Besluit van 24 oktober 2011, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5a.11, vierde lid, artikel 5a.12a, eerste lid, en artikel 5a.13d, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Accreditatiebesluit WHW)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 7 juli 2011, nr. WJZ/313727 (4872), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op artikel 5a.11, vierde lid, artikel 5a.12a, eerste lid, en artikel 5a.13d, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 augustus 2011, nr. WO5.11.0275/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 12 oktober 2011, nr. WJZ/325880 (4872), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1 Toets nieuwe opleiding onder voorwaarden

  • 1. Het accreditatieorgaan kan aan een toets nieuwe opleiding voorwaarden verbinden indien een of meer van de kwaliteitsaspecten van de opleiding, genoemd in artikel 5a.10a, tweede lid, onderdelen b, d, e en f, respectievelijk artikel 5a.13g, eerste lid, onderdeel b, van de wet, weliswaar als onvoldoende worden beoordeeld maar de tekortkomingen naar zijn opvatting binnen een jaar kunnen worden weggenomen.

  • 2. De voorwaarden kunnen betrekking hebben op:

    • a. de wijze waarop de tekortkomingen moeten worden weggenomen;

    • b. de wijze waarop en de termijn waarbinnen uiterlijk door het instellingsbestuur aan het accreditatieorgaan moet worden gerapporteerd; en

    • c. de berichtgeving door het instellingsbestuur over de gestelde voorwaarden aan studenten en andere belanghebbenden.

Artikel 2 Herstelperiode accreditatie

Het accreditatieorgaan besluit de geldigheidsduur van een accreditatie of een toets nieuwe opleiding te verlengen indien een of meer van de kwaliteitsaspecten van de opleiding, genoemd in artikel 5a.8, tweede lid, onderdelen b tot en met f, respectievelijk artikel 5a.13f, eerste lid, onderdelen b en c, van de wet, weliswaar als onvoldoende worden beoordeeld maar de tekortkomingen naar zijn opvatting binnen een redelijke termijn kunnen worden weggenomen.

Artikel 3 Instellingstoets kwaliteitszorg onder voorwaarden

  • 1. Het accreditatieorgaan kan aan een instellingstoets kwaliteitszorg voorwaarden verbinden indien de opleidingen van de instelling op een of meer van de kwaliteitsaspecten, genoemd in artikel 5a.13b, tweede lid, onderdelen c en d, weliswaar als onvoldoende worden beoordeeld maar de tekortkomingen naar zijn opvatting binnen een redelijke termijn kunnen worden weggenomen.

  • 2. De voorwaarden kunnen betrekking hebben op:

    • a. de wijze waarop de tekortkomingen moeten worden weggenomen:

    • b. de wijze waarop en de termijn waarbinnen uiterlijk door het instellingsbestuur aan het accreditatieorgaan moet worden gerapporteerd, en

    • c. de berichtgeving door het instellingsbestuur over de gestelde voorwaarden aan studenten en andere belanghebbenden.

Artikel 4 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2011.

Artikel 5 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Acccreditatiebesluit WHW.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 24 oktober 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

Uitgegeven de drieëntwintigste november 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Met ingang van 1 januari 2011 is de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna WHW) gewijzigd bij de Wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van het accreditatiestelsel in werking getreden (Stb. 2010, 862). Deze wet schrijft onder meer voor dat er bij algemene maatregel van bestuur (amvb) voorschriften worden gegeven omtrent de voorwaarden waaronder en de gevallen waarin sprake kan zijn van een toets nieuwe opleiding onder voorwaarden (artikel 5a.11, vierde lid, WHW), het toekennen van een herstelperiode bij het verlenen van accreditatie (artikel 5a.12a, eerste lid, WHW) en een instellingstoets kwaliteitszorg onder voorwaarden (artikel 5a.13d, zesde lid, WHW). Gelet op de vergelijkbare problematiek in deze drie situaties is ervoor gekozen deze gezamenlijk te regelen. De nota van toelichting bij deze amvb onderteken ik mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Het ontwerp van deze amvb is voorgelegd aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

2. Voorwaarden toets nieuwe opleiding en instellingstoets kwaliteitszorg

Het accreditatieorgaan, de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (hierna NVAO) kan aan een toets nieuwe opleiding of een instellingstoets kwaliteitstoets voorwaarden verbinden indien zij op grond van het overgelegde advies van de commissie van deskundigen tot de conclusie komt dat bepaalde kwaliteitsaspecten weliswaar onvoldoende zijn, maar binnen een periode van één jaar zijn weg te nemen. Wat betreft de toets nieuwe opleiding geldt dit zowel voor de uitgebreide als de beperkte beoordeling (artikel 5a.10a, tweede lid, en artikel 5a.13g, eerste lid, WHW). Als een toets nieuwe opleiding of een instellingstoets kwaliteitszorg onder voorwaarden wordt verleend, hebben de bedoelde voorwaarden betrekking op de wijze waarop de tekortkomingen moeten worden weggenomen, de wijze waarop en de termijn waarbinnen uiterlijk door het instellingsbestuur aan de NVAO wordt gerapporteerd, en de berichtgeving door het instellingsbestuur over de gestelde voorwaarden aan studenten en andere belanghebbenden. Wat betreft de rapportagetermijn geldt dat deze logischerwijs moet zijn gelegen binnen een jaar na verlening van de toets nieuwe opleiding aangezien op grond van de WHW de opleiding de toets nieuwe opleiding verliest indien er na een jaar toch nog tekortkomingen zijn. De communicatie is van belang omdat studenten volledig geïnformeerd moeten zijn als zij kiezen voor een studie. Voor anderen, zoals werkgevers waarmee de instelling een bijzondere relatie heeft en waarbij studenten in dienst treden, is die informatie ook relevant.

Een aanvraag voor een toets nieuwe opleiding moet worden afgewezen als het oordeel over het aspect «het beoogde eindniveau» of over het aspect «de wijze van beoordeling, toetsing en examinering» onvoldoende is (artikel 5a.10a, tweede lid, onderdelen a en c, WHW). Een aanvraag voor een instellingstoets kwaliteitszorg moet worden afgewezen indien het oordeel over het aspect «de visie op de kwaliteit van haar onderwijs» of het aspect «de effectiviteit van de interne kwaliteitszorg» onvoldoende is (artikel 5a.13b, onderdelen a en b, WHW). In die gevallen is een toets nieuwe opleiding of instellingstoets kwaliteitszorg onder voorwaarden niet mogelijk.

3. De herstelperiode

Als de NVAO een aanvraag tot hernieuwing van een al bestaande accreditatie of accreditatieaanvraag na afloop van een besluit toets nieuwe opleiding beoordeelt en vaststelt dat de opleiding niet voldoet aan alle vereiste kwaliteitsaspecten, kan zij besluiten de geldigheidsduur van de bestaande accreditatie, respectievelijk toets nieuwe opleiding, te verlengen en een zogenaamde «herstelperiode» toekennen. Dit geldt zowel voor de uitgebreide als beperkte beoordeling accreditatie (artikel 5a.8, tweede lid, en artikel 5a.13f, eerste lid, WHW). Een herstelperiode kan alleen maar worden toegekend als de NVAO van mening is dat de gebreken binnen een redelijke termijn zijn te herstellen. Op grond van artikel 5a.12a, eerste lid, van de WHW kan de duur van de verlenging ten hoogste twee jaar zijn. Het beoordelingsrapport van de commissie van deskundigen is daarbij van groot belang. Als het oordeel over het aspect «het beoogde eindniveau van de opleiding, gelet op hetgeen internationaal gewenst en gangbaar is» (artikel 5a.8, tweede lid, onderdeel a, WHW) onvoldoende is, kan evenwel nooit een herstelperiode worden toegekend en moet de accreditatie-aanvraag worden afgewezen. De reden daarvan is dat het ambitieniveau tenminste op orde moet zijn. Op het moment dat het nagestreefde eindniveau onder de maat is, ontbreekt aan de opleiding de garantie van basiskwaliteit, en daarmee samenhangend, een kritische kwaliteitscultuur en visie, het beginpunt van kwalitatief goed hoger onderwijs van internationale klasse. Toekenning van een herstelperiode is in zo’n geval niet op zijn plaats.

Op grond van artikel 5a.12a, tweede lid, WHW kan de NVAO bij het verlenen van de herstelperiode voorwaarden stellen.

De duur van de verlenging kan ten hoogste twee jaar zijn. De herstelperiode kan dus ook korter zijn dan twee jaar als het herstel naar de opvatting van de NVAO sneller te realiseren valt. Hierin heeft de NVAO beleidsruimte. In tegenstelling tot de toets nieuwe opleiding en de instellingstoets kwaliteitszorg onder voorwaarden moet het instellingsbestuur tenminste een half jaar voor afloop van de herstelperiode een nieuwe aanvraag bij de NVAO indienen, namelijk een aanvraag om een besluit tot vaststelling dat de opleiding alsnog aan het accreditatiekader voldoet (artikel 5a.12a, vierde en vijfde lid, WHW). Bij de keuze voor de indieningstermijn van deze aanvraag is de veronderstelling geweest dat een herstelperiode van minder dan een jaar onwaarschijnlijk is te achten. Daar komt bij dat de NVAO in haar accreditatiekader heeft vastgelegd dat bij een onvoldoende op het kwaliteitsaspect «het gerealiseerde eindniveau, gelet op hetgeen internationaal gewenst en gangbaar is» een herstelperiode van maximaal een jaar mogelijk is, met andere woorden verbeteringen op dit kwaliteitsapect moeten binnen het tijdsbestek van een jaar te realiseren zijn anders wordt geen verlenging van de bestaande accreditatie of toets nieuwe opleiding verleend (zie ook hierna onder 3.1). De commissie van deskundigen buigt zich over de wijze waarop de instelling de door de NVAO vastgestelde tekortkomingen heeft verbeterd en oordeelt of de opleiding inmidddels op alle wettelijke kwaliteitsaspecten voldoende scoort.

3.1. Accreditatiekader NVAO

Op 17 december 2010 is het accreditatiekader van de NVAO, dat is aangepast aan het nieuwe accreditatiestelsel, goedgekeurd (Beoordelingskaders accreditatiestelsel hoger onderwijs, Stcrt 2010, nr. 21523). Het accreditatiekader is nadien gewijzigd. Bij deze wijziging is een paragraaf toegevoegd die betrekking heeft op de werkwijze rond het verlenen van een herstelperiode en de beoordeling volgend op de herstelperiode. De NVAO heeft, zoals hiervoor al is vermeld, in het accreditatiekader opgenomen dat bij een onvoldoende op het gerealiseerde eindniveau verlenging van de accreditatie uiterlijk met één jaar mogelijk is. De NVAO heeft haar bevoegdheid om een herstelperiode voor maximaal twee jaar te verlenen voor dit kwaliteitsonderdeel derhalve ingeperkt tot één jaar. Het gerealiseerde eindniveau is naar het oordeel van de NVAO in het algemeen een dermate belangrijk kwaliteitsaspect van een opleiding, dat wanneer de instelling langer de tijd nodig zou hebben om de opleiding op dit aspect te verbeteren, verlenging van de geldigheidsduur van de accreditatie cq de toets nieuwe opleiding niet gerechtvaardigd is. Het kabinet deelt dit oordeel.

Tevens heeft de NVAO in de genoemde paragraaf het belang benadrukt van de onafhankelijkheid en deskundigheid van de commissie van deskundigen die oordeelt of de opleiding voldoende verbeterd is om alsnog geaccrediteerd te kunnen worden. Net als de commissie van deskundigen, die oorspronkelijk de opleiding heeft beoordeeld, behoeft de commissie van deskundigen, die zich buigt over het herstel, naar analogie van artikel artikel 5a.2, tweede lid, WHW, instemming van de NVAO. De wijziging van het accreditatiekader omvat ook de voorwaarden voor instemming met de samenstelling van deze commissie.

4. Financiële gevolgen voor de Rijksbegroting

Deze algemene maatregel van bestuur heeft geen financiële consequenties voor de Rijksbegroting.

5. Administratieve lasten

Voor zover deze algemene maatregel van bestuur leidt tot administratieve lasten, zijn die al meegenomen in de totale berekening van de administratieve lasten die voortvloeien uit de Wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van het accreditatiestelsel (Stb. 2010, 293). Daar is in de memorie van toelichting (Kamerstukken II, 2009/10, 32 210, nr. 3, blz. 34–36) een totaalbeeld geschetst.

6. Uitvoering en handhaafbaarheid

De algemene maatregel van bestuur is uitvoerbaar voor de NVAO. De NVAO gaat ervan uit dat deze algemene maatregel van bestuur niet zal leiden tot een noemenswaardige toename dan wel verzwaring van haar takenpakket.

Ook aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is een uitvoeringstoets gevraagd. DUO geeft evenals de NVAO aan dat de algemene maatregel van bestuur voor hem uitvoerbaar is. Hij kan in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) vastleggen dat een opleiding onder voorwaarden is goedgekeurd. DUO heeft ook de administratieve lastenparagraaf inclusief de onderbouwing getoetst en daarover geen opmerkingen. DUO meldt ten slotte dat de algemene maatregel van bestuur door hem is voorgelegd aan de inspectie van het onderwijs en dat die geen commentaar heeft op de regeling.

De NVAO voert sinds 1 januari 2011 het aangepaste accreditatiestelsel uit en hanteert daarbij de voorschriften, zoals opgenomen in deze amvb. De amvb werkt daarom terug tot en met 1 januari 2011.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven