Wet van 15 december 2011 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98) in de Vreemdelingenwet 2000 te implementeren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Vreemdelingenwet 2000 wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt in onderdeel r door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

s. terugkeerbesluit:

het terugkeerbesluit, bedoeld in artikel 3, punt 4, van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over de gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98);

t. inreisverbod:

het inreisverbod, bedoeld in artikel 3, punt 6, van de richtlijn, bedoeld onder s.

B

Artikel 27 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt «heeft van rechtswege tot gevolg» vervangen door: geldt als terugkeerbesluit, tenzij reeds eerder een terugkeerbesluit tegen de vreemdeling is uitgevaardigd en aan de daaruit voortvloeiende terugkeerverplichting niet is voldaan, en heeft van rechtswege tot gevolg.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De beschikking, bedoeld in het eerste lid, kan tevens een inreisverbod inhouden.

C

Artikel 45 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt «heeft van rechtswege tot gevolg» vervangen door: geldt als terugkeerbesluit, tenzij reeds eerder een terugkeerbesluit tegen de vreemdeling is uitgevaardigd en aan de daaruit voortvloeiende terugkeerverplichting niet is voldaan, en heeft van rechtswege tot gevolg.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. De beschikking, bedoeld in het eerste lid, kan tevens een inreisverbod inhouden.

D

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 54, eerste lid, onderdeel g, door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • h. het stellen van zekerheid;

  • i. het overleggen van documenten, anders dan bedoeld onder g.

E

Aan artikel 59 worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 5. Onverminderd het vierde lid duurt de bewaring krachtens het eerste lid niet langer dan zes maanden.

  • 6. In afwijking van het vijfde lid en onverminderd het vierde lid kan de bewaring krachtens het eerste lid ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.

  • 7. Het vijfde en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de vreemdeling aan wie de verplichting of maatregel, bedoeld in artikel 6, eerste of tweede lid, dan wel artikel 58 is opgelegd.

Ea

In artikel 60 wordt «Bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

F

Het opschrift van hoofdstuk 6 komt te luiden:

HOOFDSTUK 6. VERTREK, UITZETTING, INREISVERBOD EN ONGEWENSTVERKLARING

G

Artikel 62 wordt vervangen door:

Artikel 62

  • 1. Nadat tegen de vreemdeling een terugkeerbesluit is uitgevaardigd dan wel, indien het een gemeenschapsonderdaan betreft, nadat het rechtmatig verblijf van de vreemdeling is geëindigd, dient hij Nederland uit eigen beweging binnen vier weken te verlaten.

  • 2. Onze Minister kan de voor een vreemdeling geldende termijn, bedoeld in het eerste lid, verkorten, dan wel, in afwijking van het eerste lid, bepalen dat een vreemdeling Nederland onmiddellijk moet verlaten, indien:

    • a. een risico bestaat dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken;

    • b. de aanvraag van de vreemdeling tot het verlenen van een verblijfsvergunning of tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning is afgewezen als kennelijk ongegrond of wegens het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens; of

    • c. de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid.

  • 3. Onze Minister kan de voor een vreemdeling geldende termijn, bedoeld in het eerste lid, verlengen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van het individuele geval. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de duur van de verlenging en worden de gevallen aangewezen waarin de termijn kan worden verlengd.

Artikel 62a

  • 1. Onze Minister stelt de vreemdeling, niet zijnde gemeenschapsonderdaan, die niet of niet langer rechtmatig verblijf heeft, schriftelijk in kennis van de verplichting Nederland uit eigen beweging te verlaten en van de termijn waarbinnen hij aan die verplichting moet voldoen, tenzij:

    • a. reeds eerder een terugkeerbesluit tegen de vreemdeling is uitgevaardigd en aan de daaruit voortvloeiende terugkeerverplichting niet is voldaan,

    • b. de vreemdeling in bezit is van een door een andere lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf, of

    • c. de vreemdeling door een andere lidstaat van de Europese Unie wordt teruggenomen op grond van een op 13 januari 2009 geldende bilaterale of multilaterale overeenkomst of regeling.

  • 2. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, geldt als terugkeerbesluit en kan tevens een inreisverbod inhouden.

  • 3. De vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt opgedragen zich onmiddellijk naar het grondgebied van de betrokken lidstaat te begeven. Indien dit bevel niet wordt nageleefd of indien om redenen van openbare orde of nationale veiligheid het onmiddellijke vertrek van vreemdeling is vereist, wordt tegen de vreemdeling een terugkeerbesluit uitgevaardigd.

H

Onder vernummering van hoofdstuk 6, afdeling 3, tot hoofdstuk 6, afdeling 4, wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 3. INREISVERBOD

Artikel 66a
  • 1. Onze Minister vaardigt een inreisverbod uit tegen de vreemdeling, die geen gemeenschapsonderdaan is, op wie artikel 64 niet van toepassing is en die Nederland:

    • a. onmiddellijk moet verlaten ingevolge artikel 62, tweede lid, of

    • b. niet uit eigen beweging binnen de daarvoor geldende termijn heeft verlaten, in welk laatste geval het inreisverbod slechts door middel van een zelfstandige beschikking wordt uitgevaardigd dan wel een beschikking die mede strekt tot wijziging van het reeds gegeven terugkeerbesluit.

  • 2. Onze Minister kan een inreisverbod uitvaardigen tegen de vreemdeling, die geen gemeenschapsonderdaan is en die Nederland niet onmiddellijk moet verlaten.

  • 3. De vreemdeling tegen wie een inreisverbod is uitgevaardigd wordt ter fine van weigering van de toegang en het verblijf gesignaleerd in de daartoe bij of krachtens een verdrag, een EU-verordening, -richtlijn, of -besluit of een algemene maatregel van bestuur aangewezen informatie- dan wel signaleringssystemen.

  • 4. Het inreisverbod wordt gegeven voor een bepaalde duur, die ten hoogste vijf jaren bedraagt, tenzij de vreemdeling naar het oordeel van Onze Minister een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid. De duur wordt berekend met ingang van de datum waarop de vreemdeling Nederland daadwerkelijk heeft verlaten.

  • 5. Indien de bekendmaking van de beschikking, waarbij het inreisverbod is uitgevaardigd, geschiedt door toezending, wordt van de beschikking mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 6. In afwijking van artikel 8 kan de vreemdeling jegens wie een inreisverbod geldt of die is gesignaleerd ter fine van weigering van de toegang geen rechtmatig verblijf hebben, met uitzondering van het rechtmatig verblijf:

    • a. van de vreemdeling die een eerste aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 heeft ingediend, zolang op die aanvraag nog niet is beslist;

    • b. bedoeld in artikel 8, onder j, en

    • c. van de vreemdeling wiens uitzetting op grond van een rechterlijke beslissing achterwege dient te blijven totdat op het bezwaarschrift of beroepschrift is beslist.

  • 7. In afwijking van het zesde lid en artikel 8 en met uitzondering van het rechtmatig verblijf van de vreemdeling die een eerste aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 heeft ingediend zolang op die aanvraag nog niet is beslist, kan de vreemdeling jegens wie een inreisverbod geldt geen rechtmatig verblijf hebben, in geval de vreemdeling:

    • a. bij onherroepelijk geworden rechtelijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd dan wel hem ter zake de maatregel als bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht is opgelegd;

    • b. een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid;

    • c. naar het oordeel van Onze Minister een ernstige bedreiging vormt als bedoeld in het vierde lid, dan wel

    • d. ingevolge een verdrag of in het belang van de internationale betrekkingen van Nederland ieder verblijf dient te worden ontzegd.

  • 8. In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister om humanitaire of andere redenen afzien van het uitvaardigen van een inreisverbod.

Artikel 66b
  • 1. Onze Minister kan ambtshalve of wegens gewijzigde omstandigheden dan wel op aanvraag van de vreemdeling besluiten tot opheffing of tijdelijke opheffing van het inreisverbod.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de toepassing van deze afdeling.

Ha

Artikel 67, eerste lid, aanhef, komt te luiden:

  • 1. Tenzij afdeling 3 van toepassing is, kan Onze Minister de vreemdeling ongewenst verklaren:.

Hb

Aan artikel 72 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Voor de toepassing van deze afdeling wordt met een beschikking eveneens gelijk gesteld een kennisgeving als bedoeld in artikel 62a, eerste lid.

Hba

Aan artikel 73 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het eerste lid is, voor zover het betreft de opschortende werking gedurende de termijn voor het maken van bezwaar of het instellen van administratief beroep zolang geen bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, niet van toepassing op de verplichting, bedoeld in artikel 62, eerste lid.

Hc

Aan artikel 75 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. een kennisgeving inhoudt overeenkomstig artikel 62a, tweede lid.

Hd

In artikel 82 wordt, onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 5. Het eerste lid is, voor zover het betreft de opschortende werking gedurende de beroepstermijn zolang geen beroep is ingesteld, niet van toepassing op de verplichting, bedoeld in artikel 62, eerste lid.

I

Aan artikel 94 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het eerste, derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit tot verlenging van een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in artikel 59, zesde lid. In afwijking van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

J

Aan artikel 108 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de vreemdeling die in Nederland verblijft terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd, indien het inreisverbod is gegeven anders dan met toepassing van artikel 66a, zevende lid. Het derde lid en de eerste volzin van het vierde lid zijn eveneens van overeenkomstige toepassing.

K

Artikel 109 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «een voor Nederland bindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie» vervangen door: een voor Nederland bindend verdrag, EU-verordening, -richtlijn of -besluit.

2. Het vierde en vijfde lid, komen te luiden:

  • 4. Ter uitvoering van een verdrag, EU-verordening, -richtlijn of -besluit, op grond waarvan de grenscontrole plaatsvindt aan buitengrenzen, wordt in de artikelen 5, tweede lid, 54, eerste lid, aanhef en onder a en e, 56, tweede lid, 59, derde lid, en 66a, vierde lid, onder «Nederland» mede verstaan de gebieden waarop dat verdrag, die verordening, die richtlijn of dat besluit van toepassing is.

  • 5. Ter uitvoering van een verdrag, EU-verordening, -richtlijn of -besluit, bedoeld in het vierde lid, wordt in artikel 3, eerste lid, en artikel 12, eerste lid, onder «openbare orde» alsmede «nationale veiligheid» steeds mede verstaan de openbare orde in, onderscheidenlijk de nationale veiligheid van andere bij dat verdrag aangesloten staten.

ARTIKEL II

In artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht wordt «tot ongewenste vreemdeling is verklaard» vervangen door: tot ongewenste vreemdeling is verklaard of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 9 september 2009 ingediende voorstel van wet (Kamerstukken II 2008/2009, nr. 32 052, nrs. 1–3) (Wet modern migratiebeleid) tot wet is verheven of wordt verheven, en eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, komt artikel I, onderdeel A, van deze wet te luiden:

A

Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt in onderdeel u door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

v. terugkeerbesluit:

het terugkeerbesluit, bedoeld in artikel 3, punt 4, van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over de gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98);

w. inreisverbod:

het inreisverbod, bedoeld in artikel 3, punt 6, van de richtlijn, bedoeld onder v.

ARTIKEL IV

a. Indien het bij koninklijke boodschap van 5 augustus 2008 ingediende voorstel van wet, houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 549, nrs. 1–3) tot wet is of wordt verheven, en artikel I van die wet eerder in werking treedt dan artikel I van deze wet, wordt artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:

Na onderdeel A worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Aa

Artikel 2m wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid maakt Onze Minister de beslissing op een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf onder een beperking verband houdend met verblijf als houder van de Europese blauwe kaart bekend binnen 90 dagen en kan die termijn niet worden verlengd.

Ab

Aan artikel 25 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt de beschikking op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 onder een beperking verband houdend met verblijf als houder van de Europese blauwe kaart bekend gemaakt binnen 90 dagen en kan die termijn niet worden verlengd.

b. Indien het bij koninklijke boodschap van 5 augustus 2008 ingediende voorstel van wet, houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 549, nrs. 1–3) tot wet is of wordt verheven, en artikel I van die wet later in werking treedt dan artikel I van deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel C, artikel 2m, wordt gewijzigd als volgt.

a. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid maakt Onze Minister de beslissing op een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf onder een beperking verband houdend met verblijf als houder van de Europese blauwe kaart bekend binnen 90 dagen en kan die termijn niet worden verlengd.

2. Aan onderdeel G wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt de beschikking op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 onder een beperking verband houdend met verblijf als houder van de Europese blauwe kaart bekend gemaakt binnen 90 dagen en kan die termijn niet worden verlengd.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 15 december 2011

Beatrix

De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,

G. B. M. Leers

Uitgegeven de dertigste december 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 420

Naar boven