Besluit van 27 september 2012, houdende regels ter uitvoering van de Wet op het notarisambt (Besluit op het notarisambt)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 16 maart 2012, nr. 5727408/12/6;

Gelet op artikelen 5, vijfde lid, 6, derde lid, 8, vierde lid, 29, vierde lid, 94, tiende lid, en 103a, vijfde lid, van de Wet op het notarisambt;

De Afdeling advisering van Raad van State gehoord (advies van 26 april 2012, nr. W03.12.0082/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 21 september 2012, nr. 304018;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. wet:

Wet op het notarisambt;

b. Commissie:

de Commissie toegang notariaat, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de wet;

c. ondernemingsplan:

een ondernemingsplan als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder 4°, van de wet;

d. register:

het register voor het notariaat, bedoeld in artikel 5 van de wet;

e. kamer voor het notariaat:

een kamer als bedoeld in artikel 94, eerste lid, van de wet.

HOOFDSTUK II. BEROEPSVEREISTEN

Artikel 2

Het in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van de wet bedoelde afsluitend examen op het gebied van het recht, dat met goed gevolg afgelegd moet worden om in aanmerking te kunnen komen voor benoeming tot notaris of om het beroep van kandidaat-notaris te kunnen uitoefenen, omvat de volgende onderdelen:

  • a. grondige kennis van en inzicht in de volgende onderdelen van het burgerlijk recht – mede in hun onderlinge samenhang –:

    • 1°. het personen- en familierecht, in het bijzonder het huwelijksvermogensrecht;

    • 2°. het ondernemingsrecht, in het bijzonder het rechtspersonen- en vennootschapsrecht;

    • 3°. het vermogensrecht;

    • 4°. het recht met betrekking tot registergoederen;

    • 5°. het erfrecht, en

    • 6°. het internationaal privaatrecht, voor zover van belang voor de notariële praktijkuitoefening;

  • b. grondige kennis van en inzicht in het executierecht alsmede kennis van en inzicht in het burgerlijk procesrecht, beslag- en faillissementsrecht, voor zover van belang voor de notariële praktijkuitoefening;

  • c. grondige kennis van en inzicht in het belastingrecht, voor zover van belang voor de notariële praktijkuitoefening;

  • d. kennis van en inzicht in het bestuursrecht, voor zover van belang voor de notariële praktijkuitoefening;

  • e. grondige kennis van en inzicht in het recht met betrekking tot het notariaat, in het bijzonder de wet;

  • f. kennis van en inzicht in bedrijfseconomie, voor zover van belang voor de notariële praktijkuitoefening, en

  • g. schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid in de vorm van een scriptie of een andere gelijkwaardige, schriftelijke, onderzoeksprestatie op juridisch gebied.

Artikel 3

  • 1. Voor de toepassing van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, van de wet, wordt met de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht, gelijkgesteld de graad Bachelor, verleend op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend examen van de opleiding HBO-Rechten aan een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, indien blijkens hierop betrekking hebbende bewijsstukken tevens met goed gevolg zijn afgelegd de tentamens van de tot een schakelprogramma behorende onderwijseenheden.

  • 2. Het schakelprogramma, bedoeld in het eerste lid, omvat onderwijseenheden op het gebied van het recht die worden aangeboden door een universiteit of de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, met een totale studielast van ten minste 60 studiepunten als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

  • 3. Voor de toepassing van artikel 2 wordt onder afsluitend examen als bedoeld in dat artikel tevens begrepen het schakelprogramma, bedoeld in het eerste en tweede lid.

HOOFDSTUK III. BENOEMING, TOEVOEGING EN WAARNEMING

Artikel 4

  • 1. De Commissie toegang notariaat bestaat uit vijf leden: een voor het leven benoemd lid van de rechterlijke macht die voorzitter, plaatsvervangend voorzitter of lid is van een kamer voor het notariaat, een op voordracht van het bestuur van de KNB benoemd lid, een op voordracht van het Bureau benoemd lid en twee overige leden. Er zijn twee of meer plaatsvervangende leden.

  • 2. De leden en plaatsvervangende leden worden door Onze Minister voor een termijn van ten hoogste vier jaar benoemd. Zij kunnen eenmaal herbenoemd worden.

  • 3. Onze Minister wijst uit de leden een voorzitter aan. De Commissie kiest uit haar midden één of meer plaatsvervangende voorzitters.

  • 4. De Commissie legt nadere regels omtrent haar eigen werkwijze neer in een reglement.

  • 5. De Commissie is gevestigd bij de KNB, die voorziet in het secretariaat en de bekostiging van de Commissie.

  • 6. De Commissie brengt jaarlijks voor 15 maart aan Onze Minister een jaarverslag uit over haar werkzaamheden.

  • 7. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld omtrent de vergoeding van de reis- en verblijfkosten van de leden van de Commissie en andere vergoedingen.

Artikel 5

  • 1. Ten behoeve van haar advies, bedoeld in artikel 8, tweede lid, en artikel 30c, tweede lid, van de wet, kan de Commissie zowel een beperkt als een volledig onderzoek instellen.

  • 2. De Commissie kan de verzoeker of verzoekers tot het verstrekken van nadere inlichtingen verzoeken.

  • 3. Een volledig onderzoek omvat ten minste:

    • a. het inwinnen van inlichtingen bij de door de kandidaat voor een benoeming tot notaris of toevoeging als toegevoegd notaris opgegeven referenten;

    • b. een persoonlijk onderhoud met de kandidaat;

    • c. kennisneming van de uitslag van een ten aanzien van de kandidaat ingesteld persoonlijkheidsonderzoek, en

    • d. kennisneming van het advies, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de wet.

  • 4. De Commissie brengt zo spoedig mogelijk na het persoonlijk onderhoud met de kandidaat gemotiveerd advies uit aan Onze Minister, dat vergezeld gaat van de informatie waarop het advies berust. De KNB en het Bureau ontvangen afschriften.

  • 5. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het door de Commissie in te stellen onderzoek.

Artikel 6

[gereserveerd]

Artikel 7

Het minimale aantal uren per week dat een notaris zijn ambt dient uit te oefenen bij waarneming in deeltijd, bedoeld in artikel 29, vierde lid, tweede volzin, van de wet, bedraagt achttien uur.

HOOFDSTUK IV. HET REGISTER VOOR HET NOTARIAAT

Artikel 8

In het register worden van iedere notaris opgenomen:

  • a. de naam, plaats en datum van geboorte;

  • b. de plaats van vestiging, onder vermelding van de naam, het adres en de contactgegevens van zijn kantoor;

  • c. de datum van benoeming, de datum van eedsaflegging en de ingangsdatum van de bevoegdheid;

  • d. de handtekening en paraaf;

  • e. het nummer dat op grond van artikel 2, tweede lid, van de Wet op het centraal testamentenregister aan de notaris is toegekend;

  • f. de naam van de oud-notaris van wie de notaris een protocol heeft overgenomen en welk protocol nog onder hem berust, onder vermelding van de plaats van vestiging van de oud-notaris en de ingangsdatum en datum van beëindiging van zijn bevoegdheid;

  • g. de naam van de toegevoegd notaris, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van de notaris, de datum van goedkeuring van de toevoeging, de ingangsdatum van de bevoegdheid en de datum en grond van beëindiging;

  • h. de nevenbetrekkingen van de notaris, onder vermelding van de ingangsdatum en datum van beëindiging;

  • i. de onherroepelijke oplegging van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 111b, tweede lid, onder vermelding van de beschikking met datum en kenmerk;

  • j. de benoeming van een stille bewindvoerder als bedoeld in artikel 25b van de wet, onder vermelding van de daarop betrekking hebbende beslissing of beslissingen met de naam van de tuchtrechtelijke instantie, de datum en het kenmerk, alsmede de naam van de bewindvoerder, de ingangsdatum van het bewind en de datum van beëindiging;

  • k. schorsing in de uitoefening van het ambt op grond van de artikelen 26 en 27 van de wet, onder vermelding van de daarop betrekking hebbende beslissing of beslissingen met de naam van de tuchtrechtelijke instantie, de datum en het kenmerk, alsmede de ingangsdatum van de schorsing en datum van beëindiging;

  • l. schorsing in de uitoefening van het ambt of de oplegging van een andere voorlopige voorziening op grond van artikel 106 van de wet, onder vermelding van de daarop betrekking hebbende beslissing of beslissingen met de naam van de tuchtrechtelijke instantie, de datum en het kenmerk, alsmede de ingangsdatum van de schorsing of andere voorlopige voorziening en de datum van beëindiging;

  • m. het bij onherroepelijke uitspraak gegrond verklaren van een klacht zonder oplegging van een tuchtmaatregel, bedoeld in artikel 103, tweede lid, van de wet, onder vermelding van de daarop betrekking hebbende beslissing of beslissingen met de naam van de tuchtrechtelijke instantie, de datum en het kenmerk;

  • n. de onherroepelijke oplegging van een waarschuwing of berisping, bedoeld in artikel 103, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet, en de daarop betrekking hebbende beslissing of beslissingen met de naam van de tuchtrechtelijke instantie, de datum en het kenmerk, alsmede de datum waarop de waarschuwing of berisping is uitgesproken dan wel bij aangetekende brief aan de notaris is medegedeeld;

  • o. de onherroepelijke oplegging van een tuchtmaatregel, bedoeld in artikel 103, eerste lid, onderdelen c tot en met f, en vierde lid, onder vermelding van de daarop betrekking hebbende beslissing of beslissingen met de naam van de tuchtrechtelijke instantie, de datum en het kenmerk, alsmede de ingangsdatum van de maatregel en datum van beëindiging;

  • p. in geval van benoeming tot waarnemer: de datum van benoeming en de intrekking daarvan, onder vermelding van de daarop betrekking hebbende beslissing of beslissingen met de naam van de tuchtrechtelijke instantie, de datum en het kenmerk, alsmede de naam van de notaris voor wie het ambt wordt waargenomen, de grond van de waarneming en het begin en einde van de waarnemingstermijn;

  • q. de naam of namen van de vaste waarnemer of waarnemers, die de notaris in de in artikel 28, onderdelen a en b, van de wet bedoelde gevallen vervangen, de datum van benoeming en de intrekking daarvan, onder vermelding van de daarop betrekking hebbende beslissing of beslissingen met de naam van de tuchtrechtelijke instantie, de datum en het kenmerk, alsmede het begin en einde van de waarnemingstermijn, en, indien van toepassing, de dagen of dagdelen waarop een vaste waarnemer bevoegd is;

  • r. de naam van de ambtshalve benoemde waarnemer, die de notaris in de in artikel 28, onderdelen c, d en e, van de wet bedoelde gevallen vervangt, de datum van benoeming en de intrekking daarvan, onder vermelding van de daarop betrekking hebbende beslissing of beslissingen met de naam van de tuchtrechtelijke instantie, de datum en het kenmerk, alsmede het begin en einde van de waarnemingstermijn;

  • s. de datum en grond van ontslag van rechtswege, op eigen verzoek of op voordracht van Onze Minister;

  • t. de datum van beëindiging van het ambt door overlijden.

Artikel 9

In het register worden van iedere toegevoegd notaris opgenomen:

  • a. de naam, plaats en datum van geboorte;

  • b. de naam en de plaats van vestiging van de notaris of waarnemer onder wiens verantwoordelijkheid en toezicht de toegevoegd notaris werkzaam is;

  • c. de datum van goedkeuring van de toevoeging, de datum van eedsaflegging en de ingangsdatum van de bevoegdheid;

  • d. de handtekening en paraaf;

  • e. de nevenbetrekkingen van de toegevoegd notaris, onder vermelding van de ingangsdatum en datum van beëindiging;

  • f. opschorting van de toevoeging, onder vermelding van de daarop betrekking hebbende beslissing of beslissingen met de naam van de tuchtrechtelijke instantie, de datum en het kenmerk, alsmede de ingangsdatum van de opschorting en de datum van beëindiging;

  • g. de onherroepelijke oplegging van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 111b, tweede lid, onder vermelding van de daarop betrekking hebbende beschikking met de datum en het kenmerk;

  • h. het bij onherroepelijke uitspraak gegrond verklaren van een klacht zonder oplegging van een tuchtmaatregel, bedoeld in artikel 103, tweede lid, van de wet, onder vermelding van de daarop betrekking hebbende beslissing of beslissingen met aanduiding van de tuchtrechtelijke instantie, de datum en het kenmerk;

  • i. de onherroepelijke oplegging van een waarschuwing of berisping, bedoeld in artikel 103, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet, onder vermelding van de daarop betrekking hebbende beslissing of beslissingen met aanduiding van de tuchtrechtelijke instantie, de datum en het kenmerk, alsmede van de datum waarop de waarschuwing of berisping is uitgesproken dan wel bij aangetekende brief aan de toegevoegd notaris is medegedeeld;

  • j. de onherroepelijke oplegging van een tuchtmaatregel, bedoeld in artikel 103, eerste lid, onderdeel c, derde en vierde lid, van de wet, onder vermelding van de daarop betrekking hebbende beslissing of beslissingen met de naam van de tuchtrechtelijke instantie, de datum en het kenmerk, alsmede de ingangsdatum van de maatregel en de datum van beëindiging;

  • k. in geval van ambtshalve benoeming tot waarnemer, om een notaris in de in artikel 28, onderdelen c, d en e, van de wet bedoelde gevallen te vervangen: de datum van benoeming en intrekking daarvan, onder vermelding van de daarop betrekking hebbende beslissing of beslissingen met de naam van de tuchtrechtelijke instantie, de datum en het kenmerk, alsmede de naam van de notaris voor wie het ambt wordt waargenomen en het begin en einde van de waarnemingstermijn;

  • l. de datum en grond voor beëindiging van de toevoeging.

Artikel 10

In het register worden van iedere kandidaat-notaris opgenomen:

  • a. de naam, plaats en datum van geboorte;

  • b. de naam en plaats van vestiging van de notaris of notarissen onder wiens verantwoordelijkheid de kandidaat-notaris notariële werkzaamheden verricht, onder vermelding van de ingangsdatum en datum van beëindiging;

  • c. de nevenbetrekkingen van de kandidaat-notaris, onder vermelding van de ingangsdatum en datum van beëindiging;

  • d. de onherroepelijke oplegging van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 111b, tweede lid, onder vermelding van de datum en het kenmerk van de beschikking;

  • e. het bij onherroepelijke uitspraak gegrond verklaren van een klacht zonder oplegging van een tuchtmaatregel, bedoeld in artikel 103, tweede lid, van de wet, onder vermelding van de daarop betrekking hebbende beslissing of beslissingen met de naam van de tuchtrechtelijke instantie, de datum en het kenmerk;

  • f. de onherroepelijke oplegging van een waarschuwing of berisping, bedoeld in artikel 103, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet, onder vermelding van de daarop betrekking hebbende beslissing of beslissingen met de naam van de tuchtrechtelijke instantie, de datum en kenmerk, en de datum waarop de waarschuwing of berisping is uitgesproken dan wel bij aangetekende brief aan de kandidaat-notaris is medegedeeld;

  • g. de onherroepelijke oplegging van een tuchtmaatregel als bedoeld in artikel 103, eerste lid, onderdeel c, derde en vierde lid, van de wet, onder vermelding van de daarop betrekking hebbende beslissing of beslissingen met de naam van de tuchtrechtelijke instantie, de datum en het kenmerk, alsmede van de ingangsdatum van de maatregel en datum van beëindiging;

  • h. in geval van benoeming tot waarnemer: de datum van benoeming en intrekking daarvan, onder vermelding van de daarop betrekking hebbende beslissing of beslissingen met datum en kenmerk, de datum van eedsaflegging, de handtekening en paraaf van de kandidaat-notaris, de naam van de notaris voor wie het ambt wordt waargenomen, de grond van de waarneming en het begin en einde van de waarnemingstermijn.

Artikel 11

  • 1. Onze Minister, de KNB, het Bureau, de kamers voor het notariaat, alsmede het gerechtshof te Amsterdam hebben ten behoeve van hun taakvervulling op grond van de wet onbeperkte inzage in het register.

  • 2. De Commissie toegang notariaat heeft ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in artikel 5, onbeperkte inzage in de gegevens die ten aanzien van de betrokken verzoeker of verzoekers in het register zijn opgenomen.

  • 3. De KNB kan, al dan niet op verzoek, gegevens uit het register verstrekken aan een bestuursorgaan, voor zover dit noodzakelijk is voor de goede vervulling van de publiekrechtelijke taak van de KNB of van het bestuursorgaan.

  • 4. De KNB kan in verband met de in het register opgenomen of op te nemen gegevens inzage verlangen in archiefbescheiden die berusten bij de kamers voor het notariaat, dan wel van die bescheiden een afschrift verlangen.

HOOFDSTUK V. DE TUCHTRECHTSPRAAK

Artikel 12

  • 1. De kamer voor het notariaat vergadert wanneer de voorzitter zulks nodig acht of indien ten minste drie leden de voorzitter daarom schriftelijk verzoeken met opgave van de te behandelen onderwerpen.

  • 2. De kamer voor het notariaat houdt zitting in het gerechtsgebouw waarin de rechtbank zitting houdt in de plaats waar de kamer voor het notariaat is gevestigd. De kamer kan voorts andere plaatsen binnen het rechtsgebied van de kamer als zittingsplaats aanwijzen.

  • 3. Besluiten kunnen door de kamer voor het notariaat slechts worden genomen in een vergadering waarin de voorzitter en ten minste één van de door Onze Minister en één van de door de ledenraad van de KNB benoemde leden aanwezig zijn. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter.

  • 4. De voorzitter en de secretaris zijn gezamenlijk bevoegd de kamer voor het notariaat te vertegenwoordigen.

  • 5. De kamers voor het notariaat leggen nadere regels omtrent hun werkwijze neer in een door de voorzitters van de kamers gezamenlijk vastgesteld reglement.

  • 6. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld omtrent de vergoeding van de reis- en verblijfkosten van de leden en plaatsvervangend leden van de kamers voor het notariaat en andere vergoedingen.

Artikel 13

  • 1. Voor zover een beslissing van een kamer voor het notariaat of het gerechtshof Amsterdam strekt tot oplegging van een geldboete als bedoeld in artikel 103, eerste lid, onderdeel c, van de wet, levert zij een executoriale titel op, die met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden tenuitvoergelegd.

  • 2. De tenuitvoerlegging van een beslissing, bedoeld in het eerste lid, geschiedt door of vanwege Onze Minister. Het bepaalde bij of krachtens het Besluit tenuitvoerlegging geldboeten is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 3, eerste lid, tweede volzin, en vierde lid, 3a, 5, 8 en 9 van dat besluit, en met dien verstande dat de overeenkomstige toepassing van artikel 3, derde lid, van dat besluit ziet op het geval waarin ingevolge de beslissing betaling in termijnen is toegestaan.

HOOFDSTUK VI. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 14

Het Besluit beroepsvereisten kandidaat-notaris, het Besluit deeltijd notaris en het Besluit kamers van toezicht notariaat worden ingetrokken.

Artikel 15

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 16

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit op het notarisambt.

Lasten en bevelen dat dit besluit en de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 27 september 2012

Beatrix

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Uitgegeven de twaalfde oktober 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding voor dit besluit is de wijziging van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna, of: de wet) naar aanleiding van de evaluatie van die wet1. Een aantal onderwerpen behoeft nadere regeling bij algemene maatregel van bestuur: het register voor het notariaat (artikel 5 Wna), de Commissie toegang notariaat (artikel 8 Wna) en de invordering van de tuchtrechtelijke boete (artikel 103a Wna). Voorts diende de regeling met betrekking tot de kamers van toezicht, na wetswijziging kamers voor het notariaat genoemd, te worden aangepast.

Gezien de noodzaak van een brede herziening van de nadere regeling op grond van de Wet op het notarisambt op het niveau van algemene maatregel van bestuur, is van de gelegenheid gebruik gemaakt om met onderhavig besluit te voorzien in een geheel nieuw besluit ter uitvoering van de wet: het Besluit op het notarisambt. In dit besluit is de inhoud van het Besluit beroepsvereisten kandidaat-notaris en het Besluit deeltijd notaris ongewijzigd overgenomen. Het Besluit ondernemingsplan notaris blijft vooralsnog als zelfstandig besluit gehandhaafd, totdat een toekomstige herziening van de wettelijke regeling van dit onderwerp eventueel zijn beslag zal krijgen. In verband hiermee is artikel 6 van dit besluit gereserveerd.

Een ontwerp voor dit besluit is ter consultatie voorgelegd aan de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB), het Bureau Financieel Toezicht (BFT), de Raad voor de Rechtspraak en het College bescherming persoonsgegevens.

Het voorgelegde ontwerp gaf, na informele afstemming van enkele wijzigingen, voor de KNB geen aanleiding tot nadere opmerkingen.

Het BFT vraagt in zijn advies om een toelichting van de relatie tussen de verplichting voor het Bureau om desgevraagd gegevens te verstrekken aan de Commissie toegang notariaat, die is opgenomen in artikel 5, tweede lid, van dit besluit, en over een wettelijke grondslag voor het verstrekken van deze gegevens. De Afdeling advisering van de Raad van State merkt in haar advies op dat een wettelijke grondslag voor een inlichtingenplicht door BFT en KNB inderdaad ontbreekt en adviseert alsnog te voorzien in een wettelijke grondslag. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is de inlichtingenplicht van BFT en KNB aan de Commissie toegang notariaat geschrapt in artikel 5, tweede lid. Dat tweede lid kan bij nadere beschouwing worden gemist omdat KNB en BFT reeds op grond van artikel 8, zesde lid, Wna de mogelijkheid hebben om advies aan de Minister uit te brengen betreffende het benoemingsverzoek, en mitsdien ook aangaande de persoonlijke geschiktheid van de verzoeker. Tevens kan informatie bij de Commissie worden ingebracht via de op voordracht van het Bureau en KNB benoemde leden. Een wettelijke grondslag voor een inlichtingenplicht door BFT en KNB zou in dat licht overbodig zijn.

Naar aanleiding van het advies van de Raad voor de rechtspraak namens de kamers van toezicht is in artikel 12, tweede lid, vastgelegd dat een kamer meer dan één plaats als nevenzittingsplaats kan aanwijzen. In het advies van de Raad wordt voorts de vraag opgeworpen of, vanwege de deponering van handtekening en paraaf bij registratie, voortaan de KNB als houder van het register verantwoordelijk zal zijn voor de legalisatie van de handtekeningen van notarissen, toegevoegd notarissen en waarnemers. Hiertoe is in artikel I, onderdeel AAa, van de voornoemde wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt een wijzing van artikel 52, derde lid, Wna opgenomen. Ten slotte vraagt de Raad om een aanvulling van de procedureregeling inzake wraking. Hiervoor is een voorziening bij formele wet noodzakelijk. Dit onderwerp zal aan de orde komen in het nog in voorbereiding zijnde voorstel voor een Kaderwet tuchtprocesrecht.

Het advies van College bescherming persoonsgegevens om in de toelichting de doelen van het register, mede in het licht van de te registeren persoonsgegevens, in deze toelichting aan te duiden, is opgevolgd. In haar advies heeft het College in het licht van de beperking van de openbaarheid van de oplegging van tucht- en ordemaatregelen gevraagd naar een eventueel onderscheid tussen de openbaarheid van de opgelegde maatregel en van de onderliggende beslissing. Hierop wordt ingegaan in de toelichting bij de artikelen 8, 9 en 10 van dit besluit. Ook is naar aanleiding van het advies van het College in de toelichting bij de artikelen 4 en 5 aandacht besteed aan persoonsgegevens in het kader van het onderzoek naar de persoonlijke geschiktheid van kandidaten voor het notarisambt of aanwijzing als toegevoegd notaris en de advisering van de Minister van Veiligheid en Justitie door de Commissie toegang notariaat.

Het College adviseert voorts te voorzien in een bewaartermijn voor de geregistreerde gegevens. Ten aanzien van gegevens die betrekking hebben op de bevoegdheid op enig moment om ambtshandelingen te verrichten, zou een eindige termijn voor het bewaren van deze gegevens echter op een onoverkomelijk bezwaar stuiten. In het belang van de rechtszekerheid dient te allen tijde kunnen worden vastgesteld of een ambtshandeling in het verleden bevoegdelijk is verricht, met name of een notariële akte bevoegdelijk tot stand is gekomen. Hierom dienen de gegevens die voor een dergelijke vaststelling benodigd zijn, voor onbepaalde tijd bewaard te blijven. Dit betreft de personalia van alle notarissen en toegevoegd notarissen, alsmede van alle kandidaat-notarissen die op enig moment als waarnemer van het ambt hebben opgetreden (de overgrote meerderheid), informatie over overgedragen protocollen en alle informatie die relevant is voor de inhoud, totstandkoming en beëindiging van een bevoegdheid tot het verrichten van ambtshandelingen, zoals benoeming tot notaris of tot waarnemer en goedkeuring van een toevoeging, maar ook de registratie van diverse orde- en tuchtmaatregelen die gevolgen hebben voor de bevoegdheid tot het verrichten van ambtshandelingen. De restcategorie van gegevens die dan nog overblijft is zeer klein, terwijl voor die gegevens nog eens geldt dat bewaring in elk geval gedurende het (werkzame) leven van betrokkene noodzakelijk is. Het geringe effect die een eventuele gedeeltelijke bewaartermijn hierdoor nog zou hebben en het daarmee eveneens geringe belang van betrokkenen bij een dergelijke termijn, staan niet in verhouding tot de praktische lasten die een scheiding van een kleine groep niet langer te bewaren gegevens van de overige gegevens en archiefbescheiden telkens met zich zou brengen. Van een bewaartermijn is daarom afgezien.

Dit besluit heeft geen additionele gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers en bedrijven of financiële gevolgen ten opzichte van voornoemde wetswijziging.

Artikelsgewijs

Artikelen 2 en 3

De inhoud van het ingetrokken Besluit beroepsvereisten kandidaat-notaris (Stb. 1999, 228), ter uitvoering van artikel 6, derde en vierde lid, van de wet, is in deze artikelen ongewijzigd overgenomen.

Ten behoeve van de kenbaarheid volgt hierna een (redactioneel bewerkte) selectie uit de oorspronkelijke toelichting bij dat besluit en de latere wijziging van dat besluit (Stb. 2008, 383).

Bij de samenstelling van het afsluitend examen is er rekening mee gehouden dat na het afronden van de notariële studierichting de beroepsopleiding notariaat moet kunnen worden gevolgd. Een bepaald niveau aan theoretische kennis moet tijdens de notariële studierichting zijn opgedaan, zodat tijdens de praktijkopleiding de nadruk meer kan worden gelegd op het vergaren van praktische kennis. Het studiepakket, zoals omschreven in artikel 2, is een minimumpakket. Uitbreiding van dit pakket dan wel verzwaring van de aan elk onderdeel te stellen eisen is dus mogelijk, mits dit niet ten koste gaat van de opgesomde onderdelen. Het studiepakket wordt globaal omschreven, omdat de gedetailleerde invulling ervan tot de verantwoordelijkheid van de universiteiten behoort. De verschillen in de kwalificaties «grondige kennis van en inzicht in» en «kennis van en inzicht in» geven de gewenste verschillen in zwaarte per onderdeel van het studiepakket aan. De onderlinge samenhang tussen de onderdelen van het pakket wordt evenzeer van belang geacht.

Het in onderdeel a, onder 3, omschreven vak vermogensrecht omvat in elk geval de boeken 3, 5, 6 en, voor zover van belang voor de notariële praktijkuitoefening, boek 7 en boek 7a van het Burgerlijk Wetboek. Voor het in onderdeel a, onder 4, genoemde recht met betrekking tot registergoederen wordt nadrukkelijk gewezen op het belang van het kennisnemen van de Kadasterwet.

Een gedegen behandeling van het belastingrecht, omschreven in onderdeel c, wordt van groot belang geacht, gezien de maatschappelijke tendens tot fiscalisering van veel vraagstukken waar kandidaat-notarissen in de notariële praktijk mee te maken krijgen. Kennis van en inzicht in het belastingrecht is voor het notariaat vooral vereist ter beoordeling van de fiscale gevolgen van privaatrechtelijke rechtshandelingen. Binnen het vak belastingrecht zullen dan ook naast de algemene leer van het belastingrecht in elk geval de volgende wetten aan de orde moeten komen: de Successiewet 1956, de Wet op de belastingen van rechtsverkeer, de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Aan de wetten die worden genoemd naast de Successiewet 1956, wordt aandacht besteed voor zover van belang voor de notariële praktijkuitoefening. Bij het onderricht in en de bestudering van deze wetten zal ook aandacht moeten worden geschonken aan de onderlinge samenhang.

In het kader van het bestuursrecht, voor zover van belang voor de notariële praktijkuitoefening, zou aan de orde moeten komen het ruimtelijke ordeningsrecht en het milieurecht. In het kader van het recht met betrekking tot het notarisambt zal naast de wetgeving betreffende het notarisambt, ook de ethiek betreffende de notariële praktijkuitoefening aan de orde moeten komen. Als onderdeel van het vak bedrijfseconomie zou aandacht moeten worden besteed aan de onderwerpen jaarrekening en analyse van jaarstukken.

Een (afsluitende) scriptie of een andere gelijkwaardige, schriftelijke, onderzoeksprestatie op juridisch gebied is voorgeschreven, omdat daaruit het vermogen kan blijken tot het zelfstandig analyseren van een juridisch probleem(veld), het zoeken van oplossingen en het op schrift zetten van het resultaat van de bevindingen op overzichtelijke wijze en in heldere bewoordingen. Het biedt tevens mogelijkheid het inzicht in de samenhang tussen rechtsgebieden te bevorderen.

Voor de toelating tot het beroep van kandidaat-notaris, en bijgevolg de beroepen van toegevoegd notaris en van notaris, worden in artikel 2 de beroepsvereisten met betrekking tot de verlangde opleiding opgesteld. Voor toelating is vereist dat op basis van een juridische universitaire opleiding, hetzij het recht om de meestertitel te voeren is verkregen, hetzij de graden van bachelor op het gebied van het recht (wo-bachelor recht) en master op het gebied van het recht (wo-master recht) zijn verkregen. Deze opleiding levert een zodanige kennis van het recht op dat de kwaliteit van de juridische beroepsbeoefening wordt gewaarborgd. In artikel 6, vierde lid, van de wet is de mogelijkheid opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur andere graden dan die van wo-bachelor recht aan te wijzen die, in combinatie met de graad van wo-master recht, toegang tot het beroep van kandidaat-notaris kunnen verschaffen. Hiervoor is bepalend dat er sprake is van een opleidingsniveau dat gelijkwaardig is aan dat behorende bij de combinatie van de graden wo-bachelor recht en wo-master recht. De in het hoger onderwijs verkregen graad van bachelor bij afronding van de opleiding HBO-Rechten, kan op zichzelf niet worden aangemerkt als gelijkwaardig aan de graad wo-bachelor recht: de kennis van het recht die met de bacheloropleiding HBO-Rechten wordt verkregen is niet van een gelijkwaardig niveau en grondigheid als de kennis die wordt verkregen met de wo-bacheloropleiding recht. De combinatie van de graad van bachelor bij afronding van de hbo-bacheloropleiding HBO-Rechten met de graad van wo-master op het gebied van het recht is echter wel gelijkwaardig te achten aan de thans vereiste combinatie van opleidingsgraden, indien dit is aangevuld met een programma dat ertoe strekt om het kennisverschil tussen die hbo-bacheloropleiding en de wo-bacheloropleiding te overbruggen - het zogenoemde «schakelprogramma». Hierom is het met goed gevolg afgelegd hebben van de onderdelen van dat programma als nader vereiste gesteld om in aanmerking te komen voor gelijkstelling. Van de huidige hbo-bacheloropleidingen is de opleiding HBO-Rechten de enige opleiding met voldoende juridische inhoud om voor deze mogelijkheid van gelijkstelling met de wo-bacheloropleiding recht in aanmerking te komen. Het betreft hier de bacheloropleiding aan hogescholen die onder die naam is geregistreerd in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO).

Voor de eisen die aan het benodigde schakelprogramma worden gesteld, is zoveel mogelijk aangesloten bij de programma’s zoals deze thans in de praktijk worden afgelegd. De gelijkstelling van de hbo-bacheloropleiding HBO-Rechten heeft als gevolg dat de inhoud van deze opleiding wordt betrokken bij de beoordeling of is voldaan aan de beroepseisen betreffende de mate van juridische kennis op specifieke rechtsgebieden, zoals opgenomen in artikel 2 en die ook gelden voor de afsluitende examens van de wo-bachelor- en wo masteropleidingen recht. Daarnaast is uitdrukkelijk bepaald dat het onderwijs dat tijdens het vereiste schakelprogramma is gevolgd, eveneens wordt betrokken bij deze beoordeling.

Artikelen 4 en 5

Voor de inhoud van deze artikelen is voor een belangrijk gedeelte aangesloten bij de regeling in de artikelen 17 en 18 van het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren betreffende de commissie voor de selectie van rechterlijke ambtenaren. Benadrukt zij dat bij een beperkt dan wel een volledig onderzoek in de zin van artikel 5, eerste lid, niet meer persoonsgegevens mogen worden verwerkt dan voor het betreffende onderzoek noodzakelijk is.

De Minister ontvangt in het kader van een advies van de Commissie toegang notariaat dezelfde persoonsgegevens als de persoonsgegevens die de Selectiecommissie rechterlijke macht aan de Minister verstrekt bij een advies over kandidaten voor een rechtsprekende functie of de functie van officier van justitie. In beide gevallen gaat het om een gemotiveerd advies, hetgeen betekent dat duidelijk moet zijn dat een volledig onderzoek is geweest en de resultaten daarvan hebben geleid tot een positief advies ten aanzien van de kandidaat. Het is geenszins de bedoeling dat de inhoud van het psychologisch onderzoek bekend worden gemaakt, slechts de conclusie daarvan.

Ten aanzien van de samenstelling van de door Onze minster benoemde Commissie is voorzien in betrokkenheid van en inbreng van informatie door de KNB namens de beroepsgroep, het BFT als toezichthouder, de tuchtcolleges en twee overige leden. De KNB zal belast zijn met de huisvesting, secretariële ondersteuning en bekostiging van de Commissie. Voor de termijn van het jaarverslag van de Commissie is aangesloten bij de regeling van artikel 18 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, dat geldt voor het jaarverslag van het BFT.

Artikel 7

De inhoud van dit artikel is ongewijzigd overgenomen uit het ingetrokken Besluit deeltijd notaris (Stb. 1999, 227).

Artikelen 8, 9 en 10

In deze artikelen wordt de registratie in het register voor het notariaat uitgewerkt van de gegevens betreffende hetgeen is opgesomd in artikel 5, tweede lid, van de wet. Het register dient ter waarborging van de rechtszekerheid in het rechtsverkeer omtrent ambtshandelingen die zijn verricht op grond van de wet, ter waarborging van de kwaliteit en integriteit van het notariaat en ter uitvoering van de wet. In het openbaar register worden hiertoe de personalia en gegevens ten aanzien van de hoedanigheid, bevoegdheid en nevenbetrekkingen van de beroepsbeoefenaars in het notariaat geregistreerd, alsmede de aan hen opgelegde orde- en tuchtmaatregelen. De te registeren gegevens zijn afzonderlijk uitgeschreven voor respectievelijk de notaris, de toegevoegd notaris en de kandidaat-notaris. De registratie bevat een verwijzing naar de onderliggende tuchtrechterlijke beslissing door middel van vermelding van de kenmerken ervan. De verwijzing naar een onderliggende beslissing is onderdeel van de registratie van de opgelegde maatregel zelf. Indien de oplegging van de maatregel als zodanig niet openbaar is, geldt dit dientengevolge ook voor de bijbehorende verwijzing naar de onderliggende tuchtrechterlijke beslissing.

Artikel 11

Het register voor het notariaat is een openbaar register dat op grond van artikel 5, derde lid, van de wet voor een ieder ter inzage ligt.

Ingevolge artikel 5, vierde lid, van de wet geldt voor de in dat lid genoemde gegevens een beperking van de openbaarheid. In artikel 11 van dit besluit wordt in het belang van een goede uitvoering van de wet nader geregeld dat de Minister, de KNB het BFT en de tuchtrechter niettemin volledige inzage hebben in het register. Het is voor een goede uitoefening van hun onderscheidenlijke taken op grond van de wet – benoeming van notarissen, goedkeuring van toevoegingen, behartiging van de eer en aanzien van het ambt, het houden van toezicht en de toepassing van het tuchtrecht – noodzakelijk dat ook kennis kan worden genomen van gegevens die niet publiekelijk kenbaar zijn. Bijvoorbeeld als het gaat om de oplegging door de tuchtrechter van stille bewindvoering, van ordemaatregelen die niet langer van kracht zijn of van een waarschuwing of berisping. Daarnaast wordt vastgelegd dat de KNB als beheerder van het register, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 8, onderdeel e, van de Wet bescherming persoonsgegevens, bevoegd is om gegevens aan een bestuursorgaan te verstrekken ten behoeve van de goede taakvervulling van de KNB of van het bestuursorgaan waaraan de gegevens verstrekt worden. Zie ook de uitzondering op de geheimhoudingsplicht van personen die betrokken zijn bij de taakvervulling van bestuursorganen in artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de memorie van toelichting bij het eerder genoemde wetsvoorstel is reeds het voorbeeld genoemd van de verstrekking aan het Kadaster van gegevens omtrent de schorsing of ontzetting uit het ambt van notarissen, ter voorkoming van de inschrijving van onbevoegd opgemaakte akten in het register. Voor zover het gaat om de verstrekking van gegevens uit het register die op grond van artikel 5, vierde lid, van de wet uitgezonderd zijn van openbaarheid, dient de KNB zorgvuldig af te wegen of in een gegeven geval het verstrekken van deze specifieke gegevens daadwerkelijk noodzakelijk is. Verstrekte gegevens die niet openbaar zijn, blijven uiteraard vallen onder de algemene geheimhoudingsplicht die voor het ontvangende bestuursorgaan volgt uit artikel 2:5 Awb.

Artikel 12

Dit artikel komt grotendeels overeen met de artikelen 2 tot en met 5, 8 en 9 van het ingetrokken Besluit kamers van toezicht notariaat. Met betrekking tot het huishoudelijk reglement is bepaald dat deze door de voorzitters van de kamers voor het notariaat gezamenlijk wordt vastgesteld, zodat alle kamers beschikken over een gelijk huishoudelijk reglement.

Artikel 13

Artikel 430 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verleent executoriale kracht aan de grossen van in Nederland gewezen vonnissen en van beschikkingen van de Nederlandse rechter. De reikwijdte van deze bepaling is echter niet beperkt tot de burgerlijke rechter, maar geldt in zijn algemeenheid voor rechterlijke vonnissen voor zover zij voor executie (overeenkomstig het burgerlijk procesrecht) vatbaar zijn. Behalve bijvoorbeeld strafrechtelijke vonnissen dienen ook de beslissingen van bij wet ingestelde tuchtrechterlijke colleges hieronder te worden begrepen, mede gelet op de grondwettelijke status van bij wet ingestelde tuchtrechtspraak (artikel 113, tweede lid, Grondwet). Overigens is in het kader van de tuchtrechtspraak op grond van de Wet op het notarisambt in hoger beroep niet een afzonderlijk tuchtrechterlijk college, maar het gerechtshof Amsterdam bevoegd. Uit artikel 430 Rv volgt derhalve reeds dat een tuchtrechterlijke beslissing op grond van de Wet op het notarisambt een executoriale titel oplevert in de zin van dat artikel, die vervolgens op grond van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten uitvoer kan worden gelegd (vgl. artikel 572 van het Wetboek van Strafvordering ter zake van de tenuitvoerlegging van strafvonnissen houdende de veroordeling tot een geldboete). In navolging van artikel 8:76 Awb is in dit besluit de toepasselijkheid van artikel 430 Rv en de daarmee samenhangende regels in het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering echter nog eens geëxpliciteerd met betrekking tot tuchtrechterlijke beslissingen tot het opleggen van een boete.

Voor de nadere regeling van de tenuitvoerlegging van de tuchtrechterlijke beslissingen waarbij een geldboete is opgelegd, is met een overeenkomstige toepassing aangesloten bij de regeling met betrekking tot strafrechtelijke boetevonnissen in het Besluit tenuitvoerlegging geldboeten en de daarop gebaseerde Regeling vaststelling invorderingskosten. Niet van overeenkomstige toepassing zijn verklaard de artikelen uit voornoemd besluit die zien op de strafbeschikking of betaling anders dan via het Centraal Justitieel Incassobureau.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Wet van 29 september 2011 tot wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en wijziging van de wet op het centraal testamentenregister en van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Stb. 2011, 470).

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven