Besluit van 24 augustus 2011 tot vaststelling van rechtspositionele voorzieningen van sociaal flankerend beleid voor rechterlijke ambtenaren bij reorganisaties voor de periode van 1 januari 2008 tot 1 januari 2012 (Tijdelijk besluit sociaal flankerend beleid sector Rechterlijke Macht 2008–2012)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 15 juli 2011, nr. 5703626/11/6;

Gelet op artikel 54 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 augustus 2011, nr. W03.11.0301/II.);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 17 augustus 2011, nr. 5706351/11/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1 Definities

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    a. aangewezen rechterlijk ambtenaar:

    de rechterlijk ambtenaar die schriftelijk in kennis is gesteld dat hij een functie bekleedt die is aangewezen als behorend tot een functiegroep waarin zonder maatregelen op termijn sprake zal zijn van boventalligheid dan wel standplaatswijziging anders dan op eigen verzoek;

    b. Brra:

    het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

    c. functie:

    functie als bedoeld in artikel 36c, eerste lid, onderdeel a, van het Brra;

    d. herplaatsingskandidaat:

    een herplaatsingskandidaat als bedoeld in de artikelen 36h en 36i van het Brra;

    e. herplaatsen:

    herplaatsen als bedoeld in artikel 36c, eerste lid, onderdeel b, van het Brra;

    f. Onze Minister:

    Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

    g. passende functie:

    passende functie als bedoeld in artikel 36c, eerste lid, onderdeel b, van het Brra;

    h. reorganisatie:

    reorganisatie als bedoeld in artikel 36c, eerste lid, onderdeel f, van het Brra;

    i. wet:

    Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

  • 2. Dit besluit is niet van toepassing op de rechterlijke ambtenaren werkzaam bij de Hoge Raad of het parket bij de Hoge Raad.

Artikel 2 Bevoegdheden

  • 1. Ten aanzien van de bij een gerecht werkzame rechterlijke ambtenaren worden de bevoegdheden op grond van dit besluit uitgeoefend door het gerechtsbestuur, tenzij anders is bepaald.

  • 2. Ten aanzien van de bij een parket werkzame rechterlijke ambtenaren worden de bevoegdheden op grond van dit besluit uitgeoefend door Onze Minister, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De bevoegdheden, bedoeld in het tweede lid, worden niet uitgeoefend dan nadat advies is ingewonnen bij de functionele autoriteit.

Artikel 3 Loopbaangesprek

De niet voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar die een aangewezen rechterlijk ambtenaar of herplaatsingskandidaat is geworden, heeft recht op ten minste één maal per jaar een loopbaangesprek waarin aandacht wordt besteed aan de onderwerpen mobiliteit, flexibiliteit en loopbaanperspectief in de toekomst.

Artikel 4 Trajectbegeleiding

  • 1. De aangewezen rechterlijk ambtenaar of herplaatsingskandidaat heeft recht op ondersteuning vanwege de functionele autoriteit teneinde vrijwillige mobiliteit te bevorderen. De functionele autoriteit kan besluiten deze ondersteuning ook aan andere rechterlijke ambtenaren te bieden.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde aangewezen rechterlijk ambtenaar en de functionele autoriteit stellen gezamenlijk een mobiliteitsplan op.

  • 3. Voor de in het eerste lid bedoelde herplaatsingskandidaat stelt de functionele autoriteit in samenspraak met de herplaatsingskandidaat een herplaatsingsplan vast. Indien binnen een redelijke termijn geen overeenstemming over het plan kan worden bereikt, stelt de functionele autoriteit het plan eenzijdig vast, waarbij de rechterlijk ambtenaar de gelegenheid krijgt zijn visie apart te vermelden. Gedurende de herplaatsingstermijn wordt de uitvoering van het herplaatsingsplan iedere zes maanden geëvalueerd en wordt het plan zo nodig bijgesteld.

Artikel 5 Loopbaanscan

  • 1. De rechterlijk ambtenaar heeft tijdens de looptijd van het sociaal flankerend beleid het recht om ten minste eenmaal een vertrouwelijke loopbaanscan te doen, met behulp van een externe professionele loopbaandeskundige, bestaande uit ten minste één gesprek met deze deskundige met een schriftelijk advies.

  • 2. De rechterlijk ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van het in het eerste lid genoemde recht, heeft na zijn aanwijzing als aangewezen rechterlijk ambtenaar of herplaatsingskandidaat, het recht om voor beide aanwijzingen samen één extra loopbaanscan te doen.

Artikel 6 Opleidingskosten en studietijd

  • 1. Aan de rechterlijk ambtenaar wordt een volledige vergoeding van de met de studie gemoeide opleidingskosten en vijftig procent verlof met behoud van bezoldiging voor de tijd die gemoeid is met het volgen van lessen en stages die een onlosmakelijk onderdeel uitmaken van de opleiding, en het afleggen van examens toegekend indien de inspanningen aantoonbaar bijdragen aan het realiseren van de tussen de functionele autoriteit en de rechterlijk ambtenaar vastgelegde loopbaanafspraken.

  • 2. Aan de aangewezen rechterlijk ambtenaar en de herplaatsingskandidaat wordt een volledige vergoeding van de met de studie gemoeide opleidingskosten en volledig verlof met behoud van bezoldiging voor de tijd die gemoeid is met het volgen van lessen en stages die een onlosmakelijk onderdeel uitmaken van de opleiding, en het afleggen van examens toegekend, indien de inspanningen aantoonbaar bijdragen aan de (her)plaatsingsmogelijkheden, zowel binnen de sector rechterlijke macht en daarbuiten, of aan het realiseren van vastgelegde loopbaanafspraken. Bij de toekenning van het studieverlof wordt de maximale omvang en duur van het verlof tegelijk met de toekenning vastgesteld.

Artikel 7 Aanbieden functie

In afwijking van artikel 36k, eerste lid, van het Brra geldt gedurende de eerste zes maanden na aanwijzing van de niet voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar als herplaatsingskandidaat de beperking dat een functie als passend wordt aangemerkt indien:

  • a. de functie niet meer dan één salariscategorie lager is gewaardeerd dan de oorspronkelijke functie, en

  • b. de reistijd voor woon-werkverkeer enkele reis niet met meer dan 15 minuten toeneemt.

Artikel 8 Voorrangsrecht

De aangewezen rechterlijk ambtenaar of herplaatsingskandidaat, heeft een voorrangspositie op andere rechterlijke ambtenaren bij de vervulling van vacatures bij een parket of gerecht of anderszins binnen het gezagsbereik van Onze Minister.

Artikel 9 Behoud salarisschaal bij vrijwillige plaatsing in lagere functie

De niet voor het leven benoemde aangewezen rechterlijk ambtenaar of herplaatsingskandidaat die op zijn verzoek wordt geplaatst in een lager gewaardeerde functie, heeft aanspraak op het behoud zijn oorspronkelijke salarisschaal gedurende de periode waarin hij die andere functie vervult. Artikel 6 Brra blijft buiten toepassing .

Artikel 10 Plaatsing eigen schaal

  • 1. Bij herplaatsing anders dan op eigen verzoek van een rechterlijk ambtenaar in een functie waaraan overeenkomstig het bij en krachtens artikel 7 van de wet bepaalde een lager maximum salaris is verbonden dan aan zijn oorspronkelijke functie, spant Onze Minister of het gerechtsbestuur zich in om, zodra een functie beschikbaar is waaraan overeenkomstig het bij en krachtens artikel 7 van de wet hetzelfde maximum salaris is verbonden als aan zijn oorspronkelijke functie, de rechterlijk ambtenaar in aanmerking te laten komen voor benoeming in deze functie.

  • 2. De herplaatsingskandidaat die is herplaatst in een functie waaraan overeenkomstig het bij en krachtens artikel 7 van de wet bepaalde een lager maximum salaris is verbonden dan zijn oorspronkelijke functie, heeft gedurende twee jaar na herplaatsing recht op toepassing van de voorzieningen in dit besluit voor herplaatsingskandidaten, voor zover die toepassing kan leiden tot plaatsing in een passende functie waaraan overeenkomstig het bij en krachtens artikel 7 van de wet hetzelfde maximum salaris is verbonden als zijn oorspronkelijke functie.

Artikel 11 Verhuiskostenvergoeding en voldoen aan verhuisplicht

  • 1. De aangewezen rechterlijk ambtenaar of herplaatsingskandidaat heeft recht op vergoeding van de verhuiskosten overeenkomstig het gestelde bij en krachtens artikel 8, van het Verplaatsingskostenbesluit 1989, indien binnen twee jaar na verplaatsing aan een verhuisplicht wordt voldaan, dan wel zonder verhuisplicht wordt verhuisd van buiten 50 kilometer van de plaats van tewerkstelling naar binnen 25 kilometer van de standplaats. In afwijking van artikel 8, tweede lid, van het Verplaatsingskostenbesluit 1989 stelt Onze Minister regels ten aanzien van de hoogte van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, Verplaatsingskostenbesluit 1989.

  • 2. De aangewezen rechterlijk ambtenaar of herplaatsingskandidaat die in opdracht van Onze Minister of het gerechtsbestuur is verhuisd, heeft eenmalig aanspraak op een vergoeding ter tegemoetkoming in de daarmee verband houdende kosten. In afwijking van artikel 36r, eerste lid, Brra stelt Onze Minister regels ten aanzien van de vergoeding.

  • 3. Het eerste en tweede lid kunnen van overeenkomstige toepassing worden verklaard op andere dan de in het eerste en tweede lid genoemde rechterlijke ambtenaren.

Artikel 12 Vergoeding pensionkosten

  • 1. In afwijking van het bepaalde bij of krachtens artikel 12ba, tweede lid, en artikel 12bb van het Verplaatsingskostenbesluit 1989 heeft de aangewezen rechterlijk ambtenaar of herplaatsingskandidaat die als gevolg van een reorganisatie wordt verplaatst, waardoor hij niet dagelijks heen en weer kan reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling, gedurende twee jaar na verplaatsing recht op volledige vergoeding van de door het bevoegd gezag redelijkheid geachte pensionkosten.

  • 2. Het eerste lid kan van overeenkomstige toepassing worden verklaard op andere dan de in het eerste lid genoemde rechterlijke ambtenaren.

Artikel 13 Reistijd

  • 1. Indien de reistijd voor woon-werkverkeer door een wijziging van de plaats van tewerkstelling van de aangewezen rechterlijk ambtenaar en de herplaatsingskandidaat met meer dan 15 minuten per enkele reis toeneemt, wordt deze extra reistijd, voor zover deze meer is dan 15 minuten, gedurende twee jaar als werktijd aangemerkt.

  • 2. Gedurende het derde, vierde en vijfde jaar wordt respectievelijk 75%, 50% en 25% van de in het eerste lid bedoelde extra reistijd als werktijd aangemerkt.

  • 3. Voor de rechterlijk ambtenaar die de in het eerste lid bedoelde aanspraak heeft, en voor wie binnen twee jaar als gevolg van reorganisatie opnieuw de plaats van tewerkstelling wijzigt, wordt bij de berekening van de extra reistijd uitgegaan van de totale toename ten opzichte van de reistijd zoals die was voor de eerste wijziging.

  • 4. Indien de tweede toename van de reistijd meer dan 15 minuten bedraagt ten opzichte van de reistijd zoals die was na de eerste wijziging, wordt de in het eerste en tweede lid genoemde termijn, gedurende welke de aanspraak bestaat, opnieuw opgestart.

  • 5. De rechterlijk ambtenaar voor wie binnen twee jaar voor de tweede maal de plaats van tewerkstelling als gevolg van een reorganisatie wijzigt en voor wie pas na de tweede wijziging de toename van de reistijd meer dan 15 minuten bedraagt, heeft aanspraak op de voorziening, bedoeld in het eerste en tweede lid vanaf de tweede wijziging.

  • 6. Voor de bepaling van de route wordt uitgegaan van de feitelijk gebruikte methode van vervoer in de oude en de nieuwe situatie.

  • 7. Het eerste tot en met zesde lid kan van overeenkomstige toepassing worden verklaard op andere dan de in het eerste lid genoemde rechterlijke ambtenaren.

Artikel 14 Tegemoetkoming extra reiskosten

  • 1. In afwijking van artikel 12b1, derde lid, van het Verplaatsingskostenbesluit 1989 bedraagt de tegemoetkoming in gemaakte reiskosten voor de aangewezen rechterlijk ambtenaar en de herplaatsingskandidaat gedurende het tweede, derde, vierde en vijfde jaar respectievelijk 100%, 75%, 50% en 25% van de tegemoetkoming op grond van artikel 12a onderscheidenlijk artikel 12b van het Verplaatsingskostenbesluit 1989.

  • 2. Het eerste lid kan van overeenkomstige toepassing worden verklaard op andere dan de in het eerste lid genoemde rechterlijke ambtenaren.

Artikel 15 Proportionele diensttijdgratificatie

De rechterlijk ambtenaar die een diensttijd heeft van tien jaar of meer, aan wie ontslag op eigen verzoek als bedoeld in artikel 46h van de wet dan wel artikel 35a van het Brra is verleend, en voor wie hierdoor een binnen 5 jaar te verwachten toekomstige aanspraak op een gratificatie wegens ambtsjubileum wegvalt, heeft aanspraak op een diensttijdgratificatie ter grootte van een in verhouding tot de doorgebrachte diensttijd evenredig gedeelte van een gratificatie bij ambtsjubileum.

Artikel 16 Bovenwettelijke uitkering

Artikel 36v van het Brra kan van overeenkomstige toepassing worden verklaard op andere rechterlijke ambtenaren dan herplaatsingskandidaten.

Artikel 17 Tijdelijk werk

  • 1. De aangewezen rechterlijk ambtenaar of herplaatsingskandidaat wordt op zijn verzoek toegestaan om tijdelijk, voor een periode van ten hoogste drie maanden, andere werkzaamheden te verrichten, indien dit bijdraagt aan de (her)plaatsingsmogelijkheden of aan het realiseren van gemaakte loopbaanafspraken, de organisatie van het werk het toelaat en er een geschikte plek beschikbaar is.

  • 2. Het eerste lid kan van overeenkomstige toepassing worden verklaard op andere dan de in het eerste lid genoemde rechterlijke ambtenaren.

Artikel 18 Vrijstelling terugbetaling

  • 1. In afwijking van artikel 33n, achtste lid, en artikel 36q, vierde lid, van het Brra onderscheidenlijk artikel 3, vijfde lid, van het Verplaatsingskostenbesluit 1989 wordt aan de aangewezen rechterlijk ambtenaar en herplaatsingskandidaat aan wie ontslag wordt verleend, ontheffing verleend van de terugbetalingsverplichting met betrekking tot de vergoeding voor de kosten in verband met ouderschapsverlof, verhuizing onderscheidenlijk scholing.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de disciplinaire maatregel van ontslag wordt toegepast of indien de rechterlijk ambtenaar een passende functie heeft geweigerd.

  • 3. Het eerste lid kan van overeenkomstige toepassing worden verkaard op andere dan de in het eerste lid genoemde ambtenaren.

Artikel 19 Aanvulling inkomen en afkoop

  • 1. Aan een herplaatsingskandidaat aan wie op eigen verzoek ontslag is verleend wegens het aanvaarden van een functie elders dan bij een parket of gerecht of anderszins buiten het gezagsbereik van Onze Minister wordt op aanvraag gedurende vijf jaar een aanvulling op het inkomen toegekend, indien het in de nieuwe functie genoten inkomen lager is dan het inkomen in de oorspronkelijke functie.

  • 2. In afwijking van artikel 36t, tweede lid, Brra bedraagt de aanvulling op het inkomen het verschil tussen het in de oorspronkelijke functie genoten inkomen, bestaande uit het salaris, de eindejaarsuitkering en de toelagen en de toeslagen, en het volledige inkomen genoten uit de nieuwe functie, tot een maximum van 30% van het oorspronkelijk genoten inkomen. Indien de arbeidsduurfactor uit de nieuwe dienstbetrekking een andere is dan die als rechterlijk ambtenaar, wordt het oorspronkelijke inkomen omgerekend naar de arbeidsduurfactor uit de nieuwe dienstbetrekking.

  • 3. De aanvulling op het inkomen wordt jaarlijks vastgesteld en bedraagt het eerste jaar 100%, het tweede jaar 80%, het derde jaar 60%, het vierde jaar 40% en het vijfde jaar 20% van het vastgestelde verschil. De gewezen rechterlijk ambtenaar legt hiertoe een inkomensverklaring over de voorgaande twaalf maanden over.

  • 4. Geen recht op een aanvulling op het inkomen bestaat:

    • a. indien bij vertrek een stimuleringspremie is toegekend als bedoeld in artikel 20, eerste of vierde lid, of een premie als bedoeld in artikel 20, vijfde lid, onder c;

    • b. indien gebruik wordt gemaakt van de salarissuppletie als bedoeld in artikel 36t van het Brra.

  • 5. In aanvulling op artikel 36t, derde lid, van het Brra kan onder door Onze Minister of het gerechtsbestuur te stellen voorwaarden het recht op aanvulling op het inkomen op aanvraag van de rechterlijk ambtenaar worden afgekocht tegen 40% van de gekapitaliseerde waarde op het moment van afkoop. De functionele autoriteit kan in individuele gevallen besluiten een hoger percentage toe te kennen.

  • 6. De in het eerste lid bedoelde aanvulling kan worden toegewezen aan aangewezen rechterlijke ambtenaren.

Artikel 20 Stimuleringspremie

  • 1. Aan de herplaatsingskandidaat die binnen de herplaatsingstermijn op eigen verzoek ontslag wordt verleend wordt een stimuleringspremie toegekend.

  • 2. In afwijking van artikel 36s Brra is de stimuleringspremie afhankelijk van het aantal dienstjaren van de rechterlijke ambtenaar op het moment van zijn aanwijzing als herplaatsingskandidaat en de resterende herplaatsingstermijn en bedraagt uitgedrukt in aantallen maandsalarissen:

    Aantal dienstjaren

    maand

    1 t/m 6

    maand

    7 t/m 9

    Maand

    10 t/m 12

    maand

    13 t/m 15

    maand

    16 t/m 18

    tijdens verlenging

    Tot 5 jaar

     6

     5

    5

    4

    4

    3

    5 t/m 9 jaar

     9

     7

    6

    5

    4

    3

    10 jaar en hoger

    12

    10

    9

    7

    5

    3

  • 3. Indien een rechterlijk ambtenaar aan wie een stimuleringspremie is toegekend op grond van artikel 36v Brra aanspraak maakt op een uitkering krachtens het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rechterlijke macht, wordt de aanspraak krachtens het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rechterlijke macht verminderd met het als stimuleringspremie uitgekeerde bedrag.

  • 4. Aan de aangewezen rechterlijk ambtenaar die op zijn verzoek ontslag wordt verleend, kan een stimuleringspremie ter hoogte van ten hoogste twaalf maandsalarissen worden toegekend.

  • 5. Geen stimuleringspremie als bedoeld in het eerste en vierde lid wordt toegekend indien:

    • a. de in artikel 19, eerste of zesde lid, bedoelde aanvulling op het inkomen, de in artikel 19, vierde lid, onder b, bedoelde salarissuppletie of de in artikel 22 bedoelde terugkeergarantie is toegekend;

    • b. het ontslag is verleend met het oog op een uitkering op grond van de regeling van flexibel pensioen en uittreden, zoals vastgelegd in het FPU-Reglement basisuitkering en aanvullende uitkering;

    • c. een premie op grond van artikel 36s van het Brra is toegekend.

Artikel 21 Bijdrage pensioenopbouw

  • 1. Aan de herplaatsingskandidaat aan wie op eigen verzoek ontslag wordt verleend in verband met de aanvaarding van een functie bij een werkgever die niet is aangesloten bij de Stichting Pensioenfonds ABP, kan op zijn verzoek een bijdrage worden toegekend voor aanvulling van het in de toekomst op te bouwen pensioen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde bijdrage wordt bij toekenning rechtstreeks betaald aan een pensioenfonds of verzekeringsmaatschappij nadat de termijnen genoemd in artikel 36v, Brra, en artikel 22, eerste lid, zijn verstreken. De aanspraak vervalt indien gebruik wordt gemaakt van de aanspraak op hernieuwde aanstelling op grond van artikel 22.

Artikel 22 Terugkeergarantie

  • 1. De herplaatsingskandidaat aan wie op eigen verzoek ontslag wordt verleend wegens het aanvaarden van een functie elders dan bij een parket of gerecht, of anderszins buiten het gezagsbereik van Onze Minister, wordt op zijn verzoek bij de ontslagverlening het recht op voordracht tot hernieuwde benoeming toegekend overeenkomstig de aanstelling voor het ontslag met een salaris dat overeenkomt met het laatstelijk genoten salaris voor het ontslag. Het recht op hernieuwde aanstelling geldt tijdens de eerste zes maanden van de uitoefening van de functie buiten de sector rechterlijke macht, bij ontslag in die periode buiten eigen schuld of toedoen.

  • 2. Het eerste lid kan van overeenkomstige toepassing worden verklaard op aangewezen rechterlijke ambtenaren.

  • 3. Het in het eerste en tweede lid bedoelde recht wordt niet toegekend indien een stimuleringspremie als bedoeld in artikel 20, eerste of vierde lid, of een premie als bedoeld in artikel 20, vijfde lid, onder c is toegekend of wanneer een aanvulling op het inkomen als bedoeld in artikel 19, vijfde lid, is afgekocht.

  • 4. Indien gebruik wordt gemaakt van het in het eerste of tweede lid bedoelde recht, wordt aan de rechterlijk ambtenaar de status van herplaatsingskandidaat verleend waarbij de eerdere periode waarin de rechterlijk ambtenaar herplaatsingskandidaat is geweest, in mindering wordt gebracht op de herplaatsingstermijn, met dien verstande dat de nieuwe herplaatsingstermijn ten minste drie maanden bedraagt.

Artikel 23 Verlof eigen bedrijf

  • 1. Aan de herplaatsingskandidaat die op eigen verzoek ontslag is verleend voor het aanvangen van eigen bedrijfsactiviteiten, wordt onmiddellijk voorafgaand aan de ingangsdatum van zijn ontslag buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend gedurende drie maanden.

  • 2. In plaats van het in het eerste lid bedoelde verlof kan op aanvraag van de herplaatsingskandidaat een premie worden toegekend ter grootte van drie maandsalarissen.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid geldt als voorwaarde de indiening van een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

  • 4. De voorziening, bedoeld in het eerste of tweede lid, kan ook worden toegekend aan een aangewezen rechterlijk ambtenaar.

Artikel 24 Extra mogelijkheid aanwijzing herplaatsingskandidaat

Indien een functie waarin een herplaatsingskandidaat is benoemd of waarnaar deze is verplaatst alsnog binnen een jaar niet passend blijkt te zijn, kan de rechterlijk ambtenaar één keer opnieuw door de functionele autoriteit worden aangewezen als herplaatsingskandidaat, waarbij de eerdere periode waarin de rechterlijk ambtenaar herplaatsingskandidaat is geweest in mindering wordt gebracht op de herplaatsingstermijn. In dat geval is de redelijke termijn, bedoeld in artikel 36aa, tweede lid, van het Brra, gelijk aan de resterende herplaatsingstermijn met een minimum van drie maanden.

Artikel 25 Toepassing voorzieningen bij niet passendheid functie

Indien binnen een jaar na plaatsing de functionele autoriteit van oordeel is dat een aangewezen rechterlijk ambtenaar is geplaatst in een functie die niet passend is, heeft de rechterlijke ambtenaar, vanaf de dag dat hem dit oordeel schriftelijk ter kennis is gebracht, gedurende een jaar recht op toepassing van de voorzieningen die op grond van dit besluit gelden voor de aangewezen rechterlijk ambtenaar.

Artikel 26 Aanbieden faciliteiten in verband met mobiliteit

De functionele autoriteit heeft de mogelijkheid om overige kosten te vergoeden of faciliteiten aan te bieden die samenhangen met mobiliteit.

Artikel 27 Verlenging herplaatsingstermijn

  • 1. De termijn, genoemd in de artikelen 36k en 36l van het Brra wordt verlengd, indien:

    • a. een herplaatsingskandidaat gedurende deze termijn op tijdelijke basis werkzaamheden verricht, dan wel

    • b. aan het eind van de termijn nog geen passende functie is aangeboden aan de herplaatsingskandidaat.

  • 2. De termijn wordt in het geval, bedoeld in het eerste lid, onder a, verlengd met de periode waarin de werkzaamheden op tijdelijke basis zijn verricht, waarbij het aantal gewerkte uren per week voor deze werkzaamheden in verhouding tot de arbeidsduur wordt meegewogen. De termijn wordt in het geval, genoemd in het eerste lid, onder b, verlengd met de periode die nodig is om alsnog een passende functie aan te bieden.

  • 3. De totale verlenging van de termijn, in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten hoogste twaalf maanden.

  • 4. Indien de betrokken rechterlijk ambtenaar voor 1 januari 2008 als herplaatsingskandidaat is aangewezen en de functionele autoriteit voor die datum heeft besloten tot verlenging van de herplaatsingstermijn, wordt de totale maximale verlenging, bedoeld in het derde lid, verminderd met de periode van de eerdere verlenging.

  • 5. In afwijking van het eerste tot en met vierde lid kan de verlenging van de herplaatsingstermijn in bijzondere gevallen worden geweigerd indien de betrokken rechterlijk ambtenaar voor 1 januari 2008 als herplaatsingskandidaat is aangewezen.

Artikel 28 Remplaçantenregeling

De voorzieningen op grond van dit besluit ten behoeve van aangewezen rechterlijke ambtenaren en herplaatsingskandidaten kunnen tevens van toepassing worden verklaard op andere rechterlijke ambtenaren voor zover daarmee de plaatsing van een aangewezen rechterlijk ambtenaar of herplaatsing van een herplaatsingskandidaat wordt gerealiseerd.

Artikel 29 Hardheidsclausule

De functionele autoriteit kan in voorkomende individuele gevallen van dit besluit afwijken voor zover toepassing zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 30 Regeling bij samenloop

Indien vóór 1 januari 2008 op grond van artikel 48 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in het Sectoroverleg Rechterlijke Macht ten aanzien van een reorganisatie een voorziening is overeengekomen die voor een rechterlijke ambtenaar die is betrokken bij die reorganisatie, gunstiger is dan een soortgelijke voorziening in dit besluit, dan kan eerstgenoemde voorziening in de plaats treden van die in dit besluit.

Artikel 31 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit sociaal flankerend beleid sector rechterlijke macht 2008–2012.

Artikel 32 Werkingsduur

  • 1. Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en werkt terug tot en met 1 januari 2008.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2012.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 24 augustus 2011

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Uitgegeven de zesde september 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit strekt ertoe de afspraken, die gemaakt zijn in het kader van het Tijdelijk sociaal flankerend beleid sector rechterlijke macht 2008–2012, voor zover nodig, vast te leggen in regelgeving. Het sociaal flankerend beleid bevat een aantal aanvullende rechtspositionele voorzieningen voor rechterlijke ambtenaren bij reorganisaties. Doel van het sociaal flankerend beleid is om te bevorderen dat bij reorganisaties betrokken rechterlijke ambtenaren van werk naar werk worden geleid.

Hoofdstuk 4A van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Brra) bevat een algemeen geldende en structurele regeling die rechtstreeks van toepassing is op alle reorganisaties binnen de rechterlijke organisatie. Onderhavig besluit voorziet in een tijdelijke aanvulling en verruiming van (onder meer) deze regeling, met een werkingsduur van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011. Onderhavig besluit volgt op het Besluit van 3 mei 2005 tot vaststelling van tijdelijke rechtspositionele voorzieningen van sociaal flankerend beleid voor rechterlijke ambtenaren bij reorganisaties (Stb. 2005, 238). In de sector Rijk is eveneens sociaal flankerend beleid overeengekomen. Dit is vastgelegd in het Besluit sociaal flankerend beleid sector Rijk 2008–2012 (Stb. 2010, 233), bevattende een aantal aanvullende en verruimende rechtspositionele voorzieningen voor rijksambtenaren bij reorganisaties. Het sociaal flankerend beleid voor de sector Rijk geldt hierbij als uitgangspunt voor het Tijdelijk sociaal flankerend beleid sector rechterlijke macht 2008–2012.

Het ministerie van Veiligheid en Justitie, de Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal zullen geen regelingen overeenkomen in aanvulling op of ter vervanging van bepalingen in dit sociaal flankerend beleid. Het blijft in specifieke situaties wel mogelijk om decentraal aanvullende afspraken te maken over onderwerpen waarvoor in dit sociaal flankerend beleid geen bepalingen zijn opgenomen.

Op 4 september 2008 is in het Sectoroverleg Rechterlijke Macht (SORM), bedoeld in artikel 48 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) overeenstemming bereikt over de toepassing van sociaal flankerend beleid bij reorganisaties in de sector Rechterlijke Macht voor de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011.

Het sociaal flankerend beleid is vastgelegd in een circulaire van 13 november 2008 (kenmerk: 5574366/08). Deze circulaire bevat het volledige toepasselijke sociaal flankerend beleid voor de sector Rechterlijke Macht. Met dit besluit worden de afspraken inzake sociaal flankerend beleid, waar nodig, geformaliseerd. Enkele bedragen uit het sociaal flankerend beleid worden in een ministeriële regeling vastgelegd. Het betreft onder meer de vergoeding van kosten bij verhuizing (artikel 11).

Het besluit is ter consultatie aangeboden aan de NVvR, de Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal. Over de inhoud van dit besluit is in het SORM de in artikel 51 van de Wrra bedoelde overeenstemming bereikt. Zowel de Raad voor de rechtspraak als het College van procureurs-generaal heeft positief geadviseerd over een ontwerp van dit besluit. Met de opmerkingen van de Raad voor de rechtspraak is rekening gehouden.

Er zit geruime tijd tussen het overeenkomen van het Tijdelijk sociaal flankerend beleid sector Rechterlijke Macht 2008–2012 en de totstandkoming van deze algemene maatregel van bestuur. Er liggen, behoudens praktische oorzaken van capaciteitsverdeling, geen specifieke redenen aan deze tijdsspanne ten grondslag. Daarnaast vergde afstemming met de Raad voor de rechtspraak, het openbaar ministerie en de NVvR tijd. Overigens is vanaf de ingangsdatum uitvoering gegeven aan het Tijdelijk sociaal flankerend beleid sector Rechterlijke Macht 2008–2012.

De aan dit besluit verbonden kosten worden opgevangen binnen de voor de sector Rechterlijke Macht beschikbare arbeidsvoorwaardengelden. Uit dit besluit vloeien geen administratieve lasten voor de burger of het bedrijfsleven voort. Het brengt alleen wijziging aan in de regeling van de rechtspositie van rechterlijke ambtenaren.

2. Toepassingsbereik

Het toepassingsbereik van het sociaal flankerend beleid is afhankelijk van de fase van organisatieontwikkeling waarin een organisatieonderdeel zich bevindt. Er worden 3 fasen van organisatieontwikkeling onderscheiden. Het criterium voor het onderscheid tussen de fasen van organisatieontwikkeling is de mate waarin personele problematiek (in de zin van overtolligheid of gedwongen standplaatswijzigingen) is te verwachten of zich al voordoet.

Het samenstel van beschikbare voorzieningen neemt per fase in zwaarte toe. In de eerste fase is het beleid van toepassing op alle rechterlijke ambtenaren. In de tweede fase is het beleid van toepassing op groepen aangewezen rechterlijke ambtenaren. In de derde fase is het beleid van toepassing op rechterlijke ambtenaren die zijn aangewezen als herplaatsingskandidaat. In de fase waarin de organisatie en de medewerkers in beweging moeten komen worden de inspanningen van werkgever en rechterlijke ambtenaren erop gericht het aanwijzen tot herplaatsingskandidaten zoveel mogelijk te voorkomen.

Op onderdelen gelden de maatregelen alleen voor de niet voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren. Zo kan een voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar die is aangewezen als herplaatsingskandidaat niet tegen zijn wil naar een ander gerecht worden verplaatst.

3. De drie fasen van organisatieontwikkeling

In fase 1 is geen sprake van een reorganisatie in de zin van artikel 36c, eerste lid, onderdeel f, van het Brra. Er kan wel sprake zijn van organisatiewijzigingen, zoals samenvoeging of splitsing van teams of afdelingen, maar daarbij blijven de onderscheiden groepen functies als geheel ten minste in stand en zijn geen individuele en gedwongen standplaatswijzigingen aan de orde. De betrokken ondernemingsraad adviseert over wijzigingen van de organisatie. Over het algemeen kunnen de in deze fase voorkomende veranderingen in de organisatie niet worden gekenschetst als een «belangrijke wijziging in de organisatie» als bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder e, van de Wet op de ondernemingsraden. Het desbetreffende medezeggenschapsorgaan komt dan ook in deze fase over het algemeen geen formeel adviesrecht toe.

Rechterlijke ambtenaren veranderen in deze fase van functie op basis van door hen en de organisatie gewenste mobiliteit. Zij worden hierbij gefaciliteerd door de basisrechten uit het Brra, aangevuld met een aantal mobiliteitsondersteunende instrumenten en compenserende voorzieningen uit het tijdelijk sociaal flankerend beleid. De rechterlijk ambtenaar heeft veelal recht op de basisvoorzieningen en de voorzieningen gericht op interne mobiliteit. De aanvullende en compenserende voorzieningen zijn een mogelijkheid. De voorzieningen gericht op externe mobiliteit worden als regel terughoudend toegekend omdat er in deze fase geen overtolligheid dreigt.

Een voorbeeld van deze fase in rechterlijke organisatie is de toename in senioriteit die binnen de sector rechterlijke macht mogelijk is gemaakt. Rechterlijke ambtenaren die in aanmerking willen komen voor een seniorfunctie kunnen een beroep doen op de voorzieningen die in deze fase gelden, zoals een loopbaanscan of vergoeding van opleidingskosten.

In fase 2 is het noodzakelijk dat de organisatie en rechterlijke ambtenaren in beweging komen. Dit is gebaseerd op een visie op de gewenste of noodzakelijke ontwikkeling van de organisatie (de «houtskoolschets»), waaruit blijkt dat er één of meer functiegroepen zijn waarin krimp zal voorkomen die zonder maatregelen leidt tot overtolligheid, dan wel dat er sprake zal zijn van gedwongen standplaatswijzigingen. Hierbij zij opgemerkt dat voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren alleen kunnen worden herplaatst binnen hun eigen gerecht en op hun verzoek naar een ander gerecht.

De betrokken ondernemingsraad adviseert over de houtskoolschets en onderkent de noodzaak van de voorziene krimp dan wel standplaatswijzigingen. Overgang van de eerste naar de tweede fase vindt plaats op het moment dat het overleg over de houtskoolschets met de kenmerken van fase 2 in de sectorcommissie rechterlijke macht is gemeld. De betrokken ondernemingsraad en/of de NVvR kunnen ook zelf een initiatief nemen om te constateren dat fase 2 aan de orde is.

Op basis van de houtskoolschets kunnen groepen rechterlijke ambtenaren aangewezen worden waarbinnen boventalligheid of standplaatswijzigingen verwacht wordt. Aanwijzen van rechterlijke ambtenaren geschiedt door de functionele autoriteit per functie binnen één of meerdere organisatieonderdelen, na afronding van het overleg met de ondernemingsraad en gaat gepaard met een melding aan en indien gewenst overleg in het SORM. Als een groep wordt aangewezen, geldt de aanwijzing voor alle rechterlijke ambtenaren in die functie binnen dat organisatieonderdeel. De betrokken rechterlijke ambtenaren ontvangen in dat geval schriftelijk bericht dat zij een functie bekleden die is aangewezen omdat zonder maatregelen in die functie op termijn sprake kan zijn van overtolligheid of gedwongen standplaatswijziging. De betrokken rechterlijke ambtenaren kunnen vanaf het moment van deze kennisgeving gebruik maken van de voorzieningen die in dit besluit worden aangeduid als voor «aangewezen rechterlijke ambtenaren».

De inspanningen van de organisatie en de rechterlijke ambtenaren zijn er in fase 2 op gericht om overtolligheid in functiegroepen met krimp dan wel gedwongen standplaatswijzigingen – en daarmee het aanwijzen van herplaatsingskandidaten – zoveel als mogelijk te voorkomen.

In fase 3 wordt overgegaan tot het aanwijzen van herplaatsingskandidaten. Deze fase treedt in als het tijdens fase 2, binnen de daarvoor bepaalde tijd, niet mogelijk is gebleken om boventalligheid, gedwongen functiewijzigingen en/of gedwongen standplaatswijziging te voorkomen.

Op basis van de bestaande regels van de Wet op de ondernemingsraden, hoofdstuk 4A van het Brra, de Regeling procedure reorganisaties sector Rechterlijke Macht of de Regeling reorganisaties Rechterlijke Macht betreffende het openbaar ministerie worden de bestaande fricties tussen de bestaande en de gewenste organisatie en de daarbij behorende personeelsbezetting verholpen. Daarbij wordt vastgesteld waar nog boventalligheid voorkomt en welke rechterlijke ambtenaren als herplaatsingskandidaat moeten worden aangewezen. Op de herplaatsingskandidaten is het voor de derde fase beschreven beschreven pakket van toepassing. Dit is het zwaarste pakket van het sociaal flankerend beleid.

Op grond van artikel 36g van het Brra respectievelijk de Wet op de ondernemingsraden dient het vereiste overleg te worden gevoerd.

4. Duur van de herplaatsingsstatus

De standaard herplaatsingstermijn bedraagt 18 maanden, zie artikel 36k en 36l van het Brra. In de volgende twee situaties wordt op grond van artikel 27 van dit besluit deze termijn verlengd.

  • a. In geval een rechterlijk ambtenaar tijdens de herplaatsingsperiode tijdelijke werkzaamheden verricht wordt de herplaatsingstermijn automatisch verlengd. Herplaatsingskandidaten hebben onder het sociaal flankerend beleid, indien beschikbaar, recht op tijdelijk werk, zie artikel 17 van het besluit. De herplaatsingstermijn wordt dan automatisch verlengd met de duur van de werkzaamheden, rekening houdend met het aantal uren per week dat tijdelijk werk wordt verricht. Wanneer (bijvoorbeeld) tijdelijk werk wordt verricht voor de helft van het aantal aanstellingsuren, dan wordt de herplaatsingstermijn verlengd met de helft van de duur van die werkzaamheden. De maximale verlenging tengevolge van tijdelijk werk bedraagt 12 maanden.

  • b. Aan het eind van de herplaatsingstermijn is het nog niet gelukt om een passende functie aan te bieden. De automatische verlenging duurt zo lang als nodig om alsnog een passende functie aan te bieden, met een maximum van 12 maanden.

De totale verlenging van de termijn is begrensd op 12 maanden.

Volgtijdelijke verlenging op beide gronden met meer dan 12 maanden is niet mogelijk.

Gedurende de eerste zes maanden van de herplaatsingstermijn wordt gezocht naar een passende functie, waarbij voor niet voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren het begrip «passend» beperkter is dan in artikel 36c, eerste lid, onderdeel d, van het Brra is opgenomen. Passend gedurende de eerste zes maanden is de functie die niet meer dan één salariscategorie lager is gewaardeerd dan de eigen functie, waarbij een eventuele toename van reistijd voor woon-werkverkeer beperkt blijft tot 15 minuten, zie artikel 7 van dit besluit. Wat betreft het zoekbereik geldt dat een passende functie in beginsel binnen de sector rechterlijke macht kan worden gevonden. Buiten de sector rechterlijke macht kan dat alleen indien daarover met de herplaatsingskandidaat expliciet afspraken zijn gemaakt die zijn vastgelegd, bijvoorbeeld in het herplaatsingsplan.

Gedurende de herplaatsingstermijn wordt de voortgang iedere 6 maanden geëvalueerd. Naar aanleiding hiervan wordt het herplaatsingsplan zo nodig bijgesteld. Evaluatie vindt plaats door de herplaatsingskandidaat en de functionele autoriteit.

5. De voorzieningen

Om de personele gevolgen van de veranderingen in de organisatie in de verschillende fasen zo goed mogelijk te kunnen ondervangen is een pakket voorzieningen afgesproken. Gedeeltelijk betreft het, eventueel afhankelijk van de fase en de vraag of het een voor het leven benoemde dan wel niet voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaar betreft, dwingendrechtelijke- en facultatieve voorzieningen.

De afspraken met betrekking tot de ondersteuning van tijdelijke medewerkers, telewerken en de werktijdenregeling en deeltijdwerken behoeven geen nadere regelgeving, omdat de standaardbepalingen met betrekking tot deze onderwerpen voldoende grondslag bieden.

Met betrekking tot de voorziening over de mogelijkheid tot telewerken (voorziening 19) is afgesproken dat indien de reistijd woon-werkverkeer zodanig lang wordt dat daardoor een normale uitoefening van de functie wordt belemmerd, de functionele autoriteit in overleg met de betrokken rechterlijk ambtenaar telewerken kan toestaan. Daarbij is onder andere de Raamregeling Telewerken van overeenkomstige toepassing. Op grond hiervan kunnen aan de rechterlijk ambtenaar voorzieningen ter beschikking worden gesteld of vergoed, zoals een computer en bijbehorende apparatuur, communicatiemiddelen en vergoeding van de kosten van inrichting van een werkplek thuis. Ook in andere gevallen waarin telewerken een toename van reistijd kan beperken kan toestemming verleend worden om een deel van de werkzaamheden via telewerken te verrichten.

Met betrekking tot de voorziening Werktijdenregeling en deeltijdwerken (voorziening 20) geldt dat in gevallen waarin dat de nadelige gevolgen van een toename van reistijd kan beperken, in overleg tussen de functionele autoriteit en de rechterlijk ambtenaar een passende werktijdenregeling overeengekomen zal worden, voor zover de aard en organisatie van het werk dat toelaat.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1 Definities

Artikel 1, eerste lid, bevat een definitiebepaling waarin enkele veel voorkomende begrippen in dit besluit worden gedefinieerd. Wat terminologie betreft wordt grotendeels verwezen naar hoofdstuk 4a (Rechten en verplichtingen bij reorganisaties) van het Brra. Het besluit is niet van toepassing op de plaatsvervangers, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Wrra, die niet zijn aangewezen om tijdelijk een volledige of tijdelijke taak te vervullen en de rechterlijke ambtenaren in opleiding. Net als in hoofdstuk 4a van het Brra zijn in artikel 1, tweede lid, van dit besluit de rechterlijke ambtenaren, werkzaam bij de Hoge Raad en het parket bij de Hoge Raad van de werkingssfeer van dit besluit uitgezonderd.

Artikel 2 Bevoegdheden

Uitgangspunt bij de toedeling van bevoegdheden is dat degene die verantwoordelijk is voor het budget bevoegd is tot het nemen van rechtspositionele beslissingen die voor dat budget consequenties hebben («wie betaalt, bepaalt»). In het licht hiervan zijn de bevoegdheden in het kader van sociaal flankerend beleid in dit besluit, evenals in hoofdstuk 4a van het Brra, zie artikel 36f, ten aanzien van de rechterlijke ambtenaren werkzaam bij een parket aan de Minister van Veiligheid en Justitie en ten aanzien van de rechterlijke ambtenaren werkzaam bij een gerecht aan het gerechtsbestuur toegekend. Op grond van artikel 2, derde lid, worden de in het tweede lid toegekende bevoegdheden ten aanzien van de bij een parket werkzame rechterlijke ambtenaren, tenzij anders is aangegeven, niet uitgeoefend dan nadat advies is ingewonnen bij de functionele autoriteit. Anders dan voor de rechterlijke ambtenaren werkzaam bij een gerecht (waar het gerechtsbestuur tevens de functionele autoriteit is) liggen de bevoegdheden binnen het openbaar ministerie niet in één hand, aangezien de Minister van Veiligheid en Justitie daar niet tevens de functionele autoriteit is. Om de functionele autoriteit in verband met de dienstbelang-toets toch een rol te geven in de besluitvorming is een adviesrol opgenomen voor de functionele autoriteit in artikel 2, derde lid.

Artikel 3 Loopbaangesprek

De eerste voorziening uit het Tijdelijk sociaal flankerend beleid sector rechterlijke macht 2008–2012 behelst voor de niet voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaar die aangewezen rechterlijk ambtenaar of herplaatsingskandidaat is geworden het recht op ten minste eenmaal per jaar een loopbaangesprek over de werkzaamheden met de functionele autoriteit. Artikel 37 Brra schrijft reeds voor dat regelmatig aandacht wordt besteed aan de wijze van functievervulling van de niet voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren. In aanvulling op deze regeling wordt in artikel 3 van dit besluit bepaald dat de niet voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar die aangewezen rechterlijk ambtenaar of herplaatsingskandidaat is geworden, ten minste een maal per jaar recht heeft op een gesprek over de werkzaamheden, de persoonlijke ontwikkeling en de ontwikkeling van de loopbaan. Dit gesprek omvat mede onderwerpen als mobiliteit, flexibiliteit en loopbaanperspectief. Op basis van dit gesprek worden loopbaanafspraken vastgelegd. Deze vastlegging is mede van belang in relatie tot voorziening 4 (artikel 6) en de vergoeding van opleidingskosten en studietijd.

In het geval van niet voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren, niet zijnde een aangewezen rechterlijk ambtenaar of herplaatsingskandidaat, wordt aangesloten bij de reguliere functioneringsgesprekken bedoeld in artikel 37 van het Brra.

Hoewel deze voorziening met name bedoeld is voor de niet voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren, kunnen de hier genoemde elementen in een het evaluatiegesprek met de voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaar aan de orde komen.

Artikel 4 Trajectbegeleiding

In artikel 4 wordt uitvoering gegeven aan voorziening 2 uit het Tijdelijk sociaal flankerend beleid sector rechterlijke macht 2008–2012. Deze voorziening houdt in dat de functionele autoriteit zorg draagt voor het aanbieden van ondersteuning aan de aangewezen rechterlijk ambtenaar en de herplaatsingskandidaat bij de invulling en uitvoering van een begeleidingstraject van werk naar werk. Hiermee creëert de functionele autoriteit de voorwaarden die nodig zijn om de plaatsingsmogelijkheden binnen de sector rechterlijke macht en eventueel daarbuiten optimaal te benutten.

In fase 2 wordt door de functionele autoriteit en de aangewezen rechterlijk ambtenaar gezamenlijk een mobiliteitsplan opgesteld. In geval een mobiliteitsplan (mede) gericht is op externe mobiliteit, kan ook ondersteuning worden gegeven in de vorm van outplacement.

In fase 3 wordt door de functionele autoriteit in samenspraak met de herplaatsingskandidaat een herplaatsingsplan opgesteld. Indien binnen een redelijke termijn geen overeenstemming bereikt kan worden over de inhoud van het plan, stelt de functionele autoriteit het plan eenzijdig vast. De rechterlijk ambtenaar krijgt in dat geval de gelegenheid zijn eigen visie apart in het plan te vermelden. In het plan wordt de uitkomst van de loopbaanscan betrokken, als de rechterlijk ambtenaar deze beschikbaar stelt, en worden loopbaanplan en eventueel bestaande loopbaanafspraken betrokken.

De functionele autoriteit kan besluiten de ondersteuning in dit artikel ook aan andere rechterlijke ambtenaren aan te bieden dan aangewezen rechterlijk ambtenaren of herplaatsingskandidaten.

Artikel 5 Loopbaanscan

Tijdens het Tijdelijk sociaal flankerend beleid sector rechterlijke macht 2008–2012 heeft iedere rechterlijk ambtenaar het recht om ten minste één vertrouwelijke loopbaanscan te doen. Bij een vertrouwelijke loopbaanscan wordt door een externe deskundige een advies opgesteld op basis van een gesprek met de rechterlijk ambtenaar. Wanneer een rechterlijk ambtenaar een aangewezen rechterlijk ambtenaar of herplaatsingskandidaat is geworden, ontstaat voor beide aanwijzingen tezamen eenmaal het recht op een extra loopbaanscan. Artikel 5 strekt ertoe dit vast te leggen in regelgeving.

Artikel 6 Opleidingskosten en studietijd

Artikel 6 van dit besluit regelt in aanvulling op artikel 36q van het Brra de vergoeding van opleidingskosten en toekenning van scholingsverlof. De rechterlijke ambtenaren in fase 1 hebben aanspraak op de volledige vergoeding van opleidingskosten en toekenning van 50% van het scholingsverlof indien de inspanningen aantoonbaar bijdragen aan het realiseren van tussen functionele autoriteit en rechterlijk ambtenaar vastgelegde loopbaanafspraken. De aangewezen rechterlijke ambtenaren en herplaatsingskandidaten hebben aanspraak op de volledige vergoeding van opleidingskosten en toekenning van volledig scholingsverlof indien de inspanningen aantoonbaar bijdragen aan (her)plaatsingsmogelijkheden, zowel binnen de sector rechterlijke macht als daarbuiten, of aan het realiseren van vastgelegde loopbaanafspraken. Bij het toekennen van het studieverlof wordt de maximale omvang en duur van het verlof tegelijk met de toekenning vastgesteld.

Artikel 7 Aanbieden functie

In het Brra is in artikel 36k (voor de niet voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar) en artikel 36l (voor de voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar) vastgelegd dat de functionele autoriteit verplicht is de herplaatsingskandidaat binnen de herplaatsingstermijn ten minste één passende functie aan te bieden. In afwijking van artikel 36k van het Brra is in artikel 7 van dit besluit vastgelegd dat gedurende de eerste zes maanden als passende functie slechts kan worden aangemerkt een functie die maximaal één salariscategorie lager is gewaardeerd dan de laatstelijk vervulde functie en waarbij de eventuele toename van de reistijd van woon-werkverkeer (enkele reistijd) beperkt blijft tot maximaal 15 minuten. De reistijd dient te worden berekend met de ANWB-routeplanner, uitgaande van de route met de minste reistijd. Eventuele functies die buiten deze omschrijving vallen kunnen door de herplaatsingskandidaat worden geweigerd. Gedurende de resterende herplaatsingstermijn geldt het ruimere begrip «passend», uit de bestaande regelgeving. Voor de bepaling of aan het eind van de herplaatsingstermijn aan de zware inspanningsverplichting is voldaan om de herplaatsingskandidaat ten minste één passende functie aan te bieden, telt een eventueel aanbod dat in de eerste zes maanden buiten de beperkte omschrijving valt, derhalve niet mee.

Artikel 8 Voorrangsrecht

Bij de vervulling van vacatures binnen het openbaar ministerie of het eigen gerecht hebben aangewezen rechterlijke ambtenaren en herplaatsingskandidaten een voorrangspositie op andere kandidaten. Binnen de groep voorrangsgerechtigden wordt geen onderscheid gemaakt tussen aangewezen rechterlijke ambtenaren of herplaatsingskandidaten.

Artikel 9 Behoud salarisschaal bij vrijwillige plaatsing in lagere functie

In artikel 36n van het Brra is geregeld dat bij een gedwongen herplaatsing van een niet voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar in een functie waaraan een lager salaris is verbonden dan zijn oorspronkelijke functie, deze rechterlijk ambtenaar zijn salaris behoudt. In aanvulling hierop is in artikel 9 geregeld dat indien de aangewezen rechterlijk ambtenaar of de herplaatsingskandidaat op eigen verzoek kiest voor een lager gewaardeerde passende functie, ook in die situatie gedurende de periode waarin hij die andere functie vervult recht bestaat op het behoud van zijn oorspronkelijke salaris. Hierbij is artikel 6 van het Brra, dat op verzoek verplicht tot het toepassen van een korting op het salaris bij vrijwillige demotie van rechterlijke ambtenaren van 57 jaar en ouder, buiten toepassing verklaard.

Artikel 10 Plaatsing eigen schaal

Dit artikel bevat in het eerste lid een aanvulling op de voorziening die wordt geboden in artikel 36n van het Brra, dat erin voorziet dat een rechterlijk ambtenaar die niet op eigen verzoek wordt geplaatst op een lager gewaardeerde functie, de voor hem geldende salariscategorie behoudt. De aanvulling uit artikel 10 bestaat eruit dat Onze Minister of het gerechtsbestuur zich dient in te spannen om die rechterlijk ambtenaar in aanmerking te laten komen voor een vacature op het oorspronkelijke salarisniveau, wanneer gebleken is dat daarvoor geen kandidaat met het voorrangsrecht van artikel 8 beschikbaar is.

Herplaatsingskandidaten die niet op eigen verzoek zijn geplaatst in een lager gewaardeerde functie, hebben op grond van het tweede lid bovendien gedurende twee jaar recht op toepassing van de voor hen geldende voorzieningen uit het Tijdelijk sociaal flankerend beleid sector rechterlijke macht 2008–2012 indien die toepassingen leiden tot plaatsing in een functie die gewaardeerd is naar de oorspronkelijke salariscategorie.

Artikel 11 Verhuiskostenvergoeding en voldoen aan verhuisplicht

In het eerste lid van artikel 11 is de verhuiskostenvergoeding geregeld (voorziening 9).

Indien door een aangewezen rechterlijk ambtenaar of herplaatsingskandidaat binnen twee jaar na plaatsing aan een verhuisplicht wordt voldaan, of zonder verhuisplicht wordt verhuisd van meer dan 50 kilometer van de plaats van tewerkstelling naar minder dan 25 kilometer van de standplaats, heeft hij op grond van het eerste lid recht op een vergoeding bij of krachtens artikel 8 van het Verplaatsingskostenbesluit 1989. Deze verhuiskostenvergoeding bestaat uit een bedrag voor dubbele woonlasten, vergoeding van werkelijke transportkosten, en een vergoeding voor herinrichtingskosten tot een maximum van € 5.445. Het bedrag voor herinrichtingskosten wijkt mitsdien af van het bedrag genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van het Verplaatsingskostenbesluit 1989. Het afwijkende, iets hogere, bedrag wordt gedurende de looptijd van dit Tijdelijk besluit sociaal flankerend beleid sector rechterlijke macht 2008–2012 jaarlijks geïndexeerd en in een ministeriële regeling vastgelegd.

In het tweede lid van dit artikel is de eenmalige vergoeding bij het voldoen aan de verhuisplicht opgenomen (voorziening 10). Bij verhuizing in opdracht na plaatsing of herplaatsing in een passende functie bedraagt de eenmalige verhuiskostenvergoeding, in afwijking van artikel 36r, eerste lid, van het Brra, op grond van het tweede lid een ander bedrag. Dit bedrag is voor het jaar 2008 € 13.025,31 bruto en wordt jaarlijks geïndexeerd. Genoemd bedrag, alsmede de jaarlijkse indexatie, wordt in een ministeriele regeling vastgelegd.

De voorzieningen 9 en 10, zoals vastgelegd in dit artikel, vormen een recht voor aangewezen rechterlijke ambtenaren en herplaatsingskandidaten en kunnen ingevolge het derde lid tevens van toepassing worden verklaard op andere rechterlijke ambtenaren dan aangewezen rechterlijke ambtenaren en herplaatsingskandidaten.

Artikel 12 Vergoeding pensionkosten

De aangewezen rechterlijk ambtenaar of herplaatsingskandidaat die is verplaatst en die opdracht heeft gekregen om te verhuizen naar of naar de nabijheid van de nieuwe standplaats, heeft gedurende de periode dat hij daarin, ondanks pogingen daartoe, niet slaagt, op grond van het eerste lid gedurende twee jaar aanspraak op de volledige vergoeding van de door de functionele autoriteit redelijk geachte pensionkosten. Dit is een aanvulling op de artikelen 12ba en 12bb van de Verplaatsingskostenregeling 1989 en de artikelen 14 en 15 van de Verplaatsingskostenregeling 1989, die aanspraak geven op een gedeeltelijke vergoeding van pensionkosten, en in beginsel voor de periode van zes maanden.

Ingevolge het tweede lid kan het recht op vergoeding van pensionkosten tevens van toepassing worden verklaard op andere rechterlijke ambtenaren dan aangewezen ambtenaren en herplaatsingskandidaten.

Artikel 13 Reistijd

In dit artikel wordt voorziening 12 van het Tijdelijk sociaal flankerend beleid sector rechterlijke macht 2008–2012 opgenomen, die inhoudt dat wanneer na een wijziging van de plaats van tewerkstelling de reistijd voor woon-werkverkeer met meer dan 15 minuten per enkele reis toeneemt, deze extra reistijd – voor zover boven de 15 minuten – gedurende vijf jaar geheel of gedeeltelijk wordt aangemerkt als werktijd. In het tweede lid is opgenomen dat de tegemoetkoming wordt toegekend voor de duur van vijf jaren en in die tijd afbouwt. De gecompenseerde werktijd bedraagt jaarlijks respectievelijk 100%, 100%, 75%, 50% en 25% van de extra reistijd.

In het derde lid is vastgelegd dat indien binnen twee jaar na de wijziging van de plaats van tewerkstelling wederom een wijziging van de plaats van tewerkstelling plaatsvindt, voor de berekening van de eventuele extra reistijd woon-werkverkeer wordt uitgegaan van de oorspronkelijke reistijd (vóór de eerste wijziging).

In het vierde lid is opgenomen dat wanneer de toename in reistijd na de tweede wijziging van de plaats van tewerkstelling meer dan 15 minuten bedraagt, een nieuwe afbouwperiode start voor de gehele als extra aan te merken reistijd, met als berekeningsgrondslag de afstand vanaf de oorspronkelijke standplaats. Wanneer de toename in reistijd na de tweede wijziging van de plaats van tewerkstelling 15 minuten of minder bedraagt, wordt de als extra reistijd aan te merken tijd verhoogd met als berekeningsgrondslag de oorspronkelijke standplaats, maar alleen voor de duur van de resterende afbouwperiode. Voorts is in het vijfde lid vastgelegd dat wanneer de drempel van 15 minuten pas na de tweede wijziging van plaats van tewerkstelling wordt overschreden, de datum van de tweede toename van reistijd geldt als begindatum van de toekenning van deze voorziening.

In het zesde lid is opgenomen dat voor de bepaling van de route wordt uitgegaan van de feitelijk gebruikte methode van vervoer in de oude en de nieuwe situatie. De bepaling van de afstand wordt door de functionele autoriteit berekend met behulp van de ANWB-routeplanner in beginsel uitgaand van de route met de minste reistijd. Hierbij wordt in beginsel uitgegaan van het door de rechterlijk ambtenaar feitelijk gebruikte vervoermiddel. Dat kan derhalve in de nieuwe situatie een ander zijn dan dat in de oude situatie.

Tot slot is in het zevende lid opgenomen dat het recht om extra reistijd aan te merken als werktijd tevens van toepassing kan worden verklaard op andere rechterlijke ambtenaren dan aangewezen ambtenaren en herplaatsingskandidaten.

Artikel 14 Tegemoetkoming extra reiskosten

Voorziening 13 uit het Tijdelijk sociaal flankerend beleid sector rechterlijke macht 2008–2012 vormt een aanvulling op artikel 12b1, derde lid, van het Verplaatsingskostenbesluit 1989 voor de aangewezen rechterlijk ambtenaar en de herplaatsingskandidaat. In het eerste lid van artikel 14 is opgenomen dat gedurende de looptijd van het Tijdelijk sociaal flankerend beleid sector rechterlijke macht 2008–2012 de tegemoetkoming in extra reiskosten niet vier, maar vijf jaar geldt waarbij deze eveneens wordt afgebouwd. In het eerste en tweede jaar bedraagt de tegemoetkoming 100%, en in het derde, vierde en vijfde jaar respectievelijk 75%, 50% en 25%. Tot slot is in het tweede lid opgenomen dat het recht om extra reistijd aan te merken als werktijd tevens van toepassing kan worden verklaard op andere rechterlijke ambtenaren dan aangewezen ambtenaren en herplaatsingskandidaten.

Artikel 15 Proportionele diensttijdgratificatie

In artikel 15 is geregeld dat de rechterlijk ambtenaar met een diensttijd van 10 jaar of meer, aan wie ontslag wordt verleend op eigen verzoek, recht heeft op diensttijdgratificatie. Dit geldt alleen indien er sprake is van een diensttijd van tien jaar of meer, en indien de rechterlijk ambtenaar de diensttijdgratificatie ook bij een nieuwe werkgever misloopt.

Artikel 16 Bovenwettelijke uitkering

Artikel 16 behelst een aanvulling op artikel 36v van het Brra. Op grond van artikel 36v van het Brra heeft de voormalig herplaatsingskandidaat aan wie ontslag op eigen verzoek is verleend in verband met de aanvaarding van een functie elders dan bij een parket of gerecht, of anderszins buiten het gezagsbereik van Onze Minister, aanspraak op een uitkering overeenkomstig het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rechterlijke Macht indien hij binnen twee jaar na aanvaardig van die functie buiten zijn schuld of toedoen wordt ontslagen. Ingevolge artikel 16 kan deze aanspraak van overeenkomstige toepassing worden verklaard op andere rechterlijke ambtenaren dan herplaatsingskandidaten.

Artikel 17 Tijdelijk werk

In aanvulling op de mogelijkheid die artikel 38a, Brra, aan de functionele autoriteit biedt om een niet voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar tijdelijk andere werkzaamheden op te dragen, regelt artikel 17, eerste lid, het recht voor de aangewezen rechterlijk ambtenaar en de herplaatsingskandidaat om op eigen verzoek tijdelijk te worden gedetacheerd of stage te lopen voor een periode van maximaal drie maanden. Voorwaarden zijn daarbij dat dit bijdraagt aan de (her)plaatsingsmogelijkheden of aan het realiseren van gemaakte loopbaanafspraken, de organisatie van het werk het toelaat en er een geschikte plek beschikbaar is. Deze mogelijkheid kan op grond van het tweede lid van overeenkomstige toepassing worden verklaard op overige rechterlijke ambtenaren dan aangewezen ambtenaren of herplaatsingskandidaten.

Artikel 18 Vrijstelling terugbetaling

Artikel 18, eerste lid, biedt aangewezen rechterlijke ambtenaren en herplaatsingskandidaten het recht op ontheffing van de verplichting tot terugbetaling van de bezoldiging over de genoten uren ouderschapsverlof (artikel 33n, achtste lid, van de Brra), studiekostenvergoeding (artikel 36q, vierde lid, van het Brra) en verhuiskostenvergoeding (artikel 3, vijfde lid, van het Verplaatsingskostenbesluit 1989).

In geval van toepassing van de disciplinaire maatregel van ontslag of bij weigering van een passende functie blijven de genoemde terugbetalingsverplichtingen echter in stand. Het derde lid geeft aan dat ten aanzien van de verhuis- en studiekostenvergoeding evenals het ouderschapsverlof eveneens de bevoegdheid bestaat om aan andere rechterlijke ambtenaren dan herplaatsingskandidaten en aangewezen rechterlijke ambtenaren ontheffing te verlenen van terugbetalingsverplichting.

Artikel 19 Aanvulling inkomen en afkoop

Dit artikel vormt een uitbreiding en nadere uitwerking van artikel 36t van het Brra.

In artikel 36t, eerste lid, van het Brra, wordt voorzien in een aanspraak op aanvulling op het inkomen voor herplaatsingskandidaten aan wie ontslag op eigen verzoek is verleend wegens de aanvaarding van een functie buiten de sector rechterlijke macht, of de aanvaarding van een functie buiten het gezagsbereik van de minister van Veiligheid en Justitie, indien het in de nieuwe functie genoten volledige inkomen, inclusief alle componenten, lager is dan het inkomen (salaris, vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering, en eventuele toelagen en toeslagen) in de oorspronkelijke functie. In het onderhavige artikel is de functionele autoriteit verplicht de voorziening toe te kennen op aanvraag van de herplaatsingskandidaat.

In het tweede lid is vastgelegd dat de aanvulling in het eerste jaar 100% bedraagt van het verschil tussen het oude en het nieuwe inkomen, tot een maximum van 30% van het oude inkomen (salaris, vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering, en eventuele toelagen en toeslagen), en het tweede, derde, vierde en vijfde jaar respectievelijk 80%, 60%, 40% en 20%. De hoogte wordt gerelateerd aan arbeidsduur.

Het recht op de aanvulling komt tot uitbetaling zolang het nieuwe inkomen minder bedraagt dan het oude inkomen, de arbeidsduur daarbij in aanmerking nemend, voor ten hoogste vijf jaar. De aanvulling kan slechts worden toegekend indien de gewezen rechterlijk ambtenaar jaarlijks een inkomensverklaring overlegt. De hoogte van de aanvulling wordt jaarlijks herzien aan de hand van de wijziging van het inkomen en de bijkomende componenten in de nieuwe functie. Het oude inkomen wordt eenmalig vastgesteld.

In het vierde lid is opgenomen dat geen recht op suppletie bestaat indien aanspraak wordt gemaakt op een stimuleringspremie. Voorts is in het vijfde lid voorzien in een afkoopmogelijkheid.

Anders dan de voorziening in artikel 36t, eerste lid, Brra, kan overeenkomstig het zesde lid de aanvulling op het inkomen tevens worden toegekend aan aangewezen rechterlijke ambtenaren.

Artikel 20 Stimuleringspremie

Artikel 36s, Brra, bevat de mogelijkheid om een herplaatsingskandidaat een stimuleringspremie in het vooruitzicht te stellen van maximaal drie maandsalarissen indien hem binnen 18 maanden na aanwijzing als herplaatsingskandidaat ontslag op eigen verzoek wordt verleend. Artikel 20 strekt ertoe te bewerkstelligen dat gedurende de looptijd van het Tijdelijk sociaal flankerend beleid sector rechterlijke macht 2008–2012 wordt voorzien in een gunstiger variant op die voorziening. Daarbij geldt dat de voorziening ten aanzien van herplaatsingskandidaten geen mogelijkheid is, maar een recht. De voorziening kan op grond van het vierde lid van overeenkomstige toepassing worden verklaard ten aanzien van aangewezen rechterlijk ambtenaren. De premie bedraagt minimaal drie en maximaal twaalf maandsalarissen, afhankelijk van het aantal dienstjaren en van het aantal maanden dat de herplaatsingstermijn is verstreken. Voor aangewezen rechterlijke ambtenaren is geen minimum bepaald.

In het derde lid is opgenomen dat de stimuleringspremie op grond van artikel 36v, van het Brra, op de bovenwettelijke WW-uitkering in mindering wordt gebracht.

Geen recht op premie bestaat indien aanspraak wordt gemaakt op de (afkoop)aanvulling ingevolge artikel 19 of aanspraak is gemaakt op de terugkeergarantie van artikel 22. Voorts bestaat geen recht op de premie indien het ontslag is verleend met het oog op een uitkering op grond van de regeling van flexibel pensioen en uittreden (FPU-ontslag). In het belang van de dienst kan de functionele autoriteit ook in het geval van FPU-ontslag de stimuleringspremie toekennen.

Artikel 21 Bijdrage pensioenopbouw

De functionele autoriteit kan op grond van het eerste lid besluiten aan de herplaatsingskandidaat die op eigen verzoek wordt ontslagen vanwege de aanvaarding van een baan bij een werkgever die niet is aangesloten bij het ABP, op diens aanvraag een bijdrage toe te kennen voor het in de toekomst op te bouwen pensioen. Het besluit om een bijdrage al dan niet toe te kennen wordt genomen in afweging tussen de plaatsingsmogelijkheden binnen het parket of gerecht of anderszins binnen het gezagsbereik van Onze Minister gedurende de herplaatsingstermijn, de kosten van een beroep op een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) en bovenwettelijke WW, de hoogte van de gevraagde bijdrage en de kosten van andere voorzieningen van het Tijdelijk sociaal flankerend beleid sector rechterlijke macht 2008–2012 die in verband met het vertrek worden ingezet.

In het tweede lid is vastgelegd dat betaling rechtstreeks plaatsvindt aan een pensioenfonds of verzekeringsmaatschappij (bijvoorbeeld middels een storting in een koopsompolis of stamrechtverzekering) en wel nadat de termijnen voor de terugkeergarantie (zie artikel 22 of artikel 36v, van het Brra) zijn verstreken.

Artikel 22 Terugkeergarantie

Aan de aangewezen rechterlijk ambtenaar aan wie op zijn verzoek ontslag is verleend in verband met het aanvaarden van een functie elders dan bij een parket of gerecht, of de aanvaarding van een functie buiten het gezagsbereik van Onze Minister, kan op zijn verzoek worden toegezegd dat, bij ontslag uit die functie aantoonbaar buiten zijn schuld of toedoen tijdens de eerste zes maanden van uitoefening, het recht op voordracht tot een hernieuwde benoeming wordt geboden met een salaris overeenkomstig het salaris bij vertrek. De herplaatsingskandidaat heeft – indien hij dit aanvraagt – recht op die garantie. De overige arbeidsvoorwaarden kunnen afwijken van de situatie voorafgaand aan het vertrek.

In het tweede lid is vastgelegd dat van deze mogelijkheid geen gebruik kan worden gemaakt wanneer bij vertrek een stimuleringspremie is toegekend of wanneer een aanvulling op het inkomen is afgekocht.

Bij terugkeer krijgt de rechterlijk ambtenaar (opnieuw) de status van herplaatsingskandidaat voor de duur van de nog niet verstreken herplaatsingstermijn. De minimale nieuwe herplaatsingstermijn bedraagt daarbij drie maanden. Indien de rechterlijk ambtenaar alleen aangewezen rechterlijk ambtenaar is geweest vindt derhalve geen aftrek plaats.

Artikel 23 Verlof eigen bedrijf

Bij ontslag op eigen verzoek van een herplaatsingskandidaat wegens het starten van een eigen bedrijf, blijft het dienstverband op verzoek van de herplaatsingskandidaat drie maanden langer in stand. Gedurende drie maanden krijgt de rechterlijk ambtenaar buitengewoon verlof (betaald) en mag hij zijn tijd geheel of gedeeltelijk besteden aan de feitelijke start van bedrijfsactiviteiten. In plaats daarvan kan een premie worden toegekend ter grootte van drie maal het maandelijkse salaris. De start van de bedrijfsactiviteiten moeten daarvoor genoegzaam vaststaan. Door de in het derde lid opgenomen voorwaarde wordt dit gegarandeerd.

De voorzieningen kunnen op grond van het vierde lid van overeenkomstige toepassing worden verklaard op aangewezen rechterlijke ambtenaren.

Artikel 24 Extra mogelijkheid aanwijzing herplaatsingskandidaat

Dit artikel bevat een aanvullende voorziening ten opzichte van artikel 36aa, tweede lid, van het Brra. Daarin wordt bepaald dat aan een rechterlijk ambtenaar die in het kader van een reorganisatie is herplaatst, alsnog een reorganisatieontslag kan worden verleend indien binnen een periode van een jaar blijkt dat de functie niet passend is en het niet mogelijk is om de rechterlijk ambtenaar binnen een redelijke termijn in een passende functie te plaatsen.

Indien binnen een jaar na herplaatsing blijkt dat de nieuwe functie toch niet passend is, kan de rechterlijk ambtenaar op grond van het eerste lid één keer opnieuw worden aangewezen als herplaatsingskandidaat. De eventuele periode die is doorgebracht als herplaatsingskandidaat, wordt in mindering gebracht op de herplaatsingstermijn. Een eventueel recht op automatische verlenging van de herplaatsingsstatus opgebouwd tijdens de eerste periode werkt daarbij door in de tweede periode. De redelijke termijn, bedoeld in artikel 36aa van het Brra loopt af nadat de nieuwe herplaatsingstermijn is verstreken.

Artikel 25 Toepassingen voorzieningen bij niet passendheid functie

In dit artikel is geregeld dat voor voormalige aangewezen rechterlijke ambtenaren geldt dat indien binnen een jaar na plaatsing blijkt dat een functie niet passend is naar het oordeel van de (nieuwe) functionele autoriteit, de rechterlijk ambtenaar recht heeft op toepassing van de voorzieningen uit dit besluit, bestemd voor aangewezen rechterlijke ambtenaren.

Artikel 26 Aanbieden faciliteiten in verband met mobiliteit

De functionele autoriteit heeft op grond van artikel 46 van de Wrra, de mogelijkheid naar billijkheid een schadeloosstelling, een vergoeding van kosten of overigens een geldelijke tegemoetkoming te verlenen aan rechterlijke ambtenaren. Dit artikel biedt ook een grondslag voor vergoeding van kosten die samenhangen met mobiliteit. Genoemd artikel biedt nu al een mogelijkheid om in individuele gevallen een compensatie toe te kennen voor bijzondere kosten in relatie tot mobiliteit of te ondersteunen bij mobiliteitsbelemmerende factoren in de privé-sfeer, zoals ondersteuning van een partner bij het vinden van ander werk of emotionele begeleiding.

Artikel 26 biedt daarnaast de mogelijkheden om ook andere – niet geldelijke – voorzieningen op dit gebied te faciliteren. De combinatie van beide artikelen maakt het voor het bevoegd gezag tevens mogelijk mobiliteitsondersteuning bij het zoeken naar een nieuwe baan te bieden aan medewerkers met een tijdelijke aanstelling.

Artikel 27 Verlenging herplaatsingstermijn

De standaard herplaatsingstermijn bedraagt achttien maanden op grond van de artikelen 36k (de niet voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren) en 36l (de voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren) van het Brra. Naast de mogelijkheid om in de fase voorafgaand aan de aanwijziging als herplaatsingskandidaat gebruik te maken van diverse voorzieningen, kent het Tijdelijk besluit sociaal flankerend beleid sector rechterlijke macht 2008–2012 in twee situaties een automatische verlenging van de herplaatsingstermijn.

In de eerste plaats in het geval dat een rechterlijk ambtenaar tijdens de herplaatsingstermijn tijdelijke werkzaamheden verricht. De herplaatsingstermijn wordt in dat geval verlengd met de duur van de werkzaamheden, rekening houdend met het aantal uur per week dat tijdelijke werkzaamheden worden verricht, in verhouding tot het aantal aanstellingsuren. De maximale verlenging bedraagt twaalf maanden.

In de tweede plaats vindt automatische verlenging plaats aan het eind van de herplaatsingstermijn indien het dan nog niet is gelukt de herplaatsingskandidaat een passende functie aan de bieden. De automatische verlenging geldt voor zoals als het nodig is om alsnog een passende functie aan te bieden met een maximum van twaalf maanden.

De totale maximale verlenging is eveneens begrensd op twaalf maanden. Volgtijdelijke verlenging met toepassing van beide gronden voor meer dan twaalf maanden is dan ook niet mogelijk.

Bij herplaatsingskandidaten die als zodanig zijn aangewezen vóór 1 januari 2008 wordt een eventuele eerdere verlenging van de herplaatsingstermijn in mindering gebracht op de termijn voor de maximale verlenging. In bijzondere gevallen kan een verlenging van de herplaatsingstermijn voor deze groep worden geweigerd. Gedacht kan worden aan gevallen waarin van tevoren duidelijk is dat herplaatsing onmogelijk is. Indien herplaatsingskandidaten die in aanmerking zouden kunnen komen voor een extra verlenging reeds zijn ontslagen voor de inwerkingtreding van dit besluit, kan de functionele autoriteit met toepassing van artikel 29 een bijzondere voorziening treffen.

Artikel 28 Remplaçantenregeling

Voorzieningen ten behoeve van aangewezen rechterlijke ambtenaren en herplaatsingskandidaten op grond van dit besluit kunnen ook worden toegekend aan andere rechterlijke ambtenaren, die niet behoren tot één van die groepen, voor zover daarmee de plaatsing of herplaatsing van een aangewezen rechterlijk ambtenaar of herplaatsingskandidaat wordt gerealiseerd. Zo kan de stimuleringspremie, bedoeld in artikel 20, die normaliter alleen aan aangewezen rechterlijke ambtenaren en herplaatsingskandidaten kan worden toegekend, in het hiervoor genoemde geval ook aan andere rechterlijke ambtenaren worden toegekend.

Artikel 29 Hardheidsclausule

In voorkomende individuele gevallen waarin toepassing van de voorzieningen uit het Tijdelijk sociaal flankerend beleid sector rechterlijke macht 2008–2012 tot evident onbillijke uitkomsten leidt, kan de functionele autoriteit besluiten de artikelen buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken.

Artikel 30 Regeling bij samenloop

Het beleid, in het Tijdelijk sociaal flankerend beleid sector rechterlijke macht 2008–2012 omschreven als voor herplaatsingskandidaten, is ook van toepassing op alle rechterlijke ambtenaren, werkzaam binnen de sector rechterlijke macht, die op grond van artikel 36h van het Brra vóór 1 januari 2008 zijn aangewezen als herplaatsingskandidaat. Indien vóór 1 januari 2008 in het SORM een voorziening is overeengekomen die voor een rechterlijk ambtenaar gunstiger is dan een soortgelijke voorziening in dit besluit, dan treedt eerstgenoemd voorziening op verzoek van de betrokken rechterlijk ambtenaar in de plaats van die in dit besluit. Hierbij zij opgemerkt dat het moet gaan om de betreffende voorziening in zijn geheel. Het is dus niet toegestaan om één element te betrekken uit het Tijdelijk sociaal flankerend beleid sector rechterlijke macht 2008–2012 en een element van een andere voorziening over hetzelfde onderwerp.

Artikel 32 Werkingsduur

Conform de afspraken gemaakt over het Tijdelijk sociaal flankerend beleid sector rechterlijke macht 2008–2012, gelden de tijdelijke voorzieningen voor de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011. Met het oog hierop is in artikel 32, eerste lid, terugwerkende kracht verleend aan dit besluit tot en met 1 januari 2008, en is in het tweede lid een vervaldatum opgenomen.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven