Besluit van 26 februari 2011 tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met een verruiming van de gegevensuitwisseling

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 augustus 2010, nr. RUA/UO/10/16736;

Gelet op de artikelen 62, vierde lid, en 73, vijfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, artikel 67, vijfde lid, van de Wet werk en bijstand en artikel 49, negende lid, van de Wet investeren in jongeren;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 oktober 2010, No.W12.10.0421/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 februari 2011, nr. RUA/UO/11/941;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit SUWI wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5.9, eerste lid, onderdeel f, wordt «vroegtijdige schoolverlaters» vervangen door: voortijdige schoolverlaters.

B

Artikel 5.10 komt te luiden:

Artikel 5.10 Gegevensverwerking burgemeester en wethouders met betrekking tot voortijdige schoolverlaters

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd gegevens die worden verwerkt voor de uitvoering van taken die krachtens de WWB en de WIJ aan het college van burgemeester en wethouders zijn opgedragen, verder te verwerken ten behoeve van de registratie van gegevens, bedoeld in artikel 118h van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 8.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 162b van de Wet op de expertisecentra, voor zover dat noodzakelijk is voor de doorverwijzing van voortijdige schoolverlaters naar onderwijs of arbeidsmarkt.

C

Artikel 5.23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: en de voorwaarden voor het gebruik van die gegevens.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. In geval één van de partijen bij een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid een college van burgemeester en wethouders is treedt het Inlichtingenbureau namens het betrokken college van burgemeester en wethouders als partij op, indien het de verwerking van gegevens betreft, bedoeld in artikel 5.24.

ARTIKEL II

  • 1. Artikel I, onderdelen A en C, treden in werking met ingang van 1 juli 2011.

  • 2. Artikel I, onderdeel B, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 26 februari 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom

Uitgegeven de elfde maart 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

De overheid streeft naar een verbetering van dienstverlening aan de burger. De optimalisering van de onderlinge samenwerking van bestuursorganen is hier een onderdeel van. Het begrip eenmalige gegevensuitvraag, zoals dat in de sector werk en inkomen vorm heeft gekregen in de Wet eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen staat hierbij centraal. Dit is het principe dat gegevens die gebruikt worden voor de uitvoering van wetten slechts eenmaal aan de burger mogen worden gevraagd. Dit vergroot de doeltreffendheid, snelheid en klantgerichtheid van de overheid. Tevens betekent het een besparing van kosten en moeite zowel bij de burger als bij de overheid.

De voorgestelde wijziging van artikel 5:23 van het Besluit SUWI, waarbij het Inlichtingenbureau (IB) als wettelijke vertegenwoordiger van gemeenten wordt aangewezen, past binnen het streven de doeltreffendheid van de samenwerking tussen overheidsorganen te verhogen en meer klantgericht te werken bij de verwerking van gegevens.

In het belang van het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters is een goed werkende ketendienstverlening noodzakelijk. Het kabinet heeft in reactie op de rapporten «Doorstart voor de schooluitvaller» (Inspectie Werk en inkomen, oktober 2007) en «Aanpak harde kern jeugdwerklozen» (Algemene Rekenkamer, september 2008) gewezen op het belang van samenwerking en uitwisseling van gegevens ten behoeve van het terugdringen van voortijdig schoolverlaten (Kamerstukken II 2007–2008, 26 695, nr. 41 en Kamerstukken II 2008–2009, 31 749, nr. 5). De onderhavige wijziging van het Besluit SUWI draagt door het optimaliseren van de informatie-uitwisseling aan de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC's) bij aan het realiseren van deze kabinetsdoelstelling. Daarmee bevat dit besluit bepalingen over gegevensuitwisseling, die de samenwerking tussen het domein werk en inkomen en onderwijs versterkt.

Naast deze wijzigingen voorziet dit besluit in een technische wijziging van artikel 5.9, eerste lid, onderdeel f, van het Besluit SUWI.

Geraadpleegde instanties

Deze wijziging is ter beoordeling van de uitvoerbaarheid voorgelegd aan het CIZ, Stichting Inlichtingenbureau, de Maatschappelijk Ondernemersgroep (MO groep), de minister van Financiën, de SVB, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) (en daarnaast aan het uitvoeringspanel van gemeenten) en het UWV en aan de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) ter beoordeling van de toezichtbaarheid. Daarnaast is het ontwerpbesluit voorgelegd aan het College Bescherming persoonsgegevens (CBP) om advies.

In het aan deze instanties voor advies voorlegde ontwerpbesluit, en het naar aanleiding van die adviezen aangepaste ontwerpbesluit dat aan de Afdeling advisering van de Raad van State voor advies was voorgelegd, was ook voorzien in bepalingen die betrekking hadden op de uitwisseling tussen SVB en UWV enerzijds en indicatieorganen en andere instanties anderzijds van gegevens betreffende de gezondheid. Deze bepalingen beoogden een juridische basis te regelen opdat uitvoeringsorganisaties gegevens uit kunnen wisselen. Burgers hoeven hierdoor hun gegevens slechts éénmaal aan de overheid te verstrekken en niet wederom bij een ander overheidsloket. Het gezamenlijke belang van burger en overheid van het gebruik van eerder verstrekte gegevens schuilt in de mogelijkheid van een efficiëntere dienstverlening aan de burger hetgeen zich weer doorvertaalt in een kostenbesparing bij de overheid. De Afdeling adviseert de bepalingen te voorzien van een wettelijke grondslag. Het CBP adviseert rekening te houden met zijn opmerkingen over de onderbouwing van de voorstellen vanuit het oogpunt van noodzaak en proportionaliteit. Het CIZ adviseert de AWBZ-wetgeving aan te passen en daarmee de voorstellen juridisch te borgen.

Naar aanleiding van de opmerkingen van deze instanties zijn deze bepalingen geschrapt. In overleg met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), die primair verantwoordelijk is voor de uitvoering van onder meer de Algemene wet bijzondere ziektekosten en de Wet maatschappelijke ondersteuning, zal zo spoedig mogelijk worden bezien of het noodzakelijk is hiervoor een wettelijke basis te creëren (en aldus het advies van de Afdeling Advisering van de Raad van state te volgen), dan wel in de uitvoeringspraktijk volstaan kan worden met uitdrukkelijke toestemming. als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel a, van de Wet bescherming persoonsgegevens.

Voor zover in het kader van dit aangepaste wijzigingsbesluit van belang zij er nog op gewezen dat zowel het CBP, de Stichting Inlichtingenbureau, als het UWV hebben verzocht de bewerkersrol van het IB te verduidelijken daar waar het namens gemeenten een overeenkomst kan sluiten met derde partijen over de levering van gegevens via Suwinet. Aan de toelichting is daarom een nadere uitwerking toegevoegd. Hierin is aangegeven dat het aanwijzen van het IB voortvloeit uit het feit dat het IB nu al op grond van artikel 5.24 van het Besluit SUWI optreedt als bewerker voor gemeenten. Dit houdt in dat het IB namens gemeenten WWB-gegevens verwerkt en optreedt als sectorloket. Deze wettelijke bewerkerstaak is nader uitgewerkt in het IB-gegevensregister. In het IB-gegevensregister wordt precies uitgewerkt in welke gevallen het IB tekent en waarvoor het IB dan precies tekent. Het IB-gegevensregister wordt in samenspraak met het IB en daar waar relevant met de overige uitvoeringsorganisaties bij ministeriele regeling vastgesteld. Vanuit UWV en het IB is aangegeven dat het belangrijk is dat het bepaalde in artikel 5.23 Besluit SUWI over het sluiten van een overeenkomst met een derde partij in de evaluatie van de Wet eenmalige gegevensuitvraag wordt meegenomen teneinde de werking hiervan te kunnen beoordelen. Dat zal eveneens gebeuren. De VNG heeft verzocht om de reikwijdte van de inhoud van de overeenkomsten die het IB namens gemeenten mag tekenen te beperken tot de feitelijke levering van de gegevens. Ook dit advies is overgenomen.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Deze wijziging bevat een correctie. In artikel 5.9, eerste lid, onderdeel f, wordt de onjuiste benaming «vroegtijdige schoolverlaters» vervangen door: voortijdige schoolverlaters.

Artikel I, onderdeel B

De Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC-functie van colleges van B&W van daartoe aangewezen gemeenten) heeft gegevens nodig uit het domein werk en inkomen om prioriteit te kunnen stellen bij de aanpak van voortijdige schoolverlaters. Met behulp van die gegevens kunnen voortijdig schoolverlaters sneller gevonden worden om hen een leerwerkaanbod te doen.

Concreet gaat het hierbij om informatie over de vraag of de jongere:

  • 1. een dienstverband heeft,

  • 2. ingeschreven staat als werkzoekende, dan wel

  • 3. een uitkering ontvangt of heeft aangevraagd.

Deze gegevens zijn in beginsel bij het UWV beschikbaar, omdat de aanvraag voor een bijstandsuitkering of de aanvraag voor een leerwerkaanbod als bedoeld in de Wet investeren in jongeren (WIJ) gedaan dient te worden bij het UWV. In de praktijk komt het echter voor dat voor de RMC-functie relevante gegevens bij het UWV ontbreken, maar wel aanwezig blijken te zijn bij gemeentelijke sociale diensten (de instanties die namens de colleges van B&W belast zijn met de uitvoering van inkomensvoorzieningswetten). Het gaat dan om gegevens die worden verwerkt in het kader van de verdere behandeling van de WWB-aanvraag, bedoeld in artikel 41, van de WWB (aanvraaggegevens; uitkeringsgegevens) en de verdere behandeling van de aanvraag voor een werkleeraanbod, bedoeld in artikel 15 van de WIJ, gegevens die verkregen zijn in het kader van de uitvoering van artikel 18 van de WIJ, inhoudende dat aan de jongere een werkleeraanbod wordt gedaan, alsmede gegevens die zijn verkregen in het kader van de vaststelling van het recht op een inkomensvoorziening, op grond van de WIJ.

In het Besluit SUWI artikel 5.9, eerste lid, onderdeel f, is al geregeld dat het UWV aan de colleges van B&W gegevens mag leveren ten behoeve van de RMC-functie. Voor verdere verwerking van de bij de gemeenten reeds aanwezige gegevens ontbreekt echter een regeling. Het voorgestelde artikel 5.10 voorziet hierin.

Artikel I, onderdeel C

Gegevens kunnen worden uitgewisseld via de gezamenlijke elektronische voorzieningen waarbij het uitgangspunt blijft dat in een wet en/of Besluit de bevoegdheid is neergelegd om deze gegevens te verstrekken. In artikel 5.23, eerste lid, van het Besluit SUWI is geregeld dat de elektronische voorzieningen tevens worden gebruikt voor de verwerking van gegevens als bedoeld in artikel 62, tweede lid, tweede zin, van de Wet SUWI, indien er een overeenkomst is gesloten tussen één van de gebruikers, voor zover die althans tot de gegevensverstrekking of het opvragen bevoegd is, en een derde partij. Gebruikers zijn in de context van het Besluit SUWI de uitvoeringsorganen in het SUWI-domein: het UWV, de SVB en colleges van burgemeester en wethouders.

Ingevolge het eerste lid van artikel 5.23 heeft voormelde overeenkomst in ieder geval betrekking op de gegevens die worden verstrekt en de stelselmatigheid van de verstrekking en de voorwaarden voor het gebruik van die gegevens. Dit laatste, de voorwaarden voor het gebruik, vloeien uit de wet voort en hebben als zodanig geen zelfstandige betekenis in het kader van de te sluiten overeenkomst. Gelet hierop wordt dit specifieke inhoudelijke vereiste geschrapt.

Bij de totstandkoming van artikel 5.23 werd al onderkend, dat het niet praktisch is een overeenkomst met alle gemeenten apart aan te gaan. In het tweede lid van het huidige artikel 5.23 is bepaald dat, in het geval één van de partijen bij een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid een college van burgemeester en wethouders is, dat dan een rechtspersoon die de gemeente vertegenwoordigt namens het college van burgemeester en wethouders als partij kan optreden. In de tekst van artikel 5.23 Besluit SUWI is niet aangegeven welke rechtspersoon dat zou kunnen zijn. Gedacht werd aan het Inlichtingenbureau (IB) of een rechtsopvolger of de VNG. In de praktijk blijkt het geen werkbare oplossing te zijn dat de VNG deze rol op zich neemt. Het wijzigingsvoorstel voorziet er nu in dat het IB ten behoeve van gemeenten als partij optreedt.

Het aanwijzen van het IB past in de systematiek van het Besluit SUWI, omdat het Inlichtingenbureau nu al ingevolge artikel 5.24 van het Besluit SUWI optreedt als bewerker voor gemeenten. Dat wil zeggen dat het IB namens gemeenten WWB-gegevens verwerkt en optreedt als sectorloket. Deze wettelijke bewerkerstaak is nader uitgewerkt in het IB-gegevensregister dat bij ministeriële regeling is vastgesteld (artikel 6.2, tweede lid, Regeling SUWI). Op grond van artikel 14 de Wet bescherming persoonsgegevens wordt de uitvoering van verwerkingen door een bewerker geregeld in een overeenkomst of krachtens een andere rechtshandeling waardoor een verbintenis ontstaat tussen de bewerker en de verantwoordelijke. De bepaling in artikel 5.24 is zo een andere verbintenis. De aanwijzing van het Inlichtingenbureau in artikel 5.23 is aan de orde voor de gegevensverwerkingen waarbij het Inlichtingenbureau de rol van bewerker op grond van artikel 5.24 heeft en die zijn uitgewerkt in het IB-gegevensregister.

Duidelijk is dat op grond van artikel 62 van de Wet SUWI de colleges van B&W de verantwoordelijke zijn en blijven voor de gegevensverwerking bij het uitwisselen van gegevens via suwi-net. Strikt genomen zou het IB nu al op grond van het bepaalde in artikel 5.23, tweede lid, namens gemeenten kunnen optreden omdat het om de verwerking van gegevens gaat, waarop artikel 62 van de Wet SUWI van toepassing is. De precieze strekking van artikel 5.23 en de bijbehorende toelichting heeft in de afgelopen periode echter tot veel vragen bij de uitvoering geleid. Vandaar dat wordt voorgesteld de rol bij het aansluiten van derde partijen expliciet in het Besluit bij het IB te beleggen teneinde richting de uitvoering geen onduidelijkheid meer te laten bestaan over de interpretatie van artikel 62 van de Wet SUWI voor de gegevensuitwisseling door colleges van B&W in relatie tot derde partijen.

Het IB mag ten behoeve van gemeenten tekenen wanneer de gegevensverwerking plaatsvindt voor de goede uitvoering van de sociale zekerheidswetgeving of als gemeenten op grond van enige andere wetgeving verplicht zijn gegevens te verstrekken. In het IB-gegevensregister wordt precies uitgewerkt in welke gevallen het IB tekent en waarvoor het IB dan precies tekent. Het IB-gegevensregister wordt in samenspraak met het IB en daar waar relevant met de overige uitvoeringsorganisaties vastgesteld. Op verzoek van de VNG is artikel 5.23, eerste lid, zo aangepast dat de overeenkomst die het IB namens gemeenten mag tekenen, betrekking heeft op de feitelijke levering van de gegevens en niet ziet op de voorwaarden voor het gebruik van die gegevens. Gemeenten zijn immers zelf verantwoordelijk voor de verdere verwerking van de geleverde gegevens binnen de eigen organisatie.

Artikel II

Het besluit treedt voor wat artikel I, onderdelen A en C betreft in werking met ingang van 1 juli 2011.

Artikel I, onderdeel B, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. De mogelijkheid om de in dit artikelonderdeel bedoelde gegevens te verstrekken is in een pilot in vier regio’s beproefd en wordt met dit besluit verbreed naar alle negendertig regio’s. Verbreding naar nieuwe regio’s vindt alleen plaats na aanmelding van de regio’s die gereed zijn om uitvoering te geven aan de bepaling. Er hebben zich al een aantal regio’s aangemeld. Om die reden zijn de regio’s gebaat bij spoedige inwerkingtreding van deze bepaling en is het niet wenselijk voor deze bepaling uit te gaan van het vaste verandermoment van 1 juli.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven