Besluit van 14 december 2011, houdende regels inzake het uit te oefenen toezicht bij voorwaardelijke veroordeling (Uitvoeringsbesluit voorwaardelijke veroordeling)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 28 september 2011, directie Wetgeving, nr. 5710248/11/6;

Gelet op de artikelen 14d, derde lid, 15a, achtste lid, 15b, derde lid, 22e, 22k en 77ff, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 oktober 2011, nr. W03.11.0406/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 8 december 2011, directie Wetgeving, nr. 5718315/11/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1 Begripsbepaling

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet:

het Wetboek van Strafrecht;

b. reclasseringsinstelling:

een reclasseringsinstelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Reclasseringsregeling 1995.

§ 2 Het toezicht op de naleving van de voorwaarden

Artikel 2

Het openbaar ministerie kan de reclasseringsinstelling die belast is met het toezicht, aanwijzingen geven omtrent het toezicht op de naleving van de voorwaarden.

Artikel 3

  • 1. De reclasseringsinstelling die belast is met het toezicht, draagt er zorg voor dat de aard en de intensiteit van het toezicht en de verplichtingen waaraan de veroordeelde zich in het kader van het toezicht heeft te houden, worden vastgelegd.

  • 2. De reclasseringsinstelling draagt er zorg voor dat het toezicht aanvangt binnen een termijn van dertig dagen na het ingaan van de proeftijd, dan wel binnen een termijn van zeven dagen na het ingaan van de proeftijd, indien de rechter een bevel als bedoeld in artikel 14e, eerste lid, van de wet heeft gegeven.

Artikel 4

  • 1. De veroordeelde volgt de aanwijzingen en opdrachten op die door de reclasseringsinstelling worden gegeven in het kader van het toezicht.

  • 2. De veroordeelde geeft veranderingen in de woon- of werksituatie onmiddellijk door aan de reclasseringsinstelling.

Artikel 5

Zo spoedig mogelijk na de melding, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van de wet, brengt de reclasseringsinstelling advies uit aan het openbaar ministerie of de melding naar haar oordeel aanleiding zou kunnen geven tot een van de navolgende maatregelen:

  • a. het indienen van een vordering als bedoeld in artikel 14f van de wet;

  • b. het indienen van een vordering als bedoeld in artikel 14g, eerste lid, van de wet.

Artikel 6

Met het oog op het beëindigen van het toezicht, stuurt de reclasseringsinstelling zo spoedig mogelijk een afloopbericht aan het openbaar ministerie. In het afloopbericht wordt het feitelijk verloop van het toezicht aangegeven.

§ 3 Wijziging van enkele besluiten

Artikel 7

Het Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel j, wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

B

In artikel 3 wordt «werkstraf» vervangen door: taakstraf.

C

In artikel 4, eerste lid, wordt «werkstraf» vervangen door: taakstraf.

D

In artikel 18, eerste lid, tweede volzin vervalt de komma na «de taakgestrafte».

Artikel 8

Het Uitvoeringsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Indien bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke invrijheidstelling worden verbonden, beslist het openbaar ministerie tevens of:

    • a. aan de bijzondere voorwaarden elektronisch toezicht wordt verbonden;

    • b. opdracht wordt gegeven aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden door de veroordeelde.

B

Artikel 6, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De reclasseringsinstelling die belast is met het toezicht, draagt er zorg voor dat de aard en de intensiteit van het toezicht en de verplichtingen waaraan de veroordeelde zich in het kader van het toezicht heeft te houden, worden vastgelegd.

C

Artikel 8, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. het instellen van een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

§ 4 Slotbepalingen

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 17 november 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van de regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling (Stb. 2011, 545) in werking treedt.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit voorwaardelijke veroordeling.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 14 december 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Uitgegeven de tiende januari 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit bevat regels over het toezicht op de naleving van de voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke veroordeling. De grondslag voor deze regels is gegeven in artikel 14d, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit is komen te luiden als gevolg van de wet van 17 november 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van de regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling (Stb. 2011, 545). De regeling komt grotendeels overeen met de regeling in het Uitvoeringsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling, die voor de voorwaardelijke invrijheidstelling regels geeft met betrekking tot het (reclasserings)toezicht.

In de afgelopen jaren is voortdurend gewerkt aan de verbetering van het reclasseringstoezicht. Voor de geloofwaardigheid en effectiviteit van het werken aan gedragsverandering door middel van bijzondere voorwaarden is het essentieel dat de bijzondere voorwaarden daadwerkelijk worden nageleefd. De reclasseringsinstellingen hebben de taak om, onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie, toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

De kern van de verbeteringen van het reclasseringstoezicht is dat de intensiteit van het toezicht wordt afgestemd op het recidiverisico en de kans op maatschappelijke schade: hoe hoger het vastgestelde risico, hoe intensiever de controle en begeleiding. Het toezicht kent hierdoor drie varianten wat betreft de intensiteit. Veroordeelden waarvoor dat nodig wordt geacht, worden intensiever gevolgd, zodat signalen van terugval en dreigende recidive tijdig worden opgevangen en onmiddellijk kan worden ingegrepen. Ook de begeleiding, als onderdeel van het toezicht, staat in het teken van de naleving van de voorwaarden. Zij is erop gericht de omstandigheden te creëren waarin de veroordeelde gestimuleerd en gemotiveerd wordt de voorwaarden na te leven.

De door de reclassering uitgevoerde controleactiviteiten bestaan onder meer uit het regelmatige contact met de veroordeelde (waaronder aangekondigde en onaangekondigde huisbezoeken), het regelmatige contact met de omgeving van de veroordeelde (bijvoorbeeld werkgever, GGz-kliniek, wijkagent, ouders, school) en het uitwisselen van informatie over de veroordeelde met de politie, het openbaar ministerie en GGz-instellingen. Ook bloed- of urineonderzoek en elektronisch toezicht kunnen onderdeel zijn van het reclasseringstoezicht, indien de rechter daar in zijn vonnis in heeft voorzien.

Een ontwerp van het besluit is voorgelegd aan de Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse Vereniging voor rechtspraak, het College van procureurs-generaal van het openbaar ministerie, de Nederlandse Orde van Advocaten en Reclassering Nederland. Het ontwerp gaf de Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse Vereniging voor rechtspraak en de Nederlandse Orde van Advocaten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. De opmerkingen van het College van procureurs-generaal en Reclassering Nederland hebben geleid tot dienovereenkomstige aanpassing van het besluit en de toelichting.

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten. De in dit besluit gegeven regels sluiten aan bij bestaande werkwijzen en afspraken met betrekking tot het reclasseringstoezicht.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Artikel 1 betreft een begripsbepaling.

Artikel 2

De rechter kan de reclassering belasten met het houden van toezicht op de naleving door de veroordeelde van de aan de voorwaardelijke veroordeling verbonden voorwaarden. Onder de algemene verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie is de reclassering verantwoordelijk voor de uitvoering van het toezicht. Hieruit vloeit voort dat het openbaar ministerie de toezichthoudende reclasseringsinstelling aanwijzingen kan geven omtrent het toezicht. Een dergelijke aanwijzing kan bijvoorbeeld inhouden een intensivering van het toezicht in een concrete zaak, maar kan ook een algemene strekking hebben en bijvoorbeeld een aanwijzing over een vaste werkwijze inhouden.

Artikel 3

Ten behoeve van de uitvoering van het reclasseringstoezicht legt de reclasseringsinstelling de aard en intensiteit van het toezicht vast in afspraken met de veroordeelde. Belangrijk voorwerk hiervoor is reeds verricht door middel van het advies van de reclassering over de bijzondere voorwaarden.

In het eerste gesprek tussen de veroordeelde en de reclasseringswerker worden de standaardregels uitgereikt. Deze standaardregels bevatten enkele algemene verplichtingen waar de veroordeelde zich aan moet houden in het kader van het reclasseringstoezicht. De veroordeelde tekent voor de kennisneming van deze regels. Voorts worden afspraken gemaakt over de nadere invulling van het reclasseringstoezicht in het individuele geval aan de hand van de aan de veroordeelde opgelegde bijzondere voorwaarden. Deze afspraken worden ondertekend door de veroordeelde en de reclasseringswerker.

Het tweede lid van artikel 3 draagt de reclasseringinstelling op ervoor te zorgen dat het reclasseringstoezicht binnen een termijn van dertig dagen na het begin van de proeftijd aanvangt. Dit komt overeen met de termijn die sinds 1 juli 2010 is opgenomen in de Aanwijzing «Advies, toezicht en naleving voorwaardelijke sancties» van het openbaar ministerie (Staatscourant 2010 nr. 8767).

In het geval dat de rechter op grond van artikel 14e, eerste lid, Sr heeft bevolen dat de bij zijn uitspraak opgelegde (bijzondere) voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, draagt de reclasseringsinstelling er zorg voor dat het toezicht binnen een termijn van zeven dagen na het ingaan van de proeftijd een aanvang neemt. Uit de aard van dit bevel vloeit voort dat het reclasseringstoezicht start op zeer korte termijn na de uitspraak van de rechter (hetgeen ook het moment is waarop de proeftijd ingaat).

Artikel 4

In het belang van de uitvoering van het toezicht kan de reclassering aan de veroordeelde aanwijzingen en opdrachten geven. De veroordeelde is gehouden deze aanwijzingen en opdrachten op te volgen. Op grond van deze bevoegdheid kan de reclassering uiteraard geen (aanvullende) bijzondere voorwaarden stellen zoals bedoeld in artikel 14c, tweede lid, Sr. Dat is immers voorbehouden aan de rechter. Waar het om gaat bij deze aanwijzingen en opdrachten is te verzekeren dat het toezicht goed kan verlopen. Een zelfde verplichting voor de veroordeelde tot een taakstraf kent het Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen (artikel 20) en het Uitvoeringsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling (artikel 7).

De veroordeelde geeft veranderingen in de woon- of werksituatie onmiddellijk door aan de reclasseringsinstelling. Veranderingen in de woon- of werksituatie kunnen gevolgen hebben voor de uitvoering van het toezicht. Met het oog hierop wordt de veroordeelde opgedragen wijzigingen hierin onmiddellijk door te geven.

Artikel 5

Essentieel voor de geloofwaardigheid van de voorwaardelijke bestraffing is dat indien de opgelegde voorwaarden niet worden nageleefd, dit niet zonder gevolgen blijft. Het openbaar ministerie kan echter pas actie ondernemen, indien het informatie ontvangt over het niet-naleven van de voorwaarden. In de meeste gevallen zal informatie over het overtreden van de algemene voorwaarde (het niet-plegen van strafbare feiten) het openbaar ministerie bereiken via de politie. De politie kan bij de uitoefening van haar reguliere taken op de hoogte raken van nieuwe strafbare feiten, gepleegd door de veroordeelde. In de gevallen waarin de reclassering is belast met het houden van toezicht op de naleving van de voorwaarden, dient zij overtredingen van de voorwaarden onmiddellijk te melden aan het openbaar ministerie. Dat geldt zowel voor overtreding van de algemene voorwaarde als voor overtreding van bijzondere voorwaarden. Hoewel het reclasseringstoezicht in de eerste plaats verbonden is aan de naleving van de bijzondere voorwaarden, dient de reclassering ook het niet-naleven van de algemene voorwaarde te melden aan het openbaar ministerie, voor zover en zodra de reclassering daarvan op de hoogte is.

Zo spoedig mogelijk na de melding van een overtreding (of, indien mogelijk, tegelijk met de melding) brengt de reclasseringsinstelling advies uit aan het openbaar ministerie welke gevolgen aan de overtreding van de voorwaarden zou moeten worden verbonden. Dat kan het advies zijn om een vordering tot tenuitvoerlegging bij de rechter in te dienen, maar ook het advies om een vordering tot wijziging van de voorwaarden of tot verlenging van de proeftijd in te dienen. Indien gepast, kan de reclassering ook adviseren om te volstaan met een (formele) waarschuwing.

Artikel 6

De reclassering meldt het eindigen van het toezicht in een zogenaamd afloopbericht aan het openbaar ministerie. In het afloopbericht wordt het feitelijk verloop van het toezicht aangegeven. Het afloopbericht markeert het einde van het reclasseringstoezicht en stelt de reclassering en het openbaar ministerie in staat het toezicht als afgerond te registreren.

Artikel 7

Dit artikel voorziet in een wijziging van het Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen. Nu bij de voornoemde wet van 17 november 2011 de leerstraf als onderdeel van de taakstraf is komen te vervallen, wordt in deze regeling de terminologie daarop aangepast. Voorts worden enkele redactionele wijzigingen aangebracht.

Artikel 8

Dit artikel brengt enkele redactionele wijzigingen aan in het Uitvoeringsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling, die verband houden met de voornoemde wet van 17 november 2011 en de verbeteringen van het reclasseringstoezicht.

Artikel 9

Het onderhavige besluit treedt gelijktijdig in werking met de voornoemde wet van 17 november 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van de regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

Artikel 10

Artikel 10 bevat een citeertitel voor het onderhavige besluit.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven