Besluit van 27 juni 2011, houdende wijziging van het Pachtprijzenbesluit 2007 en het Uitvoeringsbesluit pacht

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 24 maart 2011, nr. 190897, Directie Juridische Zaken;

Gelet op artikel 327, eerste lid, van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 16 van de Uitvoeringswet grondkamers;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 mei 2011, nr. W15.11.0106/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 23 juni 2011 nr. 215152, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Pachtprijzenbesluit 2007 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt «Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt «tweejaarlijkse» vervangen door: jaarlijkse.

2. In het eerste en tweede lid wordt «tweejaarlijks» telkens vervangen door: jaarlijks.

3. In het tweede lid wordt «een bestaande» vervangen door: een op 31 augustus 2007 bestaande.

C

Artikel 2a komt als volgt te luiden:

Artikel 2a

  • 1. Artikel 2, tweede lid, vindt ten aanzien van land waarvoor een pachtprijs geldt die ten minste 10% hoger onderscheidenlijk lager is dan de pachtprijs, bedoeld in artikel 2, eerste lid, slechts toepassing voor zover die toepassing niet leidt tot een stijging onderscheidenlijk daling van de pachtprijs voor het desbetreffende land.

  • 2. Indien toepassing van artikel 2, tweede lid, leidt tot een pachtprijs van het desbetreffende land die meer dan 10% hoger onderscheidenlijk lager is dan de pachtprijs, bedoeld in artikel 2, eerste lid, geldt voor het desbetreffende land de pachtprijs die 10% hoger onderscheidenlijk lager is dan de pachtprijs, bedoeld in artikel 2, eerste lid, als hoogst onderscheidenlijk laagst toelaatbare pachtprijs, tenzij voor het desbetreffende land al een pachtprijs gold die ten minste 10% hoger onderscheidenlijk lager was dan de pachtprijs, bedoeld in artikel 2, tweede lid.

D

Na artikel 2a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2b

Indien de pachtprijs van een overeenkomst die is aangegaan op of na 1 september 2007 lager is dan de pachtprijs, bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt die pachtprijs bij herziening evenredig aangepast.

E

In artikel 4, onderdeel a, wordt «1% van het gemiddelde bedrijfsvermogen in het pachtprijsgebied» vervangen door: 20% van de gemiddelde grondbeloning in het pachtprijsgebied.

F

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 5, eerste en derde lid, wordt «de grondbeloning, het bedrijfsvermogen en de laatst betaalde pachtprijs, bedoeld in artikel 10,» telkens vervangen door: de grondbeloning en het bedrijfsvermogen.

2. In het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het einde van de eerste volzin het volgende toegevoegd: en met ten hoogste 25% inkomsten uit neventakken.

G

Artikel 10 komt als volgt te luiden:

Artikel 10

Het percentage, bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt vastgesteld door achtereenvolgens:

  • a. de pachtprijs, bedoeld in artikel 2, eerste lid, te verminderen met de pachtprijs, bedoeld in artikel 2, eerste lid, zoals die gold in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de regeling van Onze Minister, bedoeld in artikel 2, in werking treedt,

  • b. het verschil verkregen volgens onderdeel a te delen door de pachtprijs, bedoeld in artikel 2, eerste lid, zoals die gold in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de regeling van Onze Minister, bedoeld in artikel 2, in werking treedt en

  • c. het quotiënt te vermenigvuldigen met 100%.

H

In de artikelen 14, eerste lid, 15, eerste lid, 16, tweede lid, en 20, eerste lid, wordt «tweejaarlijks» telkens vervangen door: jaarlijks.

I

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «artikel 3» vervangen door: de artikelen 2a, 2b en 3.

2. Onderdeel b komt te luiden als volgt:

  • b. Ten aanzien van een na de inwerkingtreding van dit besluit aangegane overeenkomst, voor land zonder woningen of andere opstallen op de hoogst toelaatbare pachtprijs, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

J

Artikel 21a, tweede lid, komt als volgt te luiden:

  • 2. Met ingang van 2011 worden de pachtprijzen telkens per 1 juli gewijzigd.

ARTIKEL II

Het Uitvoeringsbesluit pacht wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 23, eerste lid, onderdeel a, komt als volgt te luiden:

  • a.

    • 1°. de voorzitters, de plaatsvervangende voorzitters, de secretarissen en de plaatsvervangende secretarissen van de grondkamers ten overstaan van de president van de rechtbank Zwolle-Lelystad;

    • 2°. de leden en de plaatsvervangende leden van de grondkamers in handen van de voorzitter van de grondkamer in een zitting van de grondkamer;.

B

In artikel 24 wordt na «bij iedere rechtbank» ingevoegd «onderscheidenlijk bij iedere grondkamer» en wordt na «de griffier» ingevoegd: onderscheidenlijk de secretaris van de grondkamer.

ARTIKEL III

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdeel B, betrekking hebbende op artikel 2, tweede lid, van het Pachtprijzenbesluit 2007, werkt terug tot en met 1 september 2007.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 27 juni 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Uitgegeven de dertigste juni 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Het onderhavige besluit strekt tot wijziging van het Pachtprijzenbesluit 2007 en het Uitvoeringsbesluit pacht. Allereerst wordt een aantal wijzigingen doorgevoerd in het Pachtprijzenbesluit 2007 in verband met de implementatie van de aanbevelingen van de Commissie pachtnormen II. Deze wijzigingen strekken tot demping van de schommelingen in de pachtprijzen en tot verbetering van de representativiteit van de steekproef van bedrijven op basis waarvan de pachtprijzen worden berekend. Daarnaast wordt een technische aanpassing doorgevoerd, die samenhangt met de herziening van de pachtprijzen en de wijziging van het Pachtprijzenbesluit 2007 per 1 september 2009. Deze heeft betrekking op het begrip bestaande overeenkomst. Op de wijzigingen van het Pachtprijzenbesluit 2007 wordt nader ingegaan in paragraaf 2 van deze Nota van Toelichting. De wijziging van het Uitvoeringsbesluit pacht strekt tot aanpassing van de beëdigingsprocedure voor leden en plaatsvervangend leden van de grondkamer. Daarmee is tegemoet gekomen aan een wens van die leden en plaatsvervangend leden. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 3 van deze Nota van Toelichting. De wijzigingen hebben geen effect op de administratieve lasten en geringe gevolgen voor de uitvoeringslasten. Hierop wordt ingegaan in paragraaf 4 van deze Nota van Toelichting. In paragraaf 5 is een artikelsgewijze toelichting opgenomen.

2. Wijziging Pachtprijzenbesluit 2007

2.1. Ontwikkelingen in de pachtprijzen

Per 1 september 2007 is een nieuwe systematiek voor de berekening van pachtprijzen ingevoerd. De nieuwe systematiek gaat uit van pachtprijzen die gebaseerd zijn op het opbrengend vermogen van de grond. Deze systematiek is gebaseerd op het rapport «Evenwicht in pachtprijzen» (2006, eigen uitgave) dat de Commissie Pachtnormen heeft uitgebracht. Deze commissie, onder voorzitterschap van professor mr. A. van Hall, heeft op verzoek van de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onderzocht of de pachtprijs kon worden gebaseerd op het opbrengend vermogen van de grond. Aan deze commissie namen vertegenwoordigers deel van pachters- en verpachtersorganisaties. De door de Commissie Pachtnormen ontwikkelde – en door alle leden van die commissie ondersteunde – berekeningsmethodiek berust op objectieve maatstaven, waarbij rekening kan worden gehouden met actuele ontwikkelingen ten aanzien van het opbrengend vermogen van de grond. Door toepassing van de rekenregels wordt een hoogst toelaatbare pachtprijs berekend (de zogenoemde regionorm). Daarnaast wordt een regionaal veranderpercentage berekend, waarmee de prijzen van bestaande overeenkomsten wijzigen. De pachtprijzen worden tweejaarlijks van rechtswege herzien. De nieuwe systematiek is neergelegd in het Pachtprijzenbesluit 2007.

Per 1 september 2009 zijn de pachtprijzen voor het eerst herzien op basis van de nieuwe systematiek. Daarbij is de pachtprijzensystematiek op twee onderdelen gewijzigd, waarover de toenmalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de toenmalige vaste Kamercommissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben gesproken tijdens het algemeen overleg over pacht op 3 juni 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 28 625, nr. 74). De eerste wijziging betrof uitbreiding van het aantal pachtprijsgebieden van 8 naar 14, de tweede introductie van een plafond van 110% van de zogenoemde regionorm voor bestaande overeenkomsten. Deze herziening van de pachtprijzen heeft in veel gevallen in een forse stijging geresulteerd, die in 2007 niet was voorzien. Over de ontwikkelingen in de pachtprijzen hebben de toenmalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de toenmalige vaste Kamercommissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van gedachten gewisseld in het algemeen overleg over pacht op 10 september 2009 (Kamerstukken II 2009/10, 27 924, nr. 39). Tijdens dit overleg heeft de toenmalige minister de Tweede Kamer toegezegd het LEI te verzoeken een presentatie over de pachtprijzensystematiek te houden en met de heer Van Hall, de voorzitter van de voormalige Commissie pachtnormen, terug te blikken op de ontwikkelingen inzake de pachtprijzen en de gevolgen ervan.

2.2. Commissie pachtnormen II

De toenmalige minister heeft vervolgens de heer Van Hall verzocht de leden van de voormalige Commissie pachtnormen bijeen te roepen om de gerezen knelpunten in de pachtprijzensystematiek te analyseren en mogelijke oplossingen te verkennen (zie Kamerstukken II 2009/10, 27 924, nr. 40). Dit heeft uiteindelijk geleid tot een opdracht van de toenmalige minister aan de Commissie pachtnormen II om de gerezen knelpunten uit te werken en de pachtprijzensystematiek te evalueren (zie Kamerstukken II 2009/10, 27 924, nr. 42). De Commissie pachtnormen II heeft op 16 juni 2010 haar bevindingen gepresenteerd aan de toenmalige minister. De Commissie heeft een unaniem advies uitgebracht. De Commissie heeft onder meer aanbevelingen gedaan die betrekking hebben op de berekening van de grondbeloning, een ondergrens voor bestaande overeenkomsten, de berekening van het veranderpercentage en de frequentie van herziening van de pachtprijzen. De toenmalige minister heeft bij brief van 29 juni 2010 (Kamerstukken II 2009/10, 27 924, nr. 46) de Tweede Kamer bericht het advies van de Commissie pachtnormen II integraal te willen overnemen. Tijdens het algemeen overleg met de Tweede Kamer op 16 december 2010 (Kamerstukken II 2010/11, 27 924, nr. 49) heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie deze lijn bestendigd en aangekondigd de komende pachtprijsherziening in 2011 te willen baseren op de aanbevelingen van de Commissie pachtnormen II. Het onderhavige wijzigingsbesluit strekt ertoe de aanbevelingen te implementeren waarvoor wijziging van het Pachtprijzenbesluit 2007 noodzakelijk is. Op die aanbevelingen wordt hieronder nader ingegaan.

2.2.1. Aanbevelingen ter beperking van de schommelingen in de pachtprijzen
a. Flexibeler maken van de aftrekpost voor reserveringen voor pachters

Bij de berekening van de pachtprijzen is rekening gehouden met het feit dat een pachter ook moet kunnen investeren (artikel 4, onderdeel a, van het Pachtprijzenbesluit 2007). Deze reservering wordt voortaan vastgesteld op 20% van de grondbeloning in plaats van op 1% van het bedrijfsvermogen van de pachter (artikel I, onderdeel E, van het wijzigingsbesluit). Hiermee wordt aangesloten bij het gegeven dat in goede jaren meer gereserveerd kan worden dan in slechte. Het systeem wint aan transparantie en eenvoud door de aftrek te relateren aan grondbeloning in plaats van aan bedrijfsvermogen.

b. Andere berekening van het veranderpercentage

Voor bestaande pachtovereenkomsten wordt de pachtprijs herzien op basis van een veranderpercentage. Het percentage werd bepaald door de regionorm te verminderen met de gemiddelde eerder betaalde pachtprijs in een gebied en dat verschil vervolgens te delen door de gemiddelde eerder betaalde pachtprijs in een gebied. Het idee van het veranderpercentage is namelijk dat de bestaande pachtprijzen langzaam naar de nieuwe regionormen toegroeien. Voor individuele pachters bleek dit evenwel ongunstig te kunnen uitpakken. De prijsverhoging werd dan namelijk niet alleen bepaald door de verhoging van de regionorm, maar ook door de pachtprijzen die andere pachters in de regio betaalden. Daarom wordt het veranderpercentage voortaan bepaald door de nieuwe regionorm te verminderen met de oude regionorm en dat verschil vervolgens te delen door de oude regionorm (artikel I, onderdelen F, eerste lid, en G, van het wijzigingsbesluit). Zo is sprake van een systeem dat minder afhankelijk is van de werkelijk betaalde pachtprijzen en dat daarmee eenvoudiger en transparanter is.

c. Jaarlijkse aanpassing pachtprijzen

De pachtprijzen worden voortaan jaarlijks in plaats van tweejaarlijks herzien (artikel I, onderdelen B, eerste lid, en H, van het wijzigingsbesluit). De pachtprijs volgt daarmee dezelfde lijn als de huurprijs. De pachtprijzen zullen hiermee minder sterk fluctueren.

d. Ondergrens van 90% van de regionorm

Voor bestaande overeenkomsten geldt een bovengrens, waardoor een stijging van de pachtprijs (bij een positief veranderpercentage) wordt beperkt tot 110% van de regionorm. Als voor bestaande overeenkomsten al een pachtprijs geldt die hoger is dan 110% van de regionorm, geldt dat toepassing van het veranderpercentage niet tot een verdere stijging van de pachtprijs mag leiden. Bij een positief veranderpercentage blijft de pachtprijs dan dus gelijk aan de geldende pachtprijs. Alleen als toepassing van het veranderpercentage tot een verlaging van de pachtprijs leidt (bij een negatief veranderpercentage), wordt de pachtprijs naar beneden bijgesteld.

Thans wordt als tegenhanger van de bovengrens een ondergrens ingesteld (artikel I, onderdeel C, van het wijzigingsbesluit). Hierdoor wordt bij een daling van de pachtprijs (bij een negatief veranderpercentage) de neerwaartse beweging gedempt. Als ondergrens geldt een percentage van 90% van de regionorm. Als voor bestaande overeenkomsten al een pachtprijs geldt die lager is dan 90% van de regionorm, geldt dat toepassing van het veranderpercentage niet tot een verdere daling van de pachtprijs mag leiden. Bij een negatief veranderpercentage blijft de pachtprijs dan dus gelijk aan de geldende pachtprijs. Alleen als toepassing van het veranderpercentage tot een stijging van de pachtprijs leidt (bij een positief veranderpercentage), wordt de pachtprijs naar boven bijgesteld. De onder- en bovengrens tezamen beperken de huidige spreiding in de betaalde pachtprijzen. De hoogste onderscheidenlijk laagste pachtprijzen (hoger dan 110% van de regionorm onderscheidenlijk lager dan 90% van de regionorm) kunnen nu immers niet verder stijgen onderscheidenlijk dalen. Deze prijzen worden als het ware bevroren. Over een langere periode bezien dempen de boven- en ondergrens de schommelingen in de pachtprijzen.

2.2.2. Aanbeveling ter bevordering van de representativiteit van de steekproef

De grondbeloning wordt berekend op basis van een steekproef van (gespecialiseerde) akkerbouw- en melkveebedrijven (met een omvang van 70–400 Nederlandse grootte-eenheid (nge)). Daarbij worden alleen de opbrengsten uit het bedrijf betrokken in de berekening. Onder deze opbrengsten vallen niet alleen de opbrengsten uit de grondgebonden landbouwactiviteiten, maar ook de zogenoemde overige opbrengsten uit het bedrijf (bijvoorbeeld exploitatie van windmolens en zorgboerderijen) en opbrengsten uit niet-grondgebonden landbouwactiviteiten (zoals intensieve veehouderijtak op het bedrijf). Deze laatste twee categorieën opbrengsten zijn evenwel nauwelijks te relateren aan het opbrengende vermogen van de grond. Voor de representativiteit van de steekproef worden daarom grondbeloningsbedrijven met meer dan 25% opbrengsten uit agrarische (intensieve veehouderij) of niet-agrarische (windmolens) neventakken niet meer betrokken bij de steekproef (artikel I, onderdeel F, tweede lid, van het wijzigingsbesluit).

2.3. Begrip bestaande overeenkomst

In artikel 2 van het Pachtprijzenbesluit 2007 is bepaald op welke wijze de pachtprijzen worden herzien. De pachtprijzen zijn opgenomen in de Uitvoeringsregeling pacht. In de regeling is opgenomen dat voor overeenkomsten die zijn aangegaan op of na 1 september 2007 de desbetreffende regionorm geldt en voor overeenkomsten die zijn aangegaan voor 1 september 2007 (de zogenoemde bestaande overeenkomsten) het veranderpercentage.

In het tot 1 september 2007 geldende pachtrecht werd onder een bestaande overeenkomst verstaan een overeenkomst die al bestond ten tijde van de herziening van de pachtprijzen. In die optiek leidt iedere volgende herziening tot een uitbreiding van het aantal bestaande overeenkomsten, terwijl dit met de huidige regeling niet is bedoeld.

Om te voorkomen dat onduidelijkheid zou ontstaan over de toepasselijke regels ter bepaling van de pachtprijs voor bestaande overeenkomsten wordt thans in artikel 2, tweede lid, van het Pachtprijzenbesluit 2007 uitdrukkelijk opgenomen dat het gaat om op 31 augustus 2007 bestaande pachtovereenkomsten (artikel I, onderdeel B, tweede lid, van het wijzigingsbesluit). De wijziging werkt terug tot en met 1 september 2007, de datum van inwerkingtreding van het Pachtprijzenbesluit 2007 (artikel III, tweede lid, van het wijzigingsbesluit).

Partijen die op of na 1 september 2007 een pachtovereenkomst hebben gesloten kunnen daarbij een pachtprijs hebben afgesproken die lager is dan de regionorm. De regionorm betreft immers enkel een maximum. Met het oog op een vermindering van de administratieve lasten voor die partijen wordt thans bepaald dat in die situaties de pachtprijs bij de periodieke herziening evenredig wordt aangepast. Zo wordt voorkomen dat partijen bij elke periodieke herziening opnieuw afspraken moeten maken over de hoogte van de pachtprijzen (artikel I, onderdeel D, van het wijzigingsbesluit).

In artikel 21 van het Pachtprijzenbesluit 2007 is bepaald op welke wijze de grondkamer de pachtprijs vaststelt in geval van een verzoek tot herziening van de pachtprijs als bedoeld in artikel 333, tweede of derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. De berekeningswijze zoals die is opgenomen voor overeenkomsten die zijn aangegaan sinds 1 september 2007 bleek evenwel niet aan te sluiten bij de wijze waarop de pachtprijzen worden herzien op grond van artikel 2, eerste lid, van het Pachtprijzenbesluit 2007. Deze omissie is thans rechtgezet (artikel I, onderdeel I, tweede lid).

3. Wijziging Uitvoeringsbesluit pacht

Artikel II strekt tot wijziging van de beëdigingsprocedure voor de leden en de plaatsvervangende leden van de grondkamers. Voorheen gold voor die leden dezelfde procedure als voor de voorzitter en de secretaris: beëdiging vond plaats ten overstaan van de president van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De leden en plaatsvervangende leden worden evenwel, anders dan de voorzitter en de secretaris, voor een periode van vijf jaar benoemd. Bovendien vinden de vergaderingen van de grondkamers meestal plaats binnen het grondgebied van de grondkamer. Om de uitvoeringslasten zo veel mogelijk te beperken is er thans voor gekozen de leden en plaatsvervangend leden te beëdigen in handen van de voorzitter van de grondkamer. Aangesloten is bij de procedure zoals die geldt voor beëdiging van leden en plaatsvervangende leden van de Kamer voor de Binnenvisserij. Daarmee is tegemoet gekomen aan een wens van de leden en plaatsvervangend leden van de grondkamers.

4. Administratieve en uitvoeringslasten

4.1 Administratieve lasten

Het wijzigingsbesluit heeft geen effect op de administratieve lasten voor burgers en bedrijven. Door de overgang van een tweejaarlijkse herziening van de pachtprijs naar een jaarlijkse herziening, ontstaan geen wijzigingen in de bestaande informatieverplichtingen. Door dit wijzigingsbesluit wordt geen wijziging van het aantal pachtovereenkomsten verwacht. Het aantal pachtovereenkomsten waarop het Pachtprijzenbesluit 2007 van toepassing is bedroeg in 2010 ongeveer 29.300. Evenmin wordt verwacht dat het aantal herzieningsverzoeken als gevolg van dit wijzigingsbesluit zal toenemen. Dit omdat het wijzigingsbesluit juist een minder sterke schommeling beoogt van de pachtprijzen. De afgelopen jaren zijn bij de grondkamer gemiddeld ongeveer 400 verzoeken ingediend tot herziening van de pachtprijs op grond van artikel 333, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

4.2 Uitvoeringslasten

Het wijzigingsbesluit leidt tot een toename van de uitvoeringslasten. De overgang van een tweejaarlijkse vaststelling van de pachtprijs naar een jaarlijkse vaststelling van de pachtprijs betekent dat het LEI de pachtnormen voortaan jaarlijks gaat berekenen. De kosten van het berekenen van de pachtnormen bedragen ongeveer 50.000 euro per jaar. Verder worden grondbeloningsbedrijven met meer dan 25% opbrengsten uit neventakken niet meer in de steekproef betrokken. Als gevolg van deze wijziging is het nodig nieuwe bedrijven aan te zoeken voor de steekproef. De kosten voor deze handeling van het LEI bedragen eenmalig 10.000 euro. Ten slotte zullen naar verwachting de taxatiekosten voor de grondkamer stijgen. De taxatiedeskundigen gaan bij een taxatie uit van de regelgeving zoals die in een bepaalde periode geldt. De nieuwe wijziging in de regels kan ertoe leiden dat de taxatiedeskundigen meer tijd nodig kunnen hebben voor het uitbrengen van een taxatie. De taxatiekosten bij de grondkamers bedroegen in 2010 ongeveer 115.000 euro. Naar verwachting zullen de taxatiekosten in 2011 ten hoogste 150.000 euro bedragen.

5. Vaste verandermoment

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Het moment van inwerkingtreding is gepland voor 1 juli 2011, gelijk aan het vaste verandermoment voor wetten en AMvB’s.

6. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

De wijziging hangt samen met de departementale herindeling (Besluit van 14 oktober 2010, houdende opheffing van de ministeries van Economische Zaken en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en instelling van een ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, (Stcrt. 16584)).

Artikel I, onderdeel B

Op de wijzigingen in het eerste en tweede lid is ingegaan in paragraaf 2.2.1. onder c van deze Nota van Toelichting. Op de wijziging in het derde lid is ingegaan in paragraaf 2.3 van deze Nota van Toelichting.

Artikel I, onderdeel C

Op deze wijziging is ingegaan in paragraaf 2.2.1. onder d van deze Nota van Toelichting. Om wille van de leesbaarheid is het artikel opnieuw geredigeerd.

Artikel I, onderdeel D

Op deze wijziging is ingegaan in paragraaf 2.3 van deze Nota van Toelichting.

Artikel I, onderdeel E

Op deze wijziging is ingegaan in paragraaf 2.2.1. onder a van deze Nota van Toelichting.

Artikel I, onderdeel F

Op de wijziging in het eerste lid is ingegaan in paragraaf 2.2.1. onder b van deze Nota van Toelichting. Op de wijziging in het tweede lid is ingegaan in paragraaf 2.2.2. van deze Nota van Toelichting.

Artikel I, onderdeel G

Op deze wijziging is ingegaan in paragraaf 2.2.1. onder b van deze Nota van Toelichting. Het artikel is opnieuw geredigeerd. De onderverdeling in leden is geschrapt nu het tweede lid is uitgewerkt.

Artikel I, onderdeel H

Op deze wijziging is ingegaan in paragraaf 2.2.1. onder c van deze Nota van Toelichting.

Artikel I, onderdeel I

De wijziging in het eerste lid hangt samen met artikel I, onderdelen C en D.

Op de wijziging van het tweede lid is ingegaan in paragraaf 2.3 van deze Nota van Toelichting.

Artikel I, onderdeel J

Op deze wijziging is ingegaan in paragraaf 2.2.1. onder c van deze Nota van Toelichting. Het artikel is in dat verband opnieuw geredigeerd.

Artikel II

Op deze wijziging is ingegaan in paragraaf 3 van deze Nota van Toelichting.

Artikel III, tweede lid

Op deze wijziging is ingegaan in paragraaf 2.3 van deze Nota van Toelichting.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven