Besluit van 17 december 2010 tot wijziging van onder meer het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere besluiten in verband met onder meer de herziening van de functie- en bezoldigingstructuur voor rechterlijke ambtenaren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 7 oktober 2010, nr. 5670871/10/6;

Gelet op de artikelen 5d, 5g, derde lid, 7, derde lid, 9, tweede lid, van de Wet rechtpositie rechterlijke ambtenaren, de artikelen 11, 16, eerste en zesde lid, 25, tweede lid, 86, eerste, zesde, zevende en achtste lid, en 145 van de Wet op de rechterlijke organisatie, de artikelen 3 en 5 van de Beroepswet, artikel 4 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie, artikel 46, vierde lid, van de Wet op de rechtsbijstand en artikel 51, zesde lid, van de Wet op de Raad van State;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 oktober 2010, nr. W03.10.0492/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 16 december 2010, nr. 5677236/10/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt gewijzigd als volgt.

A

Artikel 2c wordt gewijzigd als volgt:

a. In het eerste lid wordt «artikelen 2, tweede tot en met zesde lid, en 3, eerste tot en met vierde lid» vervangen door: artikel 2, tweede tot en met zevende lid.

b. In het zesde lid wordt «De artikelen 2, tweede tot en met zesde lid, en 3, vijfde lid, van de wet zijn» vervangen door: Artikel 2, tweede tot en met zevende lid, van de wet is.

B

Artikel 2h, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

a. In onderdeel a, onder 1°, wordt «coördinerend vice-president van, vice-president van, rechter» gewijzigd in: senior rechter A in, senior rechter in, rechter.

b. In onderdeel a, onder 3°, wordt «officier eerste klasse, officier, substituut-officier» vervangen door: senior officier van justitie A, senior officier van justitie, officier van justitie, substituut-officier van justitie.

c. In onderdeel b, onder 1°, wordt «coördinerend vice-president van, vice-president van, raadsheer» vervangen door: senior raadsheer in, raadsheer in.

d. In onderdeel b, onder 3°, wordt «advocaat-generaal» vervangen door: senior advocaat-generaal, advocaat-generaal»

C

Na artikel 6f wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6g

  • 1. De rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast die een ambt uitoefent dat in artikel 7, tweede lid, van de wet in categorie 8 is ingedeeld, en die als rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast wordt benoemd in een ander, in artikel 7, tweede lid, van de wet, in categorie 8, genoemd ambt, of van wie de vaststelling bij welk gerechtshof of welke rechtbank hij dat ambt vervult, wijzigt, heeft aanspraak op een toeslag.

  • 2. De toeslag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 222.

D

Artikel 6g, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De toeslag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 224,89.

E

Artikel 6g, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De toeslag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 229,39.

F

Artikel 6g, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De toeslag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 233,98.

G

Artikel 6g, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De toeslag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt 3,2% van het maximum van het bij en krachtens artikel 7, tweede lid, van de wet, in categorie 8 bepaalde salaris.

H

In artikel 36k, derde lid, wordt «gerechtsauditeur» gewijzigd in: senior-gerechtsauditeur of gerechtsauditeur.

I

De bijlage, bedoeld in artikel 5, eerste lid, komt te luiden:

Bijlage als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren

Salariscategorie

salaris in euro’s per maand

   

per 1 april 2009

1

  

10501,20

2

  

9857,18

3

  

9253,82

4

  

8960,48

5

  

8685,54

6

 

aanvang

7912,43

  

na 1 jaar

8162,51

  

na 2 jaar

8412,44

  

na 3 jaar

8685,54

7

 

aanvang

6777,39

  

na 1 jaar

7209,95

  

na 2 jaar

7671,48

  

na 3 jaar

7912,43

8

 

aanvang

6777,39

  

na 1 jaar

6991,39

  

na 2 jaar

7209,95

  

na 3 jaar

7437,16

9

 

aanvang

5254,53

  

na 1 jaar

5395,83

  

na 2 jaar

5534,60

  

na 3 jaar

5683,04

  

na 4 jaar

5835,01

  

na 5 jaar

5990,55

  

na 6 jaar

6178,12

  

na 7 jaar

6372,28

  

na 8 jaar

6572,04

  

na 9 jaar

6777,39

10

 

aanvang

4503,78

  

na 1 jaar

4615,61

  

na 2 jaar

4722,84

  

na 3 jaar

4835,19

  

na 4 jaar

4974,47

  

na 5 jaar

5114,75

  

na 6 jaar

5254,53

  

na 7 jaar

5395,83

  

na 8 jaar

5461,91

11

 

aanvang

3947,19

  

na 1 jaar

4059,52

  

na 2 jaar

4171,34

  

na 3 jaar

4282,17

  

na 4 jaar

4389,91

  

na 5 jaar

4503,78

  

na 6 jaar

4615,61

  

na 7 jaar

4722,84

  

na 8 jaar

4835,19

  

na 9 jaar

4974,47

  

na 10 jaar

5044,61

12

 

aanvang

2454,83

  

na 1 jaar

2566,64

  

na 2 jaar

2917,38

  

na 3 jaar

3268,11

  

na 4 jaar

3388,57

  

na 5 jaar

3500,91

  

na 6 jaar

3602,56

  

na 7 jaar

3708,80

  

na 8 jaar

3828,24

ARTIKEL II

Het Besluit rechtspositie leden gerechtsbesturen en Raad voor de rechtspraak wordt gewijzigd als volgt.

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

a. In het derde lid vervallen de zinsneden «onderscheidenlijk voorzitter van het bestuur van een andere rechtbank» en «onderscheidenlijk categorie 4».

b. Het vierde tot en met negende lid worden vernummerd tot vijfde tot en met tiende lid.

c. Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Het bruto maandsalaris behorende bij de functie van voorzitter van het bestuur van de rechtbank Arnhem, Breda, ’s-Hertogenbosch, Haarlem, Utrecht of Zwolle-Lelystad onderscheidenlijk voorzitter van het bestuur van een andere rechtbank is gelijk aan dat behorende bij de ambten die in artikel 7, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in categorie 4 onderscheidenlijk 5 zijn ingedeeld, vermeerderd met een bedrag van € 181,51.

d. In het vijfde lid (nieuw) wordt «categorie 5» vervangen door: categorie 6.

e. Het zesde tot en met tiende lid worden vernummerd tot zevende tot en met elfde lid.

f. Na het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 6. Het bruto maandsalaris behorende bij de functie van sectorvoorzitter van een rechtbank waarbij de door het gerechtsbestuur vastgestelde formatie voor de sector structureel minimaal honderd voltijds medewerkers bedraagt, is gelijk aan het maximum bruto maandsalaris behorende bij de ambten die in artikel 7, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in categorie 6 zijn ingedeeld.

g. In het zevende lid (nieuw) wordt «een rechtbank» vervangen door «een andere sector».

h. In het achtste lid (nieuw) wordt «Amsterdam, Arnhem, Breda, ’s-Gravenhage, Groningen, Haarlem, ’s-Hertogenbosch, Leeuwarden, Maastricht, Rotterdam, Utrecht, Zutphen en Zwolle» vervangen door: Amsterdam, Arnhem, Breda, ’s-Gravenhage, Haarlem, ’s-Hertogenbosch, Maastricht, Rotterdam, Utrecht en Zwolle.

i. In het tiende lid (nieuw) wordt «eerste tot en met vijfde lid» vervangen door: eerste tot en met zevende lid.

B

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

a. Het tweede lid wordt vernummerd tot derde lid.

b. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Voor de toepasselijkheid van artikel 6 van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt ten aanzien van de rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast die tevens is benoemd als lid van een gerechtsbestuur, onder «rechterlijk ambtenaar» tevens verstaan: rechterlijk ambtenaar, tevens lid van een gerechtsbestuur, en wordt onder «salaris» mede verstaan: de toelage die wordt genoten in verband met het verrichten van de werkzaamheden als lid van het gerechtsbestuur.

ARTIKEL III

Het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 17, eerste lid, onderdeel b, wordt «een officier van justitie in de rang van hoofdofficier, zijnde hoofd van een arrondissementsparket» vervangen door: een hoofdofficier met de titel hoofd van het arrondissementsparket.

B

In artikel 29 wordt «benoemd in de functie van gerechtsauditeur en in de rang van gerechtsauditeur» vervangen door «benoemd in de functie van gerechtsauditeur» en wordt «officier van justitie in de rang van substituut-officier van justitie» vervangen door: substituut-officier van justitie.

ARTIKEL IV

Het Kostuum- en titulatuurbesluit rechterlijke organisatie wordt gewijzigd als volgt.

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt

a. In onderdeel a wordt «de officieren van justitie» vervangen door: de senior officieren van justitie A, de senior officieren en de officieren van justitie».

b. In onderdeel b wordt «advocaten-generaal» vervangen door: senior advocaten-generaal, de advocaten-generaal».

B

In artikel 2 wordt «hun ambt of functie» telkens vervangen door: ambt.

ARTIKEL V

In artikel 30 van het Beroepsreglement wordt de zinsnede «coördinerende vice-presidenten, vice-presidenten» vervangen door: senior raadsheren.

ARTIKEL VI

Het Besluit rechtspositie leden met rechtspraak belast en gerechtsauditeurs CRvB en CBb wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 2, aanhef en onderdeel d, en in artikel 3 wordt «gerechtsauditeurs» telkens vervangen door: senior-gerechtsauditeurs en gerechtsauditeurs.

B

In artikel 2, onderdeel c wordt «gerechtsauditeur» vervangen door: senior-gerechtsauditeur en gerechtsauditeur.

ARTIKEL VII

Artikel 2 van het Besluit samenstelling en werkwijze toetsingscommissie uittreding zittende magistratuur wordt gewijzigd als volgt:

A

In het eerste lid wordt «gerechtsauditeur» vervangen door: senior-gerechtsauditeur, gerechtsauditeur.

B

In het tweede lid wordt «gerechtsauditeurs» vervangen door: senior-gerechtsauditeurs, gerechtsauditeurs.

ARTIKEL VIII

Artikel 1, onderdeel b, van het Besluit van 22 september 1955, houdende regelen omtrent de onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de Sociaal-Economische Raad met enige andere werkzaamheden komt te luiden:

  • b. senior raadsheer, raadsheer, raadsheer-plaatsvervanger, senior-gerechtsauditeur, gerechtsauditeur of buitengriffier bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven;

ARTIKEL IX

Artikel I van het Besluit van 12 november 2010 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten (indexering griffierechten bestuursrechtelijke wetten 2011) (Stb. 2010, 768) wordt gewijzigd als volgt:

A

In de tabel genoemd in artikel I, rij 8, kolom F, wordt «€ 223» vervangen door: € 224.

B

In de tabel genoemd in artikel I, rijen 11 tot en met 13, kolom C, wordt «50» telkens vervangen door: 51.

ARTIKEL X

In artikel 46, derde lid, van de Wet op de rechtsbijstand wordt «€ 111» vervangen door: € 112.

ARTIKEL XI

Degenen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit als directeur bedrijfsvoering bij de rechtbank te Groningen, Leeuwarden en Zutphen zijn aangesteld, blijven in het genot van het bij salarisschaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 behorende bedrag voor zolang zij zijn benoemd als directeur bedrijfsvoering bij die rechtbank.

ARTIKEL XII

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug als volgt:

  • a. wat artikel I, onderdeel C, betreft: tot en met 1 januari 2007;

  • b. wat artikel I, onderdeel D, betreft: tot en met 1 augustus 2007;

  • c. wat artikel I, onderdeel E, betreft: tot en met 1 april 2008;

  • d. wat artikel I, onderdeel F, betreft: tot en met 1 april 2009.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 17 december 2010

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Uitgegeven de eenendertigste december 2010

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Dit besluit behelst een wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en het Besluit rechtspositie leden gerechtsbesturen en Raad voor de rechtspraak, alsmede enige andere aanverwante besluiten. Deze wijzigingen hangen samen met de herziening van het stelsel van rechterlijke functies en de bijbehorende beloningen, zoals vastgelegd in de wet van 3 december 2009 tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten in verband met de herziening van de functie- en bezoldigingstructuur voor rechterlijke ambtenaren (Stb. 2010, 857). Met deze wet (hierna: wijzigingswet) zijn met het oog op die herziening met name de volgende wijzigingen in de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (hierna: Wrra) doorgevoerd:

  • er wordt uitgegaan van functies en niet van rangen; de functies beogen alle voorkomende ambten binnen de rechterlijke macht te omvatten en zijn zodanig dat zij toekomstbestendig kunnen worden geacht;

  • een versterking van de vakinhoudelijke loopbaan doordat senioriteit duidelijker tot uitdrukking komt in de functies, alsmede een versterking van de managementloopbaan doordat meer wordt gedifferentieerd naar de zwaarte van de managementverantwoordelijkheid.

Ook de in dit besluit vervatte wijzigingen strekken in hoofdzaak tot herziening van de functie- en bezoldigingstructuur van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding en betreffen in verschillende gevallen wijzigingen van dezelfde strekking als die in de wijzigingswet. Daarnaast wordt de in de herziening van de functie- en bezoldigingstructuur afgesproken zogenoemde mobiliteitstoeslag teneinde de mobiliteit te bevorderen vastgelegd in dit besluit. Deze mobiliteitstoeslag betreft een toeslag voor senior rechters of raadsheren die een horizontale overstap (dat betekent: in bezoldigingscategorie 8) maken naar een ambt bij een ander gerecht. Daarnaast bevat dit besluit verscheidene technische aanpassingen van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren (hierna: Brra) en enige aanverwante besluiten (Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren, Besluit rechtspositie leden gerechtsbesturen en Raad voor de rechtspraak, etc.), voornamelijk in verband met de in de wijzigingswet opgenomen aanpassingen van onder meer de Wrra. Voorts bevat dit besluit een aanpassing vanwege een in het Sectoroverleg Rechterlijke Macht van 23 augustus 2007 gemaakte aanvullende afspraak ten aanzien van rechterlijke gerechtsbestuurders. Afgesproken is dat de huidige terugtredingsregeling mede betrekking zal hebben op de bestuursfuncties waarin de rechterlijke leden van gerechtsbesturen uit de leeftijdsgroep van 57 jaar en ouder zijn benoemd.

Dit besluit betreft wijzigingen die volgen op het Besluit van 1 juni 2010, Stb. 210, tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere besluiten in verband met de flexibilisering en verduidelijking alsmede enkele aanvullingen van de regeling van de rechtspositie van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding. Dit besluit is reeds in werking getreden.

De aan dit besluit verbonden kosten worden opgevangen binnen de voor de sector Rechterlijke Macht beschikbare arbeidsvoorwaardengelden. Uit dit besluit vloeien geen administratieve lasten voor de burger of het bedrijfsleven voort. Het brengt alleen wijziging aan in de regeling van de rechtspositie van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding.

Over de inhoud van dit besluit is overeenkomstig artikel 51 van de Wrra overeenstemming met de Sectorcommissie rechterlijke macht bereikt. Zowel de Raad voor de rechtspraak als het College van procureurs-generaal heeft positief geadviseerd over een ontwerp van dit besluit. Het voorstel van de Raad voor de rechtspraak om wijzigingen in het Beroepsreglement die niet gerelateerd zijn aan de wijzigingswet thans achterwege te laten, is overgenomen. Ook overigens is rekening gehouden met het advies van de Raad voor de rechtspraak. Over de inhoud van dit besluit is voorts in het departementaal overleg met de centrales van verenigingen van ambtenaren de in artikel 113 van het ARAR bedoelde overeenstemming bereikt.

2. Artikelsgewijs

Artikel I (Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren)

Onderdeel A

In onderdeel A worden in artikel 2c van het Brra de verwijzingen aangepast in verband met het vervallen van artikel 3 Wrra in de wijzigingswet. In artikel 3 Wrra werd per functie waaraan een rang was verbonden, aangegeven welke rangen dat zijn. Nu in verband met de herziening van de functie- en bezoldigingstructuur niet langer sprake zal zijn van rangen, doch enkel van functies, is dit artikel vervallen in de Wrra, en dient bijgevolg de verwijzing naar dit artikel in artikel 2c van het Brra te worden geschrapt. Onderdeel A strekt daartoe.

Onderdeel B

In onderdeel B wordt artikel 2h van het Brra aangepast aan de in de wijzigingswet geïntroduceerde functies. De nieuwe functies bij de rechtbanken zijn: senior rechter A en senior rechter. Dit is verwerkt onder a van dit onderdeel. Bij de gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBb) zijn de nieuwe functies: senior raadsheer. Dat is verwerkt onder c van dit onderdeel. Bij de rechtbanken en de gerechtshoven, CRvB en CBb zijn de functies van coördinerend vice-president en vice-president komen te vervallen. Dat is verwerkt onder a en c van dit onderdeel.

Nieuwe functies bij arrondissementsparketten, het landelijk parket, het functioneel parket en het parket-generaal zijn: senior officier van justitie A en senior officier van justitie. De functie van officier van justitie in de rang officier eerste klasse is vervallen. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om substituut-officier uit te schrijven tot substituut-officier van justitie. Dit is verwerkt onder b van onderdeel B.

Een nieuwe functie bij een ressortsparket en het parket-generaal is de senior advocaat-generaal. Dit is verwerkt onder d van onderdeel B.

Onderdeel C tot en met G

Om de mobiliteit te bevorderen is in het voorstel tot herziening van de functie- en bezoldigingstructuur de zogenoemde mobiliteitstoeslag afgesproken, welke afspraak is vastgelegd in dit onderdeel. Aanspraak op deze toeslag heeft de rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast met een functie genoemd in categorie 8 bij de overgang naar een andere functie genoemd in categorie 8, en waarbij de rechterlijk ambtenaar een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast blijft. Dat kan zijn bij de overgang van rechtbank naar gerechtshof, van gerechtshof naar rechtbank, maar ook bij een overgang van een gerechtshof naar een ander gerechtshof of van een rechtbank naar een andere rechtbank. De toeslag is structureel zolang sprake is een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast en deze volgens categorie 8 beloond wordt.

De toeslag bedraagt 3,2% van het maximum salaris behorend bij categorie 8. Aanvankelijk was het bedrag van de toeslag bepaald op € 222, zijnde het verschil tussen het maximum van categorie 8 en de eerstvolgende trede in de naasthogere schaal van categorie 7, gebaseerd op het salarisniveau op 1 januari 2007 en afgerond op hele euro’s. (vergelijk onderdeel C). Dit bedrag is vervolgens jaarlijks verhoogd met het in de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rechterlijke macht 1/8/2007 tot 31/12/2010 afgesproken percentage van de salarisverhoging (vergelijk onderdelen D tot en met F). Om uitvoeringstechnische redenen wordt er voor gekozen om de toelage voortaan in een percentage van het salaris uit te drukken (vergelijk onderdeel G). De toelage is een salariscomponent en vormt een onderdeel van het pensioengevend inkomen en de vakantieuitkering.

Onderdeel H

In de wijzigingswet vervalt de rangvan gerechtsauditeur en wordt naast de functie van gerechtsauditeur de functie van senior-gerechtsauditeur genoemd. Dit onderdeel strekt ertoe deze wijziging eveneens in artikel 36k, derde lid, Brra, vast te leggen.

Onderdeel I

In de bij het Brra behorende bijlage zijn, overeenkomstig de in artikel 7, tweede lid, van de Wrra bedoelde indeling, de hoogten van de salarissen van de rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding vermeld. De indeling van artikel 7, tweede lid, Wrra, is aangepast in verband met de herziening van de functie- en bezoldigingstructuur. Dit brengt met zich dat de bijlage eveneens moet worden aangepast aan de gewijzigde indeling. Onderdeel I strekt daartoe.

Artikel II (Besluit rechtspositie leden gerechtsbesturen en leden Raad voor de rechtspraak)

Onderdeel A

De wijzigingen onder a, b en c vloeien voort uit de introductie van de middelgrote rechtbank. Middelgrote rechtbanken zijn de rechtbanken Arnhem, Breda, ’s-Hertogenbosch, Haarlem, Utrecht en Zwolle-Lelystad. In het onderhavig besluit is vastgelegd dat de voorzitter van het bestuur van een middelgrote rechtbank het bruto-maandsalaris ontvangt dat gelijk is aan dat behorende bij de ambten die in categorie 4 van artikel 7, tweede lid, Wrra, zijn ingedeeld, vermeerderd met een bedrag van € 181,51.

De wijziging in onderdeel d vloeit voort uit de vernummering van de categorieën 4, 5 en 6 in het tweede lid van artikel 7, tweede lid, van de Wrra.

De wijzigingen onder e, f en g hangen samen met de introductie van de sectorvoorzitter van een grote sector van een rechtbank. Een grote sector is die sector waarbij de formatie voor die sector structureel minimaal 100 fte (full-time equivalent) bedraagt. De sectorvoorzitter van een dergelijke sector ontvangt een bruto-maandsalaris dat gelijk is aan dat behorende bij de ambten die in categorie 6 van artikel 7, tweede lid, Wrra zijn ingedeeld. De voorzitter van een dergelijke sector gaat mitsdien meer verdienen dan voorheen. De verklaring hiervoor is dat sectorvoorzitters van de grotere sectoren van de rechtbanken verantwoordelijk zijn voor sectoren van grotere omvang en complexiteit dan van andere sectoren. Dat rechtvaardigt de differentiatie in het salaris van sectorvoorzitter bij een rechtbank, waarbij de differentiatie wordt gerelateerd aan de managementverantwoordelijkheid en complexiteit in die grootste sectoren. Het verschil in de grootte van de sector moet wel structureel van aard zijn. Het criterium voor de grote sector van een rechtbank is vastgesteld op 100 fte’s of meer van de door het gerechtsbestuur toegestane bezetting.

De sectorvoorzitter van een sector waarbij de formatie structureel minder dan 100 fte bedraagt, blijft het bruto-maandsalaris ontvangen dat gelijk is aan dat behorende bij de ambten die in categorie 7 van artikel 7, tweede lid, Wrra, zijn ingedeeld. Dit wijzigt derhalve niet.

De wijziging in onderdeel h betreft de directeuren bedrijfsvoering. De directeuren bedrijfsvoering zijn in het zevende en achtste lid (nieuw) ingedeeld in schaal 15 en 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. Hierbij gold voor de directeuren bedrijfsvoering van de rechtbank Groningen, Leeuwarden en Zutphen salarisschaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De rechtvaardiging voor de indeling in schaal 16 van de directeur bedrijfsvoering van de rechtbank te Groningen was gelegen in de zorg van de directeur bedrijfsvoering van de rechtbank Groningen voor het College van beroep studiefinanciering. Voor de directeur bedrijfsvoering van de rechtbank Leeuwarden was deze gelegen in de zorg voor het Centraal Justitieel Incassobureau (het CJIB), en voor de directeur beheer van de rechtbank Zutphen in de zorg voor de Stichting Studiecentrum Rechtspleging (SSR). Deze functies worden niet langer door de directeuren bedrijfsvoering uitgevoerd. Nu de rechtvaardiging voor de indeling in schaal 16 niet langer opgaat, heeft de minister besloten om deze directeuren bedrijfsvoering thans onder te brengen in schaal 15. Dit is verwerkt onder h van onderdeel A.

De wijziging onder i vloeit voort uit de vernummeringen in artikel 1 van het Besluit rechtspositie leden gerechtsbesturen en leden Raad voor de rechtspraak, zie onder b en e van dit onderdeel.

Onderdeel B

De wijziging in onderdeel B strekt ertoe de terugtredingsregeling van artikel 6 van het Brra tevens van toepassing te laten zijn op de rechterlijke gerechtsbestuurders die de leeftijd van 57 hebben bereikt. Het Brra regelt thans dat bij terugtreding van de rechterlijk ambtenaar die de leeftijd van 57 jaar bereikt en opvolgend wordt benoemd in een ambt waaraan overeenkomstig artikel 7 van de Wrra een lager maximum salaris is verbonden, in plaats van het salaris dat hij bij het vervullen van dat ambt overeenkomstig de wet geniet, het salaris behorende bij het voorgaand aan de benoeming vervulde ambt geniet (artikel 6, eerste lid, Brra). Een rechterlijk gerechtsbestuurder vervult niet een ambt als bedoeld in artikel 7 Wrra, en kon derhalve geen gebruik maken van de terugtredingsregeling. In dit onderdeel wordt geregeld dat deze gerechtsbestuurders toch gebruik kunnen maken van de terugtredingsregeling van artikel 6 Brra. Op deze wijze blijft de pensioenopbouw gebaseerd op het eerdere, hogere salaris. De korting is, afhankelijk van het rechterlijk ambt waarnaar wordt teruggetreden, 5% of 10% van het oude salaris.

Artikel III (Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren)

In verband met de afschaffing van de rangen die zijn gekoppeld aan de functies, worden in artikel 17 en 29 van het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren de rangen vervangen door de functies. Zo vervalt de officier van justitie in de rang van hoofdofficier, zijnde hoofd van een arrondissementsparket in artikel 17. Dit wordt vervangen door de functie van hoofdofficier met de titel hoofd van het arrondissementsparket.

Artikel IV (Kostuum- en titulatuurbesluit rechterlijke organisatie)

In het Kostuum- en titulatuurbesluit worden de in artikel 1 genoemde functies van officieren van justitie en advocaten-generaal aangevuld met de nieuwe functies binnen het openbaar ministerie van senior officieren van justitie A, senior officieren van justitie en senior advocaten-generaal. Hiertoe strekt onderdeel A van dit artikel.

Voorts wordt in onderdeel B de term «functie» geschrapt, nu daarbij wordt gedoeld op een betrekking buiten de rechterlijke macht. De term ambt wordt voorbehouden aan de door de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding te vervullen functie in de rechterlijke macht, vgl. de toelichting op artikel I, onderdeel A, D, H en L van de wijzigingswet. Onderdeel B strekt ertoe dit aan te passen in het Kostuum- en titulatuurbesluit.

Artikel V (Beroepsreglement)

In dit artikel wordt artikel 30 van het Beroepsreglement aangepast aan het in de wijzigingswet vervallen van de functies coördinerend vice-president en vice-president. Deze functies worden vervangen door de functie van senior raadsheer. Dit artikel strekt ertoe dit aan te passen.

Artikel VI tot en met VIII

Vanwege het vervallen van de rang gerechtsauditeur en de introductie van de functie van senior-gerechtsauditeur, zullen diverse besluiten moeten worden aangepast waar nog alleen wordt gesproken van gerechtsauditeur. Dit betreft het Besluit rechtspositie leden met rechtspraak belast en gerechtsauditeurs CRvB en CBb, het Besluit samenstelling en werkwijze toetsingscommissie uittreding zittende magistratuur en het Besluit van 22 september 1955, houdende regelen omtrent de onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de Sociaal-Economische Raad met enige andere werkzaamheden. In laatstgenoemd besluit wordt onderdeel b van artikel 1 voorts aangepast aan de in de wijzigingswet geïntroduceerde vakinhoudelijke functies. De wijzigingen in de artikelen VI tot en met VIII strekken daartoe.

Artikel IX

Dit artikel wijzigt het besluit tot indexering van de griffierechten bestuursrechtelijke wetten (Stb. 2010, 768). Abusievelijk is bij de wijziging artikel 24 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie een foutief bedrag vermeld in kolom F, huidige tekst. Onderdeel A strekt ertoe dit aan te passen.

Voorts is bij de wijziging van het griffierecht genoemd in de Wet op de Raad van State abusievelijk artikel 50 gewijzigd, terwijl dit artikel 51 moet zijn. Onderdeel B strekt ertoe dit aan te passen.

Artikel X

In het besluit tot indexering van de griffierechten bestuursrechtelijke wetten (Stb. 2010, 768) is ten onrechte het bedrag, genoemd in artikel 46, derde lid, van de Wet op de rechtsbijstand, niet geïndexeerd. Artikel X strekt ertoe dit alsnog te doen. Voor een toelichting van de berekening van het indexeringspercentage zij verwezen naar de nota van toelichting bij vorengenoemd besluit.

Artikel XI (Overgangsrecht)

Artikel XI strekt tot het behoud van salaris van de huidige directeuren bedrijfsvoering van de rechtbank Groningen, Leeuwarden en Zutphen, zolang zij als directeur bedrijfsvoering voor die rechtbanken werkzaam zijn. Dat betekent dat de huidige directeuren bedrijfsvoering van de genoemde rechtbanken aanspraak houden op het salaris behorende bij salarisschaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 behorende bedrag. Dit geldt zolang zij zijn benoemd als directeur bedrijfsvoering bij die rechtbank.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven