Besluit van 29 maart 2011 tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met vaststelling van de boetecategorie voor voorschriften met betrekking tot het pensioenregister

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 februari 2011, nr. AV/PB/2011/1975;

Gelet op artikel 179, eerste lid, van de Pensioenwet en artikel 174, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 4 maart 2011, nr. W12.11.0026/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 maart 2011, nr. AV/PB/2011/4339;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 51a van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in numerieke volgorde ingevoegd:

 51, eerste, tweede, vierde en vijfde lid

2

2. In het tweede lid wordt in numerieke volgorde ingevoegd:

 62, eerste, tweede, vierde en vijfde lid

2

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 29 maart 2011

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp

Uitgegeven de achtste april 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

In de Wet van 27 januari 2011 (Stb. 26) tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de inrichting en het beheer van het pensioenregister wordt geregeld dat bij overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens artikel 51 van de Pensioenwet (PW) en artikel 62 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (WVB) een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. In onderhavig besluit wordt voor de voorschriften in het eerste, tweede, vierde en vijfde lid van de betreffende artikelen vastgelegd dat overtreding van deze voorschriften beboetbaar is volgens categorie 2.

Het voorschrift in het derde lid van de genoemde artikelen is niet opgenomen aangezien het een voorschrift betreft dat zich richt tot de Sociale verzekeringsbank. Indien de gegevensverstrekking door de Sociale verzekeringsbank niet voldoet aan de gestelde eisen, kunnen de instrumenten worden ingezet die de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen daarvoor biedt.

Bij de bepaling van de boetecategorie is aansluiting gezocht bij de gebruikelijke boetecategorie voor overtreding van informatieverplichtingen uit de PW en de WVB. De overige informatieverplichtingen in de Pensioenwet zijn opgenomen in artikel 21 en de artikelen 38 tot en met 48. Hiervoor geldt boetecategorie 2. Voor de overeenkomende artikelen uit de WVB geldt dezelfde boetecategorie.

Tevens is bij de keuze van de boetecategorie acht geslagen op hetgeen in de memorie van toelichting bij de Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving (Kamerstukken II 2007/08, 31 458, nr. 3) is overwogen over de indeling in boetecategorieën. Daarin is vermeld dat boetecategorie 1 bedoeld is voor de minder ernstige overtredingen, die bijvoorbeeld van administratieve aard zijn, boetecategorie 3 voor de zwaarste overtredingen, waarbij bijvoorbeeld misleiding een rol speelt, en boetecategorie 2 voor de overtredingen die wat betreft zwaarte daar tussenin zitten. Bij het niet naleven van de in het eerste, tweede, vierde en vijfde lid genoemde verplichtingen gaat het om overtredingen die qua zwaarte in de tussencategorie liggen. Het betreft achtereenvolgens de verplichting tot:

  • het inrichten en in stand houden door pensioenuitvoerders van het pensioenregister;

  • het op verzoek van de aanspraakgerechtigde tijdig verstrekken van gegevens over pensioenaanspraken door pensioenuitvoerders door middel van het pensioenregister;

  • het slechts gebruiken van de gegevens door de pensioenuitvoerders en de aangewezen instelling ten behoeve van het informeren van de aanspraakgerechtigde;

  • het ontwikkelen en beheren van het pensioenregister, het zorg dragen voor een tijdige verwerking van de gegevens en het goed functioneren van het pensioenregister door de aangewezen instelling.

Het opleggen van een boete is geen verplichting maar een bevoegdheid van de toezichthouder, in dit geval de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Bij de bepaling van de hoogte van de boete dient AFM op grond van de artikelen 48 tot en met 51 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling rekening te houden met de ernst of duur van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid, recidive, draagkracht van de overtreder en schade voor derden. Daarmee kan worden zeker gesteld dat de hoogte van de boete proportioneel is.

In de praktijk kan de situatie zich voordoen dat de pensioenuitvoerder door het niet (tijdig) verstrekken van informatie aan de aanspraakgerechtigde zowel niet voldoet aan artikel 38 als aan artikel 51, tweede lid, PW.

In dat geval is het aan AFM om te beoordelen of sprake is van twee overtredingen die moeten leiden tot twee boetes elk ter hoogte van het basisbedrag dan wel dat er aanleiding is tot verlaging van de hoogte van de boete indien de ene overtreding onlosmakelijk verbonden is aan de andere en de ernst, de duur en de verwijtbaarheid van de overtredingen dit rechtvaardigt.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven