Besluit van 24 augustus 2011 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Q en van artikel II, onderdelen A, B, E en F van de wet van 16 december 2010 tot wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten ter implementatie van de richtlijnen 2007/58/EG, 2007/59/EG, 2008/57/EG en 2008/110/EG (Stb. 2011, 218)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 18 augustus 2011, nr. IenM/BSK-2011/105011, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken i.o.;

Gelet op artikel VI van de wet van 16 december 2010 tot wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten ter implementatie van de richtlijnen 2007/58/EG, 2007/59/EG, 2008/57/EG en 2008/110/EG (Stb. 2011, 218);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Artikel I, onderdeel Q en artikel II, onderdelen A, B, E en F van de wet van 16 december 2010 tot wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten ter implementatie van de richtlijnen 2007/58/EG, 2007/59/EG, 2008/57/EG en 2008/110/EG (Stb. 2011, 218) treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 24 augustus 2011

Beatrix

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de elfde oktober 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit regelt de inwerkingtreding van een aantal onderdelen van de wet van 16 december 2010 tot wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten ter implementatie van de richtlijnen 2007/58/EG, 2007/59/EG, 2008/57/EG en 2008/110/EG (Stb. 2011, 218). De bovenbedoelde onderdelen betreffen:

  • a. de verlenging van de geldigheidsduur van het veiligheidsattest voor spoorwegondernemingen van drie naar en vijf jaar, en

  • b. de uitvoering van verordening nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PbEU L 315) (hierna: verordening 1071/1009/EG).

De ingevolge het systeem van vaste verandermomenten (VVM) geldende tijdstippen voor inwerkingtreding, te weten 1 januari en 1 juli, worden met dit besluit formeel niet in acht genomen. Het kabinetsbeleid voor het VVM-systeem voorziet in afwijkingsmogelijkheden voor de bovenbedoelde onderdelen (Kamerstukken II 2009/2010, 29 515, nr. 309, blz. 1). De spoorwegondernemingen waarvan de geldigheid van hun veiligheidsattest afloopt zijn gebaat bij spoedige inwerkingtreding van de bepaling voor de verlenging van de geldigheidsduur van het veiligheidsattest. Verordening 1071/2009/EG is met ingang van 23 oktober 2009 in werking getreden. De bovenbedoelde verordening verplicht de lidstaten van de Europese Unie om sancties vast te stellen voor schending van de bepalingen van die verordening. Verordening 1071/2009/EG biedt geen ruimte voor toepassing van het VVM-systeem.

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven