Wet van 23 maart 2012 tot wijziging van de Wet op het specifiek cultuurbeleid en enkele andere wetten in verband met herstructurering van het stelsel van cultuursubsidies, het van toepassing verklaren van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen op de cultuurfondsen en enkele technische aanpassingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat wijziging van het cultuursubsidiestelsel in verband met bezuinigingen op de cultuurbegroting noodzakelijk is en het van toepassing verklaren van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen op de cultuurfondsen wenselijk is;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het specifiek cultuurbeleid wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4b vervalt.

B

Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd dat luidt:

Artikel 9a

De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is van toepassing op een fonds, met uitzondering van artikel 22 van die wet, voor zover het besluiten betreft die het bestuur van een fonds neemt ter uitvoering van de in artikel 9, eerste lid, bedoelde taak.

ARTIKEL II

De Wet tot behoud van cultuurbezit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 14a, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «artikel 1 onder d van de Monumentenwet» vervangen door: artikel 1, onder d, van de Monumentenwet 1988.

2. In onderdeel c wordt na «artikel 1» en na «nummers 1°, 2° en 3°» een komma geplaatst.

B

In artikel 14b, eerste lid, wordt «artikel 2, tweede lid, van verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 9 december 1992 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen (PbEG L. 395)» vervangen door: artikel 2, tweede lid, van verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van de Europese Unie van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen (PbEU L. 39).

ARTIKEL III

De Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 8 komt als volgt te luiden:

Artikel 8

Met het toezicht op de naleving van het bij deze wet bepaalde en met het daartoe nodige onderzoek zijn belast de inspecteur, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet tot behoud van cultuurbezit, en de ambtenaren, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van die wet.

B

In artikel 9 wordt «artikel 8, onder a,» vervangen door: artikel 8.

C

Artikel 11 vervalt.

ARTIKEL IV

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 januari 2011 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake de normering van bezoldigingen van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector (Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector) (Kamerstukken II 2010/11, 32 600), tot wet is of wordt verheven, wordt bijlage 1, onder Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van die wet als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 24 vervalt.

2. De onderdelen 25 tot en met 29 worden vernummerd tot 24 tot en met 28.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 23 maart 2012

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies

Uitgegeven de zesentwintigste april 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 33 100

Naar boven