Besluit van 25 januari 2011, houdende regels inzake de verzending van mededelingen langs elektronische weg in het kader van een verzekeringsovereenkomst (Besluit elektronische mededelingen in het kader van een verzekeringsovereenkomst)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 4 november 2010, nr. 5671226/10/6;

Gelet op artikel 933 lid 2 en 940 lid 6 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 16 december 2010, nr. W03.10.0518/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 19 januari 2011, nr. 5682871/11/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. De verzekeraar kan mededelingen als bedoeld in artikel 933 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek verzenden langs elektronische weg mits de mededelingen kunnen worden opgeslagen op een duurzame drager.

  • 2. Onder een duurzame drager wordt verstaan ieder hulpmiddel dat de mogelijkheid biedt om informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt.

  • 3. Mededelingen langs elektronische weg zijn slechts toegestaan indien de geadresseerde daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd. De geadresseerde kan zijn instemming te allen tijde herroepen.

  • 4. De leden 1 tot en met 3 zijn niet van toepassing op mededelingen waarvoor de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek voorschrijven dat zij bij aangetekende brief worden verzonden.

  • 5. Van het bepaalde in dit artikel kan niet ten nadele van de geadresseerde worden afgeweken.

Artikel 2

  • 1. De verzekeringnemer en de tot uitkering gerechtigde kunnen mededelingen als bedoeld in artikel 933 lid 2, tweede zin, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek verzenden langs elektronische weg mits de mededelingen kunnen worden opgeslagen op een duurzame drager.

  • 2. Onder een duurzame drager wordt verstaan ieder hulpmiddel dat de mogelijkheid biedt om informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt.

  • 3. De verzekeraar maakt het elektronische postadres waarnaar mededelingen aan de verzekeraar langs elektronische weg kunnen worden verzonden gemakkelijk, rechtstreeks en permanent toegankelijk voor de verzekeringnemer en de tot uitkering gerechtigde.

  • 4. De leden 1 tot en met 3 zijn niet van toepassing op mededelingen waarvoor de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek voorschrijven dat zij bij aangetekende brief worden verzonden.

  • 5. Van het bepaalde in dit artikel kan niet ten nadele van de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde worden afgeweken.

Artikel 3

Artikel 2 is van overeenkomstige toepassing op een opzegging langs elektronische weg als bedoeld in artikel 940 lid 6 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 4

Het Besluit van 8 februari 2008, houdende regels inzake de verzending van mededelingen langs elektronische weg in het kader van een verzekeringsovereenkomst wordt ingetrokken.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit elektronische mededelingen in het kader van een verzekeringsovereenkomst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 25 januari 2011

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Uitgegeven de derde februari 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 1 juli 2010 treedt de wet houdende wijziging van enige bepalingen van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek teneinde naast het in deze bepalingen gestelde vereiste van schriftelijkheid ook ruimte te bieden aan de ontwikkelingen op het gebied van het elektronisch verkeer (hierna: wet elektronisch verkeer) in werking. Deze wet wijzigt onder meer artikel 7:933, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Toegevoegd wordt dat bij algemene maatregel van bestuur ook regels kunnen worden gesteld ten aanzien van de verzending aan de verzekeraar langs elektronische weg van mededelingen waartoe de bepalingen van titel 7.17 of de overeenkomst aanleiding geven. Het voorliggende besluit vormt de uitvoering van het gewijzigde artikel 7:933, tweede lid, BW. Het voorliggende besluit vervangt het Besluit van 8 februari 2008, houdende regels inzake de verzending van mededelingen langs elektronische weg in het kader van een verzekeringsovereenkomst (Stb. 2008, 45) en regelt derhalve niet alleen de verzending van mededelingen langs elektronische weg door de verzekeraar, maar ook de verzending van mededelingen langs elektronische weg aan de verzekeraar.

Een concept van het besluit is ter consultatie voorgelegd aan het Verbond van Verzekeraars en de Consumentenbond. Het Verbond heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Hierna wordt bij de desbetreffende onderwerpen op de inhoudelijke opmerkingen ingegaan. Conform de voorhangprocedure van artikel 7:933 lid 3 BW is de voordracht voor het besluit niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

In het eerste lid van artikel 37 van Boek 3 BW is bepaald dat verklaringen, met inbegrip van mededelingen, in iedere vorm kunnen geschieden, tenzij anders is bepaald. Het eerste lid van artikel 933 van Boek 7 BW is een bepaling waarin anders is bepaald. In dit lid is voorgeschreven dat mededelingen van de verzekeraar waartoe de bepalingen uit titel 7.17 BW of de overeenkomst aanleiding geven, schriftelijk geschieden. Deze eis geldt weliswaar alleen voor mededelingen van de verzekeraar, doch er zijn in en buiten titel 7.17 BW ook bepalingen die voorschrijven dat mededelingen van de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde schriftelijk dienen te geschieden. De eis van schriftelijkheid strekt ter bescherming van de geadresseerden. De schriftelijke vorm van een mededeling zorgt er door zijn duurzaamheid voor dat een mededeling door de geadresseerde te bewaren is en later eenvoudig kan worden geraadpleegd. De functies van het geschrift, bestaande uit het bieden van de mogelijkheid tot het bewaren en raadplegen van een stuk, kunnen echter ook door een e-mail worden vervuld. Wat in dit opzicht de beste mogelijkheden biedt, zal per persoon verschillen. Daarbij is evident dat het schriftelijk verzenden van mededelingen tot hogere kosten leidt en in bepaalde gevallen de communicatie juist bemoeilijkt. Daarom staat het eerdergenoemde Besluit van 8 februari 2008 het de verzekeraar reeds toe onder bepaalde voorwaarden bepaalde mededelingen ook langs elektronische weg te verzenden. Het onderhavige besluit biedt die mogelijkheid ook aan de verzekeringnemer en de tot uitkering gerechtigde.

In dit besluit worden ter uitvoering van het tweede lid van artikel 933 van Boek 7 BW de voorwaarden geformuleerd voor de verzending door en aan de verzekeraar van mededelingen langs elektronische weg. Dit besluit ziet op die mededelingen waartoe de bepalingen van titel 17 van Boek 7 BW of de verzekeringsovereenkomst aanleiding geven en waarvoor de eis van schriftelijkheid wordt gesteld. Dit besluit is derhalve in de eerste plaats van toepassing op mededelingen waartoe de bepalingen van titel 7.17 BW aanleiding geven en waarvoor de eis van schriftelijkheid wordt gesteld. Te denken valt aan mededelingen bedoeld in de artikelen 929, 933, 934, 936, derde lid, 938, tweede lid, 940 vierde lid, 942, tweede lid, 954, derde lid, 966, eerste en tweede lid, 980, eerste lid en 983, derde lid van Boek 7 BW. Daarnaast is dit besluit van toepassing op een aantal mededelingen waartoe de bepalingen elders in het Burgerlijk Wetboek aanleiding geven en waarin de eis van schriftelijkheid wordt gesteld. Dit kunnen immers ook mededelingen zijn waartoe de overeenkomst aanleiding kan geven. Te denken valt bijvoorbeeld aan een ingebrekestelling (artikel 6:82 BW). Daarover zij opgemerkt dat in het Burgerlijk Wetboek de term «schriftelijk» ook niet te beperkt dient te worden opgevat. Daarmee wordt niet telkens een geschrift in de zin van een papieren stuk bedoeld, zodat daaronder doorgaans ook thans al een mededeling langs elektronische weg kan worden begrepen. Zie nader Kamerstukken I 2009/10, 31 358, E, pp. 3–5. Dit besluit is ten slotte ook van toepassing op mededelingen waarvan de polis voorschrijft dat die schriftelijk dienen te geschieden.

Dit besluit ziet niet op het – al dan niet verplicht – verstrekken van informatie of het doen van mededelingen vóór het sluiten van de overeenkomst. Dit besluit ziet eveneens niet op mededelingen waartoe bepalingen buiten het Burgerlijk Wetboek aanleiding geven en waarvoor de eis van schriftelijkheid wordt gesteld. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan mededelingen waarvoor de Pensioenwet of de Zorgverzekeringswet voorschrijft dat zij schriftelijk dienen te geschieden. Voorts is dit besluit niet van toepassing op de elektronische communicatie tussen overheden onderling of tussen overheden en burgers. De Wet elektronisch bestuurlijk verkeer (afdeling 2.3 van de Algemene wet bestuursrecht) geeft de regels voor het elektronisch verkeer met bestuursorganen.

Gevolgen voor het bedrijfsleven en de burger

Dit besluit is getoetst op de gevolgen die het heeft voor het bedrijfsleven en de burger. Het Verbond van Verzekeraars heeft met betrekking tot het Besluit van 8 februari 2008 al aangegeven dat dit besluit positieve gevolgen heeft. Nu het voorliggende besluit nagenoeg hetzelfde regelt met betrekking tot mededelingen van de verzekeraar, mag aangenomen worden dat hetzelfde geldt ten aanzien van het voorliggende besluit. Het besluit draagt bij aan een efficiëntere bedrijfsvoering. Met name heeft het besluit tot gevolg dat de verzendkosten van mededelingen nagenoeg wegvallen. Een substantiële besparing in tijd valt niet te verwachten omdat wordt aangesloten bij de bestaande bedrijfsvoering. Daarbij komt dat het tijdsbeslag in de praktijk meer ligt in het opmaken van de mededeling, dan in het verzenden daarvan. In de wijze van opmaken brengt het besluit geen verandering. Overigens zijn de handelingen die gepaard gaan met het verzenden van mededelingen aan verzekerden niet opgenomen in de nulmeting van administratieve lasten voor het verzekeringsrecht. Met het oog daarop en gegeven het feit dat ook vrijwel geen administratieve lastenverlichting in strikte zin te verwachten valt, zijn de administratieve lasten ook niet nader gekwantificeerd.

Aan het Verbond van Verzekeraars is met betrekking tot het Besluit van 8 februari 2008 gevraagd een berekening te maken van de afname van kosten als gevolg van dit besluit. Deze amvb maakt het mogelijk om aanmaningen, prolongaties, schadevaststellingen, schade-uitkeringen en overige berichten elektronisch te versturen. In de publicatie «Verzekerd van Cijfers» (VvC) die is uitgegeven door het Centrum voor Verzekeringsstatistiek (CVS) is te vinden hoeveel polissen er worden uitgegeven (zie www.verzekeraars.nl). Het gaat om 3,118 miljoen individuele levenspolissen (tabel 6.5 VvC), 0,505 miljoen collectieve levenspolissen (tabel 6.6 VvC) en 9,392 miljoen nieuwe schadepolissen (exclusief zorgverzekeringen). Dit brengt het totaal op 13,015 miljoen polissen. De kosten per verzending per post bedragen 0,44 euro. Gemiddeld worden per jaar 1,2 mededelingen per polis gedaan. De reductie van de kosten zal dan, indien alle mededelingen elektronisch worden gedaan, 13,015 x (1,2 x 0,44) = 6,87 miljoen euro bedragen. Dan zijn alleen nog maar de portokosten in aanmerking genomen, maar daarnaast zal er ook bespaard kunnen worden op de postverzending, waaronder papier en enveloppen.

De gevolgen voor de administratieve lasten zijn niet gekwantificeerd omdat wordt aangesloten bij de bestaande bedrijfsvoering zodat er op dat terrein nagenoeg geen reductie valt te verwachten.

De verwachting is dat niet iedereen meteen zal kiezen voor elektronische mededelingen in plaats van schriftelijke mededelingen. Geschat wordt dat aanvankelijk de helft van het aantal verzekeringnemers zal kiezen voor elektronische mededelingen. Dit percentage zal in de toekomst toenemen doordat vooral jonge mensen de voorkeur geven aan communicatie langs elektronische weg in plaats van schriftelijke communicatie. Voor het gebruik mogen maken van elektronische mededelingen is de toestemming daartoe van de wederpartij vereist. Een dergelijke toestemming, die wel uitdrukkelijk dient te zijn, kan gegeven worden bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst, bijvoorbeeld door het aanvinken van een daartoe bestemd vakje. Vanwege deze eenvoudige wijze waarmee toestemming kan worden verkregen, zal het toestemmingsvereiste nauwelijks extra lasten met zich meebrengen.

De verzekeringnemer (bedrijfsleven en burger) krijgt met artikel 1 van dit besluit de mogelijkheid te kiezen voor elektronische mededelingen afkomstig van de verzekeraar in plaats van schriftelijke mededelingen. Indien de verzekeringnemer voor elektronische mededelingen kiest, is de belangrijkste wijziging voor hem gelegen in de wijze van bewaren van de mededelingen. Administratieve lasten in het kader van verzekeringen zijn alleen aan de orde als sprake is van een verplichte verzekering, zoals de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen. De administratieve lasten bestaan in dat geval uit het archiveren van verworven documenten. Deze administratieve lasten wijzigen niet door dit besluit omdat de tijdsbelasting van het bewaren van elektronische documenten vergelijkbaar is met de tijdsbelasting van het bewaren van papieren documenten.

Artikel 2 van dit besluit biedt de verzekeringnemer en de tot uitkering gerechtigde de mogelijkheid mededelingen aan de verzekeraar waarvoor de schriftelijkheidseis geldt langs elektronische weg te doen. Het Burgerlijk Wetboek en in het bijzonder titel 7:17 BW schrijven voor een aantal mededelingen aan de verzekeraar voor dat die schriftelijk dienen te geschieden (bijv. artikel 7:942, eerste lid, BW). Daarnaast kan de overeenkomst bepalen dat bepaalde mededelingen aan de verzekeraar schriftelijk geschieden. Wanneer de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde ervoor kiest deze mededelingen langs elektronische weg te verzenden, bespaart hij portokosten.

Artikelgewijs

Artikel 1

Het eerste lid van artikel 1 bepaalt dat de verzekeraar de mededelingen als bedoeld in artikel 933 van Boek 7 BW kan verzenden langs elektronische weg mits de mededelingen kunnen worden opgeslagen op een duurzame drager. In het tweede lid wordt het begrip duurzame drager gedefinieerd als ieder hulpmiddel dat de mogelijkheid biedt om informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt. Deze definitie is in belangrijke mate ontleend aan de definitie van duurzame drager zoals die wordt gegeven in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, Stb. 2006, 475, laatstelijk gewijzigd in Stb. 2009, 436. Het begrip duurzame drager wordt in artikel 1:1 Wet op het financieel toezicht gedefinieerd als: een hulpmiddel dat een persoon in staat stelt om aan hem persoonlijk gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt.

De inschatting of een schriftelijke of elektronische mededeling functioneler is, verschilt per persoon en kan derhalve alleen door de ontvanger zelf worden gemaakt. Voor elektronische mededelingen door de verzekeraar is daarom de uitdrukkelijke toestemming van de geadresseerde vereist. Deze eis van toestemming treft men ook aan in artikel 49 van de Pensioenwet, Stb. 2006, 706. Het verzoek tot toestemming moet nadrukkelijk onder de aandacht worden gebracht. Een bepaling in algemene voorwaarden waarin wordt ingestemd met elektronische verzending voldoet hier niet aan. De toestemming kan bijvoorbeeld worden gegeven door het aanvinken van een hokje achter een daartoe strekkende verklaring op de verzekeringsovereenkomst of op een afzonderlijk formulier. Indien de verzekeraar ook de mededelingen aan anderen dan de verzekeringnemer, zoals aan de tot uitkering gerechtigde, een pandhouder of de benadeelde, elektronisch wil verzenden, is afzonderlijke toestemming van deze geadresseerden vereist. In het derde lid is voorts bepaald dat de geadresseerde te allen tijde zijn toestemming met elektronische verzending kan herroepen.

Anders dan in het Besluit van 8 februari 2008 wordt niet meer de eis van een ontvangstbevestiging gesteld (artikel 1, vierde lid, van het Besluit van 8 februari 2008). De reden hiervoor is als volgt. De bewijslast dat een mededeling de geadresseerde heeft bereikt, rust in beginsel op degene die de mededeling heeft gedaan. Een ontvangstbevestiging biedt dus niet zozeer de ontvanger als wel de verzender van een bericht duidelijkheid en zekerheid. De verzender heeft de keuze om een ontvangstbevestiging te vragen. Om die reden is er geen noodzaak om een dergelijke ontvangstbevestiging verplicht te stellen. Zie ook de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel elektronisch verkeer (Kamerstukken II, 2008/09, 31 358, nr. 7, p. 7).

Het op een website publiceren van mededelingen waartoe de verzekeringnemer door in te loggen toegang kan krijgen, is onvoldoende om aan te nemen dat dergelijke verklaringen door de geadresseerde zijn ontvangen. Van mededelingen die op een website zijn geplaatst, kan immers niet worden gezegd dat deze verklaringen een systeem voor gegevensverwerking hebben bereikt waarvoor de geadresseerde verantwoordelijkheid draagt. Bovendien kan van de verzekeringnemer of een tot uitkering gerechtigde niet worden verwacht dat hij regelmatig inlogt bij zijn verzekeraar om te kijken of er nog mededelingen voor hem zijn. De verzekeraar kan zijn verplichting om zijn mededelingen de verzekeringnemers te doen bereiken niet naar de geadresseerden verplaatsen. Daarnaast bestaat tegen het enkel plaatsen van berichten op een (persoonlijke) internet pagina het bezwaar dat de beheerder van die pagina wijzigingen kan aanbrengen in een bericht waarna het voor de geadresseerde van het bericht zeer moeilijk is om aan te tonen dat het bericht aanvankelijk anders luidde. Om deze reden is het van belang dat het bericht daadwerkelijk naar de geadresseerde wordt verzonden. Op die manier kan de geadresseerde het bericht opslaan en kan de verzender, evenals bij een schriftelijke mededeling het geval is, geen wijzigingen meer aanbrengen in het verzonden bericht. Dit laat uiteraard onverlet dat de verzekeraar naast het verzenden van de mededeling aan de geadresseerde de mededeling als extra service ook nog op een website kan zetten waartoe de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde door in te loggen toegang heeft.

Het vierde lid bepaalt dat de voorgaande leden niet van toepassing zijn op mededelingen waarvoor door de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek is voorgeschreven dat zij bij aangetekende brief worden verzonden. Er zijn overigens weinig van dergelijke bepalingen. Te denken valt aan een mededeling als bedoeld in artikel 7:942, tweede lid, BW. Ingevolge deze bepaling begint er een korte verjaringstermijn van zes maanden te lopen nadat de verzekeraar bij aangetekende brief een aanspraak op uitkering ondubbelzinnig heeft afgewezen. Het wetsvoorstel houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten in verband met de lastenverlichting voor burgers en bedrijfsleven (Kamerstukken32 038) laat dit vereiste van een aangetekende brief uit artikel 7:942, tweede lid, BW overigens vervallen.

Door het bepaalde in het vijfde lid kan de verzekeraar niet anders bedingen dan in dit besluit is bepaald.

Artikel 2

Artikel 2 regelt de mededelingen langs elektronische weg van de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde aan de verzekeraar. Dit artikel stemt grotendeels overeen met artikel 1. Anders dan voor mededelingen van de verzekeraar geldt voor mededelingen langs elektronische weg aan de verzekeraar niet het instemmingsvereiste (artikel 1, derde lid). Het instemmingsvereiste wordt bij mededelingen langs elektronische weg van de verzekeraar gesteld om verzekeringnemers en tot uitkering gerechtigden te beschermen. Mogelijk is dat verzekeringnemers en tot uitkering gerechtigden niet gebruik kunnen of willen maken van het elektronisch verkeer. Om die reden kunnen mededelingen van de verzekeraar waarvoor de schriftelijkheidseis geldt alleen langs elektronische weg worden gedaan met instemming van de geadresseerde. Met betrekking tot verzekeraars is niet aannemelijk dat zij geen gebruik kunnen of willen maken van het elektronisch verkeer. Het stellen van een instemmingsvereiste zou daarom tot onnodige administratieve lasten leiden. Om die reden wordt ten aanzien van mededelingen langs elektronische weg aan de verzekeraar niet het vereiste van instemming gesteld.

In een eerder concept van het besluit was bepaald dat verzekeraars in de polis hun elektronische postadres dienen te vermelden. Het Verbond van Verzekeraars heeft in de consultatie aangegeven hiertegen bezwaar te hebben. Naar aanleiding daarvan is het ontwerp-besluit aangepast. Om de verzekeringnemer en tot uitkering gerechtigde behulpzaam te zijn, bepaalt het derde lid van artikel 2 dat de verzekeraar het elektronische postadres waarnaar mededelingen aan de verzekeraar langs elektronische weg kunnen worden verzonden gemakkelijk, rechtstreeks en permanent toegankelijk maakt voor de verzekeringnemer en de tot uitkering gerechtigde. De verzekeraar kan zijn elektronische postadres in ieder geval gemakkelijk, rechtstreeks en permanent toegankelijk maken door dit adres op de polis te vermelden. De verplichting tot het toegankelijk maken van het elektronisch postadres is een uitbreiding van de verplichting uit artikel 3:15d, eerste lid, onder b, BW. Daarin is bepaald dat degene die een dienst van de informatiemaatschappij verleent de gegevens die een snel contact en een rechtstreekse en effectieve communicatie met hem mogelijk maken, met inbegrip van zijn elektronische postadres, gemakkelijk, rechtstreeks en permanent toegankelijk maakt voor degenen die gebruik maken van deze dienst. Anders dan de verplichting uit artikel 3:15d, eerste lid, onder b, BW ziet artikel 2, derde lid, van dit besluit niet alleen op diensten die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van de afnemer van de dienst worden verricht zonder dat partijen gelijktijdig op dezelfde plaats aanwezig zijn (zie artikel 3:15d, derde lid, BW). De verplichting uit artikel 2, derde lid, van het besluit om het elektronische postadres te vermelden, geldt ook indien de verzekeraar niet langs elektronische weg een dienst aanbiedt. De verplichting uit artikel 2, derde lid, van dit besluit is voorts een uitwerking van artikel 57, eerste lid, van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Stb. 2006, 520, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2009, 524). Op grond van die bepaling is de verzekeraar verplicht zijn cliënt, voorafgaand aan de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst, onder meer zijn naam en adres te verstrekken.

Het concept-besluit is ter consultatie verzonden aan het Verbond van Verzekeraars. Het Verbond van Verzekeraars gaf aan dat de bevoegdheid tot elektronisch communiceren wederkerig zou moeten zijn. Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel elektronische verkeer (31 358) is dit punt nadrukkelijk aan de orde gekomen. De verzekeringnemer zou bij wederkerigheid alleen de bevoegdheid hebben om langs elektronische weg mededelingen aan de verzekeraar te doen indien de verzekeraar bevoegd is om met de verzekeringnemer langs elektronische weg te communiceren. Tijdens de genoemde behandeling heb ik aangegeven dat aan de verzekeringnemer in alle gevallen de bevoegdheid kan worden gegeven om langs elektronische weg met de verzekeraar te communiceren. Zie Handelingen II 2008/09, 26 november 2008, p. 2503. Omdat niet aannemelijk is dat verzekeraars geen gebruik kunnen maken van het elektronisch verkeer en om het gebruik van het elektronisch verkeer te vergemakkelijken, stelt dit besluit niet de eis van wederkerigheid. Mededelingen aan de verzekeraar kunnen dus ook langs elektronische weg worden gedaan indien de verzekeraar niet de bevoegdheid heeft om mededelingen langs elektronische weg te doen.

Artikel 3

Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel elektronisch verkeer is bij amendement van het lid Van Vroonhoven-Kok een zesde lid toegevoegd aan artikel 7:940 BW (Kamerstukken II31 358, nr. 18). Daarin wordt bepaald dat de verzekeringnemer de overeenkomst steeds langs elektronische weg kan opzeggen. Bovendien is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld ten aanzien van de verzending van opzeggingen langs elektronische weg. Artikel 3 van het voorliggende besluit vormt de uitvoering van artikel 7:940, zesde lid, BW. De regels uit artikel 2 voor mededelingen langs elektronische weg van een verzekeringnemer of tot uitkering gerechtigde zijn ook toepasselijk op opzeggingen langs elektronische weg door een verzekeringnemer.

Artikel 4

Nu artikel 1 regels geeft ten aanzien van mededelingen langs elektronische weg van de verzekeraar kan het Besluit van 8 februari 2008 worden ingetrokken.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven