Besluit van 22 december 2010 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het besluit van 14 oktober 2010, tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht (wijziging milieuregels windturbines) (Stb. 749) en van het besluit van 15 november 2010 tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (afvalgerelateerde activiteiten in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) (Stb. 781)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 20 december 2010, nr. BJZ2010033456, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel IV van het besluit van 14 oktober 2010, tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht (wijziging milieuregels windturbines) (Stb. 749) en gelet op artikel VI van het besluit van 15 november 2010 tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (afvalgerelateerde activiteiten in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) (Stb. 781);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Met ingang van 1 januari 2011 treden, in de hieronder aangegeven volgorde, in werking:

  • a. Het besluit van 14 oktober 2010, tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht (wijziging milieuregels windturbines) (Stb. 749);

  • b. Het besluit van 15 november 2010, tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (afvalgerelateerde activiteiten in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) (Stb. 781), met uitzondering van artikel II, onderdeel B, aanhef en onder 1;

  • c. De paragrafen 3.3.5 voor zover het de opslag van bilgewater en afgewerkte olie in ondergrondse tanks betreft en 4.1.1 voor zover het de opslag van gevaarlijke afvalstoffen in verpakking betreft afkomstig van onderhoud en reparatie van pleziervaartuigen, ten aanzien van inrichtingen waar gelegenheid wordt geboden voor het afmeren van pleziervaartuigen;

  • d. Artikel 4.84 voor zover het de opslag en het demonteren van autowrakken betreft, ten aanzien van inrichtingen waar onderhoud en reparatie van motorvoertuigen plaatsvindt en waar autowrakken worden opgeslagen waarop op 31 december 2007 het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer van toepassing was of zou zijn geweest;

  • e. Paragraaf 4.1.1 voor zover het de opslag van gevaarlijke afvalstoffen betreft, ontstaan bij bouwwerkzaamheden, onderhoudswerkzaamheden of herstelwerkzaamheden die buiten de inrichting zijn verricht door degene die de inrichting drijft, ten aanzien van inrichtingen met een opslag van gevaarlijke afvalstoffen ontstaan bij bouwwerkzaamheden, onderhoudswerkzaamheden of herstelwerkzaamheden die buiten de inrichting zijn verricht door degene die de inrichting drijft, waarop op 31 december 2007,

    • 1°. het Besluit horeca-, sport-, en recreatie-inrichtingen milieubeheer;

    • 2°. het Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer;

    • 3°. het Besluit textielreinigingsbedrijven milieubeheer, of

    • 4°. het Besluit jachthavens,

    van toepassing was of zou zijn geweest;

  • f. De artikelen 4.105, eerste tot en met vierde lid, 4.106, eerste lid, onderdelen a, b en c, 4.107, eerste lid, voor zover het gevaarlijke afvalstoffen betreft, ten aanzien van inrichtingen waar gelegenheid wordt geboden voor het afmeren van pleziervaartuigen.

Artikel 2

Artikel 2, derde lid, van het Besluit van 26 november 2007, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 22 november 2006, houdende wijziging van de Wet milieubeheer en enige andere daarmee verband houdende wetten (modernisering van de algemene milieuregels voor inrichtingen) (Stb. 606) en van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Stb. 415), (Stb. 472 en 497), komt te luiden:

  • 3. Artikel 2.16 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen miliebeheer treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 december 2010

Beatrix

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma

Uitgegeven de negenentwintigste december 2010

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Met dit besluit wordt voorzien in de inwerkingtreding van twee wijzigingen van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) op 1 januari 2011.

Het oorspronkelijke besluit is, op enkele artikelen na, in werking getreden op 1 januari 2008. Daarmee kwam een groot aantal inrichtingen dat tot dan toe vergunningplichtig was, onder de algemene regels te vallen. Tevens treden met dit besluit delen van het Activiteitenbesluit in werking die niet eerder in werking zijn getreden en wordt de inwerkingtreding van een artikel wederom uitgesteld.

Artikel 1, onderdeel a

Met de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit, genoemd in artikel 1, onderdeel a, (wijziging milieuregels windturbines) vallen meer windturbines geheel onder de algemene regels. Verder is de geluidsnormstelling aangepast aan de Europese dosismaat Lden (dagnorm) en Lnight (nachtnorm) omdat deze normen beter correleren met de hinder dan de tot nu toe gebruikte dosismaat. Met het oog op de veiligheid is een plaatsgebonden risico vastgesteld voor kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten.

Artikel 1, onderdeel b

Met de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit, genoemd in artikel 1, onderdeel b, (afvalgerelateerde activiteiten in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) worden nog eens ongeveer 3.600 afvalgerelateerde inrichtingen onder de werking van het Activiteitenbesluit gebracht, waardoor de vergunningplicht op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor deze inrichtingen vervalt. Een van de onderdelen van het wijzigingsbesluit treedt niet in werking omdat het een omissie bevat. Deze zal zo spoedig mogelijk worden hersteld.

Artikel 1, onderdelen c tot en met f

De onderdelen van het Activiteitenbesluit die met deze onderdelen in werking treden, konden niet eerder in werking treden omdat de notificatieprocedure op grond van artikel 3, vierde lid, van richtlijn nr. 91/689/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PbEU L 377) nog niet was afgerond. In het besluit van 26 november 2007 (Stb. 472) waren deze onderdelen uitgezonderd van inwerkingtreding op 1 januari 2008. Nu deze procedure is afgerond kunnen deze onderelen alsnog in werking treden. Inmiddels zijn ten opzichte van de bepalingen die worden genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdelen e tot en met i, van dat besluit enkele wijzigingen doorgevoerd, omdat in het Activiteitenbesluit zelf ook wijzigingen zijn aangebracht.

Artikel 2

Een ander artikel dat niet per 1 januari 2008 in werking is getreden, is artikel 2.16 dat beschrijft dat een werkgever maatregelen moet treffen ten aanzien van het vervoer van de eigen werknemers van en naar de inrichting. In verband met de oprichting van een Taskforce waarin werkgevers met werknemers en overheden zouden gaan werken aan voorstellen voor het concreet en niet vrijblijvend regelen van vervoermanagement zou artikel 2.16 pas met ingang van 1 januari 2009 in werking treden, mocht dat vervoersmanagement niet tot stand komen. De uitgestelde inwerkingtreding maakte het mogelijk voor de Taskforce om met adequate voorstellen te komen betreffende het vervoermanagement. De Taskforce heeft begin september 2008 voorstellen gepresenteerd. De eerste resultaten van het monitoring- en evaluatie-programma zouden pas eind 2009 bekend zijn. De inwerkingtredingsdatum was derhalve bij besluit van 19 november 2008 (Stb. 497) verschoven naar 1 juli 2010.

Eind 2009 is duidelijk geworden dat de resultaten van de evaluatie pas medio 2010 zouden worden opgeleverd. Het vasthouden aan de inwerkingstredingsdatum van 1 juli 2010 was derhalve niet wenselijk. De inwerkingstredingsdatum is toen verschoven naar 1 juli 2011.

De Taskforce is medio 2010 geëvalueerd en houdt per 1 maart 2011 op te bestaan. Naar aanleiding van de evaluatieresultaten is besloten om het initiatief voor het vervolg op de Taskforce bij vijftig grote werkgevers neer te leggen. Deze groep van vijftig werkgevers presenteert in december 2010 een voorstel waarmee zij de komende jaren aan de slag gaan. Het is daarom niet opportuun om artikel 2.16 per 1 juli 2011 in werking te laten treden. De inwerkingstredingsdatum is verschoven naar 1 januari 2013. In 2012 zal door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu beoordeeld worden of er voldoende vooruitgang is geboekt door de werkgevers en of inwerkingtreding van artikel 2.16 aan de orde zal zijn.

Tot die tijd is artikel 6.9 van het Activiteitenbesluit van toepassing.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma

Naar boven