bij algemene maatregel van bestuur uitvoering kan worden gegeven aan EU-verordeningen. Het wettelijke kader hiervoor is neergelegd in de artikelen 1:3a, 1:24, derde lid, 1:25, derde lid, 1:25c, 1:79, eerste lid, en onderdeel b, 1:80, eerste lid, onderdeel b, en 1:97, eerste lid, onderdeel e, van de Wft. Voor een uitgebreidere toelichting op deze systematiek zij verwezen naar de memorie van toelichting bij de Wijzigingswet financiële markten 2012 (Kamerstukken II 2010/11, 32 781, nr. 3).

De onderhavige algemene maatregel van bestuur behelst op de eerste plaats de aanwijzing van de bevoegde autoriteit die is belast met de uitvoering en handhaving van voorschriften uit de relevante EU-verordeningen (artikel 2), alsmede – voor zover van toepassing – de aanwijzing van een buitengerechtelijke geschilleninstantie (artikel 3). Indien de toezichthouder vervolgens constateert dat sprake is van overtreding van een voorschrift uit een EU-verordening, kan deze overtreding worden gesanctioneerd door de op grond van artikel 2 aangewezen toezichthouder met een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete. De aanwijzing van de artikelen uit de EU-verordeningen waarvoor een last onder dwangsom kan worden opgelegd is opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit. De aanwijzing van artikelen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, inclusief het daarbij behorende tariefnummer is opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit.

Bedrijfseffecten en administratieve lasten

De invoering van deze nieuwe wetgevingssystematiek brengt geen bedrijfseffecten of administratieve lasten met zich mee.

Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Het onderhavige besluit is in de voorbereidingsfase voorgelegd aan De Nederlandsche Bank (DNB), de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Nederlandsche Mededingingsautoriteit (NMa). Met het in dat kader ontvangen commentaar is rekening gehouden. Zo hebben de toezichthouders belangrijke input geleverd voor de identificatie van beboetbare artikelen van de betreffende EU verordeningen en de indeling van die artikelen in boetecategorieën.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel definieert voor de toepassing van het onderhavige besluit de toepasselijke EU-verordeningen. De Wft definieert in artikel 1:1 thans de relevante EU-verordeningen voor de toepassing van die wet en daarop gebaseerde regelgeving. Na inwerkingtreding van het onderhavige besluit zal in verband met de aanwijzing van toezichthouders en de bepaling van artikelen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd geen behoefte meer bestaan aan het definiëren van EU-verordeningen in de Wft. Voor zover nodig zal met het oog daarop worden voorzien in een voorstel tot aanpassing van artikel 1:1 van de Wft.

Artikel 2

In artikel 1:24, derde lid, van de Wft is de grondslag opgenomen om DNB bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen als bevoegde autoriteit die is belast met de uitvoering en handhaving van de bij of krachtens een EU-verordening als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de EU gestelde regels, indien die verordening betrekking heeft op de soliditeit van financiële ondernemingen, de stabiliteit van de financiële sector of financiële ondernemingen als bedoeld in het tweede lid van artikel 1:24. In het onderhavige besluit is van deze grondslag gebruikt gemaakt met het oog op de aanwijzing van DNB als toezichthouder in het kader van de verordening (EU) nr. 260/2012 van 14 maart 2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 (PbEU 2009 L 94) (hierna: verordening betaaldiensten) en de verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli inzake otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012, L 201) (hierna: EMIR-verordening).

Artikel 1:25, derde lid, van de Wft bevat een gelijksoortige regeling voor de aanwijzing van de AFM als bevoegde autoriteit voor de uitvoering en handhaving van een aantal EU-verordeningen. Op grond van die bepaling kan de AFM bij algemene maatregel van bestuur als toezichthouder worden aangewezen indien een EU-verordening betrekking heeft op ordelijke en transparante financiëlemarktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten of financiële ondernemingen. In het onderhavige besluit is deze grondslag toegepast met het oog op de aanwijzing van de AFM als toezichthouder in het kader van de verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft (PbEU 2004 L 149) (hierna: Prospectusverordening), de verordening (EG) nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2560/2001 (PbEU 2009 L 266) (hierna: verordening grensoverschrijdende betalingen), de verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (PbEU 2009 L 302) (hierna: verordening ratingbureaus), de verordening (EU) nr. 583/2010 van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat betreft essentiële beleggersinformatie en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan als de essentiële beleggersinformatie of het prospectus op een andere duurzame drager dan papier of via een website wordt verstrekt (PbEU 2010 L 176) (hierna: verordening essentiële beleggersinformatie), de verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps (PbEU 2012 L 86) (hierna: verordening short selling) en de EMIR-verordening.

In het kader van het toezicht op de naleving van de verordening betaaldiensten en de EMIR-verordening zijn zowel DNB als de AFM aangewezen als bevoegde autoriteit. Ten behoeve van de verdeling van bevoegdheden tussen DNB en de AFM is telkens gekeken naar de specifieke verantwoordelijkheden en deskundigheden van beide toezichthouders. Met het oog daarop is in artikel 2 ten aanzien van de relevante artikelen van beide verordeningen aangegeven welke toezichthouder telkens bevoegd is. Opgemerkt wordt dat ten aanzien van de artikelen 4, 9 en 11 van de EMIR-verordening beide toezichthouders in beginsel bevoegd zijn, met dien verstande dat DNB bevoegd is indien de financiële tegenpartij een bank, verzekeraar, herverzekeraar of pensioenfonds is en de AFM in de overige gevallen. Voor het begrip financiële tegenpartij in onderdeel h, onder 1° wordt verwezen naar artikel 2, achtste lid, van de EMIR-verordening.

Voorts is in het wetsvoorstel voor de Wijzigingswet financiële markten 2013 (Kamerstukken II 2011/12 33 236, nr. 2) een grondslag opgenomen om de NMa bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen als toezichthouder belast met de uitvoering en handhaving van bij of krachtens een EU-verordening gestelde regels indien een verordening als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie mededingingsrechtelijke bepalingen bevat betreffende de financiële markten (het voorgestelde artikel 1:25a, tweede lid, van de Wft). In artikel 2, onderdeel g, onder 2°, van dit besluit is deze grondslag nader uitgewerkt door de aanwijzing van de NMa als bevoegde autoriteit die is belast met de uitvoering en handhaving van artikel 8 van de SEPA-verordening.

Artikel 3

Dit artikel behelst de aanwijzing van de Stichting Klachteninstituut Financiële Dienstverlening als orgaan op het terrein van de financiële markten waarbij buitengerechtelijke geschillenprocedures kunnen worden aangespannen. De grondslag hiervoor is opgenomen in artikel 1:25c van de Wft. Het betreft hier de aanwijzing in het kader van de verordening grensoverschrijdende betalingen en de SEPA-verordening.

Artikel 4

Vóór de inwerkingtreding van de Wijzigingswet financiële markten 2012 was de opsomming van artikelen van EU-verordeningen ten aanzien waarvan een last onder dwangsom kan worden opgelegd op grond van artikel 1:79, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wft opgenomen in de bijlage bij dat artikel. Met de inwerkingtreding van de Wijzigingswet financiële markten 2012 is in artikel 1:79, eerste lid, onderdeel b, van de Wft een afzonderlijke grondslag opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur te bepalen ten aanzien van welke artikelen van EU-verordeningen een last onder dwangsom kan worden opgelegd. Door middel van artikel 3 wordt aan deze grondslag uitwerking gegeven en is in bijlage 1 per EU-verordening bepaald ten aanzien van welke artikelen een last onder dwangsom kan worden opgelegd. Voor de verordening ratingbureaus is geen grondslag opgenomen voor de AFM om een last onder dwangsom op te leggen. De toezichthouder die sancties kan opleggen is de Europese Autoriteit voor effecten en markten (hierna: ESMA). De AFM kent onder de verordening ratingbureaus enkel een gedelegeerde bevoegdheid voor toezichthoudende activiteiten conform artikel 30 van die verordening. Om die reden is in artikel 2 van dit besluit de AFM wel aangewezen als bevoegde autoriteit voor de verordening ratingbureaus.

Artikel 5

Vóór de inwerkingtreding van de Wijzigingswet financiële markten 2012 was de opsomming van artikelen van EU-verordeningen ten aanzien waarvan een bestuurlijke boete kan worden opgelegd op grond van artikel 1:80, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wft opgenomen in de bijlage bij dat artikel. Met de inwerkingtreding van de Wijzigingswet financiële markten 2012 is in artikel 1:80, eerste lid, onderdeel b, van de Wft een grondslag opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur te bepalen ten aanzien van welke artikelen van EU-verordeningen een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Door middel van artikel 5 wordt aan deze grondslag uitwerking gegeven en is in bijlage 2 bij dit besluit per EU-verordening bepaald ten aanzien van welke artikelen een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Het tweede lid van artikel 5 verklaart paragraaf 1 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector van overeenkomstige toepassing. Daarmee zijn de algemene bepalingen van dat besluit zoals inzake de criteria voor verhoging of verlaging van de boete en recidive ook van overeenkomstige toepassing op de boeteoplegging in het kader van het onderhavige besluit. Opgemerkt wordt dat voor de verordening ratingbureaus de grondslag voor de AFM om een bestuurlijke boete op te leggen niet is uitgewerkt. De toezichthouder die deze sancties op kan leggen is ESMA. De AFM kent onder de verordening ratingbureaus enkel een gedelegeerde bevoegdheid voor toezichthoudende activiteiten conform artikel 30 van die verordening. Om die reden is in artikel 2 van dit besluit de AFM wel aangewezen als bevoegde autoriteit voor de verordening ratingbureaus. In bijlage 2 bij het onderhavige besluit is telkens per artikel van een EU-verordening bepaald in welke boetecategorie overtreding van dat artikel valt. Artikel 1:81 van de Wft bevat hiertoe de indeling in categorieën naar zwaarte van de overtreding, met de daarbij basisbedragen, minimumbedragen en maximumbedragen. Voor de volledigheid zij opgemerkt dat boetecategorie 1 als basisbedrag een bestuurlijke boete van € 10.000 kent, welk bedrag tevens als maximumbedrag geldt. Boetecategorie 2 kent een basisbedrag van € 500.000 met als maximumboete een bedrag van € 1.000.000. Boetecategorie 3 ten slotte kent als basisbedrag een boete van € 2.000.000 en een maximumboete van € 4.000.000. Voor de eerste boetecategorie is sprake van een vaste boetesystematiek, dat wil zeggen dat er geen verhogende of verlagende factoren zijn om rekening te houden met de omstandigheden van het geval anders dan recidive. Het gaat hierbij om relatief lichte en veel voorkomende overtredingen waarbij geen discretionaire ruimte is gecreëerd. Op die wijze wordt waar mogelijk eenvoud en efficiëntie gewaarborgd. Voor de hiervoor genoemde tweede en derde boetecategorie geldt een flexibele boetesystematiek. De toezichthouder moet rekening houden met de omstandigheden van het geval. Dit betekent dat hij rekening dient te houden met de ernst en de duur van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreder. Gelet hierop mag de toezichthouder het basisbedrag van de bestuurlijke boete met ten hoogste 50 procent verhogen of verlagen. Voorts zal de toezichthouder moeten bezien of er gelet op de draagkracht van de overtreder redenen zijn om de boete te matigen. De bestuurlijke boete kan worden gematigd tot € 0. Bij de bepaling in welke boetecategorie overtreding van bepaling van bepalingen van de betreffende EU-verordening vallen is overeenkomstig voornoemde systematiek telkens per artikel van een EU-verordening bepaald welke boetecategorie van toepassing is, waarbij de gekozen boetecategorie zoveel mogelijk rekening houdt met alle mogelijke relevante omstandigheden van het geval zoals de aard en ernst van de overtreding. Ook is bij de indeling in boetecategorieën zoveel mogelijk aangesloten bij vergelijkbare artikelen in de Wft dan wel met de overtreding gemoeid gaande vergelijkbare belangen.

Artikel 6

In artikel 6 is ter uitwerking van artikel 1:97, eerste lid, onderdeel e, van de Wft bepaald ten aanzien van welke artikelen uit EU-verordeningen geldt dat het besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete door de toezichthouder openbaar moet worden gemaakt. De regeling op grond van artikel 1:97, eerste lid, onderdeel e, j° artikel 6 van dit besluit laat onverlet dat op grond van onderdeel b van artikel 1:97, eerste lid, bestuurlijke boetes die zijn opgelegd ter zake van overtreding van bepalingen die in bijlage 2 beboetbaar zijn gesteld met tariefnummer drie openbaar moeten worden gemaakt. De in artikel 6 genoemde artikelen van de verordening short selling betreffen dus artikelen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd met tariefnummers een en twee. Hiervoor zij verwezen naar bijlage 2 bij dit besluit.

Artikel 7

Aangezien de indeling van voorschriften in categorieën naar zwaarte van de overtreding ten aanzien van artikelen uit EU-verordeningen op het terrein van de financiële markten in het onderhavige besluit is opgenomen, zijn de artikelen uit het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector die zien op EU-verordeningen geschrapt.

Artikel 8

In het wetsvoorstel Instellingswet Autoriteit Consument en Markt (Kamerstukken II 2011/12 33 186, nr. 2) wordt geregeld dat de Nederlandse Mededingingsautoriteit zal opgaan in de Autoriteit Consument en Markt. Artikel 8 regelt met het oog hierop dat, zodra de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt in werking treedt, in artikel 2, onderdeel g, onder 2° «Nederlandse Mededingingsautoriteit» wordt vervangen door «Autoriteit Consument en Markt».

Artikel 9

Voor alle verordeningen treedt het besluit in werking met ingang van 1 januari 2013, met uitzondering van de verordening short selling. Dit houdt verband met de inwerkingtreding van deze verordening.

De Minister van Financiën, J. C. de Jager


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven